26. De beloning voor het vervullen van je plicht
Almachtige God zegt: “Onderwerping aan het werk van God moet tastbaar zijn en nageleefd worden. Onderwerping op een oppervlakkig niveau kan geen goedkeuring van God ontvangen en louter gehoorzamen aan de oppervlakkige aspecten van Gods woord, zonder te zoeken naar de transformatie van je gezindheid, is niet genoeg om Gods hart te verheugen. Gehoorzaamheid aan God en onderwerping aan het werk van God zijn een en hetzelfde. Zij die zich enkel onderwerpen aan God, maar niet aan Zijn werk, kunnen niet beschouwd worden als gehoorzaam en nog minder zij die zich niet waarlijk onderwerpen maar uiterlijke pluimstrijkers zijn. Zij die zich werkelijk aan God onderwerpen, zijn allen in staat om winst te halen uit het werk en begrip te verkrijgen over de gezindheid en het werk van God. Alleen zulke mensen onderwerpen zich werkelijk aan God. Zulke mensen zijn in staat nieuwe kennis te verkrijgen en nieuwe veranderingen te ervaren uit nieuw werk. Alleen dit soort mensen krijgt de goedkeuring van God; alleen dit soort mens is degene die wordt vervolmaakt, degene die een transformatie van zijn gezindheid heeft ondergaan. Zij die Gods goedkeuring ontvangen, zijn zij die zich van harte onderwerpen aan God, alsook aan Zijn woord en werk. Alleen dit soort mens staat in zijn recht; alleen dit soort mens verlangt oprecht naar God en zoekt oprecht naar God” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Zij die God met een oprecht hart gehoorzamen, zullen zeker door God worden gewonnen). Naar aanleiding van deze woorden wil ik het graag hebben over mijn ervaring met en inzicht in onderwerping aan God.
Het begon allemaal in maart 2016 toen ik China ontvluchtte om te ontkomen aan arrestatie en vervolging door de CCP, Na een tijdje kwam de leider van de kerk, zuster Zhang, naar me toe, en vroeg: “Zou je de taak op je willen nemen om mensen spiritueel te begeleiden?” Dolblij antwoordde ik: “Dat zou geweldig zijn. Dan kan ik broeders en zusters helpen de waarheid te begrijpen en een fundament te leggen voor de ware weg. Wat zal ik dan een goede daden verrichten.” Als de broeders en zusters die me kenden, zouden horen dat ik mensen spiritueel ging begeleiden, zouden ze me echt bewonderen en tegen me opkijken. Dan zou ik erg goed voor de dag komen. Maar net toen ik het helemaal zag zitten, kwam de leider weer met me praten. Ze zei dat een paar zusters noodgedwongen moesten verhuizen, en nog geen goede woning hadden gevonden. Ze zei dat mijn huis heel geschikt was, en vroeg of ik als gastvrouw wilde optreden. Ik raakte helemaal van slag toen ze dat zei. Ik dacht dat ik de taak zou krijgen om mensen spiritueel te begeleiden, maar nu moest ik ineens gastvrouw spelen? Zou ik dan niet de hele tijd alleen maar in de keuken staan? Het betekende hard werk, maar het was vooral beschamend. In de gewone wereld had ik op hoog niveau zaken gedaan en een eigen fabriek gehad. Vrienden en familie noemden me altijd supervrouw. Thuis had ik de hulp die de was deed, kookte en schoonmaakte. En nu moest ik die rol op me nemen en voor anderen koken. Daar had ik echt geen zin in. Maar ik bedacht dat de zusters geen plek hadden om te wonen en hun taken niet in rust konden vervullen. Bovendien was mijn huis geschikt om mensen te ontvangen, dus zei ik met tegenzin ja.
