54. Een spirituele strijd
Almachtige God zegt: “Vanaf het moment dat zij in God zijn gaan geloven, hebben mensen veel verkeerde bedoelingen gehad. Als je de waarheid niet in praktijk brengt, vind je dat al je beweegredenen juist zijn. Maar als er iets met je gebeurt, kom je erachter dat er veel verkeerde beweegredenen in je leven zijn. Dus, als God mensen volmaakt maakt, zorgt Hij ervoor dat ze beseffen dat er veel opvattingen in hen leven die hun kennis van God in de weg staan. Als je erkent dat je beweegredenen verkeerd zijn, als je in staat bent op te houden met het praktiseren volgens deze opvattingen en beweegredenen, en in staat bent van God getuigenis af te leggen en stevig op je plek te staan in alles wat je overkomt, bewijst dit dat je tegen het vlees bent ingegaan. Als je tegen het vlees ingaat, zul je onvermijdelijk een strijd van binnen voeren. Satan zal proberen en ervoor zorgen dat de mensen hem volgen, zal proberen en ervoor zorgen dat ze de opvattingen van het vlees volgen en de belangen van het vlees hooghouden. Maar Gods woorden zullen mensen van binnen verlichten en illumineren en op dat moment is het aan jou of je God of Satan volgt. God vraagt mensen om de waarheid in praktijk te brengen, hoofdzakelijk om de dingen die binnen in hen zijn te behandelen, om de gedachten en opvattingen die niet naar Gods hart zijn te behandelen. De Heilige Geest raakt mensen in hun hart, en verlicht en illumineert hen. Daarom is er een strijd achter alles wat er gebeurt: elke keer dat mensen de waarheid of de liefde voor God in de praktijk brengen, is er sprake van een hevige strijd. Hoewel in hun vlees alles op orde lijkt, is er in de diepten van hun hart een strijd van leven en dood gaande en pas na deze hevige strijd, na ontzaglijk veel reflectie wordt bepaald of er verlies is geleden of een overwinning is behaald. Men weet niet of er gelachen of gehuild moet worden. Aangezien veel van de beweegredenen in mensen verkeerd zijn, of anders omdat veel van Gods werk ingaat tegen hun opvattingen, wordt er achter de schermen een groot gevecht geleverd als mensen de waarheid in praktijk brengen. Voordat deze waarheid in de praktijk is gebracht, hebben mensen achter de schermen ontzettend veel tranen van verdriet gelaten toen zij hun zinnen erop hadden gezet om God te behagen. Vanwege deze strijd ondergaan mensen lijden en loutering, dit is het ware lijden. Als de strijd je tegemoetkomt en je werkelijk aan de kant van God staat, dan ben je in staat om God te behagen” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen houden van God is werkelijk geloven in God). Na het lezen van Gods woorden, voelde ik echt dat het praktiseren van de waarheid helemaal niet eenvoudig is, en dat er echt een spiritueel gevecht nodig is. Enige jaren geleden bleek mijn schoonzuster een kwaaddoener te zijn. De kerk was van plan haar eruit te zetten, maar ik werd belemmerd door mijn gevoelens en was niet in staat de waarheid te praktiseren. In mijn hart was ik aan het worstelen en ik voelde me behoorlijk ellendig. Dankzij het oordeel en de openbaringen van Gods woord zag ik uiteindelijk duidelijk in hoe gevaarlijk emoties als drijfveer zijn. Toen was ik pas in staat mijn vlees te verzaken, mijn gevoelens los te laten en de kwaaddoener te ontmaskeren en af te wijzen, en eindelijk van de vrede en veiligheid te genieten die het gevolg zijn van het beoefenen van de waarheid.
