83. Satans verleidingen overwinnen

Door Chen Lu, China

Ik ben geboren in de jaren tachtig, in een dorp – we waren al generaties lang een boerenfamilie. Ik stortte mij op mijn studies zodat ik de toelatingstest voor de hogeschool kon halen en zo kon ontsnappen aan de armoede en onderontwikkeldheid van het dorpsleven. Toen ik naar de hogeschool ging kwam ik in contact met het boek ‘De geschiedenis van de Westerse kunst’ en pas toen ik zulke prachtige schilderijen zag als ‘Genesis’, ‘De hof van Eden’ en ‘Het laatste avondmaal’, realiseerde ik mij dat er een God was in het universum die alle dingen had geschapen. Mijn hart werd onwillekeurig vervuld van verering voor God. Na te zijn afgestudeerd aan de hogeschool vond ik heel makkelijk een goede baan en ontmoette vervolgens een fantastische partner. Ik had eindelijk mijn eigen droom en die van mijn voorouders waargemaakt: Ik was ontsnapt aan het leven waarbij ons gezicht naar de grond was gericht en onze rug naar de hemel. In 2008 voegde de geboorte van een kind nog veel meer vreugde toe aan mijn leven. Kijkend naar alles wat ik in mijn leven had, was ik ervan overtuigd dat ik een gelukkig en comfortabel leven zou moeten hebben. Toch kon ik, terwijl ik genoot van dat benijdenswaardige, prachtige leven, nooit dat vage gevoel van leegheid diep in mijn hart van me afschudden. Hierdoor voelde ik me erg verward en hulpeloos.

In november 2008 sprak mijn familie met me over het evangelie van de laatste dagen van Almachtige God. Door middel van de woorden van God begreep ik eindelijk dat Hij de bron van het leven van de mensheid is en dat Zijn woorden de drijvende kracht en de pijlers van ons leven zijn. Als we voor ons leven afstand doen van Gods levensonderhoud en voeding, zullen onze zielen leeg en eenzaam zijn, en wat voor materiële genoegens we ook mogen hebben, we zullen nooit in staat zijn de behoeften van onze zielen te bevredigen. Zoals Almachtige God heeft gezegd: “De mens is tenslotte maar een mens. De plaats en het leven van God kunnen door geen enkel mens vervangen worden. De mensheid heeft niet alleen behoefte aan een rechtvaardige samenleving waarin iedereen goed gevoed, gelijk en vrij is, maar ook aan de redding van God en Zijn levensvoorzieningen aan hen. Alleen wanneer de mens de redding van God en Zijn levensvoorzieningen ontvangt kunnen de benodigdheden, de drang om te onderzoeken, en de spirituele leegte van de mens worden opgelost(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bijlage 2: God beschikt over het lot van de gehele mensheid). Zijn woorden overspoelden mijn ziel als een bron in de woestijn en ze losten de verwarring in mijn hart op. Vanaf dat moment las ik Gods woorden met een enorme honger en dorst, en was er steeds een onuitsprekelijk gevoel van vrede in mijn hart, het gevoel dat mijn ziel eindelijk thuis was gekomen. Niet lang daarna regelde de kerk dat een aantal broeders en zusters mij zouden ontmoeten. Ze bleven mij daarna continu bezoeken, hoe slecht het weer ook was. Gedurende deze tijd waren er veel dingen die ik niet begreep en de broeders en zusters bespraken alles altijd geduldig met me. Er was geen sprake van ook maar de minste irritatie of het mij gewoon in de maling nemen. Hierdoor voelde ik diep de oprechtheid en liefde van deze broeders en zusters. Toen ik meer van de waarheid begon te begrijpen, begon ik Gods dringende verlangen de mensheid te redden te beseffen en zag ik dat de broeders en zusters zichzelf gretig schonken en het evangelie van het koninkrijk voor God verkondigden. Ik wilde ook mijn eigen plicht uitvoeren, maar mijn kind was nog klein en ik had niemand anders die voor hem kon zorgen. Ik bad dus eenvoudig tot God en vroeg Hem me een uitweg te bieden. Later kwam ik erachter dat er een zuster was die de leiding had over een peuterspeelzaal. Ik stuurde dus mijn kind naar haar toe. Ze beloofde me zonder aarzeling op mijn kind te passen en wilde zelfs niet accepteren dat ik de kosten voor onderwijs of maaltijden zou betalen. Vanaf dat moment hielp deze zuster me niet alleen door overdag op mijn kind te passen, maar hielp me zelfs af en toe ‘s avonds. De daden van deze zuster ontroerden me werkelijk diep en ik wist dat alles zijn oorsprong vond in Gods liefde. Om Zijn liefde terug te betalen, sloot ik mij zonder aarzeling aan bij de rangen van degenen die het evangelie prediken. Tijdens deze periode werd de onderdrukking en vervolging van gelovigen van de kant van de CCP echter nog strenger. Vele broeders en zusters werden gearresteerd en ook zelf kon ik niet aan dit lot ontsnappen.

