25. Mijn hart geven aan God
In juni 2018 ging ik meedoen aan de repetities voor de Koninkrijkshymne kooruitvoering. Toen ik dacht aan hoe ik op het toneel zou zingen om God te prijzen en voor Hem getuigenis te geven, was ik zo vereerd en trots. Ook bad ik tot God en zei dat ik mijn best zou doen om goed te oefenen en mijn plicht te doen. Toen ik mijn mimiek en danspassen begon te oefenen, was ik heel ijverig en spande ik me in. Maar omdat ik niets van zang en dans wist, waren mijn uitdrukkingen nogal stijf en was ik duidelijk minder goed dan de anderen. Onze instructeur wees me steeds op mijn problemen. Na een tijdje raakte ik ontmoedigd, en dacht ik dat ik nooit beter zou worden, hoe hard ik ook werkte. En dat als onze plaatsen werden toegewezen, de broeders en zusters die goed zongen zeker vooraan zouden staan, terwijl ik opvulling op de achterste rij zou zijn. Geleidelijk werd ik minder proactief tijdens repetities en begon te laat te komen wanneer ik maar kon. Voor onze eerste filmopname werd ik op de achterste rij gezet, helemaal aan de zijkant. Ik was nogal van streek en dacht: ik kan dit allemaal niet goed en ik kan niet tippen aan de broeders en zusters die kunnen zingen en dansen. Hoe hard ik ook oefen, ik zal nooit goed genoeg zijn om vooraan te staan en de camera zal me nooit kunnen zien. Waarom zou ik zoveel moeite doen tijdens repetities? Goed genoeg is ook prima. Daarna kon ik steeds minder motivatie opbrengen. Ik weet dat ik de bewegingen niet goed deed, maar ik spande me niet in om ze te verbeteren. Soms zei de instructeur dat we meer ons best moesten doen, en dat als de uitdrukkingen en presentatie van één persoon niet goed waren, dat het hele programma in gevaar zou brengen en de opnamen zou vertragen. Als ik dat hoorde, had dat wel effect op me en ik vond dat ik aan het eindresultaat moest denken. Maar dan deed ik even mijn best en was daarna weer net zo ongemotiveerd. Elke dag repeteerde ik halfslachtig het lied en de bewegingen zonder enige leiding van God te voelen. Sommige passen oefende ik heel lang, maar ik kreeg ze maar niet goed. Als iedereen communiceerde over hun inzicht in de tekst, kon ik niet communiceren met enig licht. Ik voelde me ook helemaal niet geroerd als ik zong, en op film waren mijn ogen levenloos en mijn gezichtsuitdrukkingen vlak. Niemand zou met plezier naar me kijken. Ik vond de repetities steeds saaier en ik kon niet wachten tot het programma klaar was, zodat ik een andere plicht kon doen.
Toen het schema met toneelposities bekend werd, zag ik dat ik in sommige niet in beeld zou zijn en ik voelde me nog meer terneergeslagen. Ik dacht: ik ben niet geweldig, maar zo slecht ben ik nu ook weer niet. Als ik niet vooraan kan staan, kan ik dan niet op zijn minst in beeld zijn in die opnamen? Waarom word ik buitengesloten? Heb ik al die tijd voor niets geoefend? Als ik dat eerder had geweten, had ik al die passen niet geoefend. Als ik daarna in beeld was op de camera, deed ik vrolijk mee, maar anders legde ik er mijn hart niet in en repeteerde ik alleen voor de vorm. Toen de filmopnamen klaar waren, voelde ik me onzeker toen ik tijdens een bijeenkomst iedereen hoorde praten over wat ze hadden ontvangen. Ik had dezelfde plicht gedaan, en zij hadden allemaal iets ontvangen, dus waarom voelde mijn hart leeg alsof ik er niets mee was opgeschoten? Ik was een beetje bang en vroeg me af of God op een of andere manier van me walgde. Daarna begon ik te zoeken en te bidden tot God en vroeg Hem me te helpen om mezelf te kennen. Op een dag las ik deze woorden van God: “Mensen zeggen altijd dat God diep in je hart kijkt en alles ziet. Maar nooit weten de mensen waarom sommigen nooit verlicht worden door de Heilige Geest, waarom ze nooit genade krijgen, waarom ze geen plezier kennen en waarom ze altijd negatief en gedeprimeerd zijn en niet in staat om positief te zijn. Kijk eens naar hun gesteldheid. Ik garandeer je dat ieder van deze individuen geen functionerend geweten of oprecht hart heeft” “De meest fundamentele en belangrijke onderdelen van je menselijkheid zijn het geweten en de rede. Wat voor iemand is de mens die geen geweten heeft en die het aan de rede van de normale menselijkheid ontbreekt? Over het algemeen gesproken is dat een persoon die geen menselijkheid heeft, een persoon met een slechte menselijkheid. Laten