133 Eens zullen we elkaar weer ontmoeten
1
Als we samen zijn met God, hebben we plezier en lachen we en is het zo zoet.
U spreekt en werkt om ons te bewateren en te weiden, en u schenkt ons de waarheid.
Uw woorden staan in ons hart gegrift, we delen zo’n diepe genegenheid met u.
Uw werk loopt ten einde en u zult ons al snel verlaten.
Ik heb u uw goedheid en liefde niet terugbetaald.
O God! Almachtige God! O God! Almachtige God!
U staat op het punt te vertrekken, hoe zou ik niet verdrietig kunnen zijn?
2
Ik denk aan oude schulden en mijn hart doet pijn, alsof het door een mes doorstoken wordt.
Ik heb u zo gekwetst door onachtzaam en opstandig te zijn; daar heb ik eeuwig spijt van.
U kastijdt en disciplineert mij telkens weer en wekt mijn verdoofde hart.
Oordeel en tuchtiging verdrijven mijn verdorvenheid en ik leef een menselijke gelijkenis na.
Nu verwerf ik uw zuivering en redding, mijn hart raakt sterker verbonden met u.
O God! Almachtige God! O God! Almachtige God!
U staat op het punt te vertrekken en ik kan deze oude gevoelens niet vergeten.
3
U keert terug naar Sion en we kijken ernaar uit weer bij u te zijn.
Hoewel we ver van elkaar zullen zijn – u in de hemel en wij op aarde – zullen we elkaar eens weer ontmoeten.
Uw woorden zijn bij ons, we verlangen naar uw liefde.
Uw gezindheid is heilig en rechtvaardig, ze is prijzenswaardig.
We moeten ons aan uw opdrachten houden en getuigenis afleggen voor u tot in eeuwigheid.
O God! Almachtige God! O God! Almachtige God!
Uw liefde staat in ons hart gegrift en we zullen u eeuwig liefhebben.