Dat was op de ochtend van 21 december 2012. Meer dan een dozijn broeders en zusters waren bijeengekomen toen er plotseling op de deur werd geklopt en er werd geschreeuwd: “Open de deur! Open de deur! Inspectie van het huis!” Op het moment dat een zuster de deur opende, drongen zes of zeven politieagenten zwaaiend met hun wapenstokken naar binnen. Ze duwden ons ruw aan de kant en begonnen in de lades rond te neuzen en overal te zoeken. Een jonge zuster kwam naar voren en vroeg hen: “We hebben de wet niet overtreden. Waarom doorzoeken jullie het huis?” De politie antwoordde grof: “Gedraag je! Als wij je vragen daar te gaan staan, blijf je daar gewoon staan. Als wij je niet vragen om te spreken, houd je je mond dicht!” Daarna gooiden ze haar hard op de grond en schreeuwden agressief: “Als je je wilt verzetten, slaan we je!” De nagel van haar vinger was afgebroken en haar vinger bloedde. Toen ik de gemene gezichten van de politieagenten zag, voelde ik zowel haat als angst. Ik bad dus in stilte tot God om mij kracht en vertrouwen te schenken en mij te beschermen om getuigenis af te leggen. Na te hebben gebeden kwam mijn hart een stuk meer tot rust. De politie confisqueerde veel evangelisatiemateriaal en collecties van Gods woorden en dirigeerde ons naar de politiewagens.

Zodra we bij het politiestation arriveerden, confisqueerden ze alles wat we bij ons hadden en ondervroegen ons om onze namen, adressen en wie onze kerkleiders zijn, te weten te komen. Ik zei niets. Een andere zuster zei ook niets waardoor de politie ons als de aanvoerders beschouwden en het plan opvatten ons apart te ondervragen. Ik was op dat moment vreselijk bang – ik had gehoord dat de politie bijzonder wreed was tegenover gelovigen in God, en ik was geclassificeerd als doelwit voor ondervraging. Dat kon zeker tot talloze akelige scenario's leiden. Net toen ik me in een verschrikkelijke gesteldheid bevond en vrees me had overmand, hoorde ik mijn zuster, die dicht bij me in de buurt was, bidden: “Oh God, u bent mijn rots, onze toevlucht. Satan ligt onder uw voeten en ik ben bereid te leven volgens uw woorden en te getuigen om u tevreden te stellen!” Na dit te hebben gehoord, werd het lichter in mijn hart. Ik dacht: Het is waar – God is onze rots, Satan ligt onder Zijn voeten, dus waar ben ik bang voor? Zo lang als ik op God vertrouw, kan Satan worden verslagen! Plotseling was ik niet langer bang, maar ik voelde me wel beschaamd. Ik dacht aan het feit dat mijn zuster in deze situatie bad tot God, op Hem vertrouwde en haar vertrouwen in God niet verloor, terwijl ik timide en laf was. Ik had niet ook maar een beetje van de ruggengraat van iemand die in God gelooft. Dankzij Gods liefde en door het gebed van die zuster dat mij motiveerde en hielp, was ik niet langer bang voor de despotische macht van de politie. Ik besloot in stilte: Nu ik ben gearresteerd ben ik vastbesloten te getuigen om God tevreden te stellen. Ik zal absoluut geen lafaard zijn die God teleurstelt!

