41. Jaloezie vervangen door edelmoedigheid
Een paar jaar geleden, werd zuster Xiaojie naar onze kerk overgeplaatst om mij te helpen met mijn taken als leider. Gaandeweg kwam ik erachter dat ze ondanks haar jeugd een goed kaliber had en echt competent was. Ze beoefende de waarheid als er zich problemen voordeden en richtte zich erop om de principes van de waarheid na te streven. In kaliber en vaardigheid legde ik het tegen haar af. Ik bewonderde haar echt en had het gevoel dat ze talent had. Tijdens een bijeenkomst van medewerkers vroeg een leider me eens of er mensen in de kerk waren die de waarheid nastreefden en een hoog kaliber hadden. Zonder aarzelen vertelde ik haar over de sterke kanten van zuster Xiaojie. Kort daarna nodigde de leider haar uit voor de medewerkersbijeenkomst en vroeg ze haar ook voor de volgende bijeenkomsten. Langzamerhand begon ik me een beetje ongemakkelijk te voelen en ik dacht: vroeger was ik altijd degene die de bijeenkomsten bezocht en met wie de leider het werk van de kerk besprak. En nu vraagt ze Xiaojie om te komen. Kennelijk wil ze zich erop concentreren om haar op te leiden. Als ik dat had geweten, had ik haar sterke kanten niet genoemd. Ik had het gevoel dat ik vanwege haar was vergeten en in de steek gelaten. Ik werd steeds bozer, en langzamerhand ontstond stiekem de gedachte dat het geweldig zou zijn als de leider haar overplaatste. Zolang we maar niet samen waren, zou ik niet slecht bij haar afsteken en zou de leider misschien wel dingen met mij bespreken. Maar ik wist best dat Xiaojie niet zo snel weer zou worden overgeplaatst. Ik had het gevoel dat er een zware last op mijn hart drukte. En dat niet alleen. Ik wilde het niet opgeven. Heimelijk stortte ik me op Gods woorden. Ik las meer, leerde meer uit mijn hoofd en dacht er meer over na zodat ik haar bij het communiceren over de waarheid kon overtreffen om mezelf te bewijzen. Maar mijn motieven waren verkeerd. Ik wedijverde met haar om status te verwerven dus het werk van de Heilige Geest ontbrak in mijn werk. Ik kon geen enkel probleem begrijpen of oplossen.
Op een keer werden een paar zusters tot diaken gekozen. Ze waren bang dat ze niet genoeg van de waarheid begrepen om de praktische problemen van anderen bij het binnengaan van het leven op te lossen. Zij wilden die positie niet aannemen. Toen ik dat hoorde, dacht ik: welke woorden van God kan ik citeren om hun probleem weg te nemen zodat iedereen ziet dat zuster Xiaojie niet beter is dan ik? Zodra die zusters waren uitgesproken, las ik snel een paar passages uit Gods woorden voor en begon daarover te praten. Maar ik wilde alleen maar opscheppen en bewonderd worden, en niet stil worden tegenover God en de waarheid nastreven om de wortel van het probleem te vinden. Mijn hele communicatie mislukte. Het was heel ongemakkelijk om ze daar te zien zitten zonder te reageren. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Toen kwam zuster Xiaojie met een verhandeling over de betekenis van je plicht doen. Ze sprak over haar eigen ervaringen en inzichten en over Gods wil. De zusters werden tot tranen geroerd en besloten die taak wel aan te nemen. Geweldig. Ik zag dat ze Xiaojie bewonderende blikken toewierpen. Dat gaf me een naar gevoel. Voordat zij kwam, stond iedereen echt achter me, maar ze was nog maar net bij de kerk of ze kreeg in alles een voorsprong op mij. De leider waardeerde haar zeer, de broeders en zusters keken tegen haar op, en ik kon niet aan haar tippen, ook al was ik langer leider. Ik maakte me zorgen over wat de anderen van me dachten. Zouden ze zeggen dat ik niet de werkelijkheid van de waarheid had en dat ik alleen maar maakte dat zij gunstig bij me afstak? In die periode werden mijn gedachten daar volledig door in beslag genomen. Ik vond dat zuster Xiaojie het gras voor mijn voeten wegmaaide en werd jaloers op haar. Soms wenste ik dat ik haar uit onze kerk weg kon krijgen op een manier die voor ons allebei gunstig was. Ik dacht diep na, maar kon niets bedenken. Ik had ook het gevoel dat ik steeds verder van God af raakte en mijn ziel in duisternis verzonk. Mijn communicaties over Gods woorden waren niet verlicht en ik kon anderen niet helpen met hun problemen. Ik deed nog steeds dagelijks mijn plicht, maar ik voelde me gekweld en leed pijn. Tijdens een gebed legde ik mijn toestand aan God voor. Ik vroeg Hem mij te helpen Zijn wil te begrijpen en mijn eigen verdorvenheid te kennen.
