De gevolgen van een arrogante gezindheid
In 2006 zat ik nog op de middelbare school. Als we de Bijbel bestudeerden, vroegen de leraren me vaak om de inleiding te houden en de dominee te introduceren die voor ons zou preken. Ze zeiden dat ik een goede, hoge stem had. Veel van mijn klasgenoten keken vol bewondering naar me en ik dacht dat ik beter was dan de rest. Aan de universiteit leerde ik wat communicatietechnieken waardoor ik heel goed met anderen wist om te gaan. Mijn vaardigheden gaven me vaak een gevoel van superioriteit en trots. Nadat ik in Almachtige God ging geloven, begon ik het evangelie te prediken aan mijn vrienden. De eerste aan wie ik het evangelie predikte, was een broeder uit Honduras. Hij aanvaardde het. Ik was heel blij. Toen predikte ik het evangelie aan een collega uit India. Hij aanvaardde het ook al snel. Ik was nog blijer en vond dat ik echt kaliber en talent had om het evangelie te verspreiden. Later heb ik mijn baan opgezegd om fulltime het evangelie te verspreiden. Omdat ik goed kon communiceren met potentiële ontvangers van het evangelie en anderen kon helpen, werd ik al gauw gekozen tot groepsleider. De supervisor regelde ook dat ik zuster Aileen en Agatha ging helpen, die net begonnen waren met het verspreiden van het evangelie. Ik dacht dat ik beter was dan de andere broeders en zusters. Op een keer gingen zuster Aileen en ik naar een samenkomst met een potentiële ontvanger van het evangelie, en ik vond dat Aileen niet duidelijk communiceerde en vaak afdwaalde. Na de samenkomst wees ik haar boos op haar probleem. Aileen werd negatief en zei tegen me: “Broeder, je bent te arrogant en veel broeders en zusters willen niet met je werken.” Ik dacht dat ze me alleen bekritiseerde om wat ik net tegen haar had gezegd en vond niet dat ik een probleem had. Daarna hield ik toezicht op haar en Agatha bij het vervullen van hun plicht en ik vond dat ze allebei wat problemen hadden. Ik communiceerde niet de waarheid om ze te helpen en veronderstelde gewoon dat ze geen vooruitgang boekten in hun plicht. Ik zei tegen de supervisor dat ze niet geschikt waren voor evangeliewerk. De supervisor wees me op mijn arrogante gezindheid en zei dat ik niet goed kon omgaan met de tekortkomingen van anderen. Ze stuurde me ook enkele passages uit Gods woord waarin God de arrogante gezindheid van mensen blootlegde. Ik negeerde het en vond dat deze woorden van God niet golden voor mij. Daarna nodigde ik mensen uit om naar een preek te luisteren en getuigde over het werk van God in de laatste dagen zonder het eerst met de anderen te bespreken. Sommigen voor wie ik preekte, wilden graag met me praten en naar mijn communicatie luisteren, zodat ik me nog talentvoller voelde en dacht dat ik niet hoefde te luisteren naar de supervisor en met mensen samen te werken, dat ik alleen het evangelie kon preken en mijn plicht goed kon vervullen. Pas later ontdekte ik enkele mensen die niet voldeden aan de criteria om het evangelie te delen en daardoor was een deel van het werk dat ik had gedaan nutteloos. De supervisor zei dat ik te arrogant was, dat ik me roekeloos gedroeg en niet met mensen samenwerkte, wat leidde tot slechte resultaten in het werk. Vanwege mijn gedrag werd ik ontslagen als groepsleider en werd ik vervangen door Aileen. Ik kon het totaal niet verdragen en ik vond dat ik vanwege mijn sterke punten niet ontslagen had moeten worden. Op dat moment kon ik deze regeling echt niet accepteren en ik stelde voor om te stoppen met deze plicht. Maar destijds was ik gewoon te koppig en ik wist niet hoe ik over mezelf moest nadenken.