In 2017 keerde ik terug om in mijn plaatselijke kerk leiderschapsplichten op me te nemen. Tijdens een bijeenkomst vertelden mijn broeders en zusters me dat mijn schoonzuster Han Bing bij de vervulling van haar plichten als kerkleider, tijdens het communiceren in bijeenkomsten indruk had proberen te maken met oppervlakkige woorden en leerstellingen. Overal waar ze kwam, sprak ze over welke taken ze had vervuld en hoe erg ze had geleden om door anderen vereerd en aangehoord te worden. Nadat de broeders en zusters met haar hadden gesproken over problemen die bij hun taken speelden, had ze geweigerd te communiceren over de waarheid om deze problemen op te lossen en had ze anderen neerbuigend de les gelezen. Haar vermaningen hadden ertoe geleid dat sommige broeders en zusters er negatief werden en alle interesse in hun taken kwijtraakten. Later werd Han Bing vervangen. Daarna had ze geweigerd over zichzelf na te denken om zichzelf beter te begrijpen, en ze was doorgegaan met het veroorzaken van provocaties en strijd onder de broeders en zusters, waardoor het kerkelijk leven werd verstoord. De kerkleiders hadden diverse malen met haar gecommuniceerd en haar ook aangepakt en bekritiseerd, maar ze wilde er niets van weten. Ze was ongehoorzaam en ontevreden gebleven, en bleef negativiteit verspreiden, wat tot ernstige verstoring leidde van het kerkelijke leven… Toen ik hoorde dat Han Bing zich zo had gedragen, was ik woedend. Ik herinnerde me Gods woorden: “Zij die binnen de kerk hun giftige, kwaadaardige praat spuien, die geruchten verspreiden, onenigheid zaaien en kliekjes vormen onder de broeders en zusters – zij hadden uit de kerk moeten worden gezet. Maar omdat het nu een ander tijdperk van Gods werk is, zijn deze mensen ingeperkt, want hen staat gegarandeerde eliminering te wachten. Iedereen die door Satan is verdorven, heeft een verdorven gezindheid. Sommigen hebben niets anders dan een verdorven gezindheid, terwijl anderen anders zijn: ze hebben niet alleen een verdorven satanische gezindheid, maar hun natuur is ook uiterst kwaadaardig. Niet alleen onthullen hun woorden en daden hun verdorven, satanische gezindheid; deze mensen zijn bovendien de authentieke duivel Satan. Hun gedrag onderbreekt en hindert Gods werk, het verstoort het intreden van de broeders en zusters in het leven en het schaadt het normale leven van de kerk. Vroeg of laat moeten deze wolven in schaapskleren verwijderd worden; er moet een onverbiddelijke houding, een houding van afwijzing worden aangenomen tegenover deze hielenlikkers van Satan. Alleen zo staat men aan de kant van God, en wie dat niet doet, wentelt zich met Satan in het slijk” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een waarschuwing aan hen die de waarheid niet beoefenen). Toen deze passage uit Gods woorden me te binnen schoot, begreep ik duidelijk dat Han Bings natuur en essentie afgemeten aan Gods woorden inderdaad die van een kwaaddoener waren. De kerkleiders en collega’s analyseerden haar gedrag aan de hand van Gods woorden, en zeiden dat ze wel kon verzaken en zich kon uitputten en in staat was te lijden en een prijs te betalen bij het vervullen van haar taken, maar dat ze arrogant en zelfingenomen was, de waarheid niet accepteerde, eigenzinnig en onbezonnen was, het kerkelijke leven verstoorde en weigerde haar fouten te verbeteren, zelfs toen ze die opdracht had gekregen. Dat maakte haar een kwaaddoener. Volgens de reglementen van de werkregelingen in Gods huis, moeten zulke mensen worden weggestuurd. Nadat ik al die broeders en zusters had horen zeggen dat ze uit de kerk moest worden gezet, voelde ik me erg verscheurd: als ik naar haar gedrag keek, zag ik dat ze echt een kwaaddoener was en moest worden weggestuurd, maar ze was de jongere zus van mijn vrouw, en mijn schoonouders behandelden mij goed en gaven heel veel om mijn gezin. Als zij erachter kwamen dat ik ervoor had gestemd om Han Bing weg te sturen, zouden ze dan niet denken dat ik genadeloos en ondankbaar was en niets om familie gaf? Hoe kon ik mijn schoonfamilie nog onder ogen komen als ik zoiets had gedaan? Maar als ik als kerkleider niet volgens de principes handelde, terwijl ik heel goed wist dat er een kwaaddoener in de kerk was die ik niet wegstuurde, en als ik toestond dat deze kwaaddoener doorging met het verstoren van het kerkelijk leven en het schaden van Gods uitverkoren volk, werd ik dan niet een medeplichtige van een kwaaddoener en een vijand van God? De essentie van het probleem was behoorlijk ernstig. Precies. Ik durfde er niet verder over na te denken. Ik voelde me in het nauw zitten en wist niet wat ik moest doen. Zuster Zhou zag mijn bezorgde gezicht en zei tegen me: “Broeder Liang, Han Bing heeft keer op keer het kerkelijke leven verstoord, en ze toont geen enkel teken van berouw. Op basis van de beginselen moet ze uit de kerk worden gezet. Dan bescherm je het werk van de kerk. Dat is het belangrijkst.” Dat is waar. “We moeten rekening houden met Gods wil en niet naar onze eigen emoties en persoonlijke gevoelens handelen.” Toen ik naar haar had geluisterd, voelde ik me nog erger verscheurd.
