Ontwaakt uit mijn arrogantie
In 2015 begon ik het evangelie te verspreiden. Al gauw had ik dankzij Gods sturing enig succes. Soms kwam ik mensen tegen die helemaal in de ban waren van religieuze noties, die Gods werk van de laatste dagen niet wilden onderzoeken. Dan vertrouwde ik op God en communiceerde ik geduldig de waarheid. Die accepteerden zij dan al gauw. Nadat ik het een en ander had bereikt, begon ik me behoorlijk bedreven te voelen, alsof ik een onmisbaar talent was.
Toen begonnen Broeder Liu en ik allebei begietingswerk voor een kerk. De kerk waar ik dat deed was vrij groot, met behoorlijk veel leden. Toen ik begon, bad ik daarom altijd tot God en besprak dingen met broeders en zusters. Al snel liep het goed. De meeste kerkleden gingen gewoon naar bijeenkomsten en vervulden hun plichten erg proactief. Ik was best tevreden over mezelf. Ik dacht dat als ik zelfs bij zo’n grote kerk met zoveel leden zo snel resultaten boekte, ik wel enig kaliber moest hebben. Ik zag ook dat het met het begietingswerk van Broeder Liu niet al te best ging, dat sommige werkers in zijn kerk vervangen moesten worden en dat sommigen communicatie nodig hadden omdat hun gesteldheid negatief was. Ik keek een beetje op hem neer, en dacht dat ik het beter kon. Daarna begon ik me met zijn werk te bemoeien. Op bijeenkomsten somde ik fouten op. Ik communiceerde over Gods woorden om te helpen met de negatieve gesteldheden van anderen. Waar nodig, veranderde ik de plichten van de mensen die begietingswerk deden. Het werk ging al snel beter. Ik vond dat ik onze problemen heel vlug had opgelost, dus voelde ik nog sterker dat ik veel talent had. Mijn arrogantie bleef maar toenemen. Wanneer ik ons werk samenvatte, zag ik veel van hun tekortkomingen en nalatigheden. Dan moest ik hen wel berispen. Ik zei: “Het begietingswerk loopt enorm achter. Is er ook maar iemand die probeert Gods wil te doen en dit voor elkaar te krijgen? Jullie zijn allemaal zo onverantwoordelijk geweest. Het is maar goed dat er de afgelopen weken wat vooruitgang is geweest. Wie zou er anders verantwoordelijkheid kunnen nemen voor deze achterstand?” Op dat moment zei niemand iets. Ik vroeg me zelfs af of ik niet wat te fel had gereageerd. Maar vervolgens dacht ik dat het hen niet zou kunnen schelen tenzij ik zei waar het op stond.
Ik keek erg op hen neer en pakte hen aan vanwege hun fouten. Ik liet weten dat ze moesten doen wat ik zei. Ik merkte dat ze zich na verloop van tijd van mij distantieerden. Ze praatten nauwelijks met me, behalve over dingen die met het werk te maken hadden. Soms praatten en lachten ze onder elkaar, maar zodra ik eraan kwam, gingen ze uit elkaar, alsof ze bang voor me waren. En omdat ze bang waren fouten te maken en kritiek te krijgen, kwamen ze voor elke kwestie naar mij toe en wachtten ze op mijn beslissing. Ik voelde me wel een beetje ongemakkelijk toen ik dat zag. Ik vroeg me af of ik eigenmachtig handelde en autoritair was. Maar vervolgens vond ik dat ik bij het werk streng moest zijn. Niemand zou luisteren als ik ze niet een beetje streng aanpakte. En hoe zouden we dan iets kunnen bereiken? Voor mij betekende het meteen benoemen van problemen dat ik gevoel voor rechtvaardigheid had. Daarna werd ik zelfs nog arroganter. Ik wilde over alles, grote en kleine kwesties, het laatste woord hebben. In mijn eentje regelde ik elk aspect van ons werk, want naar mijn idee was niemand in ons team zo bedreven als ik. Zelfs wanneer ik wel dingen met hen besprak, deden we uiteindelijk altijd wat ik wilde. Daarom vond ik dat we tijd konden besparen als ik de beslissingen meteen nam. Zelfs als een leider naar een bijeenkomst kwam, haalde ik mijn schouders op. Ik dacht: je bent een leider, nou en? Kun jij het evangelie delen en getuigenis afleggen? Kun jij dit werk doen? Alleen maar het communiceren van waarheid op bijeenkomsten betekent niet dat je praktisch werk doet. Je kunt je niet meten met mij. Telkens wanneer de leider me vroeg hoe het ging met ons werk, vertelde ik meer als ik zin had in een praatje, maar anders ging ik er nauwelijks op in. Ik vond het niet nodig om erover te praten, want uiteindelijk was ik het zelf die het werk zou doen. De leider wees me op mijn arrogantie en zei dat ik altijd het laatste woord had en niet goed samenwerkte met de broeders en