66. Hoe ik mijn arrogante inborst heb veranderd
Almachtige God zegt: “Elke stap in Gods werk, of het nu gaat om harde woorden of oordeel of tuchtiging, vervolmaakt de mens en is absoluut passend. Door de eeuwen heen heeft God nooit werk gedaan zoals dit. Heden werkt Hij in jullie, zodat jullie Zijn wijsheid hebben gewaardeerd. Hoewel jullie van binnen wat pijn hebben geleden, voelen jullie harten standvastig en in vrede. Het is jullie zegen om te kunnen genieten van deze fase van het werk van God. Ongeacht wat jullie in de toekomst kunnen bereiken, is alles liefde wat jullie vandaag de dag zien van Gods werk in jullie. Als de mens Gods oordeel en loutering niet ervaart, zullen zijn daden en vurigheid altijd aan de buitenkant zijn en zal zijn gezindheid altijd onveranderd blijven. Telt dit als door God gewonnen zijn? Hoewel er nog steeds veel is dat arrogant en verwaand is in de mens, is de gezindheid van de mens tegenwoordig veel stabieler dan voorheen. Het behandelen van jou door God, is om je te redden en hoewel je op dat moment misschien wat pijn voelt, zal de dag komen dat er een verandering in je gezindheid optreedt. Op dat moment zul je terugkijken en zien hoe wijs het werk van God is en dat zal zijn wanneer je in staat bent om Gods wil werkelijk te begrijpen” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen door pijnlijke beproevingen te ervaren, kun je de liefelijkheid van God kennen). Vroeger dacht ik dat ik alleen met enthousiasme en de bereidheid om in mijn taak een prijs te betalen Gods goedkeuring kon verwerven. Ik richtte me niet op het aanvaarden van het oordeel en de tuchtiging van Zijn woorden of het nastreven van verandering in mijn gezindheid. Ik verrichtte alleen mijn taak op een arrogante, dictatoriale manier. Ik belemmerde en kwetste broeders en zusters en bracht het werk van de kerk schade toe. Uiteindelijk zag ik in dat mijn verdorven gezindheid zonder Gods oordeel en tuchtiging, niet kon worden gezuiverd en veranderd en dat ik dan nooit mijn plicht goed genoeg kon verrichten om God tevreden te stemmen. Ik heb werkelijk ervaren dat Gods oordeel en tuchtiging onze redding zijn.
In 2016 kreeg ik de taak om decors te ontwerpen. Opgetogen dacht ik: ik heb binnenhuisarchitectuur gestudeerd en heb ruim vier jaar ervaring op dat gebied. Ik zal echt gebruik moeten maken van mijn vaardigheden om dit goed te doen en God tevreden te stellen. Daarna leerde ik samen met broeders en zusters vaardigheden en we communiceerden over principes. Na een tijdje begon ik wat resultaat te zien in mijn werk. Als ik iemand hoorde zeggen: “Jullie hebben hier een mooi decor gemaakt. Het ziet er realistisch uit,” antwoordde ik wel dat het dankzij Gods leiding was, maar ik dacht: natuurlijk, weet je dan niet wie het ontworpen heeft? Ik ben een beroeps. Ik begon met opgeheven hoofd rond te lopen en ging harder te praten. Als ik anderen fouten zag maken, keek ik op ze neer. Ik overlegde niet meer met hen over de inrichting van decors. Ik had ervoor gestudeerd, dus ik vond dat niet nodig, en het was tijdverspilling omdat ze toch mijn ideeën overnamen. Ik bedacht zelf een opstelling en besprak die vervolgens met de regisseur.