Daarna las ik deze woorden van God: “Als kerkleiders dienen jullie te leren hoe jullie talent kunnen ontdekken en helpen ontwikkelen zonder dat jullie jaloers zijn op getalenteerde mensen. Op deze manier wordt jullie plicht naar tevredenheid vervuld en hebben jullie je verantwoordelijkheid genomen. Jullie hebben dan ook je uiterste best gedaan om loyaal te zijn. Sommige mensen zijn altijd bang dat anderen meer in de schijnwerper zullen staan en hen voorbij zullen streven, erkenning krijgen, terwijl op henzelf geen acht wordt geslagen. Hierdoor vallen ze anderen aan en sluiten hen buiten. Is dit niet een geval van jaloezie jegens anderen die bekwamer zijn dan zijzelf? Is dergelijk gedrag niet zelfzuchtig en verachtelijk? Wat voor een gezindheid is dit? Het is kwaadaardig! Mensen die alleen maar aan zichzelf denken, alleen aan hun eigen verlangens voldoen, geen rekening houden met de plichten van anderen, alleen aan hun eigen belangen denken en niet aan de belangen van Gods huis, zulke mensen hebben een slechte gezindheid en God voelt voor hen geen liefde” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden raakten me diep. Ze legden mijn toestand haarscherp bloot. Ik zag dat mijn zuster een hoog kaliber had en praktisch communiceerde, dat de leider haar waardeerde en anderen tegen haar opkeken, waardoor ik jaloers werd en haar buitensloot. Ik zag uit naar haar vertrek uit de kerk. Ik dacht er niet aan wat dat voor het werk van de kerk of voor de belangen van Gods huis zou betekenen Ik was alleen maar gemeen en heel erg zelfzuchtig en verachtelijk. Ik had totaal geen normale menselijkheid! Als ik zo mijn plicht deed, moest God wel van me walgen. Ik raakte de leiding van de Heilige Geest in mijn werk kwijt en verviel tot duisternis. Dat was de rechtvaardige gezindheid van God. Dus bad ik tot God en vroeg ik Hem mij te helpen mijn behoefte aan status los te laten, een normale menselijkheid na te leven en goed met mijn zuster samen te werken.