we dit eens nauwkeurig analyseren. Hoe manifesteert een verdorven menselijkheid zich zodanig in deze persoon, dat men zegt dat hij geen menselijkheid heeft? Wat voor kenmerken bezitten dergelijke mensen? Welke specifieke tekenen laten zij zien? Dergelijke mensen zijn nonchalant in hun daden en houden zich afzijdig van alles wat hen niet persoonlijk aangaat. Zij hebben geen oog voor de belangen van Gods huis en schenken geen aandacht aan Gods wil. Zij nemen de last niet op zich om voor God te getuigen of hun plichten uit te voeren en hebben geen verantwoordelijkheidsgevoel. Wanneer ze iets doen, waar denken ze dan aan? Hun eerste overweging is: weet God dat ik dit doe? Is het zichtbaar voor andere mensen? Als anderen niet zien dat ik er al deze moeite aan besteed en me oprecht gedraag, en als God het ook niet ziet, dan heeft het voor mij geen zin deze moeite eraan te besteden of hiervoor te lijden. Is dit geen egoïsme? Tegelijkertijd is het ook een laag soort bedoeling. Als ze op deze manier denken en handelen, speelt hun geweten dan enige rol? Is hier een deel van het geweten bij betrokken? Zelfs zijn er mensen die bij het uitvoeren van hun plicht een probleem constateren maar blijven zwijgen. Ze zien dat anderen zorgen voor onderbrekingen en verstoringen, maar toch doen ze niets om hen tegen te houden. Ze hebben geen enkele aandacht voor de belangen van Gods huis, noch denken ze aan hun eigen plichten of verantwoordelijkheden. Ze spreken, handelen, treden naar voren, verrichten inspanning en besteden energie alleen ten bate van hun eigen ijdelheid, aanzien, positie, belangen en eer. De handelingen en bedoelingen van zo iemand zijn voor iedereen duidelijk: ze komen tevoorschijn zodra zich er een gelegenheid aandient voor eer of om een of andere zegening te ontvangen. Maar als er geen gelegenheid is voor eer, of zodra er een tijd aanbreekt van lijden, verdwijnen ze uit het zicht als een schildpad die zijn kop intrekt. Heeft dit soort mens een geweten en gezond verstand? Voelt een mens zonder geweten en gezond verstand, die zich zo gedraagt, zelfverwijt? Het geweten van dit soort mensen heeft geen doel en ze hebben nooit zelfverwijt gevoeld. Kunnen ze dan het verwijt of de discipline van de Heilige Geest voelen? Nee, dat kunnen ze niet” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Toen ik dit had gelezen in Gods woorden was ik geroerd. Ik was dus negatief en passief geweest in mijn plicht en ik kon het werk van de Heilige Geest niet ontvangen voornamelijk omdat ik niet eerlijk was in mijn hart. Ik dacht alleen aan mijn aanzien en status in mijn plicht in plaats van de belangen van Gods huis en mijn eigen verantwoordelijkheden. God verfoeit zo’n houding in je plicht. Toen ik terugdacht aan de repetities, besefte ik dat ik niet van hetzelfde niveau was als andere broeders en zusters. En toen ik achteraan werd gezet waar ik niet kon opvallen, werd ik negatief en passief en wilde ik me niet inspannen om mijn mimiek en passen te oefenen. Ik was tevreden met ‘goed genoeg,’ en dacht helemaal niet na over hoe ik beter kon worden. Toen ik zag dat ik niet op sommige opnamen stond, wilde ik klagen en ruziën, en dacht dat al mijn moeite vergeefs was geweest en ik wilde niet meer oefenen. Als ik daarna bij de opnamen in beeld was, deed ik wat ik moest doen, maar als dat niet zo was, verslapte ik en modderde ik voort. Ik voelde me wel schuldig toen ik daaraan dacht. Gods huis filmt kooruitvoeringen om getuigenis te geven voor God, dus mijn kans om deel te nemen betekende dat God me verhief. Ik had mijn best moeten doen en moeten samenwerken met de anderen om mijn plicht goed te doen. Toen mijn verlangen naar aanzien en status niet werd bevredigd, werd ik in plaats daarvan nonchalant, negatief en lui. Ik had echt geen geweten of verstand. Ik was een egoïstisch, sluw, verachtelijk en kleingeestig persoon. God kijkt diep in het hart van mensen, dus hoe zou God niet kunnen walgen van mijn houding tegenover Zijn opdracht aan mij? Toen ik dat besefte, was ik vol spijt en schuldgevoel en ik bad dit tot God: “O, God. Ik had ongelijk. Ik heb spijt van mijn rol in het programma en nu kan ik het niet meer goedmaken. Voortaan zal ik echt naar de waarheid streven en niet meer aan mijn eigen aanzien en status denken. Ik ben vastbesloten om mijn plicht goed te doen.”