In de volgende dagen vervulde ik oppervlakkig gezien mijn plicht als gastvrouw, maar vanbinnen was ik van slag en werd ik achterdochtig. Dachten mijn broeders en zusters dat ik niet geschikt was om mensen spiritueel te begeleiden? Waarom vroegen ze me anders om gastvrouw te zijn? Als de broeders en zusters die me kenden dat hoorden, zouden ze dan zeggen dat ik geen inzicht had in de waarheid, en dat ik alleen geschikt was om gastvrouw te zijn? Bij die gedachte raakte ik nog meer overstuur. Toen herinnerde ik me wat ik God had beloofd. Wat voor taak ik ook zou krijgen, ik zou me volledig inzetten, zo lang het werk van de kerk er baat bij had. Zelfs als ik de taak niet leuk vond, zou ik me onderwerpen om God tevreden te stemmen. Dus waarom kon ik me dan niet onderwerpen, nu me werd gevraagd om gastvrouw te zijn? Ik bad in stilte tot God. Ik zei: “O God, u hebt bepaald en gezorgd dat ik als gastvrouw moet optreden, maar ik heb altijd de neiging me te verzetten en kan me nooit onderwerpen. Verlicht me alstublieft, God, en leid me, zodat ik uw wil kan begrijpen.”
Daarna las ik twee passages uit Gods woorden: “Het belangrijkste bij het meten of mensen al dan niet God gehoorzamen, is kijken of ze iets buitensporigs verlangen van God en of ze al dan niet heimelijke motieven hebben. Als mensen altijd maar eisen stellen aan God, is dat het bewijs dat ze Hem niet gehoorzaam zijn. Wat er ook met je gebeurt, als je het niet van God kunt ontvangen, de waarheid niet kunt zoeken, altijd vanuit je eigen subjectieve redenering spreekt en altijd het gevoel hebt dat jij alleen gelijk hebt en zelfs nog steeds aan God weet te twijfelen, dan heb je een probleem. Dit zijn de mensen die het meest arrogant en opstandig zijn jegens God. Mensen die voortdurend eisen stellen aan God kunnen Hem nooit echt gehoorzamen. Als je eisen stelt aan God, is dat het bewijs dat je een deal afsluit met God, dat je je eigen gedachten uitkiest en volgens je eigen gedachten handelt. Hierin verraad je God en ben je zonder gehoorzaamheid” (‘Mensen eisen te veel van God’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “Wat is waarachtige onderwerping? Telkens wanneer God iets naar jouw wens doet, en jij het gevoel hebt dat alles bevredigend en geschikt is en het jou is toegestaan om uit te blinken, voel je dat zoiets heel prachtig is en zeg je ‘dank aan God’ en kun je je onderwerpen aan Zijn orkestratie en regelingen. Maar telkens wanneer je aan een onopvallende plaats wordt toegewezen waar je nooit uit kunt blinken, en je door niemand wordt bevestigd, dan voel je je niet meer gelukkig en vind je het moeilijk om je te onderwerpen. [...] Je onderwerpen onder gunstige omstandigheden is meestal makkelijk. Als je je ook in ongunstige omstandigheden kunt onderwerpen, waarin het niet gaat zoals jij wil en je gevoelens gekwetst worden, waarin je zwak wordt, fysiek lijdt en je reputatie geschaad wordt, waarin je ijdelheid en trots niet worden gestreeld en waarin je psychologisch lijdt, dan heb je echt gestalte. Is dat niet het doel waarnaar jullie moeten streven? Als jullie zo’n drang hebben, zo’n doel, dan is er hoop” (Gods communicatie). Gods woorden toonden me, dat ware onderwerping geen transactie is en dat het geen kwestie van persoonlijke keus is. Of het me nu bevalt of niet, of ik er iets mee opschiet of niet, zolang het van God komt en nuttig is voor het werk van de kerk, moet ik me volledig onderwerpen. Maar wat deed ik in plaats daarvan? Toen me gevraagd werd om gastvrouw te zijn, dacht ik niet aan Gods wil of het steunen van het werk van de kerk, maar was ik alleen bezig met de vraag of ik indruk zou kunnen maken, zodat anderen tegen me opkeken, en zo tegemoet kon komen aan mijn eigendunk. Dat was toch geen onderwerping aan God? Ik dacht terug