Enkel de liefde van God is echt

29 augustus 2019

Door Xiaodong, provincie Sichuan

God zei: “De Chinese natie, al duizenden jaren verdorven, heeft tot op heden overleefd en allerlei ‘virussen’ hebben zich onophoudelijk verder ontwikkeld en zich als de pest naar overal verspreid. Als je alleen al naar de relaties van mensen kijkt, zie je hoeveel ‘ziektekiemen’ er in mensen op de loer liggen. Het is uitermate moeilijk voor God in zo’n strikt afgesloten en door virussen geïnfecteerd gebied Zijn werk te ontwikkelen. De persoonlijkheden, gewoonten, manier van doen van mensen, alles wat ze in hun leven tot uitdrukking brengen, hun intermenselijke relaties, ze zijn allemaal zover verscheurd […](Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het pad … (6)). De openbaring in Gods woorden deed me begrijpen hoe de verdorvenheid van Satan alle relaties tussen mensen abnormaal maakt, omdat deze allemaal gebaseerd zijn op Satans levensfilosofie, zonder ook maar een greintje waarheid te bevatten. Zonder Gods redding zouden mijn ogen nog steeds bedekt zijn en zou ik nog steeds gevangen zijn in mijn emoties, maar door het werk van God te ervaren heb ik leren begrijpen wat ‘elkaar helpen’ werkelijk betekent en heb ik de waarheid gezien van vriendschap, liefde en familiale genegenheid. Ik zag dat enkel Gods woorden de waarheid zijn, dat we enkel kunnen ontsnappen aan de invloed van Satan door volgens Gods woorden te leven, en dat we enkel door onszelf naar de waarheid te gedragen een zinvol leven kunnen leiden.

Mijn ouders waren allebei christenen en in die tijd was ons geloof in Jezus ons zeer genadig. Vooral in zaken zegende God ons met veel op het gebied van materieel comfort. De meeste van mijn familieleden waren minder welvarend dan ons gezin en mijn ouders zorgden zowel op financieel als materieel vlak goed voor hen. Mijn familieleden hadden veel respect voor mijn ouders en uiteraard bekeken ze mij op dezelfde manier. Dat was de soort bevoorrechte omgeving waarin ik opgroeide. Ik vond mijn vrienden en familieleden geweldig en ze waren altijd bereid om ons gezin te helpen met wat dan ook.

In 1998 aanvaardde mijn hele familie het werk van Almachtige God en omdat het een moeilijk gebied was, hielden we op met onze familiezaak. Ik begreep toen de waarheid niet, dus mijn hart hunkerde nog steeds naar deze wereld. Ik bracht mijn dagen door met eten, drinken en feesten met goede vrienden en familieleden, en omdat ik vrijgevig geld uitgaf, kreeg ik steeds meer vrienden, en steeds meer klassenreünies, feestjes, verjaardagen en huwelijken van klasgenoten en vrienden, en andere gelegenheden konden niet plaatsvinden zonder mij uit te nodigen, want ik was te ‘belangrijk’. Daarnaast moest ik elke zondag mijn vriendin ophalen en wegbrengen, en we gingen vaak samen uit. Hoewel ik in die tijd nooit een van mijn drie wekelijkse kerkbijeenkomsten miste, had ik toen nog geen enkel begrip van Gods woorden. Mijn hart doolde nog rond in de buitenwereld en mijn geloof in God voelde aan als een juk van regels. Maar God maakte gebruik van situaties om me de waarheid te leren begrijpen. Hij toonde me dat relaties tussen mensen enkel gebaseerd zijn op wederzijdse interesse en dat er geen enkel waar emotie of liefde in zit.