zusters. Toen ik deze kritiek kreeg, gaf ik rechtstreeks aan haar toe dat ik arrogant was, maar ik trok me er verder niets van aan. Ik vond dat ik van goed kaliber en bekwaam was. Wat maakte het dan uit dat ik een beetje arrogant was, zolang ik mijn werk goed deed? Bovendien was ik het die aan het hoofd van het meeste kerkwerk stond, dus wat konden ze doen? Mij ontslaan? De terugkoppeling die de leider me had gegeven sloeg ik in de wind. Ik bleef mijn plicht precies doen zoals ik dat wilde en behield de volledige leiding. Op een keer had een nieuwe kerk meer mensen nodig voor begietingswerk. Zonder het met ook maar iemand te bespreken, regelde ik dat er een zuster heen ging om ze te helpen. Ik bedacht me dat ze het meestal eens waren met mijn voorstellen, zodat ik het net zo goed zelf kon beslissen. Maar tot mijn verbazing kwam ik er later achter dat die zuster de waarheid niet goed genoeg begreep en geen praktisch werk kon doen, wat een serieus struikelblok was. Maar dacht ik nog steeds niet over mezelf na. En omdat ik zo aanhoudend arrogant bleef, en geen waarheidsprincipes zocht en de anderen niet aanstuurde om bij hun plicht principes te volgen, was iedereen maar druk in de weer zonder dat er echte resultaten werden geboekt. Het zat onze vooruitgang erg in de weg. Ondanks dat, zag ik mijn eigen problemen niet onder ogen. Ik verweet gewoon de anderen dat ze er de kantjes vanaf liepen. Gedurende een tijdje leek ik dingen voor elkaar te krijgen, maar er hing een dreiging in de lucht, alsof er iets vreselijks ging gebeuren. Op bijeenkomsten en in gebed wist ik niet wat ik moest zeggen. Tijdens het werkoverleg had ik slaap, en ik had nergens inzicht in. Ik voelde me mentaal onscherp en had nergens energie voor. Ik wilde alleen maar uitrusten. Ik besefte dat ik het werk van de Heilige Geest kwijt was, maar ik wist niet waarom. Ik bad tot God en vroeg Hem mij te helpen mezelf te begrijpen.
Een leider kwam naar een bijeenkomst en sprak me aan op mijn gedrag. Ze zei: “Je bent arrogant geweest in je plicht. Je berispt mensen altijd hooghartig. Je belemmert ze en loopt te koop met je hogere positie. Het is moeilijk om met je samen te werken en je bespreekt nooit dingen met anderen. Je doet wat je maar wilt, je bent eigenwijs en autoritair. Dat is de gezindheid van een antichrist. Vanwege je gedrag hebben we besloten je te ontslaan.” Elk woord van haar raakte me keihard. Ik dacht terug aan hoe ik me had gedragen. Ik besprak nooit iets met anderen, maar deed de dingen op mijn manier. Ik was dictatoriaal. Was ik niet precies zoals een antichrist? Die gedachte maakte me echt angstig. Gebruikte God deze situatie om mij te ontmaskeren en te elimineren? Zouden mijn jaren van geloof zo ten einde komen? Een paar dagen lang voelde ik me als een zombie. Vanaf het moment dat ik ontwaakte was ik doodsbenauwd, en keek ik vreselijk tegen de dag op. Ik bad steeds tot God: “God, ik weet dat uw goedgezinde wil hier een rol speelt, maar ik weet niet hoe ik hier doorheen moet komen. O God, ik ben zo depressief en lijd enorm. Verlicht me alstublieft, zodat ik uw wil leer kennen.” Toen las ik het volgende in Gods woorden: “God houdt Zich niet bezig met wat jou elke dag overkomt of met hoeveel werk je doet, hoeveel moeite je doet; waar Hij naar kijkt, is je houding tegenover deze dingen. En waarmee hangt de houding waarmee je deze dingen doet, en de manier waarop je ze doet, samen? Die hangt samen met of je de waarheid nastreeft en ook met je intreden in het leven. God kijkt naar je intreden in het leven, naar het pad dat je bewandelt. Als je het pad van het streven naar de waarheid bewandelt en intreden in het leven hebt, zul je harmonieus kunnen samenwerken bij het vervullen van je plichten, en zal het eenvoudig voor je zijn om je plichten bekwaam te vervullen. Maar als je bij het vervullen van je plicht doorlopend benadrukt dat je kapitaal hebt, dat je jouw soort werk begrijpt, dat je ervaring hebt en dat je Gods wil in gedachten houdt, en de waarheid meer nastreeft dan wie dan ook, en als je dan denkt dat je met het oog op die dingen het laatste woord zou moeten hebben, en niets met anderen bespreekt, en altijd voor eigen rechter speelt, en probeert je eigen plannetjes uit te voeren, en altijd ‘de enige bloeiende bloem’ wilt zijn, bewandel je dan het pad van het binnengaan van het leven? Nee: dit is het nastreven van status, het bewandelen van het pad van Paulus; het is niet het pad van het binnengaan van het leven” (‘Wat is de adequate uitvoering van je plicht?’