Ik werd later aangewezen om nieuwkomers te bewateren. Ik werd al gauw weer gekozen tot groepsleider en werd gekoppeld aan zuster Therese. Op samenkomsten zag ik dat Therese’s communicatie soms onvolledig was, en dat ze soms de problemen van nieuwkomers niet helemaal oploste. Daarom keek ik op haar neer. Dan dacht ik: is ze wel echt geschikt voor deze plicht? Als groepsleider moet ze de problemen van nieuwkomers kunnen oplossen, en als ik haar nu zie, zou het beter zijn als ze eerst een tijdje als teamlid zou praktiseren. Wat me nog meer ergerde was dat ze altijd anderen en zelden mij om hulp vroeg als ze op een probleem stuitte. Dan dacht ik bij mezelf: ik weet hoe je deze problemen moet oplossen. Vraagt ze het aan anderen omdat ze mij niet respecteert? Later op een werkbijeenkomst, wees de supervisor ons op enkele problemen in ons werk. Ik dacht terug aan zuster Therese’s gedrag en kon mijn ontevredenheid niet bedwingen. Ik zei ronduit in het bijzijn van iedereen: “Kan zuster Therese het werk van een groepsleider wel aan?” Therese antwoordde op gekwetste toon: “Ik ben gewoon een verspilling van ruimte. Ik kan broeders en zusters niet helpen bij hun problemen.” Ik voelde me erg schuldig toen ze dat zei. Toen we elkaar later spraken, merkte ik dat ze zich geremd voelde door mij. Maar toch dacht ik nog niet na over mezelf. Een andere keer ontdekte ik dat een van de nieuwe broeders geen resultaten had geboekt in zijn plicht en ik vond dat hij er niet geschikt voor was. Maar in plaats van de supervisor te raadplegen of het met iemand anders te bespreken ontsloeg ik hem gewoon. In die tijd was ik echt arrogant. Pas later ontdekte ik dat hij moeilijkheden had ondervonden bij zijn plicht. Ik had hem eigenmachtig ontslagen zonder zijn situatie duidelijk te begrijpen. De broeder werd erg negatief nadat hij was ontslagen. Toen de supervisor erachter kwam, vroeg ze me: “Waarom ontsloeg je hem zonder het met iemand te bespreken? Je was zo arrogant en overmoedig. Altijd kijk je op anderen neer en rem je ze af. Door je consequent slechte gedrag ben je niet langer geschikt als groepsleider.” Ik voelde me radeloos toen ik weer was ontslagen. Ik vroeg me af: waarom heb ik het aan niemand gevraagd? Waarom doe ik steeds alleen wat ik wil? Als ik wat meer had gezocht en de zaak met anderen had besproken, zou ik dit probleem niet hebben. De dagen daarop had ik een zere keel, ik moest overgeven en ik voelde me helemaal slap. Ik wist dat ik God had beledigd en ik was erg ongelukkig.
