13. De bevrijding van het hart
In oktober 2016, waren mijn man en ik in het buitenland, toen we Gods werk in de laatste dagen accepteerden. Dank zij God. Enkele maanden later was zuster Wang, die samen met mij Gods werk had aanvaard, snel vooruitgegaan. Ik weet nog dat iedereen haar toen prees voor haar goede kaliber. Ik herinner me ook hoe zuster Lin na een bijeenkomst zei: ‘Alles wat zuster Wang vandaag heeft gecommuniceerd over haar aanvaarding en begrip van Gods woorden, kwam uit haar hart. Wat ze zei bevat ook licht en is heel nuttig voor mij.’ Toen ik iedereen dat hoorde zeggen, was ik eerst een beetje jaloers op haar. Maar na een tijdje raakte ik geïrriteerd. Hoe kwam het dat iedereen haar prees en niet mij? Was ik helemaal niet gegroeid? Was er iets mis met mijn communicatie? Geleidelijk aan wilde ik niet meer accepteren dat ze beter was dan ik, en begon mezelf heimelijk tegen haar af te zetten. Ik dacht bij mezelf: jij kunt communiceren over Gods woorden, maar dat kan ik ook. Er komt een dag dat ik je zal overtreffen. Ik zal het door mij verworven begrip en de kennis van Gods woorden bewaren en alleen communiceren op bijeenkomsten. Dan zal iedereen zien dat mijn communicatie ook heel goed en praktisch is.
In de volgende periode, schreef ik alles wat ik had verworven en begrepen van Gods woorden op in een notitieboekje. Toen het tijd werd voor de bijeenkomst, dacht ik zorgvuldig na, over een manier om hierover te communiceren die net zo duidelijk, geordend en systematisch was als die van zuster Wang. Ik weet niet hoe het kwam, maar hoe meer ik probeerde indruk te maken op mijn broeders en zusters, hoe meer ik mezelf voor schut zette. Zodra het mijn beurt was om te communiceren, wist ik opeens niets meer, of kon ik alleen nog stamelend iets uitbrengen. Ik was niet in staat om de standpunten die ik had willen uiteenzetten, duidelijk te formuleren. Uiteindelijk werd de bijeenkomst heel gênant voor me. Toen ik op een dag thuiskwam, zei ik tegen mijn man: ‘Als iemand tijdens de bijeenkomsten zegt dat er licht is in zuster Wangs communicatie over Gods woorden, voel ik me erg ongemakkelijk.’ Maar voor ik was uitgesproken, keek mijn man me boos aan en zei hij gemeend: ‘De communicatie van zuster Wang bevat ook echt licht en is nuttig voor ons. We moeten God ervoor danken.’ Dat is waar. ‘Is het ongemak dat je voelt niet gewoon jaloezie?’ Zijn woorden voelden als een klap in mijn gezicht. Snel schudde ik ontkennend mijn hoofd: ‘Nee, dat is het niet. Zo ben ik niet.’ Mijn man ging verder: ‘Onze broeders en zusters hebben allemaal genoten van zuster Wangs communicatie, maar jij voelt je ongemakkelijk als je ernaar luistert. Dat betekent dat je jaloers bent omdat zij capabeler is dan jij, waar of niet?’ Toen ik dat hoorde, was ik nog meer van streek. Was ik echt zo’n jaloers iemand? Ik zei tegen hem: ‘Hou er nu over op. Laat me met rust, dan zal ik er in mijn eentje over nadenken.’ Later vertelde mijn man zuster Liu in de kerk over wat er met me aan de hand was, in de hoop dat ze me zou helpen. Toen ik dat hoorde, zei ik boos tegen hem: ‘Hoe kon je met haar praten zonder eerst met mij te overleggen? Als ze het iedereen vertelt, wat zullen ze dan van me denken?’ Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik van streek raakte. Ik kon alleen maar stilletjes tot God bidden: ‘O God. Wijs me alstublieft de weg. Help me alstublieft.’