Ik dacht dat ik alleen vol spijt kon wachten tot het programma werd geüpload, maar tot mijn verbazing moesten we om meerdere redenen wat extra opnamen maken. Er welden allerlei gevoelens bij me op toen ik dat hoorde. Ik dacht dat dit mijn kans was om berouw te tonen. Ik besloot dat ik deze keer absoluut mijn plicht goed zou doen om God te behagen. Ik deed met hart en ziel mee aan de repetities, en na een tijdje zag ik dat mijn mimiek en passen vooruit gingen. Ik dacht dat we op het punt stonden om te gaan filmen, maar toen moest het door onvoorziene omstandigheden worden uitgesteld. De regisseur zei dat we gewoon moesten blijven repeteren. Eerst kon ik er elke dag hard aan werken, maar na een poosje dacht ik: we weten niet wanneer we gaan filmen of hoelang we blijven repeteren. Vorige keer was ik in sommige opnamen niet in beeld. Deze keer zal het wel net zo gaan. Ik ken het gezang en de passen trouwens wel zo’n beetje, dus als ik elke dag blijf oefenen, is dat wel genoeg. De instructeur waarschuwde ons vaak dat we niet rustig aan konden doen met oefenen en dat de regelingen elk moment konden veranderen. Maar ik schonk er geen aandacht aan en dacht: er is bijna geen kans dat ik vooraan word gezet, dus zelfs als ik hard werk tijdens de repetities, hoef ik niet per se in beeld te komen. Waarom zou ik moeite doen? Als de instructeur me op problemen wees tijdens repetities, was ik niet bereid om er echt aan te werken en bedacht ik excuses: De broeders en zusters vooraan zullen allemaal in beeld komen, dus laat hen maar veel repeteren. Maar ik zal achteraan staan en niet eens herkenbaar zijn. Het is niet nodig om zo pietluttig te doen. Daarna was ik altijd moe tijdens de repetities, alsof ze erg zwaar waren. Vaak wilde ik niet eens gaan. Ik besefte dat mijn oude probleem weer de kop opstak en dat zat me niet lekker. Ik moest me afvragen: waarom doe ik mijn plicht altijd zo halfslachtig? Waarom kan ik niet gewoon mijn best doen om God te behagen? Ik bad tot God over mijn ware gesteldheid en vroeg Hem om me te helpen om mezelf te leren kennen.
Ik las dit in Gods woorden: “Jarenlang hebben de gedachten waarop mensen hebben vertrouwd om te overleven hun harten aangetast, zozeer dat ze verraderlijk, laf en verachtelijk zijn geworden. Niet alleen ontbreekt het hun aan wilskracht en vastberadenheid, ze zijn ook inhalig, arrogant en eigenzinnig geworden. Ze hebben totaal geen vastberadenheid die henzelf overstijgt, en bovendien hebben ze geen greintje lef om de banden van deze duistere invloeden af te schudden. De gedachten en levens van mensen zijn zo verrot, dat hun perspectieven op het geloof in God nog steeds ondraaglijk wanstaltig zijn, en zelfs wanneer mensen het hebben over hun perspectieven op het geloof in God is dat gewoon ondraaglijk om aan te horen. Mensen zijn allemaal laf, incompetent, verachtelijk en breekbaar. Ze voelen geen afkeer van de duistere machten en geen liefde voor het licht en de waarheid; in plaats daarvan doen ze wat ze maar kunnen om die uit te drijven. […] Jullie zijn nu volgers, en jullie hebben enig begrip verkregen van deze fase van het werk. Maar jullie hebben je verlangen naar status nog altijd niet opzijgezet. Als jullie status hoog is, zoeken jullie goed, maar als jullie status laag is, zoeken jullie niet langer. Jullie denken aldoor aan de zegeningen van status. Hoe komt het dat de meeste mensen geen afstand kunnen nemen van negativiteit? Is het antwoord niet steevast dat het door sombere vooruitzichten komt?