Ik sprak later met een zuster over mijn gesteldheid en ze stuurde me een paar passages uit Gods woord. “Wees niet zelfgenoegzaam; compenseer met de sterke punten van anderen je eigen tekortkomingen, bekijk hoe anderen naar Gods woorden leven, en bekijk of hun levens, handelingen en uitspraken het waard zijn om na te volgen. Als je anderen beschouwt als minder dan jezelf, ben je zelfgenoegzaam, verwaand en niemand tot nut” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 22). “Denk niet dat je een natuurtalent bent, die ietsje lager staat dan de hemelen maar oneindig veel hoger dan de aarde. Je bent verre van slimmer dan wie dan ook. We zouden zelfs kunnen stellen dat het gewoon vertederend is hoe veel onnozeler je bent dan alle mensen op aarde die enig verstand hebben, want je schat jezelf immers te hoog in en hebt jezelf nog nooit minderwaardig gevoeld, alsof je Mijn handelingen tot in de kleinste details doorziet. In feite ben je iemand die het wezenlijk aan verstand ontbreekt, want je hebt er geen idee van wat Ik van plan ben en nog minder van wat Ik op dit moment aan het doen ben. Daarom zeg Ik dat je niet eens gelijk staat aan een oude boer die op het land zwoegt, een boer die geen flauw benul heeft van het menselijk leven en toch al zijn vertrouwen stelt in de zegeningen van de Hemel, terwijl hij het land bewerkt. Je denkt geen seconde over je leven na, je weet niets van roem en je hebt al helemaal geen zelfkennis. Je staat zo ‘boven alles’!” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Zij die niet leren en onwetend blijven: zijn zij geen beesten?). Toen ik Gods woord had gelezen, was ik erg van streek. Ik voelde dat ik werd ontmaskerd door Gods woord. Ik had altijd gedacht dat ik begaafd, slimmer en talentvoller was dan anderen. Ik had me altijd superieur gevoeld, ik had een hoge dunk van mezelf en vond anderen onbelangrijk. Ik zag dat Aileen en Agatha’s communicatie op samenkomsten tekortschoot en dus keek ik op hen neer en meed ik ze. Ik stelde vast dat ze niet geschikt waren voor evangeliewerk en wilde niet aan ze gekoppeld worden. Vooral toen ik het evangelie in mijn eentje kon verspreiden, dacht ik dat ik nog meer talent had en dat ik het werk zelfstandig kon afmaken omdat ik niet met anderen hoefde samen te werken. Toen ik aan zuster Therese werd gekoppeld, vond ik dat ik meer talent had dan zij en dus keek ik op haar neer. Ik dacht dat ze het werk van een groepsleider niet aankon. Ik hield ook vast aan mijn eigen opvatting toen ik die broeder ontsloeg. Ik ontsloeg hem eigenmachtig zonder het met iemand te bespreken, waardoor hij tot negativiteit verviel. Ik was zo verwaand geweest, ik had altijd alles gedaan zoals ik het wilde. Ik had nooit geprobeerd naar de mening van anderen te luisteren, omdat ik vond dat mijn broeders en zusters onbelangrijk waren vergeleken met mij, en ik wilde tegen ze zeggen: “Ik ben beter en ik heb meer talent dan jullie.” Maar als gevolg daarvan had ik mijn plicht gedaan zonder principes, ik had naar eigen goeddunken gehandeld en had ik dingen gedaan die mijn broeders en zusters kwetsten. Door Gods woorden schaamde ik me zo. Vooral toen ik las: “Je denkt geen seconde over je leven na, je weet niets van roem en je hebt al helemaal geen zelfkennis. Je staat zo ‘boven alles’!” De stem van God beroerde mijn hart. Ik had altijd zo’n hoge dunk van mezelf gehad en ik vroeg me niet eens af of wat ik deed wel juist was. Ik was zo verwaand geweest. Boeren op het land weten dat ze op God moeten vertrouwen, maar als mij iets overkwam, wist ik nooit hoe ik Gods wil moest zoeken. God had geen plek in mijn hart. Ik had echt geen begrip of kennis van mezelf.