De volgende dag dacht ik na over wat ik in die periode had geopenbaard. Ik besefte dat als ik Gods woorden las, ik meestal al het licht dat ik ontving voor mezelf hield en het dan communiceerde tijdens onze bijeenkomsten. Dat was eigenlijk gewoon een verlangen om over dingen te praten waar andere mensen niets van wisten zodat mijn broeders en zusters een hogere dunk van me zouden hebben. Wanneer ik zag dat zuster Wang licht had in haar communicatie, voelde ik me altijd ongemakkelijk en wilde ik haar overtreffen. Ik dacht altijd dat ik heel gemoedelijk was tegenover anderen en nooit moeilijk deed over kleinigheden, en dat ik in mijn hart een eenvoudig mens was. Maar nu bleek dat ik jaloers op anderen kon zijn, en dat ik mezelf zelfs heimelijk tegen hen kon afzetten en met hen kon wedijveren. Hoe kon ik zo iemand zijn? Ik belde een zuster op en vroeg haar: ‘Zuster, ben je tijdens bijeenkomsten weleens jaloers als je licht hoort in de communicatie van andere broeders en zusters over Gods woorden?’ Ze antwoordde: ‘Nee, dat ben ik niet. Als broeders en zusters licht in hun communicatie hebben, is dat nuttig voor mij. Het maakt me echt gelukkig en ik geniet er erg van.’ Toen ik haar dat hoorde zeggen, voelde ik me nog slechter. Ik voelde hoe intens jaloers ik was. Niemand anders was jaloers op de zuster, alleen ik. In deze gesteldheid was de enige oplossing om tot God te bidden. Ik zei tegen Hem: ‘O God. Ik wil geen jaloers mens zijn, maar telkens als ik de prachtige communicatie van deze zuster hoor, word ik ongewild jaloers op haar. O God. Ik weet niet wat ik moet doen. Alstublieft, wijs me de weg om de ketenen van de jaloezie af te werpen…’
Later kwam zuster Liu van onze kerk me opzoeken. Ze communiceerde met me over mijn gesteldheid, en las ook een passage uit Gods woorden. “Sommige mensen zijn altijd bang dat anderen meer in de schijnwerper zullen staan en hen voorbij zullen streven, erkenning krijgen, terwijl op henzelf geen acht wordt geslagen. Hierdoor vallen ze anderen aan en sluiten hen buiten. Is dit niet een geval van jaloezie jegens anderen die bekwamer zijn dan zijzelf? Is dergelijk gedrag niet zelfzuchtig en verachtelijk? Wat voor een gezindheid is dit? Het is kwaadaardig! Mensen die alleen maar aan zichzelf denken, alleen aan hun eigen verlangens voldoen, geen rekening houden met de plichten van anderen, alleen aan hun eigen belangen denken en niet aan de belangen van Gods huis, zulke mensen hebben een slechte gezindheid en God voelt voor hen geen liefde” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Toen ik deze woorden van God hoorde, voelde ik dat dit precies de gesteldheid was waarin ik me bevond. De communicatie van zuster Wang over Gods woorden was verlichtend geweest, maar ik probeerde niet de waarheid te begrijpen of een weg te zoeken om te praktiseren op basis van wat ze had gezegd. Integendeel, ik was jaloers op haar. Als mijn eigen communicatie niet goed was, en als ik geen indruk kon maken en mezelf in plaats daarvan te schande maakte, begon mijn geest te tollen en werd ik heel negatief en van streek. Ik werd heel bang dat mijn broeders en zusters op me zouden neerkijken. Ik was zo egoïstisch en verachtelijk, en ik dacht er alleen aan hoe ik me kon onderscheiden, maar ik kon het absoluut niet aanzien als iemand het beter deed dan ik. Was dat geen jaloezie en na-ijver? Daar zit geen greintje normale menselijkheid bij. Achteraf gezien, was ik ook al zo voordat ik in God geloofde. Als ik contact had met mijn vrienden, familie, buren en collega’s, wilde ik altijd dat anderen goed over me zouden praten. Soms, als een collega het werk van iemand anders prees waar ik bij was, begon ik me ongemakkelijk te voelen. Om te zorgen dat anderen vol lof over me zouden praten, spande ik me dan in om mijn werk goed te doen, en ik deed het graag, hoe moeilijk of uitputtend het ook was. Ik was het me niet bewust, maar ik beschouwde het gewoon als een soort wil om vooruit te komen. Pas nu besef ik dat het manifestaties van Satans verdorven gezindheid waren. Daarna kwam ik vaak voor God en bad ik tot Hem over mijn problemen. Op bijeenkomsten concentreerde ik me erop om mijn hart tot rust te brengen en naar de communicatie van anderen te luisteren. Als het mijn beurt was om te communiceren, bedacht ik niet meer hoe ik beter kon communiceren dan zuster Wang. In plaats daarvan dacht ik rustig na over Gods woorden en vertelde in mijn communicatie wat ik ervan begreep. Toen ik zo praktiseerde, voelde ik me echt veel rustiger en bevrijd.