Na de stopzetting van het bedrijf voerden mijn ouders reparaties uit aan het huis en moesten ze voor mijn zus en mij schoolgeld betalen. Net zoals het gezegde ‘Zijrivieren drogen op als de hoofdstroom laag staat’. Omdat ik voor mijn inkomen van hen afhankelijk was, kon ik ook minder uitgeven. Ik vermeed waar ik kon trouwfeesten en bijeenkomsten, groot of klein. Hierdoor begon mijn vriendenkring af te nemen en in de ogen van mijn vrienden werd mijn status steeds lager. Wanneer mijn armere vrienden en familieleden welstellender werden, verminderde hun omgang met ons eveneens. Deze periode was een loutering voor me, want ik voelde dat ik in de harten van anderen geen enkele status had. Vooral mijn vriendin, die meer afstand nam omdat ik niet meer zo vrijgevig geld uitgaf als in het verleden, en die me uiteindelijk in 2001 voor iemand anders verliet. Toen ik dit hoorde, kon ik niet aanvaarden dat het de werkelijkheid was. Ik liet het vanbuiten niet merken, maar deze wetenschap sneed in mijn hart als een mes. Ik was trouw aan haar en mijn inspanningen voor haar waren oprecht, dus waarom kreeg ik haar verraad in de plaats? Zo eindigde onze relatie, die vijf jaar had geduurd. Ik kon haar niet vergeten, dus al wat ik kon doen was de pijn diep in mijn hart begraven. Hierna haatte ik het wanneer anderen het incident aanhaalden. Ik kon niet begrijpen hoe zoiets mij kon overkomen. Tot ik op een dag de volgende passage zag van Gods woord: “De meeste mensen leven in de onreine sfeer van Satan en gaan gebukt onder zijn spot. Hij maakt ze het leven zuur, tot ze halfdood zijn door alle perikelen, alle moeilijkheden in de mensenwereld. Satan speelt met ze en maakt vervolgens een eind aan hun bestemming. Mensen brengen zo hun hele leven in een waas van verwarring door: ze genieten geenszins van de goede dingen die God voor hem heeft bereid, maar laten zich door Satan beschadigen en kapotmaken. Ze zijn nu zo krachteloos en futloos geworden dat ze eenvoudigweg geen oog meer hebben voor Gods werk(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Werk en intrede (1)). De openbaring in Gods woorden is een waar portret van het menselijke leven. Ik dacht terug aan de dagen die ik had doorgebracht met verdrinken in liefdesverdriet, toen ik leefde in een ingebeelde wereld van ‘romantische liefde’. Ik was hopeloos gevangen en ik had er geen idee van dat al deze dingen trucs van Satan waren om mensen voor de gek te houden, listen die enkel dienden om mensen in de val te lokken, om ze een leven zonder doelen te laten leven en zonder enige zin om Gods werk op te merken. Hoewel ik mezelf een gelover in God noemde, bracht ik mijn dagen door met zorgen en inspanningen voor vriendschap en liefde, en als mijn omstandigheden niet waren veranderd, dan zou ik nog steeds geloven in die ‘beloften van eeuwige liefde’ en ‘trouwe vrienden’ en zou ik er nooit aan ontsnapt zijn. Door de breuk met mijn vriendin verbrak ik alle relaties met mijn klasgenoten; zonder zulk een lawaaierige omgeving kon ik mijn hart tot rust brengen en kon ik me aan mijn geloof in God wijden. Door tijdens bijeenkomsten met mijn broeders en zusters over Gods woorden te praten, begon ik iets van de waarheid te begrijpen, verwierf ik enige kennis van liefde en vriendschap en besefte ik dat iemands opinies enkel kunnen worden veranderd en dat ze nooit door Satan zullen worden misleid door de waarheid na te streven en te begrijpen. Langzaam maar zeker begon mijn gewonde hart te genezen. Ik voelde een vergeten blijdschap, was niet langer verloren en leefde niet meer in pijn. Omdat er geen onderbrekingen van de buitenwereld waren, kon ik mijn geest tot rust brengen en me op de bijeenkomsten richten. Ik kreeg steeds meer interesse in het geloof in God en van toen af aan begon ik mijn plichten te vervullen.