Toen las ik deze woorden van God: “Als je echt in staat bent met Gods wil rekening te houden, dan kun je anderen eerlijk bejegenen. Wanneer je iemand aanbeveelt, en hij of zij ontwikkelt zich tot een talentvol persoon en brengt zo een extra getalenteerd persoon in Gods huis, heb je je werk dan niet goed gedaan? Ben je dan niet trouw geweest bij de uitvoering van je plicht? Het is een goede daad voor God, en het is het soort geweten en rede dat mensen zouden moeten bezitten” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Nu had ik nog meer spijt en voelde ik me nog schuldiger. God wil dat meer mensen die de waarheid nastreven opstaan en met God samenwerken. Ik was kerkleider, maar wat God wilde, ging me niet ter harte. Toen ik zo iemand in de kerk aan het werk zag, was ik daar niet alleen niet blij mee, maar ook jaloers, en ik maakte me zorgen om mijn status. Ik had zelfs niet het meest basale menselijke geweten en verstand. Ik zag dat ik totaal niet geschikt was om leider te zijn en vond het vreselijk dat ik zo zelfzuchtig was. Dat zuster Xiaojie zo’n goed kaliber had en problemen oploste door te communiceren was goed voor het werk van de kerk en het leven van broeders en zusters. Ik had haar moeten steunen en van haar sterke kanten moeten leren. Goed met haar samenwerken aan onze taken was de enige manier om rekening te houden met Gods wil. Toen ik eenmaal Gods wil begreep, was ik nog steeds een beetje jaloers als ik zag dat anderen zuster Xiaojie waardeerden, maar dan bad ik tot God en verzaakte ik mezelf. Ik richtte me erop om voor God te leven en mijn taak goed te doen en dacht niet meer alsmaar na over wie er bewonderd werd. En ik werd een stuk minder jaloers. Ik kon samen met haar dingen nastreven en bespreken bij een probleem en van haar sterke kanten profiteren ter compensatie van mijn eigen zwakten. Samen zochten we de principes van de waarheid. Ik voelde me veel vrijer en meer op mijn gemak. Nadat ik enigszins was veranderd, dacht ik dat ik minder jaloers was geworden maar tot mijn schrik bleek in een andere situatie hoe diepgeworteld mijn satanische natuur was. Ik moest meer van Gods oordeel en tuchtiging ondergaan om te worden gezuiverd.
Op een keer gingen Xiaojie en ik naar een bijeenkomst van medewerkers. De leider begroette me kort en begon daarna het werk van de kerk met Xiaojie te bespreken. Ik zat er maar een beetje bij en voelde me het vijfde wiel aan de wagen. Mijn stemming zakte razendsnel in. Ik wierp Xiaojie een kwade blik toe en werd ongewild achterdochtig. Ik dacht: dus de leider heeft jou hoger zitten dan mij. Jij bent de ster in de kerk en in de ogen van de leider en ik maak alleen dat jij gunstig bij mij afsteekt. Later hoorde ik dat de leider had geregeld dat Xiaojie elders preken kon gaan beluisteren en enige training zou krijgen. Daar was ik helemaal niet blij mee. Ik dacht: waarom wil ze nu dat Xiaojie gaat, en niet ik? Ben ik dan zo slecht? Ben ik zelfs niet een beetje training waard? Ik voelde me beschaamd en had het gevoel dat ik een koude douche had gehad. Ik kon me er absoluut niet bij neerleggen, omdat ik vond dat ik net zo goed mijn best deed als zij. Maar ik stond buitenspel terwijl zij naar preken ging luisteren. Ik voelde me totaal genegeerd en dacht dat ik nooit aan haar zou kunnen tippen. Hoe meer ik mezelf vergeleek, hoe ellendiger ik me voelde. En opnieuw raakte ik in een toestand van jaloezie en wrok. Ik snakte ernaar dat de leider ons apart zou laten werken zodat ik de kans kreeg uit te blinken.