Toen ik was gepromoveerd tot teamleider begon ik broeders en zusters nog neerbuigender te behandelen. Toen we eens bezig waren om een restaurantscène in te richten, zei teamlid broeder Zhang: “De voordeur is niet hoog genoeg. Dat ziet er niet goed uit.” Daar wilde ik niet van horen. Ik dacht: ik heb al heel veel restaurantdecors ontworpen. Dacht je nou echt dat ik niet weet hoe hoog een restaurantdeur moet zijn? Jij hebt nog niet veel decors ontworpen, geen Design gestudeerd en niet veel praktische ervaring, en dan wil je mij iets over mijn werk vertellen? Ongeduldig haalde ik zijn suggestie onderuit en zorgde dat iedereen het liet zoals ik had voorgesteld. Toen de cameraman het zag, zei hij dat de deur te laag was en zo het shot zou blokkeren. Hij kon het zo niet filmen. Er zat niets anders op dan een nieuwe deur te maken. Een andere keer moesten we een kast maken. Ik zei tegen broeder Chen dat hij er een moest maken aan de hand van mijn tekening. Hij zei: “Het middendeel is te breed. Zo ziet het er niet goed uit. Zal ik het niet wat smaller maken?” Ik dacht: ik heb allerlei materiaal op het internet bekeken en dit zijn de juiste proporties. Doe nou maar wat ik zeg, dan zit je altijd goed. Ik hield voet bij stuk en zei: “Hoezo? Maak het nou maar gewoon zoals ik het heb getekend.” Uiteindelijk zei iedereen dat het middelste stuk te breed was en er niet goed uitzag. Broeder Chen moest extra tijd steken in het ombouwen, waardoor het filmen vertraging opliep. Nog steeds dacht ik niet over mezelf na. Ik zat er niet mee. Wie maakt er nooit eens een fout, dacht ik. Met wat tijd en extra materiaal is het zo gefikst.
Een keer na een bijeenkomst, gaf broeder Zhang me dit commentaar: “Het valt me op dat je de laatste tijd behoorlijk koppig bent als je met anderen samenwerkt. Je luistert niet naar onze suggesties, en sommige ideeën die prima haalbaar zijn, schiet je af. Je praat neerbuigend en snoert mensen de mond. En je staat er altijd op dat we de dingen op jouw manier doen. Dat zijn allemaal uitingen van een arrogante gezindheid.” Ik deed alsof ik dit accepteerde en intussen dacht ik: ik ben arrogant, maar dat is prima. Een paar dagen later sprak broeder Liu me er ook op aan dat ik arrogant was. Hij zei dat ik niet naar anderen luisterde en hun de mond snoerde. Al voordat hij was uitgepraat, sloot ik me totaal af. Ik dacht: niemand van jullie haalt het bij mij. Hoe durf je mij te bekritiseren? Hoe langer ik erover nadacht, hoe minder ik het kon accepteren. In mijn gebeden tot God kwam ik zelfs met uitvluchten aan. Hoe meer ik dat deed, hoe donkerder en terneergeslagener mijn geest werd. Mijn decorontwerpen werden steeds rommeliger, maar nog steeds dacht ik niet over mezelf na. Op een dag stootte ik mijn been tegen een metalen stoel en liep ik een grote snee op. In het ziekenhuis kreeg ik zeven hechtingen. Ik was me er goed van bewust dat dit geen ongeluk was, maar dat het beslist Gods wil was. Eindelijk bracht ik mijn hart tot rust en dacht echt na. Als broeders en zusters met suggesties of handige tips kwamen liet ik me niet overtuigen. Ik stond nergens voor open en was niet nederig. maar juist ongelooflijk star. Ik bad tot God en vroeg Hem mij te helpen mijn eigen verdorven gezindheid te leren kennen.
Ik las deze woorden van God in mijn ochtenddevoties: “Als je anderen beschouwt als minder dan jezelf, ben je zelfgenoegzaam, verwaand en niemand tot nut” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 22). “Denk niet dat je een natuurtalent bent, slechts een beetje lager dan de hemelen maar veel hoger dan de aarde. Je bent niet slimmer dan wie dan ook – en men kan zelfs stellen dat je meer vertederend onnozel bent dan wie dan ook onder de mensen op aarde die met verstand zijn uitgerust. Je schat jezelf immers zo hoog in en hebt jezelf nog nooit minderwaardig gevoeld; het lijkt erop dat je mijn handelingen waarneemt tot in het kleinste detail. In feite ben je iemand die het wezenlijk aan verstand ontbreekt, want je hebt er geen idee van wat ik zal doen, laat staan wat ik op dit moment aan het doen ben. Daarom zeg ik dat je niet eens gelijk bent aan een oude boer die op het land zwoegt, een boer die niet de geringste gewaarwording heeft van het menselijk leven en toch afhankelijk is van de zegeningen van de Hemel terwijl hij het land bewerkt. Je denkt geen seconde over je leven na, je weet niets van roem en je hebt al helemaal geen enkele zelfkennis. Wat ben je ‘verheven’!” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Zij die niet leren en onwetend blijven: zijn zij geen beesten?). Toen ik dat gelezen had, voelde ik me rot. Ik had het gevoel dat ik met elk woord te kijk werd gezet. Sinds ik decorontwerper was geworden, had ik het idee dat ik een onmisbaar talent was omdat ik de branche kende en ervaring had. Ik deed hooghartig tegen broeders en zusters, en dacht dat ik de deskundige was en niemand het waard was om mijn tijd aan te verspillen. Ik had altijd het laatste woord en wilde het werk niet met anderen bespreken. Volgens mij was dat tijdverspilling omdat zij geen kennis van zaken hadden. Als ik dan eens met tegenzin iets besprak, vond ik dat ik er meer van afwist en de dingen daarom beter kon overzien. Ik onderzocht nooit iets wat zij voorstelden, maar wees het botweg af. Ik had geen greintje respect voor anderen. Als broeders en zusters zeiden dat ik arrogant was en me aanmoedigden om na te denken, kon ik dat ook niet accepteren en bleef ik me verzetten. Ik zag in dat ik alleen maar arrogantie liet zien. Ik leefde naar mijn arrogante gezindheid, keek op anderen neer en deed niets anders dan broeders en zusters de mond snoeren en pijnigen. In mijn werk was ik arrogant en dictatoriaal, ik dwong anderen naar me te luisteren, waardoor ze dingen opnieuw moesten doen en het werk van de kerk werd verstoord. Ik deed echt slechte dingen. Toen ik dat allemaal besefte, werd ik een beetje bang. Ik bad en beleed mijn zonden tegenover God. Ik wilde geen dingen meer uit arrogantie doen.
Daarna zette ik mezelf in mijn taak altijd bewust opzij en luisterde vaker naar de suggesties van anderen om mijn tekortkomingen goed te maken. Soms maakte ik een ontwerp en hadden broeders en zusters een heleboel suggesties die afweken van mijn ideeën. En dan stond ik op het punt die af te wijzen, tot ik besefte dat ik weer arrogant deed. In mijn hart bad ik tot God, om Zijn hulp om mezelf te verloochenen en niet meer volgens mijn verdorven gezindheid te leven. Ik wilde voortaan kiezen voor de suggestie waarvan het werk van Gods huis het meest zou profiteren. Toen ik de ideeën van anderen begon te accepteren, merkte ik dat onze rekwisieten beter werkten, functioneler en praktischer waren en sneller konden worden gemaakt. Ik proefde hoe heerlijk het was om Gods woorden te praktiseren. Maar ik begreep mijn arrogante natuur niet echt en had geen zelfinzicht. Een paar maanden later merkte ik dat onze decors door iedereen goed werden ontvangen en dat ik enig succes had in mijn taak. Voordat ik het wist, stak mijn arrogante gezindheid weer de kop op.
Toen we eens een decor aan het samenstellen waren voor het huis van een rijkaard dacht ik: zo iemand hoort chique spullen te hebben die zijn status weerspiegelen. Ik liet broeders en zusters het decor helemaal naar mijn smaak inrichten. Broeder Zhang wees erop dat het te modern was en niet paste bij de generatie van de hoofdpersoon. Daar was ik niet blij mee. Ik dacht: wat weet jij daar nu van? Zoiets heet flexibel zijn. We moeten een decor ontwerpen dat bij zijn status past, zonder ons tot een bepaalde periode te beperken. Volgens mij, heb jij geen idee wat voor stijl deze huizen moeten hebben. Jouw ideeën zijn ouderwets. En ik zei tegen hem: “Ik voel die periode goed aan. Vertrouw me nu maar.” Maar kort daarna zei broeder Chen ook dat de ramen te modern waren. Ik ergerde me en vroeg me af waarom zij zo achterlijk en star waren. Ik hield me in, maar bleef op mijn standpunt staan. Broeder Chen zei niets meer. Toen het decor klaar was, zei de regisseur tot mijn verbazing dat ons ontwerp niet realistisch en te opzichtig was en niet paste bij de leeftijd van de hoofdpersoon. Het moest helemaal opnieuw. Ik pikte het nog steeds niet en had het gevoel dat ze het gewoon niet konden waarderen. Maar het werkte niet, zei iedereen, dus stemde ik er met tegenzin mee in om het decor om te bouwen.