Later stuurde de zuster me nog meer van Gods woord, waardoor ik mezelf wat beter leerde kennen. Almachtige God zegt: “Er zijn vele soorten verdorven gezindheden die deel uitmaken van de gezindheid van Satan, maar de duidelijkste en meest in het oog springende gezindheid is een arrogante gezindheid. Arrogantie is de wortel van de verdorven gezindheid van de mens. Hoe arroganter mensen zijn, hoe onredelijker ze zijn, en hoe onredelijker ze zijn, hoe waarschijnlijker het wordt dat ze zich tegen God verzetten. Hoe ernstig is dit probleem? Mensen met een arrogante gezindheid beschouwen niet alleen ieder ander als minder dan zij, maar het ergste is dat ze zelfs tegen God neerbuigend doen en geen vrees voor God hebben in hun hart. Zelfs al lijken mensen misschien in God te geloven en Hem te volgen, ze behandelen Hem absoluut niet als God. Ze hebben altijd het gevoel dat ze de waarheid in pacht hebben en vinden zichzelf geweldig. Dit is de essentie en de wortel van de arrogante gezindheid, en het komt bij Satan vandaan. Daarom moet het probleem van de arrogantie worden opgelost. Het gevoel hebben dat je beter bent dan anderen is triviaal. De kwestie waar het om draait is dat die arrogante gezindheid iemand ervan weerhoudt zich te onderwerpen aan God, Zijn heerschappij en Zijn regelingen; zo iemand voelt altijd de neiging met God te wedijveren om de macht over anderen. Dit soort persoon vereert God niet in de verste verte, laat staan dat hij God liefheeft of zich aan Hem onderwerpt” (Het Woord, Deel III, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, deel drie). “Bij het scheppen van de mens geeft God verschillende soorten mensen verschillende sterke punten. Sommige mensen zijn goed in literatuur, sommigen in geneeskunde, sommigen in een grondige studie van een vaardigheid, sommigen in wetenschappelijk onderzoek, enzovoort. Deze sterke punten van de mens zijn hem door God geschonken. Ze zijn niet iets om over op te scheppen. Welke sterke punten iemand ook heeft, ze betekenen niet dat hij de waarheid begrijpt en al helemaal niet dat hij de werkelijkheid van de waarheid bezit. Als iemand met een bepaald sterk punt in God gelooft, moet hij dat gebruiken om zijn plicht te vervullen. Dat is God welgevallig. Als iemand zich beroemt op zijn sterke punt of hoopt dat te gebruiken om met God te onderhandelen, is hij zeer irrationeel en God is niet blij met zo iemand. Sommige mensen die zich in een bepaald vak hebben bekwaamd, komen naar het huis van God en vinden dat ze boven de rest uitsteken. Zij wensen een speciale behandeling en denken dat zij met hun vaardigheid voor hun leven binnen zijn. Zij behandelen hun vak alsof het een soort kapitaal is. Dit is toch zeer arrogant van hen. Hoe dienen zulke gaven en sterke punten dan te worden beschouwd? Als ze nuttig zijn voor Gods huis, dan zijn het werktuigen om een plicht goed uit te voeren, meer niet. Ze hebben niets te maken met de waarheid. Gaven en talenten, hoe talrijk ook, zijn niet meer dan sterke punten van de mens en hebben in het geheel geen betrekking op de waarheid. Je gaven en sterke punten betekenen niet dat je de waarheid begrijpt, laat staan dat je de werkelijkheid van de waarheid hebt. Als je je gaven en sterke punten gebruikt voor je plicht en die plicht goed uitvoert, dan gebruik je ze waar ze thuishoren. God keurt dit goed. Als je je gaven en sterke punten gebruikt om jezelf op te hemelen, om voor jezelf te getuigen, om een onafhankelijk koninkrijk te stichten, dan is je zonde inderdaad groot – dan ben je de hoofddader geworden in het verzet tegen God. Gaven worden door God gegeven. Als je je gaven niet kunt aanwenden voor een plicht of om voor God te getuigen, dan ben je zonder geweten en verstand en sta je diep in de schuld bij God. Je begaat dan een gruwelijke ongehoorzaamheid! Maar hoe goed je je gaven en sterke punten ook inzet, dat