43. Ik werd bevrijd door egoïsme los te laten
Almachtige God zegt: “De gezindheid van normale mensen kent geen valsheid of bedrog. Die mensen hebben een normale relatie met elkaar, ze werken niet op eigen houtje en hun leven is niet middelmatig of decadent. Ook is God onder allen verheven. Zijn woorden vinden hun weg onder de mensen, mensen leven in vrede met elkaar en onder de zorg en bescherming van God, de aarde is vervuld van harmonie, zonder de bemoeienis van Satan, en de heerlijkheid van God is van het grootste belang onder de mensen. Zulke mensen zijn als engelen. Ze zijn puur, levendig, klagen nooit over God en wijden al hun inspanningen alleen aan Gods heerlijkheid op aarde” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Interpretaties van de mysteriën van “Gods woorden aan het hele universum”, hfst. 16). Gods woorden tonen ons dat de gezindheid van een gewoon mens niet onbetrouwbaar, bedrieglijk, egoïstisch en verachtelijk is. Gods opdracht oprecht aannemen, harmonieus samenwerken met broeders en zusters, en al het mogelijke doen voor je plicht zijn de belangrijkste dingen die iemand moet kunnen doen. Ik leefde volgens satanische filosofieën zoals ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’ en ‘De leerling zal de plek van de leraar innemen’. Ik was egoïstisch, verachtelijk, onbetrouwbaar en doortrapt, en had totaal geen menselijke gelijkenis. Pas toen ik het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden ervaarde veranderde mijn satanische gezindheid.
In juni 2018 kwam broeder Zhang bij ons team, om samen met mij mijn plicht te vervullen. Ik dacht toen: ik doe deze plicht al even, dus ik begrijp waar het om gaat en heb resultaten gezien. Misschien zal ik op een gegeven moment dit team verlaten om meer verantwoordelijkheid op me te nemen. Ik moet broeder Zhang helpen om zo snel mogelijk alles te leren zodat hij het werk in ons team kan doen. Ik leerde hem vervolgens de basisvaardigheden die ik in mijn plicht had geleerd. Drie maanden later zag ik dat broeder Zhang een redelijk begrip had van alles. Hij boekte snel vooruitgang. Op dat moment begon ik me bedreigd te voelen. Ik dacht: broeder Zhang is heel snel verbeterd in zijn plicht. Als dit zo doorgaat, zal hij binnenkort dan niet beter dan ik zijn? Als de leider ontdekt hoe snel zijn vooruitgang verloopt, geeft hij hem dan een belangrijke positie? Toen dit in me opkwam, dacht ik: nee, ik moet me inhouden. Ik kan niet meer alles wat ik weet met hem delen. Als ik vanaf dat moment in ons werk, vond dat de vaardigheden van broeder Zhang tekortschoten, vertelde ik hem enkele oppervlakkige dingen zonder mijn kennis helemaal te delen. Ik besefte dat het niet juist was, maar toen dacht ik aan het oude gezegde: ‘De leerling zal de plek van de leraar innemen’. Hoe kon ik een goede indruk maken als hij in de schijnwerpers stond? Hij mocht me niet inhalen. Als broeder Zhang me tijdens onze samenwerking, iets vroeg, gaf ik hem een half antwoord en hield ik de rest voor mezelf.
Niet lang daarna wilde de leider een belangrijke taak bespreken met broeder Zhang. Mijn hart ging sneller kloppen toen ik dat hoorde. Ik dacht: ik zit al langer in het team dan broeder Zhang. Waarom wil de leider niet met mij praten? Ben ik niet zo goed als hij? Ik heb hem getraind, maar nu is hij het wonderkind en word ik genegeerd. Hij staat in de schijnwerpers en ik word vergeten. Als ik hem blijf trainen, zal hij dan niet nog sneller leren? Als hij een belangrijke positie krijgt, wie zal dan tegen me opkijken? Dus als broeder Zhang vanaf dat moment in onze samenwerking, moeilijkheden had, wilde ik hem niet helpen. Onze vooruitgang stokte omdat die dingen niet tijdig werden opgelost. Dat hield het werk van de kerk tegen. Ik voelde me een beetje schuldig en ongemakkelijk, maar ik dacht helemaal niet na over mezelf. Op een dag kreeg ik plots jeuk in mijn oksel. Het wilde maar niet stoppen. Zelfs zalf hielp niet. De volgende dag deed mijn arm zo’n pijn dat ik hem niet kon bewegen. Ik besefte dat deze aandoening geen toeval was, dus ik besloot om tot God te bidden en hulp te vragen. Ik zei: “O, God. Deze aandoening is heel plots begonnen. Ik weet dat uw goede wil erachter zit. Maar ik ben te ongevoelig en weet niet wat uw wil is. Verlicht en leid me alstublieft.”