Daarop gaven sommigen van de broeders en zusters me dit advies: “Han Bing gelooft al vele jaren in God. Ze heeft haar familie en haar carrière opgegeven om haar plichten te vervullen, en ze heeft veel geleden. Wij vinden dat ze nog een kans moet krijgen om berouw te tonen.” Toen ik die woorden hoorde, wist ik zeker dat deze broeders en zusters dat alleen maar zeiden omdat ze misleid waren doordat Han Bing naar buiten toe de indruk wekte goede daden te verrichten. En dat ik met hen moest communiceren over de waarheid om Han Bings gedrag te analyseren zodat zij haar natuur en essentie konden onderscheiden. Maar toen bedacht ik: Han Bing is de lievelingsdochter van mijn schoonouders. Mijn schoonmoeder is nogal warrig in haar geloof in God en heeft geen onderscheidingsvermogen, en mijn vrouw is vreselijk emotioneel. Als ik besluit Han Bing weg te sturen en haar boosaardige gedrag ontmasker en analyseer voor mijn broeders en zusters, beledig ik toch open en bloot de hele familie van mijn vrouw? Als ik tegen de broeders en zusters een paar gunstige woorden over Han Bing zou zeggen, en dan met haar communiceerde om haar te vragen berouw te tonen en geen verdere verstoringen te veroorzaken, dan was er een kans dat ze niet uit de kerk zou hoeven worden gezet, en hoefde ik de familie van mijn vrouw niet te beledigen. Dit idee nam iets weg van de angst die ik voelde, dus ik zei tegen mijn broeders en zusters: “Han Bing heeft inderdaad slechte daden verricht en overtredingen begaan, maar het is Gods wil om zoveel mogelijk mensen te redden, dus we moeten haar nog een kans geven om berouw te tonen. Als ze opnieuw zondigt, is het nog niet te laat om haar alsnog weg te sturen, en kunnen we haar zover krijgen dat van ganser harte te aanvaarden.” Toen zuster Zhou me deze misleidende woorden hoorde spreken, leek ze iets te willen zeggen, maar uiteindelijk bleef ze zwijgen. Verder zei ook niemand iets, en ik voelde de spanning in mijn hart wegebben. Ik bedacht dat ik me eindelijk geen zorgen meer hoefde te maken dat ik mijn schoonouders zou beledigen. Maar twee dagen later kreeg ik ineens maar liefst drie zweren in mijn mond. Mijn mond voelde aan alsof hij in brand stond en gloeide vreselijk. Soms deed het zo’n pijn dat ik nauwelijks kon praten of eten, en de pijn werd zo erg dat ik er ’s nachts zelfs wakker van werd. Krimpend van de pijn kon ik alleen maar tot God bidden: “God, ik weet dat deze pijnlijke zweren in mijn mond en op mijn tong niet zomaar toevallig zijn ontstaan. Dit is uw kastijding en discipline voor mij. O God. Ik wil aan u berouw belijden.”