Om ongeveer tien uur deden twee politieagenten me handboeien om en brachten me naar een kamer om me afzonderlijk te ondervragen. Een van de politieagenten ondervroeg me in het lokale dialect. Ik begreep het niet en toen ik hem vroeg wat hij had gezegd, deed deze vraag hem onverwachts in woede ontsteken. Een van de politieagenten die erbij stond rende naar me toe, greep mijn haar en trok me heen en weer. Ik was duizelig en helemaal mijn oriëntatie kwijt. Mijn hoofdhuid voelde aan alsof ze was losgescheurd en een deel van mijn haar was uitgerukt. Onmiddellijk daarna rende er een andere politieagent op mij af en schreeuwde: “We moeten het dus ruw aanpakken? Spreek! Wie heeft je opgedragen het evangelie te prediken?” Ik was vol woede en antwoordde: “Het prediken van het evangelie is mijn plicht.” Op het moment dat ik dat zei, greep de eerste agent me opnieuw bij mijn haar, gaf een klap in mijn gezicht, sloeg me en schreeuwde: “Ik zal je nog meer laten prediken! Ik zal je nog meer laten prediken!” Hij sloeg me in mijn gezicht tot mijn gezicht rood als een biet was, pijn deed en begon op te zwellen. Toen hij moe werd van het slaan, liet hij me met rust. Vervolgens nam hij de mobiele telefoon en de mp4-speler die hij bij me had gevonden en vroeg me naar informatie over de kerk. Ik was afhankelijk van wijsheid om met hen om te gaan. Vanuit het niets vroeg een agent: “Je komt hier niet vandaan. Je spreekt zo goed Mandarijn – je bent beslist geen gemiddeld persoon. Wees eerlijk! Waarom ben je hier naartoe gekomen? Wie heeft je hier naartoe gezonden? Wie is je leider? Hoe ben je met de kerk hier in contact gekomen? Waar woon je?” Toen ik hoorde dat deze politieagenten me als een belangrijk persoon beschouwden en ze vastbesloten waren informatie over de kerk uit me los te krijgen, klopte mijn hart in mijn keel en riep ik tot God om mij vertrouwen en kracht te geven. Door te bidden werd mijn hart langzamerhand rustiger en antwoordde ik: “Ik weet niets.” Toen ze me dat hoorden zeggen, sloeg een van hen woedend op tafel en schreeuwde: “Wacht maar, we zullen zien hoe je je over een tijdje voelt!” Toen pakte hij mijn mp4-speler op en drukte op de afspeelknop. Ik was heel bang. Ik wist niet welke middelen hij zou inzetten om mij aan te pakken en riep dus dringend tot God. Ik had niet gedacht dat wat zou worden afgespeeld een lezing zou zijn van een passage van Gods woorden: “Ik zal niet meer genadig zijn voor hen die mij in het geheel niet trouw zijn in tijden van verdrukking, want mijn genade reikt maar zover. Bovendien kan ik geen sympathie opbrengen voor degenen die mij eens hebben verraden, nog minder wil ik geassocieerd worden met mensen die de belangen van hun vrienden verraden. Dit is mijn gezindheid, wie de persoon ook maar mag zijn. Dit moet ik jullie zeggen: wie mijn hart breekt, zal geen tweede keer clementie van mij ontvangen en degene die mij trouw is geweest, zal voor altijd in mijn hart blijven(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bereid voldoende goede daden voor voor je bestemming). Toen ik Gods woorden hoorde, voelde ik een pijnscheut in mijn hart. Ik kon niets anders dan eraan denken dat in de tijd dat de Heer Jezus zijn werk verrichtte, er velen waren die Hem volgden en Zijn genade genoten, maar dat toen Hij aan het kruis was genageld en de Romeinse soldaten links en rechts christenen arresteerden, heel veel mensen uit angst wegvluchtten. Dit veroorzaakte God enorm veel pijn! Maar wat was eigenlijk het verschil tussen mij en deze ondankbare mensen? Toen ik Gods genade en zegeningen genoot, volgde ik God vol vertrouwen, maar toen ik met tegenspoed geconfronteerd werd, tegenspoed die vereiste dat ik moest lijden en een prijs moest betalen, was ik timide en bang. Hoe kon dat Gods hart troosten? Ik dacht aan het feit dat de opperste God om ons, verdorven menselijke wezens, te redden, vlees was geworden en nederig en in het geheim naar China was gekomen, dit door atheïsten geregeerde land, de achtervolging en veroordeling van deze demonen had geaccepteerd en dat Hij ons persoonlijk op het pad van het streven naar de waarheid had geleid. Ziende dat God alles had gedaan om ons te redden, vroeg ik me af waarom ik, iemand die de genade van Zijn redding had genoten, dan geen kleine prijs zou kunnen betalen om van Hem te getuigen? In mijn geweten voelde ik me bestraft en ik haatte het dat ik zo egoïstisch, zo waardeloos was. Ik voelde echt diep dat God vol hoop en zorg voor mij was. Ik voelde dat Hij heel goed wist dat ik qua gestalte onvolwassen was en bang tegenover Satans despotisme. Hij liet me dit horen via de politie die die lezing afspeelde, Hij liet me Zijn wil begrijpen, zodat ik temidden van tegenspoed en onderdrukking voor God getuigenis kon afleggen en Hem tevreden kon stellen. Een ogenblik lang was ik zo ontroerd door Gods liefde dat de tranen over mijn gezicht liepen en ik in stilte tot God sprak: “Oh God! Ik wil u niet verraden. Hoe Satan me ook martelt, ik ben vastbesloten te getuigen en uw hart te troosten.”