Na een tijdje, voelde ik echt dat ik veel minder jaloers was dan voorheen, maar een satanische verdorven gezindheid is echt diepgeworteld, en openbaart zich in passende omstandigheden. Toen ik later op enkele bijeenkomsten zag, dat de andere broeders en zusters de communicatie van zuster Wang prezen, voelde ik weer een lichte jaloezie opkomen. Daarna voelde ik enige afstand tussen haar en mij. Maar in die gesteldheid durfde ik mijn hart niet te luchten bij anderen. Ik was bang dat ze op me zouden neerkijken als ik dat deed. En dus voelde ik me gedurende meerdere bijeenkomsten erg geremd.
Op een avond belde zuster Liu me op. Ze vroeg me bezorgd of ik de laatste tijd problemen had gehad. Ik antwoordde vaag: ‘Ben ik te verdorven? Zal God weigeren om iemand als mij te redden?’ Omdat ik bang was dat ze op me zou neerkijken, zei ik verder niets. Toen las zuster Liu me een passage voor uit Gods woorden die paste bij mijn gesteldheid: “Wanneer sommige mensen horen dat je, om een eerlijk mens te zijn, jezelf moet openstellen en jezelf bloot moet geven, zeggen ze: ‘Het is moeilijk om eerlijk te zijn. Moet ik echt alles waar ik aan denk aan anderen vertellen? Is het niet voldoende om over de positieve dingen te communiceren? Ik hoef mensen toch niet te vertellen over mijn duistere en verdorven kant?’ Als je tegen anderen niet over deze dingen spreekt en jezelf niet ontleedt, zul je jezelf nooit leren kennen; dan zul je nooit inzien wat voor persoon je bent en zullen andere mensen je nooit kunnen vertrouwen. Dit is een feit. Als je wilt dat anderen je vertrouwen, moet je eerst eerlijk zijn. Als eerlijk mens, moet je je hart eerst blootleggen zodat iedereen daarin kan kijken, alles kan zien wat jij denkt, en een glimp op kan vangen van je ware gezicht; je moet niet proberen jezelf te vermommen of jezelf in te pakken om er goed uit te zien. Dan pas zullen mensen je vertrouwen en je als eerlijk beschouwen. Dit is de meest fundamentele praktijk en de eerste vereiste om een eerlijk mens te zijn” (‘De meest fundamentele beoefening om een eerlijk iemand te zijn’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Nadat ze deze woorden van God had voorgelezen, communiceerde ze met me: ‘We moeten ons openstellen en communiceren om de waarheid te zoeken. Dat is een manier om tot spirituele bevrijding te komen.’ ‘Het is ook een manier om de waarheid te praktiseren en een eerlijk mens te zijn. Door zo te handelen, kunnen we hulp krijgen van onze broeders en zusters. Hierdoor kunnen onze verdorven gezindheden sneller worden verholpen en krijgen we een gevoel van bevrijding.’ ‘Als we niet bereid zijn om onze problemen te delen, zullen we ons makkelijk laten misleiden door Satans listen, en kan ons leven worden geschaad.’ Nadat ik naar de communicatie van zuster Liu had geluisterd, raapte ik mijn moed bijeen en vertelde haar wat ik had doorgemaakt. Toen las zuster Liu nog een passage voor uit Gods woorden: “De mensen die God redt, zijn degenen die een verdorven gezindheid hebben vanwege Satans verdorvenheid. Het zijn geen perfecte mensen waar nog niet het geringste vlekje op zit, en het zijn ook geen mensen die geïsoleerd leven. Sommigen denken, zodra hun verdorvenheid aan het licht komt: alweer heb ik me tegen God verzet. Ik geloof al zoveel jaren in Hem, maar nog ben ik niet veranderd. God zal mij zeker niet meer willen! Wat voor soort houding is dit? Ze hebben zichzelf opgegeven en denken dat God hen niet meer wil. Is dit niet een geval van God verkeerd begrijpen? Als je zo negatief bent, is het voor Satan gemakkelijk je achilleshiel te vinden en als hij daar eenmaal in geslaagd is, zijn de consequenties onvoorstelbaar. Hoe groot je problemen ook zijn of hoe negatief je je ook voelt, je mag daarom nooit opgeven! Tijdens het proces van levensgroei en terwijl ze worden gered, nemen mensen soms de verkeerde afslag of dwalen af. Ze laten een tijdje enige onvolwassenheid in hun leven zien of worden soms zwak en negatief, zeggen de verkeerde dingen, glijden uit en vallen of maken een mislukking mee. Vanuit Gods gezichtspunt is dat allemaal normaal, en Hij zou zich er niet druk over maken” (‘Het leven binnengaan is zeer belangrijk voor het geloof in God’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’).