Een tijdje later hadden we een kang-bed-oven in jaren tachtig-stijl nodig. Ik dacht dat we daar veel geld voor moesten uittrekken, maar broeder Zhang zei dat het veel goedkoper was als hij hem zelf maakte. Hij had een uitgewerkt plan in zijn hoofd. Maar ik vond het een idee van niks. We konden het bed goedkoper zelf maken, maar dan was het niet duurzaam. Dan was het toch verspilling? Ik zei ook tegen de regisseur dat het idee van broeder Zhang gewoon niet zou werken. De regisseur zei dat mijn budget te hoog was, dus schrapte hij de scène met de kang. Later kwam broeder Zhang met een andere suggestie. Daar sprak ik hem op aan, omdat ik dacht dat hij het niet snapte en dwarslag. Een zuster zag dat hij door mij werd beknot en zei dat ik arrogant was. Dat weigerde ik aan te nemen. Zelfs wanneer ik decors besprak met de regisseur, stelde ik me arrogant en star op. Het gevolg was dat de decors soms niet waren wat we nodig hadden en opnieuw moesten worden gedaan. Daardoor liep het filmen vertraging op.
Algauw werd die taak me ontnomen. De leider zei tegen me: “Broeders en zusters zeggen dat je arrogant bent, dingen op je eigen manier doet en altijd het laatste woord hebt. Je leest mensen op een neerbuigende manier de les. Je doet net of jij de baas bent en zij je ondergeschikten. Iedereen voelt zich beknot door jou.” Ik was verbijsterd toen ik dat hoorde. Ik had nooit gedacht dat ik zo arrogant en onredelijk overkwam. Ik was zo geschokt dat ik verder niets meer hoorde van wat de leider zei. Een paar dagen was ik diep ongelukkig. Ik kon niet eten en sliep niet goed. Tijdens mijn overdenkingen schoot deze zin uit Gods woorden me te binnen: “Ieder van jullie zou zijn of haar geloofsleven opnieuw tegen het licht moeten houden […]” (Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Voorwoord). Daar dacht ik over na: ik geloof nu vijf jaar in God, maar ik heb nooit echt over mezelf nagedacht en mezelf niet leren kennen. Ik heb zo veel arrogantie geopenbaard zonder het te beseffen. Ik moet hoognodig over mezelf nadenken. Ik zei dit gebed tot God: “Alstublieft, God, help en verlicht mij zodat ik mijn verdorven gezindheid kan leren kennen, en mezelf kan haten en verloochenen. Ik ben bereid mijn zonden te belijden.” Op een dag moest ik naar de plek waar gefilmd werd en daar zag ik een kang staan in jaren tachtig-stijl, zoals broeder Zhang had voorgesteld. Het bed had nog niet de helft van mijn budget gekost. Broeder Zhang en de anderen hadden ook een heel stel rekwisieten van karton gemaakt. Die waren mooi geworden, en hadden heel wat minder tijd, energie en materiaal gekost. Ik schaamde me toen ik dat zag. Ik zag in dat ik heel arrogant was geweest en dat ik het filmen ernstig had opgehouden. Ik begon me af te vragen, waarom ik zo arrogant was en altijd wilde dat anderen naar mij luisterden. Wat zat daar echt achter?