aan de tijd dat ik groepsleider was. De kerkleider communiceerde altijd eerst met mij over het werk in de kerk. Ik dacht altijd dat de leider een hoge dunk van me had, en dat mijn broeders en zusters tegen me opkeken. Geen inspanning was me te veel voor mijn plicht, en hoe zwaar en vermoeiend ook, ik deed het graag. Maar toen ik de opdracht kreeg om gastvrouw te zijn, werd ik somber, omdat ik het te min vond. En nog belangrijker: hoe ik ook mijn best zou doen, niemand zou het zien. Daarom voelde ik weerzin en wilde ik het niet doen. Toen pas zag ik in dat ik eerder zoveel energie in mijn plicht had gestoken omdat ik ermee kon opscheppen en kon zorgen dat anderen tegen me opkeken. Maar een taak als gastvrouw, voldeed totaal niet aan mijn ambities, dus kon ik me niet onderwerpen. Toen besefte ik dat ik voor mijn plicht altijd persoonlijke voorkeuren en keuzes had gehad, en dat mijn reputatie, status en eigen voordeel, altijd het belangrijkst waren geweest voor mij. Ik streefde helemaal niet de waarheid na en onderwierp me totaal niet aan God.
Later las ik deze woorden van God: “Degenen die in staat zijn de waarheid in de praktijk te brengen kunnen Gods toetsing van hun handelingen aanvaarden. Wanneer je Gods toetsing aanvaardt, wordt je hart gecorrigeerd. Als je steeds uitsluitend dingen doet opdat ze door anderen worden gezien en Gods toetsing niet aanvaardt, heb je dan God in je hart? Zulke mensen hebben geen godvrezend hart. Doe dingen niet altijd voor jezelf en houd niet altijd rekening met je eigen belangen; denk niet aan je eigen status, prestige of reputatie. Houd ook geen rekening met de belangen van de mens. Je moet allereerst rekening houden met de belangen van Gods huis en die tot je eerste prioriteit maken. Je moet rekening houden met Gods wil en allereerst nagaan of je wel of niet onzuiver bent geweest bij het vervullen van je plicht, of je je uiterste best wel hebt gedaan om loyaal te zijn, of je je verantwoordelijkheden volledig hebt vervuld, of je jezelf geheel hebt gegeven, en of je wel of niet met heel je hart aandacht hebt geschonken aan je plicht en het werk van Gods huis. Die dingen moet je overwegen. Denk er vaak aan, dan zal het je makkelijker vallen om je plicht goed te vervullen” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden hebben me een beoefeningspad gegeven. Ik moest Gods toezicht op mijn plicht accepteren en godvrezend zijn. Ik moest persoonlijk gewin loslaten en alleen doen wat ten goede kwam aan de kerk. Toen ik Gods wil eenmaal begreep, zei ik dit gebed: “O God, ik ben bereid uw toezicht te aanvaarden. Ik zal me niet meer richten op wat mensen van me denken. Het enige wat ik wil, is me onderwerpen aan uw plannen en mijn taak als gastvrouw goed uitvoeren.” In de volgende dagen, hoorden de zusters van mijn kerk dat ik nog maar pas in het land was en moeite had met inkopen doen. Dus ze maakten tijd vrij om benodigdheden met me te kopen. Ze hadden het echt heel druk met hun taken, maar als het maar even kon, hielpen ze me met huishoudelijk werk. Als ik met een probleem zat, communiceerden ze met me over Gods woorden, en over hun eigen ervaringen, om mij te helpen en te steunen. Geen van de zusters keek op me neer of ontliep me omdat ik gastvrouw was. Het begon tot me door te dringen dat er echt geen onderscheid is tussen belangrijke en onbelangrijke plichten, wanneer we werken met broeders en zusters. Wij vervullen gewoon onze taken en verplichtingen tegenover God. Na deze ervaring dacht ik dat ik me wel zou kunnen onderwerpen in mijn plicht, maar ik had geen goed inzicht in mijn natuur en essentie, en daarom had ik het verlangen naar roem en status nog altijd niet helemaal losgelaten. Zodra er zich een situatie voordeed die me niet beviel, werd ik weer ontmaskerd.