Later, tijdens mijn devoties, zag ik deze passage in Gods woorden: “Mensen die oprecht in God geloven, hebben Hem altijd in hun hart en dragen in zich altijd een godvererend hart, een godminnend hart. Zij die in God geloven, moeten dingen voorzichtig en behoedzaam doen, en alles wat ze doen moet overeenstemmen met Gods vereisten en moet Zijn hart tevreden kunnen stellen. Ze moeten niet eigengereid zijn en doen wat ze maar willen; dat past niet bij heilig fatsoen. Mensen moeten niet door het lint gaan en met de vlag van God in de rondte zwaaien terwijl ze overal dik doen en de boel oplichten; dit is de meest opstandige vorm van gedrag. Gezinnen hebben hun regels en naties hebben hun wetten – en is dat zelfs niet nog sterker het geval in het huis van God? Zijn de normen niet nóg strenger? Zijn er niet nóg meer bestuurlijke decreten? Het staat mensen vrij om te doen wat ze willen, maar de bestuurlijke decreten van God kunnen niet naar wens veranderd worden. God is een God die geen belediging door mensen tolereert; Hij is een God die mensen ter dood brengt. Weten mensen dit echt nog niet?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een waarschuwing aan hen die de waarheid niet beoefenen). Gods woorden lieten me sidderend van angst achter. Ik zag dat Zijn gezindheid heilig en rechtvaardig is en geen belediging duldt. In Gods huis zijn Christus en de waarheid aan de macht. Gods voelt verachting en afkeer voor kwaaddoeners die het kerkelijke werk verstoren. En tegenover diegenen die onderscheidingsvermogen hebben maar toch aan de kant van de kwaaddoeners blijven staan en een goed woordje voor hen doen, voelt God extreme afkeer en woede. Han Bing was iemand die weigerde de waarheid te beoefenen, die provocaties en strijd veroorzaakte, en het kerkelijke werk verstoorde, en daarmee precies het soort kwaaddoener dat door Gods werk wordt ontmaskerd, en iemand die eruit moest worden gezet. Maar om mijn relatie met de familie van mijn vrouw te beschermen, ging ik schaamteloos tegen mijn geweten in door verraad te plegen aan de beginselen van de waarheid. Ik had een kwaaddoener beschermd en excuses voor haar aangevoerd. Ik koos de kant van een kwaaddoener en deed dingen om haar te beschermen. Was ik dan niet de handlanger en medeplichtige van een kwaaddoener? God eerde mij door me een taak als leider te geven, maar ik toonde Hem totaal geen eerbied. Ik begreep de waarheid heel goed, en toch beoefende ik die niet, en gaf ik me over aan opzettelijke misleiding om een kwaaddoener in de kerk te houden waar ze het kerkelijk leven had verstoord en mijn broeders en zusters had geschaad. Willens en wetens beledigde ik Gods gezindheid. Mijn handelingen misleidden misschien andere mensen, maar niet God. God ziet wat er in ons hart is. Hoe kon Hij iemand als ik tolereren, iemand die zo eigenzinnig en onbezonnen had gehandeld? Ik had al een overtreding begaan, en ik wist dat als ik geen berouw zou tonen, God mij zou elimineren. Dus bad ik snel tot God om berouw te tonen. Nadat ik het met diverse collega’s had besproken, stelden wij een lijst op van Han Bings slechte daden en dienden een aanvraag in om haar uit de kerk te zetten. Dit is precies wat er moest gebeuren. Nadat ik de wil had gevonden om terug te keren naar God, genazen de zweren in mijn mond op mysterieuze wijze.