De zuster communiceerde dit met mij: ‘We zijn allemaal grondig verdorven door Satan. We zijn arrogant, sluw, kwaadaardig en gemeen. Deze satanische gezindheden zijn diepgeworteld in ons allemaal, en hebben zelfs onze natuur overgenomen. Daarom geven ons gedrag en onze houdingen telkens weer blijk van verdorvenheid.’ ‘Het ergerde me altijd bijzonder: Ik had enig inzicht in mijn verdorven gezindheid en had er spijt van als ik die had laten zien, dus waarom deed ik het de volgende keer weer? Toen ik Gods woorden had gelezen, besefte ik eindelijk dat mijn satanische gezindheid heel ernstig was, en ik begon door te krijgen dat een verandering in gezindheid niet ineens plaatsvindt. Mensen veranderen niet als ze een beetje zelfbewustzijn hebben verkregen. Zonder het langdurige oordeel en de tuchtiging van Gods woorden, zonder te zijn gesnoeid en behandeld, en zonder beproevingen en loutering, is echte verandering onmogelijk. Het doel van Gods komst om Zijn oordeel en tuchtiging te verrichten, is om ons te zuiveren en veranderen. Hij weet hoe grondig Satan ons heeft verdorven, en Hij weet van onze gestalte en de moeilijkheden die we tegenkomen als we onze gezindheden proberen te veranderen, en dus is Hij vergevingsgezind en geduldig voor degenen die naar de waarheid streven. God hoopt dat we vastberaden zijn in ons streven naar de waarheid en dat we van ganser harte proberen onze gezindheden te veranderen.’ ‘En dus moeten we onszelf correct behandelen. We moeten meer van Gods woorden eten en drinken, het oordeel en de tuchtiging ervan aanvaarden, het vlees verzaken en de waarheid in praktijk brengen. Dan zullen op een dag onze verdorven gezindheden veranderen.’