Enige tijd later belde de kerkleider me en zei dat zuster Zhou het erg druk had met het prediken van het evangelie. Ze vroeg of ik elke zaterdag misschien een halve dag kon missen om op de dochter van zuster Zhou te passen. Ik had helemaal geen zin om op kinderen te passen. Vroeger had ik het zo druk met mijn bedrijf dat ik niet eens voor mijn eigen kinderen zorgde. Als ik op de kinderen van anderen ging passen, leek ik wel een kindermeisje. Wat zouden de broeders en zusters die me kenden wel niet denken als ze dit hoorden? Hoe kon ik me dan nog vertonen? Maar ik dacht aan de echte problemen waarmee zuster Zhou zat, en wist dat ik me schuldig zou voelen, als ik niet hielp. Ik dacht er een poosje over na en zei toen ja. Die zaterdagmiddag ging ik naar het huis van zuster Zhou. Het was nog maar begin van de avond toen het kind ineens begon te brullen en om haar moeder te schreeuwen, en ik kreeg haar maar niet stil. Ik rende door het huis, op zoek naar lekkers om haar tevreden te stellen. Ik vertelde verhaaltjes en zette tekenfilms op. En uiteindelijk hield ze op met huilen. Op de terugweg bedacht ik onder het lopen: wat is het toch moeilijk om op kinderen te passen. Het is doodvermoeiend en ook nog eens ondergewaardeerd en onzichtbaar. Hoe meer ik erover nadacht, hoe verongelijkter ik werd. Toen ik thuiskwam, praatten de zusters opgewekt over de beloningen en ervaringen die ze dankzij hun plicht hadden opgedaan. Ik werd jaloers en gefrustreerd. Ik dacht: wanneer krijg ik de kans om mensen spiritueel te begeleiden, net als mijn zusters? Bij de taak die ik nu heb, doe ik ofwel de vaat of pas ik op kleine kinderen. Wat voor waarheden kan ik daar nu mee verwerven? Zullen ze denken dat ik geen inzicht in de waarheid heb, en daarom alleen dit soort nederig werk kan verrichten? Bij die gedachte raakte ik nog meer over mijn toeren. Die nacht lag ik te woelen in bed en deed ik geen oog dicht, dus bad ik tot God. Ik zei: “O God, ik ben helemaal van slag. Ik wil altijd taken vervullen waarmee ik opval, die maken dat anderen tegen me opkijken. O God, ik weet dat dat niet strookt met uw wil, maar ik vind het heel moeilijk om me te onderwerpen. God, geef me raad en leid me, alstublieft, en help me mezelf te leren kennen, zodat ik deze verkeerde gesteldheid achter me kan laten.”