betekent nog niet dat je de werkelijkheid van de waarheid hebt. Alleen door de waarheid in praktijk te brengen en volgens principes te handelen kan iemand de werkelijkheid van de waarheid bezitten. Gaven en talenten blijven voor altijd gaven en talenten; ze staan los van de waarheid. Hoeveel gaven en talenten je ook hebt, hoe hoog je reputatie en status ook zijn, ze betekenen nooit dat je de werkelijkheid van de waarheid bezit. Gaven en talenten zullen nooit de waarheid worden; ze staan los van de waarheid” (Het Woord, Deel IV, Antichristen ontmaskeren, Artikel acht: Ze willen dat anderen alleen hen gehoorzamen, niet de waarheid of God (deel 3)). Gods woord is heel duidelijk. Ieder van ons heeft zijn eigen sterke punten, vaardigheden en talenten. Maar al heeft iemand vaardigheden, dat betekent niet dat hij de waarheid begrijpt, laat staan dat hij beter is dan alle anderen. De sterke punten en talenten die God ons heeft gegeven, zijn instrumenten om onze plicht te doen. Ze staan los van de waarheid. Ik had niet trots moeten zijn op die dingen. In plaats daarvan had ik ze correct moeten behandelen. Maar toen ik enige spreekvaardigheid had geleerd en makkelijk met mensen kon communiceren, voelde ik me superieur en dacht ik dat ik die dingen kon uitbuiten. Ik dacht dat ik beter was dan de anderen, en ik werd daardoor steeds arroganter en agressiever. Als ik mijn plicht deed en enige resultaten boekte, was ik nog trotser op mezelf. Ik vond niemand anders belangrijk en ik geloofde alleen maar zozeer in mezelf, dat ik in mijn plicht niet de principes van de waarheid zocht en met niemand samenwerkte. Ik negeerde het toen mijn supervisor me op mijn arrogante gezindheid wees, en ik dacht nog steeds dat ik gelijk had en goed was. Zelfs toen ik werd ontslagen, dacht ik totaal niet over mezelf na en vond ik nog steeds schaamteloos dat ik begaafd en talentvol was en dat ik mijn plicht goed kon doen. Ik was opstandig en boos over mijn ontslag en wilde zelfs stoppen met mijn plicht doen. Door deze arrogante gezindheid kon ik mezelf niet kennen, niet naar het advies van anderen luisteren, en had ik geen zelfkennis. In mijn ogen had ik geen gelijke en God ontbrak in mijn hart. Mijn arrogantie was de hoofdoorzaak waarom ik opstandig was en me verzette tegen God in elke situatie die Hij voor me regelde. Ik had geen plaats voor God in mijn hart en ik gehoorzaamde noch vreesde Hem. Ogenschijnlijk deed ik mijn plicht, maar als me iets overkwam, liet ik na om te bidden en God te zoeken, en in mijn plicht zocht ik niet de waarheid of principes. Ik vertrouwde gewoon op mijn arrogante gezindheid om dingen te doen en handelde lichtzinnig en roekeloos, waardoor het werk van de kerk verstoord werd. Daarmee deed ik echt kwaad. Als mijn arrogante gezindheid onveranderd bleef, zou ik vroeg of laat een antichrist worden die zich tegen God verzet en zou ik ten slotte worden verstoten en gestraft door God. Door de verlichting en illuminatie van Gods woord zag ik dat feit duidelijk in. Hoewel ik enige sterke punten had, handelde ik altijd volgens mijn arrogante gezindheid. Ik zocht niet de waarheid of principes en mijn werk was vruchteloos. Ik was duidelijk niet beter dan wie dan ook. Ik dacht aan zuster Therese die de suggesties van anderen zo nederig kon accepteren om haar tekortkomingen te compenseren. Haar plicht bracht steeds meer resultaten op. Ik schaamde me zo. Ik bezat niet de kracht van mijn zuster. Eigenlijk stelde ik niets voor en toch was ik nog zo arrogant. Als ik doorging met het uitbuiten van mijn sterke punten en talenten, niet naar Gods woord luisteren en niet de waarheid of principes zoeken in mijn plicht, zou ik niet door God worden gezegend, ongeacht mijn sterke punten. Ik zou niet alleen geen enkele plicht naar behoren hebben kunnen vervullen, uiteindelijk zou ik ook mijn kans op redding hebben verloren.