Toen klonk er een plotselinge knal, de politieagent zette de speler uit, rende op me af en sprak vol haat: “Als je het ons niet vertelt, zal ik je martelen!” Toen bevalen ze me om met mijn blote voeten op de grond te gaan staan en boeiden ze mijn rechterhand aan een ijzeren ring in het midden van een betonblok. Ze gaven me bevel me voorover te buigen omdat het blok zo klein was. Ze stonden het niet toe dat ik neerknielde en lieten me ook niet mijn linkerhand gebruiken om mijn benen te ondersteunen. Na een tijdje kon ik niet langer blijven staan en wilde neerknielen, maar de politieagenten riepen: “Verboden te knielen! Als je minder wilt lijden, moet je opschieten en bekennen!” Ik kon niet anders doen dan op mijn tanden bijten en het verdragen. Ik weet niet hoeveel tijd er verstreek. Mijn voeten waren als ijs, mijn benen waren stijf en verdoofd en toen ik echt niet meer langer kon blijven staan, knielde ik neer. De politieagenten tilden me op, brachten een kop koud water en goten het in mijn nek. Het was zo koud dat ik begon te bibberen. Daarna deden ze mijn handboeien af, duwden me op een houten stoel, boeiden mijn handen aan beide kanten van de stoel, openden de ramen en deden de airconditioning aan. Ik werd geraakt door een plotselinge vlaag koude wind en ik bibberde van de kou. Ik kon er niets aan doen dat ik enige zwakheid in mijn hart voelde, maar in het midden van dit lijden was ik continu aan het bidden, van God smekend dat Hij me de wil en de kracht zou schenken deze pijn te verdragen en mij in staat zou stellen de zwakheid van het vlees te overwinnen. Precies op dat moment wezen de woorden van God me van binnenuit de weg: “Neem geen ideeën van Satan aan, ook niet als je vleselijk lichaam lijdt. […] Geloof is een wankel bruggetje. Zij die stumperig aan het leven hangen, kunnen het niet oversteken, maar zij die bereid zijn hun leven op het spel te zetten, kunnen er gerust overheen gaan(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 6). Gods woorden lieten me begrijpen dat Satan mijn vlees wilde martelen om mij God te laten verraden, en dat als ik ook maar enige aandacht zou schenken aan het vlees, ik ten prooi zou vallen aan zijn bedrog. Ik bleef deze twee zinnen van Gods woorden in mijn geest herhalen, waarbij ik mezelf voorhield dat ik moest waken tegen Satans bedrog en zijn ideeën moest afwijzen. Later namen de agenten een pot koud water en goten het hele ding in mijn nek uit. Al mijn kleren waren totaal doorweekt. Op dat moment voelde het alsof ik in een bak met ijs was gevallen. Ik was vervuld van afkeer toen ik zag hoe verachtelijk en kwaadaardig de politie was. Ik dacht: Deze meute demonen zal alles in het werk stellen om mij God te laten verraden – ik zal absoluut niet toestaan dat hun listen slagen! Toen hij mij zo vreselijk zag bibberen, greep een van de kwaadaardige politiemannen een handvol van mijn haar en dwong me mijn hoofd op te tillen om door het venster naar de hemel te kijken. Vervolgens zei hij spottend: “Heb je het niet koud? Laat God dan komen om je te redden!” Omdat hij zag dat ik niet reageerde, goot hij nog een grote pot koud water over me leeg, zette de airconditioner op de koudste stand en liet deze recht op mij blazen. Vlaag na vlaag ijskoude lucht werd in mijn richting geblazen en tegelijkertijd sloeg de koude wind me. Ik had het zo koud dat ik me oprolde als een bal en praktisch vastvroor. Ik had het gevoel dat het bloed in mijn aderen was gestold en er schoten onwillekeurig krankzinnige gedachten door mijn hoofd: Zo’n koude dag, maar ze doordrenken me met koud water en zetten de airconditioning aan. Proberen ze me levend te bevriezen? Als ik hier zou sterven zouden mijn verwanten het niet eens te weten komen. Net toen ik wegzonk in duisternis en wanhoop, dacht ik plotseling aan het lijden dat de Heer Jezus verdroeg toen Hij aan het kruis genageld werd om de mensheid te verlossen. En ik dacht ook aan Gods woorden: “Liefde die loutering heeft ervaren, is sterk en niet zwak. Het maakt niet uit wanneer of hoe God je onderwerpt aan Zijn beproevingen, je bent in staat om je zorgen over of je leeft of sterft los te laten, om alles van harte opzij te zetten voor God en om alles blijmoedig te doorstaan voor God – en daardoor zal je liefde zuiver zijn en jouw geloof echt. Alleen dan zul je iemand zijn die echt door God wordt bemind en die echt door God volmaakt is gemaakt(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen door het ervaren van loutering kan de mens ware liefde bezitten). Deze woorden van God gaven me werkelijk nieuwe kracht – ja! Die dag getuigenis te kunnen geven voor God, dat was God die me oprichtte – hoe kon ik nog enige aandacht aan het vlees schenken? Zelfs als het betekende dat ik mijn leven zou moeten verliezen, was ik toch vastbesloten trouw te blijven aan God. Plotseling werd mijn hart in vervoering gebracht en voelde ik me geïnspireerd. Ik bad in stilte tot God: “Oh God! U heeft me deze adem gegeven, ik sterf liever dan dat ik me aan het leven vastklamp en u verraadt!” Langzamerhand had ik het niet meer zo koud, wat me in staat stelde Gods gezelschap en troost werkelijk te voelen. De politie bleef me de hele tijd, vanaf het midden van de dag tot ongeveer zeven uur ‘s avonds, ondervragen. Omdat ze zagen dat ik mijn mond niet zou opendoen, sloten ze me op in de ondervragingsruimte en bleven koude lucht op me blazen.