Kort daarna werd de man van Xiaojie ernstig ziek. Dat was heel naar voor haar. Ik troostte haar en zei dat ze moest bidden en Gods wil moest zoeken in deze beproeving. Maar intussen dacht ik wel: ze was echt op haar hoogtepunt. Nu wordt ze gelouterd en is ze er slecht aan toe, dus dat is mijn kans om mezelf te bewijzen. Als zij kans ziet haar toestand te verbeteren, zal ik nooit die kans krijgen. Ik hoop dat deze loutering een tijdje gaat duren voor haar. Dan zal iedereen zien dat ze goed communiceert wanneer de toestand normaal is, maar dat ze de werkelijkheid van Gods woorden niet kan naleven. Dan zullen ze haar niet meer zo enorm bewonderen. Dan ziet de leider misschien dat haar de werkelijkheid van de waarheid ontbreekt en zal ze haar niet meer trainen. En dan zullen de anderen vanzelf een hoge dunk van mij hebben. Ik dacht niet echt na over mijn gemoedstoestand, maar liet die gedachten gewoon passeren. Op een dag vroegen een paar zusters uit bezorgdheid hoe het met Xiaojie ging. Ik zei dat ze er vreselijk aan toe was en dat ze wel altijd goed had kunnen communiceren, maar dat ze door de beproeving negatief was geworden en de ware gestalte ontbeerde. Daarna voelde ik me slecht op mijn gemak. Ik overdreef de dingen om haar te oordelen en omlaag te halen. Maar toen ik zag dat die zusters me geloofden, was ik heimelijk tevreden. Ik dacht dat ze Xiaojie nu niet meer zo zouden bewonderen. Maar toen ik haar later zag, bleek dat ze wel heel erg leed en altijd huilde als ze bad, maar dat ze haar werk er absoluut niet door liet verstoren. Onwillekeurig voelde ik me een beetje schuldig. Als je zo’n beproeving doormaakte, moest je wel lijden en soms zwak zijn. Als ik echt menselijk was geweest, had ik voor haar gebeden, en had ik alles gedaan om haar te helpen en te steunen. Maar wat had ik gedaan? Ik schaamde me diep. Ik richtte me in gebed tot God en zei: “O God! Ik ben veel te jaloers. Ik heb zuster Xiaojie geoordeeld en omlaaggehaald om beter te zijn dan zij. Ik genoot zelfs van haar pijn en popelde om haar negatief te zien worden en te zien struikelen. Ik heb totaal geen menselijkheid. God, leid me, alstublieft, en verlicht me zodat ik mijn verdorvenheid ken en bevrijd word van mijn satanische gezindheid.”
Na mijn gebed las ik dit in de woorden van God: “Als sommige mensen iemand zien die beter is dan zij, dan onderdrukken ze die persoon, brengen ze een gerucht in omloop of wenden ze een of andere gewetenloze manier aan waardoor anderen niet met respect naar hem kijken en zeggen dat niemand beter is dan een ander. Dit is nu de verdorven gezindheid van arrogantie en zelfingenomenheid alsook valsheid, bedrieglijkheid en sluwheid, en deze mensen deinzen nergens voor terug om hun doel te bereiken. Ze leven zo en toch denken ze nog steeds dat ze geweldig zijn en dat ze goede mensen zijn. Maar hebben ze een godvrezend hart? Ten eerste, als je vanuit het perspectief van de aard van deze dingen spreekt, doen mensen die zo handelen dan niet gewoon waar ze zin in hebben? Houden ze rekening met de belangen van Gods familie? Ze denken alleen aan hun eigen gevoelens en ze willen alleen hun eigen doelen bereiken, ongeacht de schade die dat toebrengt aan het werk van Gods familie. Zulke mensen zijn niet alleen arrogant en zelfingenomen, maar ze zijn ook zelfzuchtig en verachtelijk. Ze houden totaal geen rekening met Gods bedoeling en zulke mensen hebben zonder enige twijfel geen godvrezend hart. Daarom doen ze wat ze willen en gedragen ze zich lichtzinnig, zonder schuldgevoel, zonder angst, zonder vrees of zorg, en zonder over de consequenties na te denken. Ze vrezen God niet, ze denken dat ze zelf het allerbelangrijkst zijn, en ze beschouwen ieder aspect van zichzelf als