Daarna las ik een paar van Gods woorden: “De verdorven gezindheid van de mens zit verborgen in alle gedachten en ideeën, in de motieven achter iedere handeling. Ze verschuilt zich in ieder gezichtspunt dat de mens ergens over heeft en in iedere opinie, begrip, gezichtspunt en verlangen dat hij heeft in zijn benadering van alles wat God doet. In die dingen ligt het in verborgen” (‘Alleen echt gehoorzaam zijn is echt geloof’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “Een verdorven satanische gezindheid zit heel diep geworteld in mensen; die gezindheid wordt hun leven. Waar streven mensen precies naar en wat willen ze verwerven? Wat zijn de idealen, de hoop, de ambities en doelen en richting in het leven van mensen die worden voortgestuwd door een verdorven satanische gezindheid? Gaan die niet in tegen positieve zaken? Om te beginnen willen mensen altijd roem verwerven of een beroemdheid zijn; ze willen grote faam en prestige verwerven en hun voorouders eer aandoen. Zijn dat positieve zaken? Ze zijn absoluut niet in overeenstemming met positieve zaken; bovendien zijn ze in strijd met de wet dat God de heerschappij heeft over het lot van de mensheid. Waarom zou ik dat zeggen? Wat voor soort persoon wil God hebben? Wil Hij een grootheid, een beroemdheid, een voortreffelijk iemand of iemand die de wereld versteld doet staan? (Nee.) Dus wat voor persoon wil God dan? Hij wil iemand die met beide voeten stevig op de grond staat, die ernaar streeft een gekwalificeerd schepsel van God te zijn, die de plicht van een schepsel kan vervullen en die zich aan de plek van een mens kan houden. [...] Waartoe leidt een verdorven satanische gezindheid in mensen? (Verzet tegen God.) Wat overkomt mensen die zich tegen God verzetten? (Pijn.) Pijn? Vernietiging zul je bedoelen! Pijn is nog maar het begin. Wat je voor je ziet, is pijn, negativiteit en zwakte, en het is verzet en verbittering – waar zullen deze zaken op uitdraaien? Complete vernietiging! Dit is niet niks en zeker geen spelletje” (‘Alleen zoeken naar de waarheid en vertrouwen op God kunnen een oplossing bieden voor een verdorven gezindheid’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Nadat ik Gods woorden van oordeel en openbaring had gelezen, voelde ik me diep beschaamd. Ik begon over mezelf na te denken: waarom kan ik me toch nooit onderwerpen aan wat God beschikt? Waarom ben ik nooit bereid deze schijnbaar onbelangrijke taken te vervullen? Ik heb het gevoel dat anderen op me neerkijken als ik die taken vervul, alsof ik minder ben. Ik kan mijn hoofd niet geheven houden en ik voel me waardeloos. Ik heb het gevoel dat alleen belangrijke taken waarmee ik opval, en de bewondering en het respect van anderen oogst, de moeite waard zijn. Toen ik hierover nadacht, kwam ik tot de conclusie dat ik nog steeds werd gedreven door mijn verlangen naar roem en status. Ik leefde naar satanische vergiften zoals: ‘Zoals een boom leeft voor zijn schors, zo leeft een mens voor zijn gezicht’, ‘Een mens laat een erfenis na zoals een gans de echo nalaat van zijn kreet’ en ‘De mens worstelt zich omhoog; water stroomt omlaag’. Deze vergiften hadden lang geleden wortel in me geschoten en waren mijn natuur geworden. Zij hadden me heel arrogant en verwaand gemaakt. Ik vond het heerlijk als mensen tegen me opkeken en om naam en status te hebben, en die dingen beschouwde ik als levensdoelen om na te streven. Ik besefte dat het precies dezelfde doelen waren die wereldse mensen nastreefden. Dat is echt waar. Voordat ik in God begon te geloven, was ik erg competitief. Ik werkte me van de vroege ochtend tot de late avond een slag in de rondte om ervoor te zorgen dat mijn fabriek goed liep. Als ik mijn geboortestad bezocht, en vrienden en familie me hartelijk begroetten en me een supervrouw noemden, streelde dat mijn ijdelheid, en ik was bereid daar elke prijs voor te betalen. Ook toen ik gelovig werd, leefde ik volgens die ideeën. Ik deed mijn plicht voor mijn reputatie en positie en maakte me dus zorgen om winst en verlies. Ik was blij als ik een positie had met aanzien. Zonder die positie kon ik niet opvallen en werd ik dus somber en ongelukkig. Ik verzette me tegen God, en tegen de situatie die God had geregeld. Hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik besefte dat die satanische vergiften me alleen maar kwaad deden. Ze maakten dat ik me onwillekeurig tegen God verzette. Als ik dat soort zaken bleef nastreven, zou God me uiteindelijk gaan verachten en me elimineren. Dat is absoluut waar. Hoe langer ik erover nadacht, hoe banger ik werd over het pad dat ik volgde. Ik haastte me om tot God te bidden en berouw te tonen. Ik wilde niet langer naam en status nastreven of zorgen dat mensen tegen me opkeken. Ik wilde een werkelijk geschapen wezen zijn in overeenstemming met Gods woorden. Nadat ik had gebeden, werd mijn hart rustig.