Na het diner voerden de politieagenten de intensiteit van hun ondervraging op. Ze bedreigden me boosaardig en zeiden: “Vertel op! Wie is de leider van jullie kerk? Als je het ons niet vertelt, hebben we andere manieren. We kunnen je sap van hete pepers of water met zeep laten drinken, we kunnen je uitwerpselen laten eten, je uitkleden, je in de kelder gooien en je dood laten vriezen! Als je vandaag niet spreekt, vragen we het morgen opnieuw. We hebben de tijd!” Toen de kwaadaardige politieagenten dit zeiden, zag ik werkelijk dat ze helemaal geen mensen waren, maar een meute demonen in menselijke gedaante. Hoe meer ze mij op deze manier bedreigden, hoe meer ik ze in mijn hart haatte en hoe vastbeslotener ik was nooit aan hen toe te geven. Toen ze zagen dat ik niet zou bezwijken, vonden ze een zak van stof, doordrenkten deze met water en trokken haar over mijn hoofd. Ze drukten de zak helemaal over mijn hoofd en zorgden ervoor dat ik me niet kon bewegen. Daarna snoerden ze de tas dicht. Ik kon helemaal niet bewegen omdat mijn handen aan de stoel waren geboeid. Het duurde niet lang tot ik op het punt stond te stikken. Ik voelde mijn hele lichaam verstijven. Maar dat was nog niet genoeg om hun haat te blussen. Ze pakten een pot koud water op en schonken het leeg in mijn neus, waarbij ze me bedreigden en zeiden dat wanneer ik niet zou praten ze me zouden laten stikken. De natte zak zelf liet al geen lucht door en daarnaast werd er nog water in mijn neus geschonken. Het ademen was enorm moeilijk en ik voelde dat de dood steeds dichterbij kwam. Ik bad in stilte tot God: “Oh God, deze adem van mij is me door u gegeven en ik zou vandaag voor u moeten leven. Hoe de boosaardige politie me ook martelt, ik zal u niet verraden. Als u van mij eist dat ik mijn leven opoffer, ben ik bereid uw plannen en regelingen zonder ook maar de minste klacht te gehoorzamen …” Net toen ik mijn bewustzijn begon te verliezen en op het punt stond te stoppen met ademen, lieten ze plotseling los. Ik kon niet anders dan doorgaan met God in mijn hart dank te brengen. Hoewel ik in de handen van de boosaardige politie was gevallen, God alleen toestond dat ze mijn vlees martelden, maar niet dat ze mij van mijn leven zouden beroven. Hierop groeide mijn vertrouwen.

De volgende dag, omtrent het middaguur, namen verschillende politieagenten mij en een andere zuster mee in een politiewagen en brachten ons naar het huis van bewaring. Een van hen sprak intimiderend tot mij: “Je komt niet uit deze streek. We sluiten je zes maanden op, daarna veroordelen we je tot drie à vijf jaar. In elk geval zal niemand het te weten komen.” “Veroordeling?” Zodra ik hoorde dat ik zou worden veroordeeld, voelde ik me onwillekeurig verzwakken. Ik vroeg me af hoe ik mijn gezicht nog zou kunnen vertonen wanneer ik werkelijk tot een gevangenisstraf zou worden veroordeeld en hoe mensen me dan zouden zien. De andere mensen in de cel waarin ik was gegooid waren allemaal zusters die in Almachtige God geloofden. Hoewel ze zich in het hol van de demonen bevonden, toonden ze niet de minste vrees. Ze bemoedigden en ondersteunden elkaar en toen ze zagen dat ik negatief en zwak was, spraken ze met me over hun persoonlijke ervaringen en getuigden, wat me vertrouwen in God gaf. Ze zongen ook een lofzang om mij te bemoedigen: “Je schenkt jezelf aan God, ik wijd mezelf aan Hem. Verlaten door familie, gelasterd door de wereld, volg ik de ware God over het moeilijke pad. Ik zal me volledig inspannen voor de uitbreiding van het koninkrijk evangelie van God. Ik heb vele lentes, zomers, herfsten en winters gezien, verheugd om het bitter met het zoet te aanvaarden. Om aan Gods eisen te voldoen, gehoorzaam ik Zijn regelingen. Wandelend op de weg van het liefhebben van God, verdraag ik bittere beproevingen. Gevaar en nood ontlokken geen enkele klacht aan mijn mond. Hoewel mijn vlees veel lijdt, is mijn hart vol liefde voor God. Ik ga overal heen als een getuige van Gods daden. Ik verdraag de vervolging en rampspoed, ervaar de hoogte- en dieptepunten van het leven. Ik ben bereid Gods wil te doen en Hem mijn hele wezen te schenken. Ik heb de vervolging en rampspoed verdragen en de hoogte- en dieptepunten van het leven ervaren. Het maakt niet uit of ik een leven van bitterheid moet verdragen, ik moet Gods hart tevredenstellen” (‘Gods liefde terugbetalen en Zijn getuige zijn’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Nadenkend over dit lied werd ik sterk bemoedigd. Het was waar, we volgden de ware God en wandelden op het juiste levenspad in een land onder de heerschappij van een atheïstische partij die God als de vijand zag. We waren voorbestemd vele ontberingen te lijden. Maar dit alles had een bedoeling, en zelfs in de gevangenis zitten, was iets glorieus, omdat we werden vervolgd vanwege het nastreven van de waarheid en het volgen van Gods weg. Het was iets totaal anders dan wereldse mensen die gevangen zaten omdat ze verschrikkelijke misdaden hadden begaan. Ik dacht op dat moment aan die talloze generaties heiligen die vervolging en vernedering hadden geleden vanwege het feit dat ze aan het juiste pad vasthielden. Maar nu me vrijelijk zo veel van het woord van God was geschonken en ik de waarheid begreep die generaties mensen niet hadden kunnen begrijpen en geheimen kende die generaties niet hadden gekend, waarom was ik dan nu niet in staat een beetje lijden te tolereren om van God te getuigen? Toen ik hieraan dacht, krabbelde ik nogmaals op uit mijn gesteldheid van zwakte, vulde mijn hart zich met vertrouwen en kracht, en nam ik het vaste besluit op God te vertrouwen en de martelingen van morgen en eisen tot het afleggen van een bekentenis met opgeheven hoofd te ondergaan.