Op een dag tijdens mijn godsdienstoefeningen kwamen deze woorden van God opeens in mij op: “Als je niet bereid bent alles wat je hebt in te zetten, als je het verborgen en weggestopt houdt, glibberig bent in wat je doet [...]” (‘Alleen door een eerlijk mens te zijn kun je echt gelukkig zijn’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Dit deed me de ogen openen. Ik streed om status en verdienste, en was bang dat deze broeder me zou inhalen, dus ik was nooit openhartig in ons werk, en wilde mijn kennis niet met hem delen. Ik zag dat deze aandoening Gods waarschuwing was, zodat ik over mezelf zou nadenken. Later las ik deze passage uit Gods woorden: “Ongelovigen hebben een bepaald soort verdorven gezindheid. Wanneer zij anderen een stukje professionele kennis of een vaardigheid bijbrengen, doen ze dat vanuit het idee, dat zodra de leerling alles weet wat de meester weet, de meester zijn inkomen verliest. Zij geloven dat als ze anderen alles wat ze weten bijbrengen, niemand meer tegen hen zal opkijken en zij hun status verliezen. Om die reden voelen ze zich genoodzaakt een deel van die kennis achter te houden en onderwijzen ze mensen maar 80 procent van wat ze weten en zorgen ze ervoor dat ze een paar slimmigheden achterhouden; zij hebben het idee dat dat de enige manier is om hun rang van docent te tonen. Altijd informatie en zaken achter de hand houden – wat is dat voor gezindheid? Dit is achterbaksheid. […] Denk niet dat je aardig bezig bent of dat je geen kennis achterhoudt als je iedereen alleen de meest oppervlakkige en fundamentele zaken vertelt; dat volstaat niet. Soms onderwijs je misschien maar een paar theorieën of dingen die mensen letterlijk kunnen opvatten, maar beginnelingen zijn absoluut niet in staat iets van de essentie of van belangrijke punten te begrijpen. Je geeft alleen een overzicht zonder iets uit te werken of ergens nader op in te gaan, en intussen denk je: nou ja, ik heb je dingen verteld en niet opzettelijk iets achtergehouden. Als je iets niet begrijpt, komt dat doordat je kaliber te pover is, dus dat moet je mij niet kwalijk nemen. We zullen moeten afwachten hoe God je nu gaat leiden. Vind je niet dat zulk soort overwegingen misleidend zijn? Is dat niet zelfzuchtig en eerloos? Waarom kun je mensen niet alles leren wat in je hart zit en alles wat jij begrijpt? Waarom onthoud je mensen kennis? Dit is een probleem dat je intenties en je gezindheid aangaat” (‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden openbaarden precies mijn eigen situatie. Ik wilde de vaardigheden die ik had geleerd niet aan hem doorgeven ter bescherming van mijn eigen naam en positie. Ik was bang dat hij het snel zou leren en mij verslagen zou achterlaten. Ik dacht dat de leerling de plek van de leraar zou innemen. Liet ik me, door me altijd in te houden, Ik was te egoistisch, verachtelijk, achterbaks en bedrieglijk. Ik dacht ook aan de begindagen van broeder Zhang in ons team. Ik wilde hem toen alles leren zodat hij het werk van het team zo snel mogelijk op zich kon nemen. Dan kon ik mijn plicht aan hem doorgeven want ik hoopte dat ik een belangrijkere positie zou krijgen. Maar toen ik zag hoe snel hij dingen oppikte en dat de leider hem echt waardeerde, begon ik me zorgen te maken. Ik was bang dat als hij het goed zou blijven doen, hij me vroeg of laat zou inhalen en me zou verdringen. Daarom wilde ik niet met hem delen wat ik wist. Soms, als ik wist dat hij problemen had bij zijn plicht, wilde ik hem niet helpen, wat het werk van de kerk vertraagde. Ik zag dat ik altijd probeerde mijn eigen naam en positie te beschermen zonder stil te staan bij het werk van Gods huis. Ik was echt heel egoïstisch en bedrieglijk. Zonder Gods tijdige discipline en die plotselinge aandoening, zou ik nooit over mezelf hebben nagedacht. Toen las ik deze woorden van God: “Sinds je in God gelooft, heb je van Gods woorden gegeten en gedronken; je