Toen mijn familieleden hoorden dat ik in God geloofde, kwam er geen einde aan hun onderbrekingen. Ze vonden dat ik veel te jong was om in God te geloven. Mijn tante aan moederskant vroeg me vaak om gunsten, mijn tante aan vaderskant vroeg me om zaken met haar te doen, zelfs mijn pleegmoeder drong er bij me op aan dat ik zou trouwen, zeggende dat zij na de geboorte voor mijn kind zou zorgen (omdat ze zelf geen zoon had), en mijn oma huilde en zei: “Ik heb er niets op tegen dat je ouders in God geloven, omdat ze hun halve leven gewerkt hebben en alles gaven om voor jou de weg voor te bereiden, dus het is tijd dat zij kunnen rusten. Jij zou je moeten richten op het starten van een gezin en op een carrière.” Ze begon dan te beschrijven hoe mijn vader in armoede was opgegroeid, hoe hij van niets was begonnen, hoeveel hij had geleden, hoe hard hij had gewerkt, en ze zei dat ik me in zulk een goede omgeving bevond en dat ik geen idealen had. Hun plotse ‘bezorgdheid’ voor me was heel vleiend. Ik was verward, want het leek erop dat alles wat ze zeiden juist was; ze wilden allemaal het beste voor me en omdat ze mijn dichtste familieleden waren, zouden ze me uiteraard niet willen kwetsen. Ik leefde in loutering en hoewel ik wist dat dit een geestelijk gevecht was, had ik niet de kracht om nog verder te vechten. Tijdens een bijeenkomst toonde een leider me deze passage van Gods woord: “Het Chinese volk heeft duizenden jaren lang het leven van slaven geleid en dit heeft hun gedachten, opvattingen, leven, taal, gedrag en daden zo ingeperkt dat ze geen greintje vrijheid meer hebben. Enkele duizenden jaren geschiedenis hebben vitale mensen met een geest tot iets gemaakt wat iets van lijken zonder een geest weg heeft. Velen leven er onder het slagersmes van Satan […] Aan de buitenkant lijken mensen op een hogere ‘diersoort’; in feite leven en wonen ze onder vuile demonen. Zonder iemand om op ze te passen, leven mensen in Satans hinderlaag, verstrikt in zijn werkingen zonder enige uitweg. Men kan niet zeggen dat zij met hun dierbaren samenkomen in een knusse woning en een gelukkig leven leiden dat voldoening geeft, maar wel dat mensen in het dodenrijk wonen en omgaan met demonen en duivels(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Werk en intrede (5)). Door de openbaring in Gods woord en de communicatie met mijn broeders en zusters begreep ik dat hoewel ze uiterlijk mijn familieleden lijken te zijn en hun woorden overeenstemmen met de behoeften van mijn vlees, hun gedachten, ideeën, levens, taal, gedrag en handelingen beperkt zijn door Satans verdorvenheid. Ze zijn allen ongelovigen; al hun standpunten en al hun woorden komen van Satan, en wat ze nastreven, zijn al de slechte verlangens van het vlees, waarvan geen enkele in overeenstemming is met de waarheid. Als ik naar hen zou luisteren, zou ik in Satans val trappen. Ik heb zelf geen waarheid en geen onderscheidingsvermogen en ik zou door verder contact met hen enkel nog verder ontaarden. Ik zou er niet beter van worden. Ze konden me enkel tot mijn ondergang leiden. Op dat moment begreep ik iets van Gods woorden “Al degenen die niet geloven, samen met degenen die de waarheid niet beoefenen, zijn demonen”, maar ik had het nog steeds niet volledig doorgrond. Later zorgde God voor omstandigheden die me de ware betekenis van familiebanden toonden.