Tien dagen later zond de politie me in mijn eentje naar het detentiecentrum. Ik zag dat alle andere mensen daar waren vastgezet voor fraude, diefstal en illegale zakelijke praktijken. Zodra ik binnenkwam, zeiden ze me: “Iemand die hier binnenkomt, komt er over het algemeen niet meer uit. We wachten allemaal op onze veroordeling en sommigen van ons wachten al maanden.” Ik was zo nerveus toen ik deze mensen bekeek, dat mijn hart op het punt stond te barsten. Ik werd overvallen door de angst dat ze me slecht zouden behandelen en bedacht vervolgens dat het feit dat de politie mij met hen opgesloten hield hoogstwaarschijnlijk betekende dat men me als een misdadiger wilde veroordelen. Ik had gehoord dat sommige broeders en zusters wel acht jaar gevangen hadden gezeten. Ik wist niet voor hoe lang ik zou worden veroordeeld, en ik was nog maar 29 jaar oud! Het kon toch niet zo zijn dat ik mijn hele jeugd in deze donkere cel zou doorbrengen? Hoe zou ik mijn dagen vanaf dit moment doorbrengen? Op dat moment leek het of mijn thuisstad, ouders, echtgenoot en kind plotseling allemaal heel ver van me verwijderd waren. Het was alsof er een mes in mijn hart werd omgedraaid en tranen welden op in mijn ogen. Ik wist dat ik in Satans valstrik was getrapt en riep dus vurig tot God, hopend dat Hij me zou leiden en me zou bevrijden uit dit lijden. Halverwege mijn gebed voelde ik van binnen duidelijk dat me de weg werd gewezen: Wanneer je hiermee wordt geconfronteerd, heb je toestemming van God. Klaag net als Job niet tijdens je beproevingen. Daarna dacht ik aan Gods woorden: “Je moet weten dat het bewijs van mijn vernietiging van Satan ligt in de loyaliteit en gehoorzaamheid van de mens, evenals het bewijs van mijn volledige overwinning van de mens. […] Zou je je liever aan mijn schikking onderwerpen (zij het dood of vernietiging) of halverwege vluchten om mijn tuchtiging te vermijden?(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wat weet jij over het geloof?). Het oordeel en de tuchtiging vervat in Gods woorden beschaamden me. Ik zag dat ik in de verste verte niet oprecht was tegenover God en dat ik slechts zei dat ik een goede getuige voor Hem wilde zijn. Toen ik echter echt gevaar liep gevangen te worden gezet, wilde ik alleen maar ontsnappen. Er was geen sprake van een praktisch vermogen om vanwege de waarheid te lijden. Terugdenkend aan het moment waarop ik werd gearresteerd, besefte ik dat God de hele tijd bij me was geweest. Hij had me bij geen enkele stap van de weg verlaten, omdat Hij bang was dat ik zou verdwalen of op het pad zou struikelen. Gods liefde voor mij was volkomen oprecht en in het geheel niet leeg. Maar ik was egoïstisch en uit op mijn eigen belang, en dacht de hele tijd aan mijn eigen vleselijke winsten en verliezen. Ik was niet bereid om voor God ook maar enige prijs te betalen – hoe zou ik dan enige menselijkheid kunnen bezitten? Enig geweten? Toen ik daaraan dacht, voelde ik me vol berouw en was me bewust van mijn schuldenlast. Ik bad in stilte tot God en toonde berouw: Oh God! Ik zat fout. Ik kan u niet langer slechts lippendienst bewijzen en u bedriegen. Ik ben bereid de werkelijkheid uit te leven om u tevreden te stellen. Hoe mijn vonnis ook uitvalt, ik zal zeker voor u getuigen. In die tijd was het erg koud. De andere gevangenen vielen me niet lastig, maar zorgden juist voor me. Ze gaven me kleding en schonken me extra eten tijdens de maaltijden. Ze deelden met mij het fruit en de snacks die ze zelf hadden gekocht en hielpen me ook met mijn dagelijkse werk. Ik wist dat dit alles Gods plan en voorziening was. Het was Gods mededogen met mijn kleine gestalte. Geconfronteerd met Zijn liefde en bescherming nam ik mijn besluit: Hoe lang mijn straf ook uitvalt, ik zal getuigen voor God!