hebt Zijn oordeel en tuchtiging en Zijn redding aanvaard. Maar als de beginselen aan de hand waarvan jij dingen doet, de wijze waarop je dingen doet en je je als persoon gedraagt niet zijn veranderd, als je net zo bent als de ongelovigen, zal God je dan erkennen als iemand die gelovig is? Nee. Hij zal zeggen dat je nog steeds het pad van de ongelovigen bewandelt. Dus of je nu je plicht vervult of professionele kennis opdoet, je moet je in alles wat je doet aan beginselen houden. Je moet alles wat je doet in overeenstemming met de waarheid behandelen, en in overeenstemming met de waarheid praktiseren. Je moet de waarheid gebruiken om problemen op te lossen, om de verdorven gezindheden die in je zijn blootgelegd op te lossen, en om je onjuiste manieren en gedachten op te lossen. Die moet je voortdurend de baas worden. Om te beginnen moet je jezelf onderzoeken. Zodra je dat hebt gedaan, moet je indien je een verdorven gezindheid ontdekt, die oplossen, onderdrukken en afzweren. Pas als je die problemen hebt opgelost en de dingen niet meer doet op basis van je verdorven gezindheden, en als je je motieven en belangen kunt loslaten en handelt in overeenstemming met de principes van de waarheid, doe je wat iemand die werkelijk God volgt, geacht wordt te doen” (‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “Je hoort de essentie en hoofdzaken van die professionele kennis – de dingen die anderen niet hebben doorgrond of niet beseffen – aan mensen te vertellen zodat zij allemaal hun sterke kanten kunnen inzetten, en vervolgens nog talrijkere, diepere en volwassener zaken kunnen uitdokteren. Als jij al die dingen bijdraagt, zullen ze niet alleen ten goede komen aan mensen die deze plicht vervullen, maar ook aan het werk van Gods huis. [...] Voor de meeste mensen geldt dat als ze voor het eerst een specifiek aspect van professionele kennis krijgen aangeboden, ze alleen de letterlijke betekenis kunnen begrijpen, terwijl dat deel dat om de hoofdzaken en essentie gaat om enige tijd oefenen vraagt voordat mensen het begrijpen. Als jij deze fijnere details al begrijpt, moet je hun dat direct vertellen; voorkom dat zij een grote omweg moeten maken en veel tijd kwijt zijn om daar te komen. Dit is jouw verantwoordelijkheid; dit is wat jij hoort te doen. Pas als je hun vertelt wat volgens jou de hoofdzaken en de essentie zijn, ben je niets aan het achterhouden, en pas dan ben je niet zelfzuchtig” (‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Door Gods woorden besefte ik dat ik me moest concentreren op zelfreflectie in mijn plicht. Ik moest de waarheid zoeken om mijn satanische natuur te verhelpen. Ik moest mijn foute gedachten en ideeën verzaken en met mijn broeders en zusters samenwerken in mijn plicht. Ik besefte dat we allemaal zeer tekortschieten, of het nu gaat om de waarheid of om ons werk, dus broeders en zusters moeten elkaar helpen en steunen in hun plichten, en communiceren over wat ze begrijpen zonder iets achter te houden. Door zo elkaars tekortkomingen te compenseren, is de kans kleiner dat we omwegen maken. Het feit dat ik iets vaardiger was dan broeder Zhang was eigenlijk allemaal te danken aan Gods vriendelijkheid. Ik had rekening moeten houden met Gods wil en mijn broeder zonder egoïsme, alles moeten leren wat ik wist, zodat hij zijn plicht zo snel mogelijk goed kon uitvoeren. Alleen dat was in overeenstemming geweest met Gods wil. Zodra ik dat besefte, besloot ik om snel tot God te bidden. Ik wilde mijn eigen foute gedachten verzaken en niet langer leven volgens mijn egoïstische, verachtelijke satanische gezindheid. Later zocht ik broeder Zhang op om eerlijk met hem te praten over mijn gesteldheid, en mijn satanische gezindheid te ontleden. Ik deelde ook de belangrijkste punten van mijn vaardigheden met hem. Toen ik zo begon te praktiseren, voelde ik me meer op mijn gemak. Die huidaandoening was weg voor ik er erg in had.