Ons gezin is altijd een gastgezin geweest, en op een dag in 2005 werden mijn ouders en verschillende broeders en zusters gearresteerd door de CCP-politie, omwille van een aangifte door een boosaardig iemand. Mijn biologische zuster verdronk bijna terwijl ze vluchtte. Ze kwam er gelukkig met de schrik van af, omdat God haar beschermde. Mijn ouders en de broeders en zusters in het ouderlijke huis werden vastgehouden en beboet, en allen werden gefolterd, allen werden gewond. Ik kon mijn emoties niet onder controle houden toen ik dit nieuws hoorde. Ik had de moed niet om mijn plichten te vervullen. Ik dacht: op zo’n moment zou ik naar huis moeten gaan, wat er ook gebeurt. Mijn ouders hebben me grootgebracht en nu zij in de problemen zitten, zelfs als ik niets kan doen, zou ik minstens bij hen moeten gaan kijken en hen troosten. Dus nam ik de trein naar huis en ik ging rechtstreeks maar het huis van mijn tante aan vaderskant (die ook in God gelooft) om mijn ouders te bezoeken. Op dat moment zag ik dat hun wonden nog niet genezen waren; ik voelde me vreselijk vanbinnen en tranen welden op in mijn ogen. Het voelde alsof mijn ouders vernederd waren. Toen vertelden mijn ouders me dat tijdens de vlucht voor de politie mijn biologische zus in de rivier was gedoken (dit gebeurde in december, toen het al donker was). Het water stond haar tot aan de hals en er waren sterke stromingen in de rivier, wilde planten hechtten zich vast aan haar broekspijp, haar schoenen zaten vast in de modder en ze kon niet zwemmen; het was dan ook een volledig mysterie hoe ze aan de andere kant was geraakt. God moest haar op wonderbaarlijke wijze beschermd hebben, anders zou de uitkomst verschrikkelijk geweest zijn (het diepe water en de sterke stromingen hadden pas een paar dagen eerder een man van in de 40 het leven gekost). Later hield mijn biologische zus zich schuil in het huis van een oudere zuster; deze gaf mijn zus droge kleren, huilend terwijl ze de natte kleding boven het vuur droogde, en zorgde verder ook heel goed voor haar. Enkele dagen later ontdekte ze dat het huis van deze oudere zuster niet meer veilig was en dus ging mijn biologische zus schuilen in het huis van mijn tante aan moederskant. Overdag ging ze naar buiten om een brief naar onze kerk te brengen om onze leider op de hoogte te brengen van onze situatie, maar toen ze terugkeerde, zei de jongste dochter van mijn tante aan moederskant tegen haar: “Hé, nichtje, waarom ben je teruggekomen? Ik dacht dat je was weggegaan. We hebben je bed al opgeruimd.” Mijn zus begreep dat mijn tante aan moederskant bang was om betrokken te worden en haar daar niet wilde laten blijven, dus ze verliet huilend hun huis en riskeerde gearresteerd te worden door naar huis te komen, omdat ze nergens anders naartoe kon. Nadat mijn ouders werden vrijgelaten en hoorden hoe mijn zus bijna verdronken was en hoe ze door mijn tante aan moederskant was buitengezet, waren ze erg boos. Mijn tante aan moederskant antwoordde echter, op een toon waaruit bleek dat ze ervan overtuigd was dat ze gelijk had: “We zijn inderdaad bang om erbij betrokken te raken. Jullie hebben die arrestaties aan jezelf te danken. Jullie hadden een perfect leven, maar jullie moesten het om zeep helpen en daardoor is er iemand bijna gestorven!” Ik had me nooit kunnen voorstellen dat mijn naaste familieleden, de mensen met wie ik in het verleden de nauwste band had gehad, in staat zouden zijn om zulke onmenselijke dingen te zeggen of zulke wrede dingen te doen op een moment dat de CCP mijn familie arresteerde en hun levens in gevaar waren, en troost meer dan ooit nodig is. Deze wetenschap vervulde me met grote droefheid. Geen enkele van de mensen die we in het verleden hadden geholpen kwamen kijken hoe het met ons was of troostten ons. Degenen met wie we de allerbeste relaties hadden gehad, spraken niet alleen niet meer met mijn ouders wanneer ze elkaar op straat tegenkwamen, maar ze gingen mijn ouders uit de weg. Sommigen die vroeger knikten en hallo zeiden, keerden ons nu de rug toe en roddelden. Enkel onze broeders en zusters kwamen ‘s avonds op bezoek