Twee dagen later ging ik naar het huis van mijn schoonmoeder om iets te doen, en Han Bing was daar. Toen ze mij zag, keek ze me even strak aan, draaide zich om en vertrok. Mijn schoonmoeder zei kwaad tegen me: “Je schoonzuster gelooft al vele jaren in God, en ze heeft erg geleden om het evangelie te verbreiden. Wie heeft geen verdorven gezindheid? Als de kerk haar eruit zet, verliest ze dan niet de kans om Gods redding te verwerven? Hoe kun je zo harteloos voor haar zijn?” Mijn vrouw deed ook haar zegje ter verdediging van Han Bing. Toen ik zag hoe emotioneel ze waren en dat ze vrijwel geen onderscheidingsvermogen hadden wat Han Bing aanging, communiceerde ik met hen over haar slechte gedrag. Maar mijn schoonmoeder luisterde totaal niet. Ze schreeuwde juist woedend tegen me, terwijl haar de tranen over de wangen liepen. Toen mijn vrouw zag hoe kwaad ze was, begon zij me ook verwijten te maken. Toen ik dat allemaal zag, voelde ik me zo zwak en ellendig dat ik niet eens kon eten. Die nacht lag ik te woelen in bed en kon ik de slaap niet vatten, hoe erg ik ook mijn best deed. Enerzijds moest ik de kwaaddoener wegsturen om het werk van de kerk te beschermen, maar anderzijds had je die beschuldigingen van mijn vrouw en schoonmoeder. Wat moest ik doen? Als ik mijn schoonzuster wegstuurde, zou ik het hele gezin van mijn schoonmoeder beledigen, wat mijn relatie met mijn vrouw kon beïnvloeden en misschien zou leiden tot een breuk in mijn eigen gezin. Maar als ik toestond dat deze kwaaddoener in de kerk bleef kon dat gevaar opleveren voor het kerkelijke leven en het leven van mijn broeders en zusters schaden. Als ik daarover nadacht, voelde ik me ellendig en raakte in gewetensnood. Ik kon alleen maar ernstig tot God bidden: “Ik voel me heel zwak, God. Wat het wegsturen van Han Bing betreft: ik wil u niet beledigen, maar ik word belemmerd door mijn emoties en het valt me zwaar de waarheid in praktijk te brengen. Ik smeek u om me kracht te geven en me te helpen de duistere machten te overwinnen, zodat ik standvastig kan zijn en voor u kan getuigen.”
Nadat ik had gebeden, las ik nog wat meer van Gods woorden: “Elke stap van het werk dat God in mensen verricht, lijkt van buitenaf op interacties tussen mensen, alsof het voortkomt uit menselijke bepalingen of menselijke interventie. Maar achter de schermen is elke stap en alles wat gebeurt een weddenschap van Satan bij God en moeten mensen rechtop blijven staan in hun getuigenis van God. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar Job toen hij werd beproefd: achter de schermen ging Satan een weddenschap aan met God en wat er gebeurde met Job, waren daden van mensen en hun tussenkomst” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen houden van God is werkelijk geloven in God). “Jullie zeggen allemaal dat jullie aandacht schenken aan Gods last en de getuigenis van de kerk zullen verdedigen, maar wie van jullie heeft werkelijk aandacht geschonken aan Gods last? Vraag jezelf af: ben jij iemand die aandacht heeft geschonken aan Zijn last? Kun je voor Hem rechtvaardigheid uitoefenen? Kun je opstaan en voor mij spreken? Kun je de waarheid standvastig in praktijk brengen? Ben je stoutmoedig genoeg om tegen al Satans daden te vechten? Zou je in staat zijn je emoties aan de kant te zetten en Satan te ontmaskeren omwille van mijn waarheid? Kun je toestaan dat mijn voornemens in jou vervuld worden? Heb je je hart geofferd op het allerbelangrijkste moment? Ben je iemand die mijn wil uitvoert? Stel jezelf deze vragen, en denk er vaak over” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 13). Bij elke verwijtende vraag in Gods woorden voelde ik een steek van pijn en ellende in mijn hart. Ik voelde het als de dringende oprechtheid van Zijn wil en vereisten. God hoopte dat ik het wegsturen van de kwaaddoener zou afhandelen zonder mijn emoties of persoonlijke gevoelens te laten meespelen, en dat ik zonder wankelen aan Gods zijde zou staan en de waarheid zou beoefenen om Zijn wil tevreden te stellen. Ik dacht aan Job tijdens zijn beproevingen. Wat iedereen kon zien, was dat hij zijn rijkdom verloor, dat zijn kinderen stierven en zijn dienaren vermoord werden. En dat zijn vrouw en drie vrienden hem aanvielen. Maar achter al die gebeurtenissen ging de weddenschap van Satan met God schuil. Het waren verzoekingen van Satan die Job troffen. Uiteindelijk was Job in staat aan Gods kant te staan vanwege zijn geloof en eerbied voor God. Hij zorgde dat Satan totale vernedering en mislukking ervoer en hij gaf een krachtige, weerklinkende getuigenis voor God. Wat oppervlakkig gezien op extra druk leek die door mijn schoonmoeder op me werd uitgeoefend, was in feite een strijdt op spiritueel terrein. Het was bedriegerij van Satan. Het was zijn poging om mij ervan te weerhouden de waarheid te beoefenen door misbruik te maken van mijn emotionele banden, zodat de kwaaddoener kon blijven en kon doorgaan met het verstoren en vernietigen van het werk van de kerk. Maar God gebruikte deze zaak ook om mij op de proef te stellen, om te zien of ik voor Satan zou zwichten, omdat mijn vrouw en schoonmoeder me belemmerden, of dat ik de rechtvaardigheid zou steunen, de waarheid zou beoefenen en volgens beginselen zou handelen. Als ik ervoor koos om mijn vlees tevreden te stellen en aan Satans zijde te staan, betekende dat dan niet dat ik in Satans bedriegerij was getrapt? Als ik dat deed, raakte ik de getuigenis in Gods aanwezigheid kwijt.
