33. De ketenen van roem en winst
Almachtige God zegt: “Dus Satan gebruikt roem en winst om de gedachten van de mens te beheersen, totdat mensen alleen nog aan roem en winst kunnen denken. Ze vechten voor roem en winst, lijden ontberingen voor roem en winst, ondergaan vernedering voor roem en winst, offeren alles wat ze hebben op voor roem en winst, en ze zullen enig oordeel vellen of enige beslissing nemen omwille van roem en winst. Op deze manier ketent Satan de mensen met onzichtbare boeien, en mensen hebben de kracht noch de moed om ze af te werpen. Zonder het door te hebben, dragen ze deze ketenen en sjokken ze met grote moeite steeds verder. Omwille van deze roem en winst mijdt de mens God en verraadt hij Hem, en wordt de mens steeds slechter. Daardoor wordt de ene generatie na de andere op deze manier vernietigd te midden van de roem en winst van Satan. Als we nu kijken naar de daden van Satan, zijn zijn sinistere motieven niet totaal verfoeilijk? Misschien kunnen jullie vandaag nog steeds Satans sinistere motieven niet doorzien, omdat jullie denken dat men niet kan leven zonder roem en winst. Jullie denken dat wanneer mensen roem en winst achter zich laten, ze niet langer de weg vooruit kunnen zien, niet langer in staat zijn om hun doelen te zien, dat hun toekomst donker, grauw en somber zal worden. Maar langzamerhand zullen jullie op een dag allemaal merken dat roem en winst monsterlijke boeien zijn die Satan gebruikt om de mens te ketenen. Wanneer die dag komt, zul je grondig Satans beheersing over je weerstaan en je volledig verzetten tegen de boeien die Satan gebruikt om je te ketenen. Wanneer de tijd komt waarop je alle dingen die Satan je heeft ingeprent wenst af te werpen, dan zul je volledig met Satan breken en ook werkelijk walgen van alles wat Satan je heeft gebracht. Alleen dan zal de mensheid echte liefde voor en echt verlangen naar God hebben” (Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, God Zelf, de unieke VI). Ik wil graag mijn eigen ervaring en inzicht met betrekking tot Gods woorden delen.
In 2015 werd ik gekozen als kerkleider bij de jaarlijkse verkiezingen. Ik was heel blij en dacht dat mijn verkiezing als leider uit tientallen broeders en zusters vast betekende dat ik beter was dan de anderen. Vanaf dat moment in mijn plicht, vroegen broeders en zusters me om te communiceren als ze moeilijkheden hadden met het binnengaan in het leven, en teamleiders vroegen me om raad bij problemen die ze waren tegengekomen in het kerkelijke werk. Het gevolg was dat ik me superieur voelde. Ik liep arrogant rond, trots als een pauw, en barstte van vertrouwen als ik communiceerde tijdens bijeenkomsten. Na enige tijd, merkte ik dat zuster Liu, een collega, een goed kaliber had. Ze communiceerde heel duidelijk over de waarheid, en wist de oorzaak van de problemen van mensen te vinden om ze op te lossen. Ze wees hen ook op beoefeningspaden en iedereen wilde haar communicatie horen. Ik bewonderde en benijdde haar. Maar ik wilde niet worden overtroffen, dus ik bereidde elke bijeenkomst zorgvuldig voor. Ik pijnigde mijn hersenen over hoe ik duidelijker en met meer licht kon communiceren zodat ik beter zou lijken dan zij. Als ik broeders en zusters instemmend zag knikken als ik klaar was met communiceren, was ik heel tevreden met mezelf en voelde ik een zekere voldoening. Later, ontdekte ik dat mijn collega broeder Zheng veel wist over films maken en goed overweg kon met computers. Broeders en zusters die filmplicht hadden, bespraken vaak kwesties met hem, en als kerkleider had ik gewoon niets toe te voegen. Ik voelde me als het vijfde wiel en dat stoorde me zeer. Omdat ze altijd broeder Zheng om raad vroegen als ze een probleem hadden dachten ze vast dat hij beter was dan ik. Het leek me geweldig als ik ook iets zou weten over films. Dan zouden de broeders en zusters hun problemen met mij bespreken. Ik stond vroeg op en ging laat naar bed om onderzoek te doen en te leren hoe films worden gemaakt zodat ik meer zou weten. Ik negeerde alle kwesties in de kerk en de gesteldheid van de broeders en zusters volledig. Na een tijdje waren er problemen met het werk van meerdere teams die ik niet kon oplossen, hoezeer ik ook communiceerde of bijeenkomsten hield. Omdat de gesteldheid van broeders en zusters niet was verbeterd, werd de vooruitgang van de filmproductie gehinderd en het ene na het andere probleem deed zich voor. Ik stond onder zo veel druk. Het was niet vol te houden. Ik voelde me gekweld. Ik was bang voor wat de anderen van me zouden denken. Zouden ze denken dat ik helemaal niet bekwaam was om leider te zijn en niet geschikt was om die plicht te doen? Het leek erop dat ik mijn positie als leider niet zou kunnen handhaven. Hoe meer ik erover nadacht, hoe negatiever ik werd. Ik voelde me net een leeggelopen ballon en had steeds minder energie. Door in negativiteit te leven en mijn plicht niet te doen, verloor ik uiteindelijk het werk van de Heilige Geest. Omdat ik in mijn plicht niets bereikte, werd ik vervangen. Op dat moment voelde ik me compleet vernederd en wilde ik dat de aarde me zou opslokken. Ik vroeg me ook af, of de broeders en zusters zouden zeggen dat ik een valse leider was die geen praktisch werk deed? Hoe meer ik erover piekerde, hoe slechter ik me voelde.