en praatten met ons. Ik had nooit kunnen geloven dat onze familie zo kon worden buitengesloten. Ik zat weer gevangen in pijn en in mijn hart vormden zich gedachten om God te verraden. Later, nadat ik een openbaring ontving van God, ervoer ik datgene waarover mijn broeders en zusters hadden gepraat: “Relaties tussen mensen zijn slechts gebaseerd op wederzijdse interesse; familie en vrienden helpen elkaar enkel op basis van wederzijds gebruik.” Ik dacht ook terug aan het verhaal van mijn ouders over wat ze hadden geleerd van hun ervaring van de arrestatie, zoals: Toen de politie een leren zweep gebruikte om mijn vader te slaan, zei hij dat hij niet veel pijn voelde en dat de riem in drie stukken brak terwijl ze hem sloegen. Mijn zus zei dat ze tijdens haar ervaring helemaal geen angst voelde en dat hoewel het december was, ze het op geen enkel moment koud had gehad toen ze uit het water kwam. God had haar extra kracht en vertrouwen gegeven. Aangehouden worden door de CCP had hen in feite gesterkt in hun geloof. Het had hen sterker gemaakt. Mijn vader zei dat hij in het verleden Gods woorden niet had geloofd, over hoe God het kwaad en de afkeer van de waarheid van de CCP aan het licht brengt, en dat hij een bewonderaar was van de koning van duivels, maar dit incident had hem getoond dat de CCP niet meer was dan een bende criminelen, bandieten die alles van waarde uit ons huis wilden halen en die liever gezagsgetrouwe gelovigen in God arresteerden dan moordenaars en brandstichters. Ik schaamde me toen ik begreep dat we allemaal onder Gods heerschappij leven, dat al wat we ervaren een deel is van Gods soevereiniteit en regeling, dat geen enkel individu over de macht beschikt om een ander te helpen, dat familiale genegenheid ons slechts van God verdrijft, en dat de dingen waar mensen elkaar mee kunnen helpen slechts betrekking hebben op het vlees, niet op de waarheid. Gedachten in de zin van ‘niet willen dat het vlees van mijn ouders lijdt’ hebben niet enkel geen enkel voordeel in hun leven, ze brengen geen heil bij hun redding. Alleen God weet wat de mens nodig heeft en God houdt het meest van de mens. Ik zag een passage van Gods woord dat zei: “Vanaf het moment dat Hij de wereld schiep, heeft God veel werk verricht met betrekking tot de vitaliteit van het leven, heeft Hij veel werk verricht dat leven geeft aan de mens en heeft een grote prijs betaald zodat de mens het leven kan verkrijgen, want God Zelf is het eeuwige leven en God Zelf is de weg waardoor de mens is opgestaan uit de dood. God is nooit afwezig in het hart van de mens en leeft te allen tijde onder de mensen. Hij was de drijvende kracht van het leven van de mens, het fundament van het bestaan van de mens en een rijke waarborg voor het bestaan van de mens vanaf zijn geboorte. Hij zorgt ervoor dat de mens herboren wordt en stelt hem in staat om volhardend in zijn rol te leven, welke dat ook zij. Dankzij Zijn macht en Zijn onblusbare levenskracht heeft de mens van generatie op generatie geleefd, waarbij de kracht van Gods leven de steunpilaar van het bestaan van de mens is geweest en waarvoor God een prijs heeft betaald die geen gewoon mens ooit heeft betaald. Gods levenskracht kan zegevieren over welke macht dan ook; bovendien overtreft het elke kracht. Zijn leven is eeuwig, Zijn macht is buitengewoon en Zijn levenskracht kan niet overweldigd worden door enig geschapen wezen of vijandige macht. De levenskracht van God bestaat, met een schitterende uitstraling, ongeacht tijd of plaats. Hemel en aarde ondergaan enorme veranderingen, maar Gods leven is voor altijd hetzelfde. Alle dingen gaan voorbij, maar Gods leven is nog steeds aanwezig, want God is de bron en de wortel van het bestaan van alle dingen. Het leven van de mens is afkomstig van God, het bestaan van de hemel is vanwege God en het bestaan van de aarde komt voort uit de kracht van Gods leven. Geen enkel object dat vitaliteit bezit, kan de soevereiniteit van God overstijgen en niets wat kracht heeft kan zich losmaken van de omgeving van Gods gezag. Ongeacht wie men is, iedereen moet zich op deze manier aan de