Tijdens mijn devoties de ochtend daarop las ik dit in Gods woorden: “Als je echt de waarheid in je hebt, dan is het pad dat je begaat vanzelf het correcte pad. Zonder de waarheid is het makkelijk kwaad te doen, en doe je dat in weerwil van jezelf. Als er bijvoorbeeld arrogantie en verwaandheid in je staken, zou je het onmogelijk vinden om God niet te trotseren. Je zou je gedwongen voelen om Hem te trotseren. Je zou het niet expres doen, je zou het doen omdat je arrogante en verwaande natuur over je heerst. Door je arrogantie en verwaandheid zul je op God neerkijken en Hem als onbelangrijk beschouwen, ze zouden je ertoe brengen jezelf te verheffen, jezelf voortdurend op de voorgrond te plaatsen en ten slotte op Gods plaats te gaan zitten en getuigenis af te leggen voor jezelf. Uiteindelijk zou je je eigen ideeën, gedachten en opvattingen veranderen tot waarheden die moeten worden aanbeden. Zie toch hoeveel kwaad wordt gedaan door mensen die in de greep zijn van hun arrogante en verwaande natuur!” (‘Alleen door de waarheid na te streven kan iemand een verandering in gezindheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Ik voelde me afgrijselijk toen ik dat las. Ik wist van mijn arrogante gezindheid maar wist niets van de gevolgen van arrogantie. Eindelijk zag ik in, door datgene wat Gods woorden openbaarden en doordat ik over mijn woorden en daden nadacht, dat die me ertoe aanzet kwaad te doen en me tegen God te verzetten. Mijn arrogante natuur zorgde dat ik mezelf erg hoog had zitten, en dus anderen niet serieus nam, omdat ik wat kon. Ik vond dat mijn kijk op zaken altijd klopte en niemand mijn gelijke was, dus dat ze moesten doen wat ik zei. Als ik ‘links’ zei, mocht niemand naar rechts of iets anders voorstellen. Wie niet naar me luisterde, gaf ik een uitbrander. Ik was koppig en dictatoriaal. Ik stelde me dwingend op en koos het pad van de antichrist. Vooral deze woorden van God: “Je zou het doen omdat je arrogante en verwaande natuur over je heerst. Door je arrogantie en verwaandheid zul je op God neerkijken en Hem als onbelangrijk beschouwen,” zetten me aan het denken over hoe erg ik had opgeschept in mijn werk. Ik had nooit naar Gods wil of de principes van de waarheid gezocht. Wanneer anderen een suggestie deden dacht ik er nooit over na of die van God kwam, of het een aanwijzing van God was. Als het geen idee van mij was, luisterde ik er gewoon niet naar. Ik zag in dat ik totaal geen eerbied voor God had. Ik was zo arrogant dat ik anderen minachtend behandelde en geen plaats voor God in mijn hart had. Als gelovige moest ik me aan de waarheid en het werk van de Heilige Geest onderwerpen. Met wat voor suggestie een broeder of zuster ook aankomt, of die nu in mijn eigen straatje past of niet, het is mogelijk dat die van de Heilige Geest afkomstig is. Ik zou zo’n suggestie moeten onderzoeken met een Godvrezend, onderworpen hart. Als die strookt met de waarheid en het werk van Gods huis ten goede komt, moet ik gehoorzamen en haar toepassen. Als ik iets verwerp dat afkomstig is van de verlichting en leiding van de Heilige Geest, dan hinder ik het werk van de Geest en verzet ik me tegen God. Dat is een belediging van Gods gezindheid. Ik vervulde mijn taak vanuit arrogantie en was dictatoriaal, ik snoerde broeders en zusters de mond en wees prima ideeën af. Dat verstoorde het werk van de kerk. Mijn ontslag was Gods rechtvaardige gezindheid die mij ten deel viel. Als ik dacht aan alle schade die ik broeders en zusters had toegebracht en de achterstand waarop ik het werk van de kerk had gezet, voelde ik me berouwvol en schuldig. Ik haatte mijn verdorvenheid. Tegelijkertijd was ik vervuld van dankbaarheid jegens God, want als ik niet hardvochtig was geoordeeld en getuchtigd vanwege mijn arrogantie en koppigheid, had ik mezelf nooit leren kennen. Dan was ik me tegen God blijven verzetten.
Later las ik weer een passage uit Gods woorden: “Een groot deel van de tijd stroken de gedachten, handelingen en mentaliteit van mensen die getalenteerd en begaafd zijn niet met de waarheid, maar zij zijn zich daar niet van bewust. Ze denken nog steeds: moet je zien hoe slim ik ben! Ik heb zulke goede keuzes gemaakt, zulke wijze beslissingen! Niemand van jullie kan aan me tippen. Zulke mensen verkeren voortdurend in een toestand van narcisme en zelfwaardering. Het valt ze zwaar om hun hart tot rust te brengen en na te denken over wat God van hen vraagt, wat de waarheid is en wat de principes van de waarheid zijn. Het valt ze zwaar om de waarheid en Gods woorden binnen te gaan en het valt ze zwaar om de principes van het in praktijk brengen van de waarheid te vinden en te begrijpen, en de werkelijkheid van de waarheid binnen te gaan” (‘Waar mensen zich precies op hebben verlaten om te kunnen leven’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden lieten me zien dat wij, als we ons verlaten op onze gaven en sterke kanten, arroganter en zelfingenomener worden en gaan denken dat die zaken de waarheid zijn, zonder de principes achter die waarheid te zoeken. Ik vond dat ik een vaardigheid bezat, waardoor ze niet zonder me konden bij de decorontwerpen en de rekwisieten, maar sommigen deden in feite hun taken heel goed zonder enige professionele ervaring, en maakten zelfs betere rekwisieten dan ik kon. Ik dacht dat ik goede inzichten en ideeën had en bekwaam was, maar ik maakte er een puinhoop van. De dingen die ik maakte, waren onbruikbaar en moesten vaak opnieuw, waardoor er tijd, energie en geld werd verspild. Door op mijn gaven en sterke kanten te vertrouwen zonder de principes van de waarheid te zoeken, ontbrak me het werk van de Heilige Geest, waardoor ik mijn plicht niet goed kon doen. Als iemands hart op de juiste plek zit, zal God zo iemand verlichten en voorgaan. God verleent wijsheid die geen mens zich kan voorstellen. Ik besefte dat de gaven en vaardigheden waar ik zo trots op was, waardeloos waren. Het was heel arrogant en onredelijk om daarvan te willen profiteren. Als ik daaraan dacht, schaamde ik me diep. Daarna zei ik dit gebed tot God: “Ik wil niet meer naar mijn arrogante gezindheid leven. Ik wil de waarheid vastbesloten najagen en praktiseren en mijn plicht goed doen.”