Ik dacht dat ik na dit alles al was veranderd, maar die satanische gezindheid zat echt heel diep in mij. In bepaalde omstandigheden kwam het vergif als vanzelf weer naar boven.
In maart 2019 werden broeder Zhang en ik tegelijk verkozen tot kerkleiders. Eerst werkten we heel goed samen. Of het nu een probleem in de kerk was of een probleem dat we tegenkwamen, we konden samen de waarheid zoeken om het op te lossen. Maar op een dag hoorde ik iemand in de kerk zeggen: “Broeder Zhang communiceert heel praktisch over de waarheid en is heel verantwoordelijk in zijn plicht.” Toen ik dat hoorde, voelde ik me weer verward. Ik dacht: als broeder Zhang me de loef afsteekt, heb ik weldra geen waardigheid meer. In al onze werkdiscussies die daarop volgden wees ik alleen op fouten en gebreken en sprak ik niet over het beoefeningspad om ze op te lossen. Als hij me soms om raad vroeg, hield ik mijn lippen op elkaar en vertelde ik hem een klein beetje. Ik was bang dat als hij te veel begreep, hij de problemen zelf zou oplossen zonder dat ik kon pronken. Ik herinner me dat hij een keer steun wilde bieden aan enkele broeders en zusters die zwakheid ervaarden. Hij was bang dat het zonder de juiste communicatie vruchteloos zou zijn, dus hij vroeg me op welke waarheden hij zich het beste kon concentreren. Maar op dat moment dacht ik dat als ik hem alles vertelde wat ik wist en hij het probleem daarmee zou oplossen, de broeders en zusters zeker naar hem zouden opkijken. Waarover zou ik dan de volgende keer communiceren? Zou hij dan niet beter lijken dan ik? Dus ik dacht toen: nee, ik moet iets voor mezelf houden om volgende keer over te communiceren zodat ze kunnen zien dat ik beter problemen kan oplossen. Ik gaf broeder Zhang alleen een kort overzicht maar noemde geen details of andere belangrijke zaken. Omdat ik egoïstisch was en niet alles wat ik wist met hem wilde delen, vermeed ik broeder Zhang opzettelijk in ons werk samen. We spraken minder met elkaar over dingen dan eerst. Soms voelde ik me heel schuldig en dacht ik: door mijn plicht zo te doen, werk ik niet harmonieus samen met mijn broeder. Daar zal God niet blij mee zijn. Maar dan dacht ik: als hij beter wordt, zal iedereen naar hem opkijken. Daarom wilde ik de waarheid niet meer beoefenen. Ik had toen continu een heel koppige gesteldheid, en Gods rechtvaardige gezindheid kwam over me. Mijn hoofd was toen continu in de war. Tijdens bijeenkomsten communiceerde ik zonder licht en ik bereikte niets in mijn plicht. Ik viel elke avond heel vroeg in slaap. Ik voelde me ook steeds ongemakkelijker. Op dat moment besefte ik dat God me had verlaten, en toen werd ik bang. Ik bad snel tot God: “O, God, ik ben te zelfuchtig en te verachtelijk geweest. Ik weet dat dat u afstoot, maar ik kan er niets aan toen. Ik kom er maar niet van af. God, verlicht me alstublieft zodat ik mijn eigen natuur en essentie beter kan begrijpen.”