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). “Er was iemand met een talent voor het verspreiden van het evangelie. Hij doorstond veel tegenspoed bij het verspreiden van het evangelie en werd zelfs gevangengezet en veroordeeld tot een jarenlange gevangenisstraf. Toen hij vrijkwam, bleef hij het evangelie verspreiden en bekeerde honderden mensen. Sommigen van hen bleken erg getalenteerd; sommigen werden zelf tot leider of werker gekozen. Als gevolg hiervan dacht deze persoon dat hij aanzienlijke eerbewijzen waard was. Hij gebruikte dit als kapitaal waarover hij overal opschepte. Hij pronkte en getuigde van zichzelf: ‘Ik heb acht jaar lang in de gevangenis gezeten en heb standvastig gestaan in mijn getuigenis. Ik heb veel mensen bekeerd; sommigen van hen zijn nu leiders of werkers. In het huis van God ben ik erkenning waard, heb ik een bijdrage geleverd.’ Waar hij maar het evangelie verspreidde, schepte hij onveranderlijk op tegen de plaatselijke leiders of werkers. Ook zei hij dan: ‘Jullie moeten luisteren naar wat ik zeg; zelfs jullie hogere leiders zijn beleefd wanneer ze met me praten. Wie dat niet is, zal ik een lesje leren!’ Deze persoon is een bullebak, of niet? Als zo iemand het evangelie niet had verspreid en die mensen niet had bekeerd, zou hij het dan wagen om zo hoogdravend te zijn? Dat zou hij. Dat hij zo hoogdravend kan zijn, bewijst dat dit in zijn aard ligt. Zijn aard en wezen brengen hem ertoe zo arrogant te zijn dat hij volledig onredelijk is. Na het verspreiden van het evangelie en het bekeren van een paar mensen, zwelt zijn arrogante aard en wordt hij zelfs nog hoogdravender. Zulke mensen pochen waar ze maar gaan over hun kapitaal, ze proberen waar ze maar gaan de eer op te eisen en ze zetten zelfs leiders op verschillende niveaus onder druk. Ze proberen hun gelijke te zijn en denken zelfs dat zijzelf een hoge leider in het huis van God zouden moeten zijn. Op basis van wat er spreekt uit het gedrag van zo iemand, moet het voor ons allemaal duidelijk zijn wat voor aard zij precies hebben en hoe het waarschijnlijk met hen zal aflopen. Wanneer een demon met vleierij het huis van God binnen weet te komen, doet die een beetje dienst voordat hij zijn ware gezicht toont. Hij luistert niet, wie hem ook aanpakt of snoeit, en volhardt in zijn strijd tegen het huis van God. Wat is de aard van zijn handelingen? In Gods ogen doodt hij zichzelf en zal hij niet rusten tot hij zichzelf heeft omgebracht. Dit is de enige passende manier om het te formuleren” (‘Alle gelovigen zijn het aan hun eer verplicht om het evangelie te verspreiden’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Toen ik dat las, werd ik echt bang. Ik voelde dat God me ontmaskerde, van aangezicht tot aangezicht, dat Hij mijn gesteldheid openbaarde, en de geheimen die ik nooit aan iemand had verteld. De afgelopen jaren was het verspreiden van het evangelie me goed afgegaan. Daarom dacht ik dat ik een enorme bijdrage had geleverd, dat ik onmisbaar was. Alles wat ik had gedaan, hield ik bij. Ik had het idee een ereplek in de kerk te hebben, een pijler te zijn. Ik vatte dat op als persoonlijk kapitaal en keek arrogant op iedereen neer. Ik berispte mensen ook graag minachtend, wat de broeders en zusters kort hield. Ik werkte niet mee in mijn plicht, maar was autocratisch en deed wat ik maar wilde. Daardoor werd het werk van de kerk ernstig vertraagd. Zelfs toen de leider me aanpakte, trok ik me daar niets van aan. Ik liep zelfs met mijn kwaliteiten te koop. Ik vond niet dat zij beter was dan ik en ik wilde geen hulp accepteren. Ik wilde alles zelf beslissen. Wanneer broeders en zusters niet naar me luisterden, gaf ik ze een uitbrander. Ik dreigde ze te ontslaan als ze hun plicht niet goed deden. Zo bleven ze geobsedeerd met het voltooien van taken. Ze waren bang hun plicht te kwijt te raken als ze een foutje maakten. Daar leden ze onder. Hoe kon dat het vervullen van mijn plicht genoemd worden? Deed ik zo geen slechte dingen, verzette ik me zo niet tegen God? Die gedachte maakte me echt angstig. Ik had me nooit voorgesteld