Toen lazen we nog een passage uit Gods woorden: “Zodra positie, aanzien of reputatie ter sprake komen, springt ieders hart verwachtingsvol op en wil ieder van jullie opvallen, beroemd zijn en erkend worden. Niemand is bereid zich te onderwerpen, maar iedereen wil in plaats daarvan wedijveren – zelfs al is wedijveren gênant en verboden in Gods huis. Maar zonder rivaliteit ben je nog steeds niet tevreden. Wanneer je iemand ziet opvallen, krijg je een gevoel van jaloezie en haat en dat het niet eerlijk is. ‘Waarom kan ik niet opvallen? Waarom mag die persoon altijd opvallen, en kom ik nooit aan de beurt?’ Je voelt je dan wat verontwaardigd. Je probeert het te onderdrukken, maar dat mislukt. Je bidt tot God en dan voel je je even beter. Maar zodra je later weer op zo’n situatie stuit, kom je er niet overheen. Wordt hierdoor niet een onvolwassen gestalte getoond? Is het geen val dat mensen in een dergelijke gesteldheid vervallen? Dit zijn de ketenen van Satans verdorven natuur die de mensen binden. […] Je moet leren loslaten en deze dingen afwijzen, anderen aanbevelen en laten opvallen. Sloof je niet uit en haast je niet om het moment te benutten dat je de kans krijgt op te vallen of roem te behalen. Je moet leren een stap terug te nemen, maar je moet de vervulling van je plicht niet uitstellen. Wees een persoon die onopvallend rustig werkt en die niet pronkt tegenover anderen terwijl je loyaal je plicht vervult. Hoe meer je je prestige en je status laat varen, en hoe meer je je eigen belangen laat varen, hoe vrediger je zult worden, hoe meer ruimte er in je hart zal komen en hoe beter je gesteldheid zal worden. Hoe meer je worstelt en wedijvert, des te duisterder je gesteldheid wordt. Als je het niet gelooft, probeer het dan eens en kijk zelf! Als je zo’n gesteldheid wilt veranderen en niet meer door deze dingen beheerst wil worden, moet je ze eerst verwerpen en opgeven. Anders zul je, hoe meer je worstelt, des te meer omringd worden door duisternis, en des te meer jaloezie en haat voelen, en zal je verlangen om te krijgen alleen maar sterker worden. Hoe sterker je verlangen om te krijgen wordt des te minder ben je ertoe in staat. En naarmate je minder krijgt, neemt je haat toe. Naarmate je haat groeit, wordt het donkerder bij je binnen. Hoe donkerder je van binnen bent, des te slechter voer je je plicht uit en hoe slechter je je taak vervult, des te minder bruikbaar ben je. Dit is een onderling verbonden, vicieuze cirkel. Als je je plicht nooit goed kunt vervullen, zul je geleidelijk worden geëlimineerd” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’).
Door de communicatie van de zuster over Gods woorden besefte ik dat mijn jaloezie was voortgekomen uit een te sterk verlangen naar reputatie en status, en dat mijn gezindheid te arrogant was geweest. Ik was geïndoctrineerd door de lessen van de CCP en allerlei satanische ideeën en vergiften uit mijn jeugd, zoals: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen,’ ‘De mens worstelt naar boven, water stroomt naar beneden,’ en ‘Je moet je voorouders eer bewijzen.’ Deze satanische vergiften waren diep in mijn hart geplant, zodat ik arrogant, verwaand, egoïstisch en verachtelijk was geworden. Beheerst door deze satanische gezindheid, was ik bijzonder ambitieus en agressief geworden. Wat ik ook deed, ik voelde me gedreven om anderen te overtreffen. Zo was ik in de samenleving en zo was ik ook geworden in de kerk. Zelfs als ik communiceerde en bad op bijeenkomsten, wilde ik beter zijn dan anderen, en ik was alleen gelukkig als anderen me prezen. Als iemand anders beter bleek te zijn dan ik, kon ik het niet verdragen en werd ik jaloers. Diep van binnen verzette ik me tegen die persoon en dwarsboomde ik hem of haar. Als ik iemand echt niet kon overtreffen, bleef ik hangen in negativiteit en onbegrip, en kon ik mezelf niet op de juiste wijze helpen. Dan begreep ik zelfs God verkeerd en dacht dat ik geen kandidaat voor Gods redding kon zijn. Ik zag dat Satans verdorvenheid me arrogant, zwak, egoïstisch en verachtelijk had gemaakt, en mijn leven werd onbeschrijflijk ellendig. Later vond ik een weg om te praktiseren op basis van Gods woorden. Ik moest leren los te laten, dingen opzij te zetten en te praktiseren volgens Gods woorden. Ik moest leren mijn eigen vlees te verzaken en mijn ego en status te onderdrukken, en meer leren van de sterke punten van zuster Wang en mijn eigen zwakheden compenseren. Dat was de enige manier om meer waarheden te begrijpen en ontvangen.