Toen ik daarover nadacht, begon ik over mezelf te bespiegelen: waarom had ik al die tijd waarin ik voor deze keuze stond, het gevoel gehad dat ik in het nauw zat en waarom had ik dat zo ellendig gevonden? Ik begreep heel goed dat het nodig was om het werk van de kerk te beschermen, maar waarom bleef ik op mijn gevoel handelen en vond ik het zo moeilijk om de waarheid te beoefenen en volgens principes te handelen? Daarna las ik deze passage uit Gods woorden en vond ik de wortel van het probleem: “De mens, geboren in zo’n smerig land, is ernstig aangetast door de maatschappij. Hij is beïnvloed door een feodale ethiek en is geschoold in ‘instituten voor hoger onderwijs’. Het achterlijke denken, de verdorven moraliteit, de minderwaardige kijk op het leven, de verachtelijke levensfilosofie, het uiterst waardeloze bestaan, en de verdorven levensstijl en gewoonten – al die dingen zijn diep het mensenhart binnengedrongen, en hebben zijn geweten ernstig ondermijnd en aangevallen. De mens raakt daardoor steeds verder van God verwijderd en keert zich steeds meer tegen Hem. De gezindheid van de mens wordt met de dag kwaadaardiger, en niemand zal uit zichzelf iets opgeven voor God, niemand zal uit zichzelf God gehoorzamen en niemand zal bovendien uit zichzelf de verschijning van God zoeken. In plaats daarvan doet de mens onder het domein van Satan juist niets anders dan het najagen van plezier, en geeft hij zich over aan de verdorvenheid van het vlees in het land van drek” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God). Dankzij Gods woord begon ik te begrijpen dat ik me door mijn emoties liet leiden, niet in staat was de waarheid te beoefenen en in een toestand van verzet tegen God zat, en dat allemaal omdat ik door Satan was verdorven. Satan, de koning van de duivels, gebruikte sociale indoctrinatie en het onderwijs dat ik op school kreeg om me satanische filosofieën in te peperen als: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’, ‘Het hemd is nader dan de rok ’ en: ‘De mens is niet onbezield; hoe kan hij vrij zijn van emoties?’ om ervoor te zorgen dat ik mijn gevoelens voor andere mensen als het belangrijkste in het leven beschouwde, om me wijs te maken dat het beschermen van relaties en rekening houden met andermans gevoelens menselijk is, en om me te laten geloven dat het harteloos en trouweloos zou zijn om dat niet te doen, en dat anderen me dat kwalijk zouden nemen. Ik ging met deze satanische filosofieën om als iets positiefs, als beginselen om na te leven, en doordat ik mijn leven leidde volgens deze satanische filosofieën en wetten, werd ik immoreel, verward over goed en kwaad, en extreem zelfzuchtig, verachtelijk, sluw en misleidend. Wat het wegsturen van Han Bing aangaat, was ik bang dat mijn familie me ondankbaar en harteloos zou vinden, en dat mijn gezin zou worden verscheurd. Daardoor veronachtzaamde ik het werk van de kerk en het leven van mijn broeders en zusters. Ik was echt zelfzuchtig en verachtelijk. Ik was juist ondankbaar en harteloos door me zo te gedragen. Waarom is onze samenleving zo duister en slecht, waarom is er geen redelijkheid en gerechtigheid? Dat komt doordat mensen allemaal leven volgens deze satanische filosofieën en wetten. In welke groep dan ook maken mensen zich alleen druk om