dat ik zulke slechte dingen zou doen, dat ik broeders en zusters zozeer zou kwetsen en belemmeren, dat ik ons werk zozeer in de weg zou zitten. Ik vocht tegen God, maar dacht dat ik mijn plicht om Hem tevreden te stellen aan het doen was. Ik was onredelijk! Gods woorden lieten me zien dat je met zulk gedrag jezelf ter dood brengt. Toen ik de toon van Gods woorden hoorde, vooral de zinsnede ‘zichzelf ter dood brengen’, kreeg ik een idee van hoezeer God walgt van zulke personen. Het was hartverscheurend, alsof God me ter dood had veroordeeld. Ik dacht dat ik alles kon opofferen voor mijn plicht, dat ik daar altijd in was geslaagd, zodat God vast tevreden over me was, en dat een klein beetje arrogantie er nauwelijks toe deed. Maar toen besefte ik dat als ik de waarheid niet nastreefde en mijn gezindheid niet veranderde, ik gewoon maar een dienstdoener was, hoeveel ik ook opofferde en hoeveel ik ook bereikte in mijn plicht. Het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden lieten me Zijn rechtvaardige gezindheid zien die niet beledigd mag worden. In Zijn daden heeft God volmaakte principes. Als ik in de wereld het een en ander bereik, levert me dat misschien wat kapitaal en invloed op. Maar in Gods huis heersen waarheid en rechtvaardigheid. Wie kapitaal en macht gebruikt, doodt zichzelf en beledigt Gods gezindheid.
Later vroeg ik me af waarom ik zoveel macht dacht te hebben na een paar dingen bereikt te hebben bij mijn plicht en waarom ik zo dictatoriaal begon te worden. Wat voor aard had mij in zijn greep? Ik las iets in Gods woorden. “Als je in je hart de waarheid echt begrijpt, zul je weten hoe je de waarheid moet beoefenen en God moet gehoorzamen. Dan kom je vanzelfsprekend op het pad van het nastreven van de waarheid. Als het pad dat je bewandelt het juiste is, en overeenstemt met Gods wil, zal het werk van de Heilige Geest je niet verlaten. Dat betekent op zich weer dat de kans dat je God zult verraden steeds kleiner wordt. Zonder de waarheid is het makkelijk kwaad te doen, en doe je dat in weerwil van jezelf. Als je bijvoorbeeld een arrogante en verwaande gezindheid had, dan zou het geen verschil voor je maken als je te horen kreeg dat je God niet moet trotseren. Je kunt het niet voorkomen, het ligt buiten je macht. Je zou het niet expres doen, je zou het doen omdat je arrogante en verwaande aard over je heerst. Door je arrogantie en verwaandheid zou je op God neerkijken en Hem als onbelangrijk beschouwen, ze zouden je ertoe brengen jezelf te verheffen, steeds met jezelf te pronken, anderen te minachten. Door je arrogantie en verwaandheid zou je worden beroofd van een plek voor God in je hart, waardoor je uiteindelijk Gods plaats inneemt en eist dat mensen zich aan je onderwerpen en jouw gedachten, ideeën en noties vereren als de waarheid. Zie toch hoeveel kwaad wordt gedaan door mensen die in de greep zijn van hun arrogante en verwaande aard!” (‘Alleen door de waarheid na te streven kan iemand een verandering in gezindheid verkrijgen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). “Arrogantie is de wortel van de verdorven gezindheid van de mens. Hoe arroganter mensen zijn, hoe onredelijker ze zijn, en hoe onredelijker ze zijn, hoe groter het risico wordt dat ze zich tegen God verzetten. Hoe ernstig is dit probleem? Mensen met een arrogante gezindheid beschouwen niet alleen ieder ander als minder dan zij, maar het ergste is dat ze zelfs tegen God neerbuigend doen en geen vrees voor God hebben in hun hart. Zelfs al lijken mensen misschien in God te geloven en Hem te volgen, ze behandelen Hem absoluut niet als God. Ze hebben altijd het gevoel dat ze de waarheid in pacht hebben en vinden zichzelf geweldig. Dit is de essentie en de wortel van de arrogante gezindheid, en het komt bij Satan vandaan. Daarom moet het probleem van de arrogantie worden opgelost. Het gevoel hebben dat je beter bent dan anderen is triviaal. De kwestie waar het om draait is dat die arrogante gezindheid iemand ervan weerhoudt zich te onderwerpen aan God, Zijn bewind en Zijn regelingen; zo iemand voelt altijd de neiging met God te wedijveren om de macht over anderen. Dit soort persoon vereert God niet in de verste verte, laat staan dat hij God liefheeft of zich aan Hem onderwerpt. Mensen die arrogant en zelfingenomen zijn, met name