Later las ik nog een passage uit Gods woord: “Denken jullie dat ook maar één iemand volmaakt is? Hoe krachtig, capabel of getalenteerd mensen ook zijn, ze zijn nog steeds niet volmaakt. Mensen moeten dat inzien; het is een feit. Dit is ook de houding die mensen dienen te hebben ten aanzien van hun eigen verdiensten, hun sterke punten of gebreken; die rationaliteit moeten mensen bezitten. Met zo’n rationaliteit ben je in staat op de juiste manier met je eigen sterke en zwakke kanten en met die van anderen om te gaan, en dat zal je in staat stellen harmonieus met hen samen te werken. Als je dit aspect van de waarheid hebt begrepen en dit aspect van de werkelijkheid van de waarheid kunt binnengaan, kun je harmonieus met je broeders en zusters omgaan, waarbij je van elkaars sterke kanten kunt profiteren ter compensatie van zwakheden die je zelf hebt. Op die manier zul je, ongeacht de taak die je uitvoert of wat je ook doet, er steeds beter in worden en Gods zegen ontvangen” (Het Woord, Deel III, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, deel drie). In Gods woord vond ik een beoefeningspad. Ik moest mezelf kennen in Gods woord en goed omgaan met mijn sterke en zwakke punten. Bovendien is niemand volmaakt en als ik dingen niet begrijp, moet ik leren anderen om hulp vragen en gebruikmaken van hun methoden en wegen. Vroeger dacht ik altijd dat ik boven iedereen stond en keek ik op iedereen neer. Maar in werkelijkheid heeft iedereen zijn sterke punten en ik mag niet zo’n hoge dunk van mezelf blijven houden. Ik moet nederig worden, en op gelijke voet met mijn broeders en zusters spreken en dingen doen, meer leren over de sterke punten en kwaliteiten van anderen en in harmonie samenwerken. Als iemand suggesties oppert, moet ik de waarheid en principes zoeken, en niet altijd denken dat ik gelijk heb, want ik heb veel tekortkomingen, gebreken, onjuiste ideeën en standpunten en mijn opvatting over dingen is verkeerd. En ook omdat de Heilige Geest niet altijd in slechts één persoon werkt; Hij kan in andere broeders en zusters werken.
Toen broeders en zusters later verschillende suggesties in onze plicht opperden, probeerde ik ze te accepteren. Ik herinner me dat er een tijd was, toen ik het evangelie verspreidde, dat ik alleen mensen uitnodigde om de preek te horen, maar na afloop niet persoonlijk naar hun problemen vroeg. Mijn supervisor hoorde over mijn probleem en wees me erop dat ik niet ijverig genoeg was in mijn plicht. Eerst kon ik haar kritiek niet accepteren, en ik vond dat ik al probeerde mijn best te doen, dat ik hun problemen en moeilijkheden begreep als we samenkwamen en dat ik niet persoonlijk bij ze hoefde te informeren. Zo had ik het voorheen ook gedaan en de resultaten waren goed geweest, dus hoefde ik niet te doen wat de supervisor zei. Maar toen ik dat dacht, besefte ik dat dit mijn arrogante gezindheid was die weer werd blootgelegd, dus werd ik stil en bad tot God, en slaagde erin een beetje te kalmeren. Mijn supervisor wees me op problemen in mijn werk en ik moest haar advies en hulp accepteren, zodat ik steeds betere resultaten kon boeken in mijn plicht. Nadat ik had nagedacht begon ik te communiceren met de potentiële ontvangers van het evangelie. Ik liet hun zien dat ik met hen begaan was, vroeg of ze problemen hadden, en dan deed ik wat ik kon om Gods woorden te vinden om met hen te communiceren. Toen ik eenmaal zo praktiseerde, werden de resultaten van mijn evangeliewerk veel beter. Ik ervoer ook de vreugde van mezelf wegcijferen en de waarheid praktiseren. Als broeders en zusters sindsdien een kleine suggestie doen, probeer ik die altijd te accepteren. Als ik op die manier praktiseer, geeft het me altijd innerlijke rust en helpt het me om mijn plicht beter te doen. Ik ben God zo dankbaar.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.