vleselijke, emotionele relaties. Ze komen alleen op voor degenen die hun het meest na staan. Zelfs als die iets illegaals doen of een misdaad begaan, zullen mensen manieren bedenken om ze te beschermen en halen ze goed en kwaad door elkaar om voor hen op te komen. Toen zag ik pas in dat deze satanische fantasieën en wetten redelijk en fatsoenlijk lijken en lijken te kloppen met menselijke opvattingen, maar in feite zijn het absurde denkfouten die Satan gebruikt om mensen te misleiden en te verderven. Ze zijn in strijd met de waarheid en met God. Als we aan de hand daarvan leven, kunnen we alleen maar ingaan tegen God en ons tegen Hem verzetten, anderen schaden en de natuur van demonen uitleven. In het verleden had ik volgens zulke satanische filosofieën en wetten geleefd, en de kwaaddoener beschermd en had ik bijgedragen aan haar zonden. Maar God nam me mijn vroegere overtredingen niet kwalijk en bood me nog steeds de kans om berouw te hebben, waarvoor ik God zeer dankbaar ben. Dus bad ik stil tot God en zwoer ik: ik wil niet meer naar mijn eigen emoties handelen, God. Ik wil alleen liefhebben wat u liefhebt en haten wat u haat volgens uw woorden, de beginselen van de waarheid hooghouden en kwaaddoeners ogenblikkelijk uit de kerk zetten.
De volgende dag tijdens de vergadering van de collega’s, hoorde ik van collega’s dat Han Bing nog steeds geen zelfkennis of berouw toonde, en dat ze nog steeds provocaties veroorzaakte, tot onenigheid aanzette en kongsi’s probeerde te vormen. Toen ik dat hoorde, gaf ik mezelf nog erger de schuld. Ik haatte mezelf omdat ik me door mijn emoties had laten leiden en haar niet op tijd had weggestuurd, waardoor ze het kerkelijk leven had kunnen verstoren. Tijdens de volgende bijeenkomst begon ik gewetensvol Gods woorden te gebruiken om al Han Bings slechte gedragingen te analyseren. En dankzij mijn communicatie, kregen de broeders en zusters die door haar waren misleid, ook inzicht en begonnen haar te verwerpen. Mijn vrouw kreeg ook meer inzicht in de waarheid, ze ging de natuur en essentie van Han Bing duidelijker zien, en beweerde niet meer dat ze oneerlijk was behandeld. Toen Han Bing uit de kerk was gezet, werd die niet meer verstoord door een kwaaddoener, dus waren de broeders en zusters weer in staat op een normale manier bijeenkomsten bij te wonen en hun taken te vervullen. We prezen God allemaal voor Zijn rechtvaardigheid. Door dit incident zag ik in dat in Gods huis, Zijn woorden en de waarheid macht hebben, dat alles in overeenstemming met de beginselen van de waarheid wordt behandeld, en dat ongelovigen, kwaaddoeners en antichristen zich niet kunnen handhaven in Gods huis. Ik heb ook zelf ervaren dat het alleen maar verdriet brengt als je volgens satanische filosofieën en wetten leeft. Het levert onszelf en anderen geen enkel voordeel op. Alleen als we aan de hand van Gods woorden leven, kunnen we ons werkelijk veilig en vredig voelen. Nu leef ik niet meer volgens satanische filosofieën en wetten. iIk ben door de belemmeringen van mijn emoties heen gebroken, ben in staat enige waarheid te beoefenen en kan met enige rechtvaardigheid leven. En dat is allemaal te danken aan Gods redding en een gevolg van het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden. Dank zij Almachtige God!