Later las ik deze passage uit Gods woorden: “De functies verschillen. Er is één lichaam. Ieder doet zijn plicht, ieder op zijn eigen plek. Ieder handelt naar beste kunnen – voor elke vonk is er één lichtflits – en streeft naar volwassenheid in het leven. Op die manier zal ik tevreden worden gesteld” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 21). Toen ik deze woorden van God had gelezen, begreep ik dat omdat het kaliber en de gaven die God schenkt anders zijn voor ieder mens, Zijn vereisten voor ieder mens anders zijn. Zolang we alles doen wat in ons vermogen ligt om onze plichten te vervullen, zal Gods hart getroost zijn. Het is door de genade van God dat zuster Wang goed van kaliber is en de waarheid zo snel begrijpt. Vandaag zorgt God dat we samenkomen, en Zijn doel voor ons is, dat we leren van elkaars sterke punten en onze eigen zwakheden compenseren, zodat we de waarheid kunnen begrijpen en samen de werkelijkheid van Gods woorden kunnen binnengaan. Ik moet op de juiste wijze omgaan met mijn eigen sterke punten en tekortkomingen. Welk kaliber God voor mij ook heeft voorbeschikt, ik moet me onderwerpen aan Zijn heerschappij en bepalingen, mijn bedoelingen corrigeren en met heel mijn hart naar de waarheid streven. Ik moet alles wat ik begrijp communiceren en alles wat ik weet praktiseren. Ik moet mijn uiterste best doen en op deze manier zal God me verlichten en de weg wijzen. Met dit doel heb ik het volgende besluit voor God genomen: Van nu af aan wil ik me inspannen om naar de waarheid te streven, niet langer bekrompen te zijn, noch jaloers te zijn op mensen die capabeler zijn dan ik, en de gelijkenis van een echt menselijk wezen naleven om Gods wil te vervullen.
De volgende kerkbijeenkomst was al heel snel. Ik wilde aan mijn broeders en zusters opbiechten hoe jaloers ik was geweest op zuster Wang, en welke aspecten van mijn verdorven gezindheid ik had geopenbaard, maar zodra ik eraan dacht, werd ik bang voor hoe ze me zouden zien, en wat zuster Wang van me zou denken als ze wist hoe jaloers ik op haar was geweest. Diep van binnen wilde ik de situatie niet onder ogen zien. Ik bad in mezelf tot God. Ik zei: ‘O God, geef me vertrouwen en moed. Ik wil mijn ijdelheid en status opzijzetten, openhartig deelnemen aan communicatie met mijn broeders en zusters, en de barrières tussen ons slechten. Moge U, God, mijn gids zijn.’ Nadat ik had gebeden, voelde ik me veel rustiger, en dus sprak ik over de gesteldheid waarin ik was geweest en over alles wat ik had doorgemaakt. Toen ze me hadden aangehoord, keken mijn broeders en zusters niet alleen niet op me neer, maar ze bewonderden zelfs mijn moed, omdat ik eerlijkheid had kunnen praktiseren. Ze zeiden dat mijn ervaring hen deed inzien dat ze zich alleen door het praktiseren van Gods woorden van hun eigen satanische verdorven gezindheden konden ontdoen en verlossing en vrijheid konden verkrijgen. Ze zeiden ook dat ze nu wisten wat ze moesten doen wanneer ze zo’n situatie zelf meemaakten. Tijdens de daaropvolgende bijeenkomsten ontdekte ik veel van de sterke punten van zuster Wang: Als ze van Gods woorden at en dronk, kon ze haar eigen gesteldheid integreren in haar communicatie. Als ze op een probleem stuitte, kon ze zich concentreren op het voor God komen, het zoeken naar Zijn bedoelingen, en het vinden van een weg om te praktiseren op basis van Zijn woorden. Pas nadat ik die sterke punten van haar zag, begreep ik dat ze niet mijn rivaal was, maar iemand die me kon helpen. Pas toen voelde ik vanuit het diepst van mijn hart, dat Gods plan om ons samen te laten werken, erop is gericht dat we leren van elkaars sterke punten, om te kunnen compenseren voor elkaars zwakheden. Toen ik het zo bekeek, voelde ik me helemaal bevrijd. Nu voel ik dat elke bijeenkomst iets vreugdevols is. Ik word niet langer beïnvloed door jaloezie, maar ik kan putten uit de sterke punten van anderen om mijn eigen zwakheden te compenseren, in harmonie met hen leven en me bevrijd voelen in mijn geest.