heerschappij van God onderwerpen, iedereen moet leven onder Gods bevel en niemand kan ontsnappen aan Zijn bestuur (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen Christus van de laatste dagen kan de weg van het eeuwige leven aan de mens geven). Door Gods woorden en werkelijkheid zag ik de buitengewoonheid en grootsheid van Gods levenskracht, dat Hij te allen tijde tussen de mensen leeft, te allen tijde de mensheid leidt en Zijn kracht toont, en dat elk mens leeft volgens regelingen die door God worden bestuurd. Geconfronteerd door Gods woord zag ik in hoe klein ik was en hoe onbelangrijk emotionele banden zijn. Wat had ik kunnen doen tegen de moeilijkheden waar mijn familie mee te maken kreeg? Was God niet degene die hen beschermde, voor hen zorgde en hen doorheen de crisis leidde? Kan de liefde van een mens voor een ander mens groter zijn dan Gods liefde voor de mensen? Op hetzelfde moment oordeelden Gods woorden over me: “Wie van jullie kan zich werkelijk volledig uitputten voor mij en zichzelf volledig opofferen aan mij? Jullie zijn allemaal halfslachtig, jullie gedachten gaan steeds maar rond, denkend aan thuis, aan de buitenwereld, aan voedsel en kleding. Ondanks het feit dat je voor mij staat en dingen voor mij doet, denk je in je hart nog steeds aan je vrouw, je kinderen en je ouders thuis. Zijn die allemaal jouw eigendom? Waarom leg je ze niet in mijn handen? Geloof je niet genoeg in mij? Of ben je soms bang dat ik ongepaste regelingen voor jou zal treffen? Waarom maak je je altijd zorgen over je vleselijke familie? Je hunkert altijd naar je geliefden! Neem ik een bepaalde plek in in jouw hart? En nog altijd praat je erover mij heerschappij te geven in jou en jouw hele wezen in te laten nemen – allemaal bedrieglijke leugens! Hoeveel van jullie zijn met heel je hart voor de kerk? En wie van jullie denkt niet aan zichzelf, maar is voor het koninkrijk van vandaag? Denk hier heel goed over na (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 59). Ik begreep dat het nog steeds mijn familie was waar ik in mijn hart om gaf; omdat ik niet echt in God geloofde, kon ik hen nog niet volledig aan Gods handen toevertrouwen. Ik zag dat ik niet in de waarheid leefde en hoewel ik mijn plichten vervulde in het huis van God, was ik vaak bezorgd om mijn familie en liet ik God mijn hart niet beheersen. Ik kon God niet boven al het andere respecteren en getrouw mijn plichten vervullen. Ik werd door Satan voor de gek gehouden en gekweld. Als deze ‘onfortuinlijke’ dingen me niet overkomen waren, zou ik de dingen nooit zo duidelijk hebben gezien. Net zoals deze hymne van Gods woord zegt: “Wanneer het aankomt op de staat van het leven van de mens, moet de mens het echte leven nog vinden; hij heeft nog steeds de onrechtvaardigheid, de troosteloosheid en de ellendige omstandigheden in de wereld niet doorzien – en aldus, ware het niet dat er een ramp op komst was, zouden de mensen nog steeds Moeder Natuur omarmen, en zouden zij zich nog steeds verdiepen in de smaak van ‘het leven’. Is dit niet de realiteit van de wereld? Is dit niet de stem van de redding waarmee ik tot de mensheid spreek? Waarom heeft, onder de mensheid, niemand mij ooit waarlijk liefgehad? Waarom heeft de mens mij enkel lief te midden van tuchtiging en beproevingen, maar heeft niemand mij lief onder mijn bescherming?(‘Mensen kennen Gods redding niet’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Zonder datgene wat deze omstandigheden me hadden geopenbaard, zou ik nooit werkelijk de relaties tussen mensen hebben begrepen en zou ik nog steeds worden beheerst door familiebanden, liefde en vriendschap, onlosmakelijk verstrikt in het nastreven van deze dingen, bedrogen en eronder lijdend, gelukkig in mijn onwetendheid; bovendien zou ik nooit de waarheid hebben ontvangen en nooit het juiste levenspad zijn gaan bewandelen, en het was Gods redding waardoor ik nooit meer de smaak van het ‘leven’ hoefde te proeven. Toen ik dit alles begrepen had, besloot ik dat ik met heel mijn hart in God zou geloven en de waarheid zou nastreven om Gods liefde voor mij terug te betalen.