In het detentiecentrum ondervroeg de politie me om de paar dagen. Toen ze zich realiseerden dat een harde aanpak bij mij niet werkte, schakelden ze over op een zachte aanpak. De politieagenten die me ondervroegen namen bewust een gemoedelijke houding aan en kletsten met me, gaven me goed voedsel te eten en zeiden dat ze konden helpen een goede baan voor me te vinden. Ik wist dat dit Satans bedrog was en bad dus elke keer als ik werd ondervraagd tot God en vroeg Hem mij te beschermen en niet toe te staan dat ik in deze valstrikken zou trappen. Een keer, tijdens een verhoor, openbaarde een politieman eindelijk zijn sinistere bedoelingen: “We hebben niets tegen jou persoonlijk, we willen alleen maar de Kerk van Almachtige God bestrijden. We hopen dat je met ons mee kunt doen.” Toen ik deze duivelse woorden hoorde, werd ik ontzettend kwaad. Ik dacht: God heeft de mens geschapen en heeft al die tijd tot nu toe voor ons gezorgd en ons de hele weg geleid. En nu is Hij gekomen om degenen die Hij heeft geschapen te redden en te helpen ontsnappen uit onze afgrond van lijden. Wat is daar in hemelsnaam verkeerd aan? Waarom wordt het door deze duivels zo gehaat en verguisd? We zijn Gods schepping. God volgen en Hem aanbidden is goed en juist, dus waarom zou Satan ons op deze manier dwarsbomen en proberen onze vrijheid God te volgen af te nemen? Nu proberen ze van mij een speelbal te maken in hun streven God te verslaan. De CCP-regering is werkelijk een meute demonen die vastbesloten is God uit te dagen. Ze zijn zulke kwaadaardige reactionairen! Ik zat vol wrok en ik haatte de CCP nog meer. Alles wat ik wilde was getuigenis af te leggen voor God en Zijn hart te troosten. Toen de politieagenten zagen dat ik nog steeds niet zou spreken, begonnen ze psychologische methoden tegen me in te zetten. Ze vonden mijn echtgenoot via China Mobile en brachten hem en mijn kind om mij te overtuigen. Mijn man had eerst geen moeite met mijn geloof in God gehad, maar na door de politie te zijn misleid, zei hij telkens weer opnieuw tegen me: “Ik smeek je je geloof op te geven. Denk ten minste aan je kind als je het niet voor mij doet. Een moeder in de gevangenis zal zo’n vreselijke invloed op hem hebben. …” Toen mijn man zag dat zijn woorden mij niet van gedachten konden doen veranderen, liet hij de volgende wrede woorden vallen: “Je bent zo koppig en wilt niet luisteren – ik zal dan maar gewoon van je scheiden!” Dit woord ‘scheiden’ doorboorde het diepst van mijn hart. Het leidde ertoe dat ik de CCP-regering nog dieper haatte. Het was vanwege haar laster en zaaien van tweespalt dat mijn echtgenoot Gods werk zo was gaan haten en zulke ongevoelige woorden tot mij sprak. De CCP-regering is er werkelijk schuldig aan gewone mensen op te roepen de hemel te beledigen! Ze had ook schuld aan de ondermijning van onze gevoelens als man en vrouw! Toen ik dit dacht, wilde ik niets meer tegen mijn man zeggen. Ik zei alleen maar rustig: “Schiet dan maar op en neem ons kind mee naar huis.” Toen de politieagenten zagen dat deze tactiek niet had gewerkt, werden ze zo kwaad dat ze voor hun bureau heen en weer bleven banjeren en tegen me schreeuwden: “We hebben zo hard gewerkt en hebben geen enkel antwoord uit je gekregen! Als je blijft weigeren te spreken, zullen we jou aanduiden als hoofd van deze regio, als een politieke gevangene! Als je vandaag niet spreekt, krijg je geen andere kans meer!” Maar hoe ze ook tierden en tekeergingen, ik bad slechts tot God in mijn hart en vroeg Hem mijn geloof te versterken.