degenen die zo arrogant zijn dat ze hun verstand kwijt zijn, kunnen zich niet aan God onderwerpen in hun geloof in Hem en die verheerlijken zelfs zichzelf en getuigen voor zichzelf. Die mensen verzetten zich nog het meest tegen God en hebben absoluut geen vrees voor God” (‘Gods communicatie’). Gods woorden leerden me dat arrogantie aan de wortel ligt van opstandigheid tegen God. Wanneer iemand een arrogante aard heeft, verzet hij zich altijd tegen God. Mijn gedrag was het gevolg van het feit dat mijn arrogante aard mij beheerste. Als ik een paar dingen had bereikt, voelde ik me geweldig. Ik vond dat ik kaliber had, dat ik bekwaam en onmisbaar was, dat de kerk niet zonder mij kon. Op anderen keek ik neer. Ik gebruikte mijn functie om hen te berispen en kort te houden. Van niemand had ik een hoge dunk. Bij mijn plicht was ik eigenzinnig en dictatoriaal. Met niemand besprak ik dingen. Naar mijn idee kon ik het goed zelf af en kon ik eenzijdig beslissingen nemen. Ik stelde mijn partner niet op prijs. Ik was ongelooflijk arrogant en had geen enkele eerbied voor God. Toen de leider me aanpakte, gaf ik mijn arrogantie wel toe, maar het deed me niet echt iets. Naar mijn idee was arrogantie niet eens zo slecht. Dat ik arrogant werd genoemd, betekende dat ik bepaalde vaardigheden had. Immers, wat maakte mij anders arrogant? Ik was enorm onredelijk en had geen enkele schaamte. Ik leefde volgens Satans vergif: ‘In heel het universum regeer alleen ik oppermachtig’. In de kerk speelde ik de baas en had ik van niemand een hoge dunk. Waarin verschilde ik van de Communistische Partij? De Communistische Partij is arrogant en wetteloos. Ze grijpt naar ongekende methodes van gewelddadige onderdrukking tegen iedereen die niet wil luisteren. Ik was dictatoriaal en onbuigzaam in de kerk. Ik duldde niemands toezicht. Was dat niet precies zoals de grote rode draak? Toen kreeg ik door hoe arrogant ik was, dat ik om niemand gaf, zelfs niet om God, dat ik me op een pad tegen God bevond. Als ik geen berouw toonde, zou God me uiteindelijk beslist vervloeken en straffen. Toen zag ik echt in hoe ernstig de gevolgen van mijn arrogante aard waren, dat mijn probleem niet alleen maar een klein beetje doorschemerende verdorvenheid was. Die gedachte herinnerde me eraan hoe ik anderen had gekleineerd en mezelf had verheven, dat ik praatte en mezelf presenteerde alsof er geen tweede zoals ik was. Ik werd er een beetje misselijk van, ik walgde van mezelf. Ik nam me voor om de waarheid na te streven, overal principes in te zoeken, niet langer arrogant te leven en me niet langer tegen God te verzetten.
En later, toen ik uitzocht hoe ik gepast moest omgaan met eventuele successen, las ik een passage uit Gods woorden. “Merken jullie, onder het vervullen van jullie plicht, Gods begeleiding en de verlichting van de Heilige Geest? (Ja.) Als jullie het werk van de Heilige Geest merken en toch nog een hoge dunk hebben van jezelf, en denken dat jullie de werkelijkheid bezitten, wat is hier dan aan de hand? (Wanneer het vervullen van onze plicht enige vruchten heeft afgeworpen, denken we dat de helft van de eer daarvoor God toekomt en dat de andere helft ons toekomt. Dan blazen we onze samenwerking op tot een onbegrensde omvang, met het idee dat niets belangrijker is dan onze samenwerking, en dat Gods verlichting zonder die samenwerking niet mogelijk was geweest.) Waarom heeft God je dan verlicht? Kan God ook andere mensen verlichten? (Ja.) Wanneer God iemand verlicht, is dat de genade van God. En wat is dat kleine beetje samenwerking van jou? Is het iets waar je erkenning voor verdient – of is het je plicht, je verantwoordelijkheid? (Plicht en verantwoordelijkheid.) Wanneer je inziet dat het plicht en verantwoordelijkheid zijn, is dit de juiste geestestoestand en zul je niet over het proberen opeisen van erkenning denken. Het is verkeerd als je altijd gelooft: ‘Dit is mijn bijdrage. Zou Gods verlichting mogelijk zijn geweest zonder mijn samenwerking? Dit vergt de samenwerking van mensen; die samenwerking neemt het overgrote deel hiervan voor haar rekening.’ Hoe had je kunnen samenwerken als de Heilige Geest je niet had verlicht en als niemand de principes van de waarheid aan je had gecommuniceerd? Je zou niet weten wat God vereist en zou het beoefeningspad niet kennen. Zelfs als je God wilde gehoorzamen en zou willen samenwerken, zou je niet weten hoe. Bestaat die ‘samenwerking’ van jou niet uit lege woorden? Zonder ware samenwerking handel je alleen maar naar je eigen ideeën – zou in dat geval de plicht die je vervult goed genoeg kunnen zijn? Beslist niet, en dat wijst op een probleem. Op welk probleem wijst het? Wat voor plicht iemand ook vervult – of men resultaat boekt, zijn plicht naar behoren doet en Gods goedkeuring verkrijgt, hangt af van de handelingen van God. Al voer je je verantwoordelijkheden uit en vervul je je plicht – als God niet werkt, als God je niet verlicht en begeleidt, zul je je pad, je richting en je doelen niet kennen. Waar loopt dat op uit? Het zou vergeefse moeite zijn en je zou niets winnen. Je plicht naar behoren doen, ten voordele van je broeders en zusters, en Gods goedkeuring verkrijgen, hangt dus allemaal van God af! Mensen kunnen alleen die dingen doen waartoe ze persoonlijk in staat zijn, die ze zouden moeten doen en die in hun inherente vermogen liggen – niets meer. Je plichten effectief vervullen hangt dus uiteindelijk af van de leiding van Gods woorden en de verlichting van de Heilige Geest, zodat je het pad, de principes, de richting en de doelen kunt begrijpen die God je heeft gegeven. Dit zijn de genade en zegeningen van God, en als mensen dit niet kunnen zien, zijn ze blind” (‘De principes die je gedrag moeten bepalen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Uit Gods woorden begreep ik dat het bereiken van bepaalde dingen tijdens mijn plicht volledig te danken was aan Gods genade en de verlichting van de Heilige Geest. Het was ook te danken aan Gods communicatie aan ons over de waarheid en principes, en helemaal niet aan mijn goede kaliber of mijn vermogen om wat werk te doen. Zonder de sturing van Gods woorden of de verlichting van de Heilige Geest, ongeacht mijn kaliber of hoe welbespraakt ik was, zou ik nooit iets bereiken. En dit kleine beetje werk dat ik deed, was het vervullen van mijn plicht als geschapen wezen. Het is mijn verantwoordelijkheid. Wat voor plicht dat ook is, het is wat een geschapen wezen hoort te doen. Alles wat we bereiken, is niet onze persoonlijke bijdrage of ons persoonlijk kapitaal. Maar ik wist niet waaruit ik was opgebouwd. Ik dacht dat een paar prestaties wilden zeggen dat ik goed was in wat ik deed. Ik vatte het op als iets wat ik ten gunste van mezelf kon aanwenden. Ik was erg tevreden over mezelf, en probeerde Gods glorie te stelen. Wat was ik arrogant en onredelijk! Alles wat we bereiken bij onze plicht komt echt van de verlichting van de Heilige Geest en Gods woorden. In ons eentje komen we nergens. Als ik eraan terugdenk: niet alleen kon ik niets presteren wanneer ik werkte op basis van mijn arrogantie; maar ik hield ook ons werk op. Bijvoorbeeld toen ik de verkeerde persoon een begietingstaak gaf; daardoor kregen een heleboel broeders en zusters niet de steun die ze nodig hadden. Dat verstoorde het werk van Gods huis ernstig. En ik zocht geen waarheidsprincipes en stuurde de anderen niet aan om principes te volgen bij het vervullen van hun plicht. Daardoor kregen we bij onze plicht dingen niet voor elkaar en werd de voortgang van ons werk vertraagd. Maar over dat alles had ik nooit nagedacht. In plaats daarvan was ik in mijn nopjes met mezelf en werd ik nog arroganter, alsof de kerk niet zonder mij kon. Maar als God mij kon verlichten, kon Hij natuurlijk ook anderen verlichten. Daarom kon het kerkwerk gewoon doorgaan na mijn ontslag. Omdat ik zo’n hoge dunk van mezelf had, dacht ik dat de kerk niet zonder mij kon. Ik dacht aan Paulus in het Tijdperk van Genade. Hij dacht enig kapitaal te hebben toen hij wat werk had gedaan. Daarom had hij geen achting voor anderen. Hij zei rechtstreeks dat hij niet minder was dan andere discipelen. Hij keek neer op Petrus en vernederde hem vaak. Uiteindelijk probeerde hij zijn werk te gebruiken om van God een kroon te vragen. Hij was zo arrogant dat hij redeloos werd. Ik zag in dat ik net zoals Paulus was, dat ik me op hetzelfde pad bevond als hij. Zonder Gods strenge oordeel en tuchtiging zou ik me nog steeds niet bewust zijn van mijn problemen, zou ik mezelf geweldig vinden. Toen ik dit allemaal inzag, haatte ik mezelf echt. Ik wilde belijden en berouw aan God tonen.