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Waarom ben je niet bereid een contrast te zijn?) “Schenk geen aandacht aan wat zo’n individu zegt; je moet zien wat hij uitleeft, wat hij laat zien, wat zijn houding is bij het vervullen van zijn plichten en wat zijn interne gesteldheid is en waar hij van houdt. Als zijn liefde voor zijn eigen roem en rijkdom groter is dan zijn toewijding aan God, als zijn liefde voor zijn eigen roem en rijkdom groter is dan de belangen van God, of als zijn liefde voor zijn eigen roem en rijkdom groter is dan de consideratie die hij laat zien voor God, dan is het geen mens met menselijkheid. Zijn gedrag kan door anderen en door God worden gezien, daarom is het heel moeilijk voor zo iemand de waarheid te verwerven” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden legden vlijmscherp mijn diepgewortelde, verachtelijke motieven bloot, en lieten me zien waarom als ik niet kon opvallen in mijn plicht, ik het alleen maar nonchalant kon doen, en ik niet gemotiveerd was, al wist ik dat het mijn plicht en verantwoordelijkheid was. Dat kwam doordat mijn verlangen naar aanzien en status te groot was. Dat het niet duidelijk was dat ik streefde naar een kans om op te vallen, kwam doordat ik sowieso niet zoveel talent had en niet doordat ik het niet wilde. Toen ik inzag dat ik de anderen niet kon overtreffen, hoe hard ik ook werkte, en dat ik nooit vooraan zou komen te staan, benaderde ik alles op een negatieve manier en deed ik heel weinig moeite in mijn plicht. Ik deed alles plichtmatig zonder te proberen het goed te doen. Ik dacht dat ik niet zo hoefde af te zien als ik toch niet kon opvallen, zodat ik tenminste niet aan het kortste eind zou trekken. Satans giftige ideeën zoals en waren al diepgeworteld in mij. Ze waren mijn principes geworden en beheersten alles wat ik deed zodat ik bij alles alleen aan mijn eigen voordeel dacht. Voor aanzien en gewin zou ik iets doen, maar anders niet. Dat gold zelfs voor mijn plicht. Ik werkte hard als ik kon opvallen, maar als mijn wensen niet werden vervuld, deed ik alles plichtmatig, zonder ook maar aan Gods wil of de belangen van Gods huis te denken. Ik leefde volgens mijn sluwe natuur, en maakte altijd plannen voor mijn eigen aanzien en positie. Ik was lui en bedrieglijk in mijn plicht zonder een greintje verantwoordelijkheid geweten, verstand of waardigheid. Ik was volkomen onbetrouwbaar. Ik kende zoveel broeders en zusters die zo zuiver en eerlijk waren, dat ze aan Gods eisen wilden voldoen, of ze nu vooraan of achteraan stonden. Hun zang en dans werden geleidelijk steeds beter en ze konden Gods zegeningen en leiding zien. Dan waren er ook nog degenen achter de schermen, die stilletjes hun steentje bijdroegen, hoewel ze nooit zouden worden gezien. Ze zeiden dat het al hun moeite waard was om het programma online te zien. Maar als ik niet kon opvallen deed ik zelfs dat kleine beetje plicht niet. Ik had totaal geen menselijkheid. Gods gezindheid is heilig en rechtvaardig, dus Hij kon zulke menselijkheid en zulk streven als van mij alleen verfoeien en haten. Ik kon het werk van de Heilige Geest niet ontvangen in mijn plicht en niet vooruitkomen in het leven. Ik wist dat ik nooit enige waarheid zou ontvangen als ik geen berouw toonde, ook al geloofde ik tot het einde. Ik zou worden geëlimineerd door God. Op dat punt in mijn overpeinzing werd ik een beetje bang en bad tot God: O, God. Pas nu zie ik in hoe schandelijk ik was door te leven volgens mijn verdorven gezindheid, zonder greintje menselijkheid. God, ik wil berouw tonen en veranderen. Toe, help me om deze ketenen van mijn satanische gezindheid af te werpen en me te richten op mijn plicht.