De volgende dag las ik tijdens mijn devoties deze woorden van God: “Je gelooft in God en volgt God, en dus moet je God in je hart liefhebben. Je moet je verdorven gezindheid afschudden, proberen Gods wens te vervullen en de plicht van een schepsel van God uit te voeren. Omdat je in God gelooft en Hem volgt, moet je alles aan Hem opofferen. Daarbij moet je geen persoonlijke keuzes maken of eisen stellen, en dien je de vervulling van Gods wens te bereiken. Omdat je geschapen bent, dien je de Heer die jou geschapen heeft te gehoorzamen, want je hebt van nature geen heerschappij over jezelf en bent niet in staat om je eigen lot te bepalen. Omdat je een mens bent die in God gelooft, moet je op zoek naar heiligheid en verandering. Omdat je een schepsel van God bent, moet je je aan je plicht houden. Je moet je plaats kennen en je plicht niet overschrijden. Dit is niet om je te beperken, of om je middels een doctrine te onderdrukken. Het is het pad waardoor je je plicht kunt vervullen. Het is het pad dat allen die rechtschapen handelen kunnen – en zouden moeten – bereiken” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Succes of mislukking zijn afhankelijk van het pad dat de mens bewandelt). Door Gods woorden te lezen, begon ik te begrijpen dat ik me als geschapen wezen aan Gods bewind en plannen moet onderwerpen. Ik moet de waarheid en verandering in mijn gezindheid nastreven. Dat is mijn plicht en dat is wat ik moet nastreven. De situatie die God had gecreëerd beviel me niet, maar God had er goede bedoelingen mee. Hij had dat allemaal zorgvuldig geregeld om me te zuiveren en te veranderen. Ik mocht niet langer reputatie en positie nastreven of kieskeurig zijn over mijn taak. Ik moest me richten op het nastreven van de waarheid, en het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden aanvaarden om van mijn verdorven gezindheid af te komen. Ik moest alles op alles zetten om mijn plicht goed te doen.
In de dagen daarna, hield ik me niet meer bezig met wat anderen van me dachten, maar deed ik mijn plicht tegenover God. Als broeders en zusters het druk hadden met hun taken en geen tijd hadden voor hun kinderen, bood ik mijn hulp aan. Dat is geweldig. Als ik broeders en zusters het evangelie zag preken en nieuwe mensen naar God zag brengen, was mijn hart verheugd. Ik had misschien geen bijzondere plicht, maar was wel in staat om broeders en zusters rust te geven en kon in stilte mijn bijdrage leveren aan het verspreiden van het evangelie van het koninkrijk. Dat was ook zinvol. Als ik nu als gastvrouw optrad en op kinderen paste, vond ik dat dankbaar werk, ook al kwam het niet tegemoet aan mijn eigendunk en zucht naar prestige. Ik wist dat het najagen van reputatie en positie niet het juiste pad waren. Ik moest me richten op onderwerping aan Gods bewind en plannen en mijn best doen voor mijn plicht. Het drong echt tot me door dat er in Gods huis echt geen onderscheid is tussen belangrijke of onbelangrijke plichten. Welke plicht ik ook vervul, er zijn altijd lessen om te leren en waarheden om te praktiseren en binnen te gaan. Zolang ik me onderwerp en de waarheid nastreef, zal ik worden beloond. Dit liet me zien hoe rechtvaardig God is en dat Hij niemand bevoordeelt. Dit kleine beetje inzicht en verandering is een geschenk van God voor mijn leven. Dank zij God.