hoger dan God en hoger dan de waarheid. In hun hart is God het minst noemenswaardig en het onbelangrijkst en God heeft helemaal geen status in hun hart. […] Zouden jullie ook niet zeggen dat dit verschrikkelijke mensen zijn? Wat voor persoon is iemand die God niet vereert? Is zo iemand niet arrogant? Is zo iemand niet Satan? Wat voor dingen vereren God niet? De dieren niet meegerekend, zijn allen die God niet vereren onder andere demonen, Satan, de aartsengel en zij die wedijveren met God” (‘De vijf toestanden die mensen doormaken voor ze op het juiste spoor van geloof in God komen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Toen ik dit las, kwam dat hard aan. Dat was precies het soort persoon dat ik was. Ik wist dat zuster Xiaojie een goed kaliber had, de waarheid nastreefde en een training waard was. Maar toen ik zag dat de leider haar waardeerde en haar naar bijeenkomsten wilde sturen, raakte ik uit mijn evenwicht. Ik vond dat ik onrechtvaardig werd behandeld. Ik werd jaloers en boos op haar en wilde niets liever dan dat de leider haar overplaatste. Toen ze zwak en verdrietig was in haar beproeving, deed ik net of ik haar hielp, maar ik schepte genoegen in haar lijden. Ik wilde dat ze negatief werd, zodat ik in de schijnwerpers kon staan. Ik oordeelde haar zelfs en haalde haar omlaag tegenover anderen om mezelf omhoog te steken en goed uit de verf te komen. Ik geloofde al jaren in God maar had geen eerbied voor Hem. Ik was jaloers en deed schandalige dingen om mijn eigen status te beschermen. Ik was verachtelijk en kwaadaardig. Ik was benepen, ijdel, gemeen, verachtelijk en kleinzielig! Dan was ik toch precies Satan? Alleen Satan kan er niet tegen als dingen goed gaan. Hij wil dat mensen negatief zijn, ver van God staan en God verraden. Het was duidelijk dat ik als een marionet van Satan het werk van de kerk verstoorde. Ik ondermijnde Gods huis en deed slechte dingen. Ik stond met Satan op tegen God! En toch dacht ik veel over mezelf na. Ik ontbeerde duidelijk de werkelijkheid van de waarheid en mijn kaliber haalde het niet bij dat van zuster Xiaojie. Ik probeerde altijd meer status te verwerven dan zij. Ik was arrogant en had geen enkel zelfinzicht! Ik haatte mezelf en snakte ernaar om van mijn satanische gezindheid te worden bevrijd.
Daarna las ik dit in Gods woorden: “De mens is door Satan verdorven, dat is de bron van zijn tegenstand en rebellie jegens God. Doordat de mens dus door Satan is verdorven, is zijn geweten gevoelloos geworden, is hij immoreel, zijn zijn gedachten ontaard en heeft hij een achterlijke mentale kijk. Voordat de mens door Satan was verdorven, volgde hij God van nature en gehoorzaamde hij Zijn woorden na ze gehoord te hebben. Hij had van nature een gezond verstand en geweten, en had een normale menselijkheid. Nadat hij door Satan werd verdorven, raakten zijn oorspronkelijke verstand, geweten en menselijkheid afgestompt en door Satan aangetast. Zo is hij zijn gehoorzaamheid en liefde jegens God kwijtgeraakt. Het verstand van de mens is abnormaal geworden en zijn gezindheid gelijk aan dat van een dier, en zijn rebellie jegens God wordt steeds frequenter en intenser. Toch weet of herkent de mens dit nog steeds niet, en blijft hij zich blind verzetten en rebels opstellen. De openbaring van de gezindheid van de mens is de uiting van zijn verstand, inzicht en geweten en aangezien zijn verstand en inzicht ondeugdelijk zijn en zijn geweten uitermate is afgestompt, is zijn gezindheid opstandig jegens God. Als het verstand en inzicht van een mens niet kunnen veranderen, is er geen sprake van verandering in zijn gezindheid en kan hij evenmin naar Gods hart zijn. Als het verstand van een mens ondeugdelijk is, kan hij God niet