Later las ik deze woorden van God: “Als je je bij alles wat je doet wilt wijden aan het vervullen van Gods wil, kun je niet slechts één plicht vervullen. Je moet dan iedere opdracht accepteren die God jou geeft. Of het nou naar je smaak is en onder jouw belangstellingen valt, of het iets is wat je niet leuk vindt, of nooit eerder hebt gedaan, of iets moeilijks, toch zou je het moeten accepteren en je eraan onderwerpen. Je moet het niet alleen accepteren, maar er ook proactief aan meewerken en erover leren en intreding verkrijgen. Zelfs als je lijdt en je er niet in bent geslaagd om op te vallen en uit te blinken, dan nog moet je je toewijding inzetten. Je moet het zien als jouw plicht die je moet volbrengen; niet als iets persoonlijks, maar als je plicht. Hoe moeten mensen hun plichten opvatten? Het is wanneer de Schepper – God – iemand een taak geeft. Op dat moment ontstaat er een plicht voor die persoon. De taken die God jou geeft, de opdrachten die God jou geeft – dat zijn jouw plichten. Wanneer je ze nastreeft als je doelen en je echt een godminnend hart hebt, kun je dan nog weigeren? Die hoor je niet te weigeren. Die hoor je te aanvaarden, waar of niet? Dit is het pad van de beoefening” (‘Alleen door een eerlijk mens te zijn kun je echt gelukkig zijn’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden lieten me zien dat mijn plicht Gods opdracht voor mij was, en of ik er nu goed in was en kon opvallen of niet, ik moet mijn persoonlijke motieven en doelen loslaten, het als mijn verantwoordelijkheid zien en met hart en ziel doen wat God verlangt. Welbeschouwd staan in elke opstelling sommige mensen vooraan en sommige achteraan, en waar ze ook staan, ze doen hun plicht. Precies. God kijkt naar ons motief en onze houding tegenover onze plicht, of we ons hart erin leggen en onze verantwoordelijkheid nemen en of we de waarheid praktiseren om God te behagen. Ik bedacht dat ik niet talentvol was zoals de andere artiesten, maar dat God me toch de kans gaf om te oefenen zodat ik vooruit kon komen in mijn vaardigheden en mijn binnengaan in het leven. Dat was Gods liefde voor mij. Ik wist dat ik niet meer zo egoïstisch, verachtelijk en harteloos mocht zijn als voorheen, en Gods hart breken en Hem teleurstellen. Of ik nu voor- of achteraan stond, in beeld kwam of niet, ik moest mijn plaats innemen als geschapen wezen om zuiver en eerlijk mijn plicht te doen en Gods liefde te vergoeden.
Daarna zorgde ik dat ik tot God bad en op Hem vertrouwde en ik werkte hard om mijn deel te doen, wat we ook repeteerden. Als we Gods woorden lazen tijdens onze bijeenkomsten voor de repetities, dacht ik goed aan Gods vereisten en bracht Zijn woorden in praktijk tijdens de repetities. Als de instructeur me op mijn tekortkomingen wees, luisterde ik zorgvuldig en nam ik het mee bij de repetities. Dan noteerde ik mijn tekortkomingen en gebruikte mijn vrije tijd om meer te oefenen. Ik was niet langer tevreden met het minimum. Toen ik zorgde dat mijn motieven goed waren voor de repetities, gaf elke dag veel voldoening. Mijn relatie met God werd normaal, ik voelde Zijn leiding in mijn plicht en ik was niet meer zo uitgeput als voorheen. Dank God. Na een tijdje werden mijn passen en mimiek beter, en de zusters zeiden dat mijn zang en uitdrukkingen erg waren verbeterd. Ik voelde goed hoe belangrijk het is om mijn plicht met een eerlijk hart te benaderen. Ja. Toen we voltooiden, zei God dat de heldere, zuivere stem van een klein kind de laatste regel moest zingen: “Ze dragen de mooiste liederen aan mij op!” Ik was erg ontroerd. Ik zag dat God hoopt een zuiver en eerlijk hart te ontvangen. Hij hoopt dat we ons tot Hem kunnen wenden en als zuivere kinderen worden, dat we Hem oprecht ons hart kunnen geven en het beste van ons aan Hem kunnen wijden. Zodra ik Gods wil begreep, werd mijn vastberadenheid om de waarheid te praktiseren en Hem te behagen sterker.
Tijdens de meeste opnamen werd ik nog steeds achteraan gezet, en soms wilde ik niet mijn best doen, omdat ik niet in beeld kwam. Daarom zorgde ik dat ik tot God bad en dacht aan hoe ik Zijn wil in acht kon nemen en me direct kon inzetten. Het duurde even, maar mijn instelling werd veel beter. Als ik achteraan stond, bad ik voor mijn broeders en zusters vooraan. Als ik niet in beeld hoefde te zijn, bood ik aan mijn zusters te helpen met hun kostuum en haar, om mijn plicht zo goed mogelijk te vervullen. Als ik zag dat sommige zusters negatief en zwak werden omdat ze te ver achteraan stonden, bood ik aan te communiceren over Gods wil om ze te helpen. Als ik zo mijn plicht deed, gaf het me veel gemoedsrust en mijn gesteldheid werd steeds beter. Dat ik mijn aanzien en status opzij kon zetten en een beetje waarheid kon praktiseren kwam voort uit de leiding van Gods woorden en ik dankte God dat Hij me had gered.