Ik lag ’s nachts te woelen in bed en kon niet slapen. Ik bad steeds opnieuw tot God, en vroeg Hem om me te helpen om mijn eigen gesteldheid te kennen. Toen las ik deze woorden van God: “Onder het zoeken hebben jullie te veel individuele noties, hoop en toekomsten. Het huidige werk is bedoeld om jullie verlangen naar status en jullie buitensporige verlangens aan te pakken. Hoop, status en noties zijn allemaal klassieke weergaven van een satanische gezindheid. De enige reden waarom deze dingen bestaan in de harten van de mensen is dat het gif van Satan altijd hun gedachten aantast, en dat mensen er nooit in slagen deze verzoekingen van Satan van zich af te schudden. Ze leven te midden van de zonde, en toch geloven ze niet dat het zonde is en blijven ze denken: wij geloven in God, dus Hij moet ons zegenen en alles voor ons regelen zoals het hoort. Wij geloven in God, dus moeten we wel superieur zijn aan anderen, en we moeten wel meer status en meer toekomst hebben dan wie dan ook. Omdat we in God geloven, moet Hij ons grenzeloze zegeningen brengen. Anders zou het niet geloven in God heten. […] Hoe meer je op deze manier zoekt, des te minder je zult oogsten. Hoe groter iemands verlangen naar status, hoe strenger hij behandeld zal moeten worden en hoe meer hij grote loutering zal moeten ondergaan. Zulke mensen zijn waardeloos! Ze moeten in afdoende mate behandeld en geoordeeld worden, zodat ze deze dingen helemaal loslaten. Als jullie op deze manier streven tot het einde, zullen jullie niets oogsten. Wie het leven niet nastreeft, kan niet getransformeerd worden, en wie niet snakt naar de waarheid, kan de waarheid niet verwerven. Je richt je niet op het nastreven van persoonlijke transformatie en intreden, maar op extravagante wensen en dingen die je liefde voor God beperken en verhinderen dat je dichtbij Hem komt. Kunnen die dingen je transformeren? Kunnen ze je het koninkrijk binnenbrengen?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Waarom ben je niet bereid een contrast te zijn?). Nadat ik dat had gelezen, dacht ik na over mijn eigen gesteldheid. Sinds ik de plicht van leider had aangenomen had ik niets anders gedaan dan roem en status nastreven en boven anderen willen staan. Toen ik zag dat de communicatie van zuster Liu over de waarheid beter was dan die van mij, was ik bang dat ze me zou overtreffen. Ik wilde beter kunnen communiceren dan zij, zodat de anderen me zouden bewonderen en prijzen. Toen ik zag dat broeder Zheng professionele vaardigheden had en veel broeders en zusters naar hem toe kwamen als ze problemen hadden in hun plicht, werd ik jaloers en wees ik hem af. Ik werkte hard om kennis te vergaren om hem te overtreffen, en negeerde zelfs problemen binnen teams. Als ik de problemen van broeders en zusters niet kon oplossen, vertrouwde ik niet op God en zocht ik de waarheid niet met broeders en zusters om oplossingen te vinden door communicatie. Ik was geobsedeerd door winnen en status verliezen. Ik was bang dat ik mijn positie als leider niet zou kunnen handhaven als ik mijn plicht niet goed deed. Toen besefte ik eindelijk dat ik mijn plicht niet deed omwille van Gods wil, maar om mijn wilde ambitie te bevredigen om beter te zijn dan anderen, om anderen te beheersen. Broeders en zusters hadden me hun vertrouwen gegeven en me gekozen als kerkleider, maar ik hield helemaal geen rekening met het kerkelijke werk of hun binnengaan in het leven. Ik had mijn plicht en mijn verantwoordelijkheid niet op me genomen en daarmee het kerkelijke werk benadeeld. Ik was heel egoïstisch en verachtelijk. In plaats van mijn plicht te doen, deed ik kwaad en verzette ik me tegen God. Ik had er spijt van dat ik niet het juiste pad bewandelde in mijn geloof, maar altijd streed voor roem en winst, en God deed walgen. Toen ik van mijn plicht werd ontheven, was dat Gods rechtvaardige oordeel en tuchtiging. Hij elimineerde me niet, maar hij liet me vervangen, zodat ik zou nadenken over mijn gedrag. Dat was God die me beschermde en redde. Beetje bij beetje verbeterde mijn gesteldheid zich gedurende een periode van godsdienstoefeningen en reflectie, dus de kerkleider regelde dat ik routineplichten kon doen. Ik was God heel dankbaar voor die kans en besloot al snel dat ik die plicht op waarde zou schatten, en me niet zou verzetten tegen God door roem en status na te streven.