Toen las ik dit in Gods woorden: “Weet iemand hoeveel jaar God onder de gehele mensheid en alle dingen heeft gewerkt? Niemand weet precies hoeveel jaar God tot dusver in de gehele mensheid heeft gewerkt en de gehele mensheid heeft beheerd; Hij laat zulke dingen niet aan de mensheid weten. Maar als Satan dit een tijdje zou doen, zou die het dan openbaar maken? Hij zou het beslist openbaar maken. Satan wil opscheppen om meer mensen te kunnen misleiden en meer mensen ertoe te brengen hem de eer te geven. Waarom maakt God dit karwei niet openbaar? Er is een aspect van Gods wezen dat bescheiden en verborgen is. Welke dingen zijn tegen bescheidenheid en verborgenheid gekant? Arrogantie, onbeschaamdheid en ambitie. … Met het begeleiden van de mensheid voert God zulk groots werk uit, en Hij heeft de leiding over het volledige heelal. Zijn gezag en kracht zijn zo groot, en toch heeft Hij nooit gezegd: ‘Ik ben buitengewoon vaardig.’ Hij blijft verborgen tussen alle dingen, heeft de leiding over alles, voedt en voorziet de mensheid, maakt het voor de hele mensheid mogelijk om van generatie op generatie verder te gaan. Neem bijvoorbeeld de lucht en de zonneschijn, of alle zichtbare materiële dingen die nodig zijn voor het menselijk bestaan – dit alles vloeit onophoudelijk. Dat God de mens voorziet staat buiten kijf. Als Satan dus iets goeds deed, zou Satan dat dan stil houden en een onbezongen held blijven? Absoluut niet. Het is zoals het bestaan van sommige antichristen in de kerk die vroeger gevaarlijk werk deden, of ooit werk deden dat hun eigen belangen schaadde, die mogelijk zelfs in de gevangenis hebben gezeten; er zijn er ook die ooit hebben bijgedragen aan één aspect van het werk van Gods huis. Deze dingen vergeten ze nooit, ze denken dat ze daar levenslang erkenning voor verdienen, ze denken dat deze dingen hun levenslange kapitaal zijn – wat aantoont hoe klein mensen zijn! Mensen zijn klein en Satan is schaamteloos” (‘Antichristen ontmaskeren’). “God heeft de mensheid lief, zorgt voor de mensheid en bekommert Zich om de mensheid. Ook voorziet hij voortdurend en onophoudelijk in de behoeften van de mensheid. Nooit voelt Hij in Zijn hart dat dit extra werk is of iets wat veel lof verdient. Evenmin heeft Hij het gevoel dat Hij een enorme bijdrage aan de mensheid levert door de mensheid te redden, hun de nodige dingen te verschaffen en hun alles te geven. Hij zorgt eenvoudigweg in alle rust en stilte voor de mensheid, op Zijn eigen manier en via Zijn eigen wezen en wat Hij heeft en is. Hoeveel zorg en hoeveel hulp de mensheid ook van Hem krijgt, God denkt er nooit aan om met de eer te strijken en Hij doet daar ook geen pogingen toe. Dit wordt bepaald door het wezen van God en het is tevens precies een ware uitdrukking van Gods gezindheid” (Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf I). Ik dacht na over Gods woorden en zag in hoe welwillend Zijn gezindheid en essentie zijn. God is de Schepper die over absoluut alles heerst en absoluut alles in stand houdt. Hij is weer vlees geworden, drukt waarheden uit om de mensheid te redden, en betaalt daarbij een zware tol voor ons. Maar Hij heeft nooit gedacht dat dit een grote bijdrage aan de mensheid is. En Hij heeft het nooit mooier voorgesteld of erover opgeschept. Hij doet gewoon in stilte al Zijn eigen werk, zonder daar arrogant mee te pronken. Hij is onze liefde en eeuwige lof meer dan waard. Ik ben zo’n waardeloos persoon, ik ben helemaal niets, maar ik was zo arrogant. Het kleinste beetje succes bracht me het hoofd op hol, alsof het een soort meesterwerk was, een geweldige bijdrage. Ik keek op iedereen neer en wilde altijd mijn zin krijgen. Ik was zo onredelijk, zo slecht, zo oppervlakkig. God is zo nederig en verborgen en heeft zo’n goedgezinde essentie. Ik voelde nog sterker hoe walgelijk mijn arrogante gezindheid was. Ik verlangde er echt naar om de waarheid te leren, zodat ik die gezindheid zo snel mogelijk kwijt kon raken, zodat ik een menselijke gelijkenis kon naleven.