dienen en is hij ongeschikt om door God te worden gebruikt” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God). Dat hielp me om in te zien dat ik altijd opstandig was tegenover God en in verdorvenheid leefde omdat ik door Satan verdorven was. Ik was doordrenkt van satanische principes en logica zoals: “Ieder voor zich en God voor ons allen” “In heel het universum regeer alleen ik oppermachtig” “Er kan slechts één alfamannetje zijn,” “Een man laat zijn naam achter waar hij ook gaat, net zoals een gans zijn kreet uitroept waar hij ook vliegt,” enzovoort. Ik had die spreuken van Satan aanvaard, en mijn perspectieven, overlevingsregels en verstand waren verwrongen geraakt, waardoor ik nog arroganter en slechter werd en nog meer menselijkheid kwijtraakte. Ik werd beheerst door dit gif van Satan, en wilde alleen maar naam en status hebben en bewonderd worden. Ik wilde in elke groep opvallen en niemand mocht mij overtreffen, en als dat wel gebeurde, ging ik meteen de concurrentiestrijd aan. Als ik anderen niet kon overtreffen, werd ik jaloers, of ik deed achterbakse dingen om mijn doel te bereiken. Het enige wat ik deed, was satanische gezindheden tonen zoals arrogantie, misleiding en gemeenheid. Ik beweerde dat ik mijn plicht deed, maar in feite werkte ik voor mezelf, deed ik slechte dingen en verzette ik me tegen God. Ik dacht aan de antichristen die waren verjaagd. Die waren jaloers en kwaad op iedereen die de waarheid nastreefde of rekening hield met Gods wil. Wie hun eigen status bedreigde, behandelden ze als een doorn in hun oog. Ze waren tiranniek en wraakgierig en wilden zelfs dat anderen uit de kerk werden gezet zodat zij het voor het zeggen zouden hebben. Uiteindelijk werden ze allemaal de kerk uit gezet vanwege alle kwaad dat ze hadden gedaan. Ik was niet zo wraakgierig en boosaardig als de antichristen, maar ik was wel jaloers en werd beheerst door mijn arrogante, gemene natuur. Ik sloot zelfs anderen buiten en oordeelde hen, om mijn eigen status te behouden. Ik was op weg om een antichrist te worden die tegen God is. Gods rechtvaardige gezindheid tolereert geen belediging. Ik wist dat ik uiteindelijk door God zou worden verworpen en geëlimineerd, als ik geen berouw kreeg. Inderdaad. Dat joeg me angst aan. Ik wist dat God me beschermde met Zijn hardvochtige oordeel. Anders zou ik niet over mezelf nadenken, en zou de spijt te laat komen wanneer ik iets echt heel ergs deed. Ik was diep geroerd toen ik over Gods wil nadacht. Ik was bereid berouw te tonen en te veranderen en bad tot God.
Op een dag las ik tijdens mijn devoties deze woorden van God: “Voor ieder van jullie, die je plichten vervult, hoe diepgaand je de waarheid ook begrijpt, als je de werkelijkheid van de waarheid binnen wilt gaan, dan is de belangen van Gods huis voor ogen houden in alles wat je doet, je zelfzuchtige verlangens en je persoonlijke bedoelingen, motieven, aanzien en status loslaten de eenvoudigste manier van praktiseren. Stel de belangen van Gods huis voorop, dat is wel het minste dat je zou moeten doen. Wanneer iemand bij het vervullen van zijn plicht zelfs dat niet eens kan, hoe kun je dan zeggen dat die persoon zijn plicht uitvoert? Op zo’n manier vervult iemand zijn plicht niet. Je moet eerst rekening houden met de belangen van Gods huis, rekening houden met Gods eigen belangen en met Zijn werk, en deze overwegingen altijd voorop stellen. Pas daarna kun je over de stabiliteit van je status denken of over hoe anderen jou zien. […] Als je daarnaast je verantwoordelijkheden weet te nemen, je plichten en taken weet uit te voeren, je zelfzuchtige verlangens weet te veronachtzamen, je eigen bedoelingen en motieven buiten beschouwing weet te laten, rekening houdt met Gods wil