Tijdens mijn ondervraging dacht ik aan een lofzang van Gods woord die me van binnenuit de weg bleef wijzen: “In deze fase van het werk wordt van ons het uiterste aan geloof en liefde gevergd. We kunnen struikelen door de geringste onoplettendheid, want deze fase van het werk is anders dan alle voorgaande: wat God vervolmaakt, is het geloof van de mensheid, dat zowel onzichtbaar als ontastbaar is. Wat God doet, is woorden omzetten in geloof, liefde en leven. Mensen moeten een punt bereiken waarop ze honderden louteringen hebben verdragen en een geloof hebben dat groter is dan dat van Job. Ze moeten ongelooflijk lijden en allerlei martelingen verdragen zonder God ooit te verlaten. Wanneer ze gehoorzaam zijn tot de dood en een groot geloof in God hebben, is deze fase van Gods werk voltooid(‘Wat God volmaakt maakt, is het geloof’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Vanwege het geloof en de kracht die ik van Gods woorden ontving, kwam ik tijdens mijn ondervraging heel ferm over. Maar wanneer ik terugkeerde naar mijn cel kon ik niets anders dan me een beetje zwak en gekwetst voelen. Het leek erop dat mijn echtgenoot zich inderdaad van mij zou scheiden en dat ik geen thuis meer zou hebben. Ik wist ook niet hoe lang mijn straf zou uitvallen. Te midden van deze pijn dacht ik aan de woorden van God: “Nu moet je de weg die Petrus bewandelde duidelijk kunnen zien. Als je het pad van Petrus duidelijk kunt zien, dan zul je zeker zijn ten aanzien van het werk dat tegenwoordig gedaan wordt, en zou je niet meer klagen of passief blijven, of ergens naar verlangen. Je zou de toenmalige stemming van Petrus ervaren: hij was door verdriet getroffen; hij vroeg niet meer om een toekomst of om zegen. Hij was niet op zoek naar de winst, het geluk, de roem of de voorspoed van deze wereld. Hij wilde alleen maar een zeer betekenisvol leven leiden, wat inhield dat hij Gods liefde terug wilde betalen en aan Hem zijn aller dierbaarste bezit op wilde dragen. Dat zou zijn hart tevredenstellen(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Hoe Petrus Jezus leerde kennen). Ik was diep ontroerd door de daden van Petrus en dit wekte ook bij mij de wil op om alles op te geven om God tevreden te stellen. Het was waar. Toen Petrus’ verdriet een dieptepunt had bereikt, was hij nog steeds in staat het te weerstaan ​​en God tevreden te stellen. Het was niet voor zijn eigen vooruitzichten, bestemming of voordeel en toen hij aan het einde ondersteboven aan een kruis werd genageld, legde hij een goed en klinkend getuigenis voor God af. Maar ik, die het geluk had gehad de vleesgeworden God te volgen en in mijn leven te genieten van Gods eindeloze voorziening, Zijn genade en Zijn zegeningen, had nog nooit een echte prijs voor God betaald. Kon ik Hem zelfs niet die ene keer tevredenstellen toen Hij me nodig had om voor Hem te getuigen? Zou het missen van deze kans niet iets zijn waar ik een heel leven spijt van zou hebben? Toen ik daaraan dacht, besloot ik ten overstaan van God: Oh God, ik ben bereid het voorbeeld van Petrus te volgen. Ongeacht wat de uitkomst voor mij zal zijn, zelfs als ik moet gaan scheiden of tijd in de gevangenis moet doorbrengen, ik zal u niet verraden! Na te hebben gebeden, voelde ik een golf van kracht in me opkomen. Ik zou niet langer denken aan de vraag of ik al dan niet zou worden veroordeeld of hoe lang de straf zou uitvallen, en ik zou er ook niet langer over nadenken of ik wel of niet naar huis zou kunnen terugkeren en met mijn familie zou worden herenigd. Ik zou alleen maar denken dat elke nieuwe dag in het hol van de demonen een nieuwe dag was om van God te getuigen, en zelfs als ik tot het einde in de gevangenis zou moeten zitten, zou ik niet toegeven aan Satan. Toen ik mezelf opgaf, proefde ik echt van Gods liefde en genegenheid. Op een zekere middag een paar dagen later, zei een bewaker plotseling tegen me: “Zoek je spullen bij elkaar, je kunt naar huis gaan.” Ik durfde mijn oren gewoon niet te geloven! Ik was ongelooflijk opgewonden. Deze veldslag in de spirituele oorlog was door Satan verloren en God was aan het eind verheerlijkt!

Na 36 dagen te zijn opgesloten en door de politie van de CCP te zijn vervolgd, had ik een duidelijk begrip van de wrede tirannie en de opstandige en reactionaire essentie van de CCP-regering. Vanaf dat moment ontwikkelde ik er een diepe haat voor. Ik weet dat God tijdens al deze tegenspoed altijd bij me was geweest, me had verlicht, me had geleid en me in staat had gesteld Satans wreedheid en beproevingen bij elke stap van de weg te overwinnen. Dit bood me een ware ervaring van het feit dat Gods woorden werkelijk het leven van de mensheid en onze kracht zijn. Het liet me ook werkelijk erkennen dat God onze Heer is die over alles regeert, en dat, over hoeveel valstrikken Satan ook beschikt, hij altijd zal worden verslagen door God. De CCP probeerde mijn vlees te martelen om me te dwingen God te verraden en Hem te verloochenen, maar haar gruwelijke marteling brak me niet alleen niet, maar versterkte mijn vastberadenheid en stelde me in staat duidelijk haar kwaadaardige aangezicht te zien en Gods liefde en redding te ervaren. Ik dank God vanuit de grond van mijn hart!

Vorige: 82. Marteling in de ondervragingskamer

Volgende: 84. Onbreekbaar geloof

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

52. Vaarwel, allemansvriend!

Door Li Fei, Spanje Voordat ik in God geloofde, dacht ik altijd dat allemansvrienden geweldig waren. Ze hadden een zachtaardige gezindheid,...

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek

Neem contact op via Messenger