Op een keer, tijdens een bijeenkomst, las ik deze passage uit Gods woorden. Almachtige God zegt: “Vandaag oordeelt God over, tuchtigt en veroordeelt Hij jullie, maar je moet weten dat het doel van jouw veroordeling is dat je jezelf kent. Hij veroordeelt, vervloekt, oordeelt en tuchtigt zodat jij jezelf kunt kennen, zodat je gezindheid kan veranderen en zodat je bovendien je waarde mag kennen, en mag zien dat alle daden van God rechtvaardig zijn en in overeenstemming met Zijn gezindheid en de vereisten van Zijn werk, dat Hij werkt volgens Zijn plan voor het heil van de mens, en dat Hij de rechtvaardige God is die de mens liefheeft, hem redt, over hem oordeelt en hem tuchtigt” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Jullie moeten de zegeningen van status opzijzetten en Gods wil begrijpen om de mens heil te brengen). Gods woorden raakten me diep en ik begreep Zijn wil iets beter. Ik was mijn plicht uit arrogantie aan het doen. Ik veroorzaakte problemen voor het werk van Gods huis, dus werd ik op basis van principes ontslagen. Ik dacht dat God de situatie gebruikte om mij te ontmaskeren en elimineren. Daarom geloofde ik dat Hij me veroordeelde en dat ik niet kon worden gered. Uiteindelijk begreep ik dat God me uit mijn plicht had laten ontslaan en het oordeel van Zijn woorden had gebruikt zodat ik mijn verdorvenheid zou zien, en zou inzien dat ik me op het verkeerde pad bevond. God was mij op deze manier aan het redden! Door dat oordeel en die tuchtiging leed ik een beetje, maar het was zo waardevol en betekenisvol, en het beschermde me. Het was Gods meest oprechte liefde voor mij. Hoezeer God ons ook disciplineert, het is allemaal Zijn redding en liefde.
Daarna kwam ik er op een bijeenkomst voor uit dat ik arrogant was geweest in de uitvoering van mijn plicht, dat ik broeders en zusters had gekwetst. Ik vertelde waarover ik had nagedacht nadat ik ontslagen was. Ik dacht dat de anderen van me zouden walgen omdat ik zo onmenselijk was geweest, dat ze niets met me te maken zouden willen hebben. Tot mijn verrassing voeren ze niet tegen me uit. Toen voelde ik me nog meer bij hen in het krijt staan. Ik had iedereen gekwetst met mijn arrogantie, ik was zo onmenselijk. Toen ik weer een plicht ging vervullen met broeders en zusters, drong ik mezelf veel minder op. Ik keek niet langer op mensen neer vanwege hun tekortkomingen, en ging veel beter met dingen om. Ik spande me bewust in om te luisteren naar andermans suggesties over kwesties, en ging niet langer zo sterk op mezelf af. Als leiders mijn werk kwamen controleren, werkte ik mee en stemde ik er nederig mee in. Mijn gesteldheid was na een tijdje ten goede veranderd. Ik werd weer een leidinggevende. Ik wist dat het God was die me op deze manier vooruithielp en begunstigde. Ik was zo’n arrogante stoorzender geweest bij mijn plicht, maar God had me niet geëlimineerd. Hij gaf me een nieuwe kans om zo’n belangrijke plicht te doen. Ik ervoer echt Gods genade, en hoe mild Hij ons behandelt. Daarna was ik bij mijn plicht niet meer eigengereidg uit arrogantie. Ik voelde een zekere vrees voor God en bad continu tot Hem. Wanneer ik iets verwarrends tegenkwam, besprak ik dat met de anderen, zodat we samen de waarheid konden zoeken. Nadat ik dat een poosje had gedaan, besefte ik dat ons hele team een stuk beter presteerde. Toen ik alles in mijn eentje deed, was dat echt uitputtend voor me. Ik hield niet overal rekening mee en behaalde geen goede resultaten. Maar nu ik met broeders en zusters kwesties bespreek die zich voordoen en we elkaar helpen, is het zoveel makkelijker om problemen op te lossen. En door met de anderen samen te werken zag ik in dat ze echt wel wat sterke kanten hebben. Sommigen van hen werken hard en doen moeite. Sommigen hebben misschien niet veel kaliber, maar ze zijn ijverig en houden het werk van Gods huis hoog. Dat zijn sterke kanten die ik niet heb. Ik heb ook dingen van broeders en zusters kunnen leren die mijn eigen tekortkomingen compenseren. De manier waarop ik nu leef, is veel vrijer en makkelijker.
Ongeveer een jaar later organiseerde een kerkleider een algemene bijeenkomst. Daar zou iedereen kunnen vertellen over wat men dat jaar had geleerd en ervaren. Ik dacht eens rustig na over alles wat ik had geleerd. Toen besefte ik dat God mijn leven had gered door mij te laten ontslaan; dat ik er alleen maar bij had gewonnen, Als dat niet was gebeurd, zou ik nog steeds niet inzien hoe ernstig mijn arrogantie was, dat ik zelfvoldaan en eigenzinnig was, alleen maar omdat ik wat gaven had. Omdat God mij disciplineerde, over mij oordeelde en mij tuchtigde, zag ik mijn satanische aard in. Het liet me ook iets begrijpen over Gods rechtvaardigheid en boezemde me een zekere vrees voor God in. Ik ben zo dankbaar voor Gods redding!
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.