en de belangen van God en van Zijn huis voorrang weet te geven, dan zul je, na dit een poos te hebben ervaren, voelen dat dit een goede manier van leven is. Het is oprecht en eerlijk leven, zonder een schurk of een nietsnut te zijn, en rechtvaardig en eervol leven, in plaats van bekrompen of gemeen. Je zult voelen dat een mens zo hoort te leven en te handelen. Langzamerhand zal het verlangen in je hart afnemen om je eigen belangen te bevredigen” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “De functies verschillen. Er is één lichaam. Ieder doet zijn plicht, ieder op zijn eigen plek. Ieder handelt naar beste kunnen – voor elke vonk is er één lichtflits – en streeft naar volwassenheid in het leven. Op die manier zal ik tevreden worden gesteld” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 21). Dankzij Gods woorden begreep ik dat God van tevoren ieders kaliber bepaalt en wat voor rol iemand kan vervullen. Ja. Je kunt niet wedijveren om die dingen. Wanneer iemand anders een beter kaliber heeft, en wanneer God bepaalt dat ik gras moet zijn, en niet de boom, moet ik gewoon dat grassprietje zijn en die rol opgewekt uitvoeren. Ik wilde niet meer met anderen wedijveren om status. Ik wilde mijn zelfzuchtige verlangens loslaten, niet naar mijn satanische gezindheid leven, de belangen van Gods huis op de eerste plaats zetten, en mijn plichten werkelijk onverstoorbaar uitvoeren. Dat is de enige manier om in het licht te leven. Ik vertelde de zusters eerlijk over mijn verdorvenheid en bood zuster Xiaojie mijn excuses aan. Toen ze over mijn kwaadaardige bedoelingen en daden hoorde, nam ze me dat helemaal niet kwalijk maar communiceerde ze over de waarheid om me te helpen. Ik was echt ontroerd. Ik vond het ook vreselijk dat ik zo onmenselijk was en haar pijn had gedaan. Later bad ik tot God dat ik zou ophouden met konkelen om status, en gewoon mijn plicht ging doen.
Xiaojie kwam na ruim een maand terug van haar reis en gaf tijdens de bijeenkomsten door wat ze had geleerd. Wat ze vertelde was echt opbouwend en nuttig, maar toen ik de anderen aandachtig zag luisteren kreeg ik toch weer dat ongemakkelijke gevoel. Ik besefte dat ik opnieuw worstelde met status en jaloezie. Dus bad ik snel tot God om mezelf af te wijzen. Er schoot me iets te binnen wat ik in een preek had gehoord dat een verstandig mens die God dient niet jaloers wordt maar hoopt dat anderen beter zijn dan zijzelf zodat meer mensen kunnen helpen om Gods last te dragen. Zo iemand schept er genoegen in als God iemand voor zich wint. Ik besefte dat ze was gegroeid en dingen had geleerd op haar rondreis om naar preken te luisteren en dat ze nu anderen kon begieten en ze kon helpen. Dit was goed voor ieders inzicht in de waarheid en zou God troost brengen. Ik moest van haar leren en in mijn werk van haar sterke kanten profiteren. Dat was heel belangrijk. Toen ik op die manier bad en mijzelf verzaakte, voelde ik me veel meer op mijn gemak. Wat broeders en zusters dachten en wat mijn positie in de kerk ook was was niet belangrijk meer voor me. Ik werd alleen rustig, luisterde naar wat ze zei en nam de verlichting tot me. Samen met haar zette ik me ervoor in om in ons werk de principes van de waarheid na te streven. Wanneer ik daarna in ons werk samen zag dat de leider iets met haar besprak, had ik daar geen moeite mee en was ik niet jaloers. Dit was een enorme opluchting voor me. Zelf merkte ik dat ik me veel meer op mijn gemak en goed voelde wanneer ik mijn jaloezie losliet en op den duur was ik in staat om een menselijke gelijkenis na te leven. Ik ben een beetje veranderd dankzij het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden. Ik dank God voor mijn redding! Dit is werkelijk Gods redding.