Ik heb nu verschillende jaren mijn plichten vervuld in Gods familie, en in Gods familie heb ik Gods liefde ervaren. Waar ik ook mijn plichten vervul, God is er altijd om voor me te zorgen. Ik kan goed opschieten met mijn broeders en zusters, alsof ze familieleden zijn. We gebruiken elkaar niet en er is geen uitwisseling van voordelen. Mijn broeders en zusters zijn zo oprecht dat zelfs wanneer we soms onze eigen verdorvenheid bij elkaar merken, er door het openen van onze harten en door te communiceren over ons zelfbegrip geen wrok of terughoudendheid is. We helpen elkaar en bieden elkaar liefde. Ieder wordt als gelijk beschouwd en niemand wordt anders behandeld omdat ze arm zijn of rijk. Ik heb gezondheidsproblemen en word dus regelmatig ziek, maar mijn broeders en zusters zijn erg attent en zorgen heel goed voor me, waardoor ik heb ervaren dat zelfs zonder bloedverwantschap met mijn broeders en zusters zij dichter bij me kunnen staan dan familieleden. Ik kan goed opschieten met mijn broeders en zusters, en onder Gods begeleiding streven we allen de waarheid na en streven we ernaar om onze plichten te vervullen.

Door mijn ervaringen gedurende deze jaren ben ik ook de wil van God beginnen te begrijpen, en dat het werk dat God met me heeft gedaan het werk is van redding en liefde, dat de woorden die door God worden gesproken de waarheid zijn, maar nog meer dat het deze woorden zijn die onze levens redden. Deze waarheden zijn voor mij Gods beste zorg en bescherming geworden. Als ik afstand zou nemen van deze woorden, of de dingen op een andere manier zou bekijken dan vanaf de basis die door deze woorden wordt voorzien, dan zou ik mezelf te gronde richten. Ik was diep verdorven door Satan en niet in staat om rechtstreeks de betekenis van Gods woorden te begrijpen, dus regelde God veel verschillende omstandigheden, mensen, zaken en dingen, ontworpen voor mijn behoeften, om me tot voordeel te strekken en me te vervolmaken, om Zijn woorden te helpen begrijpen. Door mijn ontberingen en louteringen begon ik onbewust in te zien dat deze woorden die God spreekt allemaal waarheid zijn, dat zij zijn wat de mensheid nodig heeft. Ze verlenen niet enkel leven aan de mensheid en maken het mogelijk voor de mens om een normaal leven te leiden; ze wijzen ook naar de correcte levensweg, omdat God de waarheid, de weg, en het leven is. Het zijn Gods woorden die me hier hebben gebracht. Ik ben bereid om Zijn woorden te volgen als mijn motto, als richtingaanwijzer en als leidraad. Hoewel ik nog maar een beetje van de waarheid begrijp, zal God me voorzien van verlichting en illuminatie om Zijn woorden te kunnen begrijpen als ik voortdurend de waarheid nastreef en mijn plichten vervul. Er zit nog veel verdorvenheid in mij die moet worden gereinigd, en ik moet veel meer van Gods werk ervaren, evenals Gods oordeel en tuchtiging en de bijbehorende ontberingen en louteringen. Ik zal mijn uiterste best doen om de waarheid na te streven. Ongeacht de beproevingen of moeilijkheden die in de toekomst op mijn pad komen, zal ik God tot het einde volgen!

Volgende: Een wedergeboorte

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Neem contact op via Messenger