Na mijn gebed las ik deze passage uit Gods woorden: “Zolang de mensen Gods werk nog niet hebben ervaren en de waarheid hebben verworven, is het Satans natuur die de leiding neemt en hen van binnenuit domineert. Wat houdt die natuur nou precies in? Bijvoorbeeld, waarom ben je egoïstisch? Waarom bescherm je je eigen positie? Waarom zijn je emoties zo sterk? Waarom ben je zo op die onrechtvaardige dingen gesteld? Waarom ben je zo op die slechte dingen gesteld? Waar is het op gebaseerd dat je zulke dingen zo leuk vindt? Waar komen die dingen vandaan? Waarom accepteer je ze zo graag? Inmiddels begrijpen jullie allemaal dat de belangrijkste reden achter alle deze dingen is dat zij het gif van Satan bevatten. Wat het gif van Satan is kan geheel in woorden worden uitgedrukt. Wanneer je bijvoorbeeld kwaaddoeners vraagt waarom zij zo handelen, antwoorden zij: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen.’ Deze ene zin drukt de onderliggende oorzaak van het probleem uit. De logica van Satan is het leven van de mensen geworden. Wellicht doen ze dingen voor allerlei verschillende doelen, maar ze doen het alleen maar voor zichzelf. De mensen denken allemaal dat, omdat het gaat om ieder voor zich en God voor ons allen, zij voor zichzelf dienen te leven en alles dienen te doen wat in hun vermogen ligt om zich te verzekeren van een goede positie en alle benodigde voedsel en kleding. ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’ – dit is het leven en de filosofie van de mens en het representeert ook de menselijke natuur. Deze uitspraak is precies het gif van Satan. Wanneer mensen zich deze verklaring eigen maken wordt deze tot hun natuur. Door deze woorden wordt Satans natuur onthuld; die wordt daardoor volledig weergegeven. Dit gif wordt tot het leven van de mensen en de basis van hun bestaan, en de verdorven mensheid is door dit vergif duizenden jaren aaneen gedomineerd” (‘Hoe het pad van Petrus te nemen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden toonden me dat ik als vanzelf egoïstisch en verachtelijk optrad want Satans doctrines zoals ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’ waren helemaal mijn natuur geworden. Voor mij waren het positieve dingen geworden, regels om te volgen. Ik dacht dat mensen zo hoorden te leven, dat het de enige manier was om onszelf te beschermen. En dus werd ik steeds egoïstischer en verachtelijker, en dacht ik alleen aan mezelf. Ik was continu bang dat broeder Zhang beter zou zijn dan ik in de plicht die we samen uitvoerden, dus als we over het werk praten, hield ik het kort en deed ik het absolute minimum, zonder alles te delen wat ik wist. Als broeder Zhang problemen had in zijn plicht en me om raad vroeg, maakte ik me niet druk om het werk van Gods huis. Ik was bang dat als ik hem alles zou leren, ik niet langer zou opvallen in de kerk. Zelfs toen ik heel goed wist dat het niet de juiste aanpak was, wilde ik hem nog steeds niet helpen. Ik zag dat ik mijn plicht niet deed uit respect voor Gods wil of om het werk van Gods huis uit te voeren, maar dat ik het deed om persoonlijke roem en status na te streven. Het was echt ongelooflijk egoïstisch en doortrapt van mij. Door in mijn plicht op die satanische vergiften te vertrouwen kon ik nooit Gods leiding en zegeningen verwerven. Door met niemand te delen wat ik wist dacht ik dat ik de beste in de kerk kon zijn, iemand die door iedereen werd gerespecteerd, maar het bleek dat hoe meer ik me inhield, hoe duisterder mijn geest werd en hoe minder God me leidde. Ik bereikte het punt waarop ik niet eens meer kon doen wat ik eerder wel had kunnen doen. Toen kwamen deze woorden van de Heer Jezus in me op: “Want wie heeft zal nog meer krijgen, en het zal overvloedig zijn; maar wie niets heeft zal zelfs het laatste worden ontnomen” (Matteüs 13:12). Door die ervaring leerde ik om Gods rechtvaardige gezindheid echt te waarderen. Toen ik er meer over nadacht, begreep ik dat ik alleen door Gods leiding en verlichting problemen in mijn plicht kon zien. Zonder de leiding van Gods woorden was ik blind. Ik begreep niets en kon geen problemen oplossen. Ik had totaal geen zelfbewustzijn, en verwarde schaamteloos de verlichting van de Heilige Geest met mijn eigen bekwaamheid. Had ik zo God niet van Zijn glorie willen beroven? God kan in de harten en geesten van mensen kijken. Ik wist dat als ik egoistisch en verachtelijk bleef, ik zeker zou worden afgewezen en geëlimineerd door God. Bij die gedachte besloot ik om snel tot God te bidden. Ik zei: “God, ik zal niet meer zo egoïstisch en verachtelijk in mijn plicht zijn. Ik wil goed samenwerken met broeder Zhang en mijn plicht goed vervullen.”