Later nam ik de taak op me om nieuwe gelovigen te begieten. Als ik met anderen samenwerkte, hield ik me meer op de achtergrond. Ik zocht bewust Gods wil wanneer zich iets voordeed en luisterde meer naar de suggesties van anderen. Op een dag zei een broeder uit mijn team tegen me: “Jouw manier van broeders en zusters begieten en ondersteunen is een beetje star. Het is niet erg effectief. Het is beter als je je bij dat begieten op de persoonlijke zwakheden van mensen richt.” Maar ik was niet echt overtuigd. Ik had het gevoel dat ik al mijn ervaring inzette, dus hoe kon ik dan dingen fout doen? Ik stond op het punt om in het geweer te komen, toen ik besefte dat mijn arrogantie weer de kop opstak. In stilte zei ik een gebed tot God, en toen schoot me deze passage uit Zijn woorden te binnen: “Wanneer andere mensen een afwijkende mening ventileren – wat voor aanpak kun je dan inzetten om te voorkomen dat je eigenzinnig en onbezonnen wordt? Om te beginnen moet je een nederige houding hebben, datgene wat jij als juist beschouwt opzij zetten, en iedereen de kans geven om te communiceren. Ook als je gelooft dat jouw aanpak de juiste is, moet je er niet op blijven hameren. Dat is om te beginnen al een soort vooruitgang; daar spreekt een houding uit dat je de waarheid nastreeft, jezelf verloochent en Gods wil vervult. Zodra je eenmaal die houding hebt en tegelijkertijd niet vasthoudt aan je eigen mening, bid je. Aangezien jij het onderscheid tussen goed en kwaad niet kent, laat je God onthullen en je vertellen wat het beste, meest gepaste is om te doen. Terwijl iedereen meedoet aan de communicatie, brengt de Heilige Geest jullie allen verlichting” (Gods communicatie). Ik was in het verleden te arrogant en koppig geweest, ik had anderen beknot en het werk van Gods huis verstoord. Ik wist dat ik zo niet kon doorgaan met mensen te beperken en me tegen God verzetten, en dat ik naar de suggesties van anderen moest luisteren. Ik moest die aannemen en me schikken, en daarna Gods wil zoeken. Dat is de enige manier om Gods leiding te ontvangen. Dus ik luisterde geduldig naar deze broeder en besefte dat mijn methode inderdaad best kon worden verbeterd. De aanpak die hij voorstelde was flexibeler en beter aanpasbaar. Ik bracht hem in de praktijk en ontdekte dat het echt effectief was. Als broeders en zusters me na die tijd tips aan de hand deden verzette ik me niet meer, maar nam ik die aan en onderzocht ze, en ik besprak dingen met anderen om een beter beoefeningspad te vinden. Later zei iedereen dat ze veel hadden gehad aan die manier van begieten. Ik kreeg echt een gevoel van rust. Ik wist dat dit Gods leiding was. Ik kon alleen maar dankzeggen en Hem loven. Ik ervoer ook Gods zegeningen die voortkomen uit het praktiseren van de principes van de waarheid in plaats van arrogant mijn taak uit te voeren.