Daarna las ik deze woorden van God: “Doe dingen niet altijd voor jezelf, houd niet altijd rekening met je eigen belangen en denk niet aan je eigen status, imago of reputatie. Houd geen rekening met de belangen van mensen. Je moet allereerst rekening houden met de belangen van Gods huis en deze tot je eerste prioriteit maken. Je zult rekening moeten houden met Gods wil. Denk allereerst na of je wel of niet onzuiver bent geweest bij het vervullen van je plicht, of je je uiterste best wel hebt gedaan om loyaal te zijn, je verantwoordelijkheden volledig te vervullen en heel jezelf hebt gegeven, en of je wel of niet met heel je hart aandacht hebt geschonken aan je plicht en het werk van Gods huis. Aan die dingen hoor je te denken. Houd die dingen vaak voor ogen en dan zal het je makkelijk vallen om je plicht goed te vervullen” (‘Je kunt waarheid ontvangen nadat je je ware hart aan God hebt overgegeven’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “Wanneer je er blijk van geeft dat je zelfzuchtig en eerloos bent en je daarvan bewust bent geworden, moet je de waarheid zoeken: wat moet ik doen om in overeenstemming te zijn met Gods wil? Hoe moet ik handelen zodat iedereen er baat bij heeft? Dan moet je om te beginnen je eigen belangen opzijzetten, ze gaandeweg en stukje bij beetje in overeenstemming met je gestalte opgeven. Als je dit een paar maal hebt ervaren, zul je ze compleet terzijde hebben geschoven, en als je dat doet, zul je je steeds standvastiger voelen. Hoe meer je je belangen opzijzet, hoe meer je beseft dat je als menselijk wezen geweten en verstand moet hebben. Je zult voelen dat je zonder zelfzuchtige motieven een open en oprecht persoon bent en dingen geheel en al doet om God tevreden te stellen. Je zult het gevoel krijgen dat zulk gedrag je waardig maakt om een ‘mens’ te worden genoemd en dat je, als je op deze manier op aarde leeft, je open en eerlijk en een authentiek mens bent, een zuiver geweten hebt, en alles waardig bent wat je door God wordt geschonken. Hoe meer je op deze manier leeft, hoe standvastiger en helderder je je zult voelen. Zul je op die manier dan niet het juiste pad hebben betreden?” (‘Je kunt waarheid ontvangen nadat je je ware hart aan God hebt overgegeven’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Toen ik dat had gelezen, begreep ik dat als ik mijn plicht goed wilde doen, ik eerst moest nadenken over hoe ik het werk van Gods huis kon uitvoeren hoe ik mezelf kon overgeven aan mijn plicht en hoe ik die zo verantwoordelijk mogelijk kon uitvoeren. God kijkt naar onze houding in onze plicht. Hij hoopt dat we Hem met een oprecht hart tegemoetkomen, dat we er alles aan doen om onze plicht goed te vervullen en dat we gewetensvol en menselijk worden. Toen ik Zijn wil eenmaal begreep, bad ik tot God in mijn hart. Ik zei tegen Hem dat ik klaar was om mijn egoïsme te laten varen, dat ik niet langer aan mijn eigenbelang wilde denken, en dat ik zou doen wat goed was voor de kerk en het leven van mijn broeders en zusters. Daarna ging ik met broeder Zhang praten. Ik vertelde hem over mijn egoïstische, verachtelijke en bedrieglijke motieven. We zochten ook samen de waarheid over de problemen en gebreken in ons werk om ze op te lossen. Ik communiceerde zonder voorbehoud over alles wat ik wist. Toen ik op die manier praktiseerde, kwam er een gevoel van vrede over me. Ik voelde hoe prachtig het is om een open en eerlijk mens te zijn. Geleidelijk verbeterde mijn gesteldheid zich en mijn plicht begon vrucht af te werpen. Hoewel ik soms nog steeds te maken had met mijn egoïstisch en verachtelijk denken, zodra ik bedacht hoezeer God daarvan walgde, bad ik tot God, verzaakte ik mijn foute gedachten en wilde ik praktiseren volgens Zijn woorden.
Na die ervaring voelde ik echt dat als we in onze plicht vertrouwen op satanische gezindheid en Satans doctrines we alleen maar steeds egoïstischer en verachtelijker worden. Dan verliezen we elke menselijke gelijkenis, en doen we niet alleen onszelf pijn, maar kunnen we ook niet met anderen samenwerken. Bovendien benadeelt dat het werk van Gods huis. Toen ik de waarheid beoefende als een eerlijk mens volgens Gods woorden, en niet langer aan mijn eigenbelang dacht, had ik de verlichting en leiding van de Heilige Geest in mijn plicht en voelde ik innerlijke vrede. Het was het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden waardoor ik mijn satanische gezindheden een beetje kon begrijpen. Eindelijk kon ik een beetje van de waarheid beoefenen en een zekere menselijke gelijkenis naleven.
De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.