Na die ervaring dacht ik dat ik mijn verlangen naar roem en status een beetje kon loslaten, maar ik was te zeer verdorven door Satan. De verdorven gezindheid kan niet worden opgelost met een beetje inzicht en reflectie, dus God plaatste me weer in een situatie om me te ontmaskeren en te redden.
Enkele maanden later, vroeg de kerkleider ons om een teamleider te kiezen. Zodra ik dat hoorde, begon ik in te schatten: of ik kans maakte om als teamleider te worden gekozen. Ik was een redelijk bekwame werker, maar ik had geen professionele vaardigheden, dus mijn kansen waren vast niet zo groot. Toen dacht ik na over enkele andere broeders en zusters in het team. Broeder Zhang blonk uit met professionele vaardigheden en zijn communicatie over de waarheid was praktisch. Bovendien had hij gevoel voor rechtvaardigheid en deed hij het kerkelijke werk goed. Het leek dan ook waarschijnlijker dat hij zou worden gekozen. Ik dacht na over hoe ik als kerkleider taken had gedelegeerd aan broeder Zhang, maar als hij werd gekozen als teamleider, zou hij mij zeggen wat ik moest doen. Zou het dan niet lijken alsof ik minder was dan hij? Die gedachte gaf me een heel ongemakkelijk gevoel. Op de dag van de verkiezing was ik heel nerveus en er speelde zich een innerlijke strijd in me af: op wie moet ik stemmen? Moet ik op broeder Zhang stemmen? De meeste broeders en zusters bespraken eventuele moeilijkheden in hun plicht met hem. Mensen in andere teams bespraken hun werk ook altijd met hem, dus hij stond in een goed daglicht. Als hij teamleider werd, zou hij dan niet boven mij komen te staan? Toen ik dat dacht, wilde ik niet meer op hem stemmen, maar ik had geen professionele kennis en was niet geschikt om de leider van dat team te zijn. Ik voelde me terneergeslagen en gekrenkt, en haatte het dat ik niet meer over het werk wist. Op dat moment kwam een vreselijke gedachte in me op: als ik geen teamleider kan zijn, zorg ik dat jij het ook niet wordt. En dus stemde ik op broeder Wu, die minder professionele kennis had. Tot mijn verbazing werd broeder Zhang nog steeds gekozen. Ik was niet blij met die uitkomst, maar ik had onmiddellijk een ongemakkelijk gevoel, alsof ik iets beschamends had gedaan. Later las ik deze woorden van God: “Als ze iemand zien die beter is dan zij, dan onderdrukken ze die persoon, brengen ze een gerucht in omloop of wenden ze een of andere gewetenloze manier aan waardoor anderen niet met respect naar hem kijken en zeggen dat niemand beter is dan een ander. Dit is nu de verdorven gezindheid van arrogantie en zelfingenomenheid alsook valsheid, bedrieglijkheid en sluwheid, en deze mensen deinzen nergens voor terug om hun doel te bereiken. Ze leven zo en toch denken ze nog steeds dat ze geweldig zijn en dat ze goede mensen zijn. Maar hebben ze een godvrezend hart? Ten eerste, als je vanuit het perspectief van de aard van deze dingen spreekt, doen mensen die zo handelen dan niet gewoon waar ze zin in hebben? Houden ze rekening met de belangen van Gods familie? Ze denken alleen aan hun eigen gevoelens en ze willen alleen hun eigen doelen bereiken, ongeacht de schade die dat toebrengt aan het werk van Gods familie. Zulke mensen zijn niet alleen arrogant en zelfingenomen, maar ze zijn ook zelfzuchtig en verachtelijk. Ze houden totaal geen rekening met Gods bedoeling en zulke mensen hebben zonder enige twijfel geen godvrezend hart. Daarom doen ze wat ze willen en gedragen ze zich lichtzinnig, zonder schuldgevoel, zonder angst, zonder vrees of zorg, en zonder over de consequenties na te denken. Dit is iets dat ze vaak doen en dit is hoe ze zich altijd hebben gedragen. Welke gevolgen staan zulke mensen te wachten? Ze zullen in de problemen komen, nietwaar? Om het voorzichtig uit te drukken: zulke mensen zijn veel te jaloers en hebben een te sterk verlangen naar persoonlijke roem en status. Ze zijn te leugenachtig en bedrieglijk. Om het sterker uit te drukken: het essentiële probleem is dat de harten van zulke mensen niet ook maar het kleinste beetje godvrezend zijn. Ze vrezen God niet, ze denken dat ze zelf het allerbelangrijkst zijn, en ze beschouwen ieder aspect van zichzelf als hoger dan God en hoger dan de waarheid. In hun hart is God het minst noemenswaardig en het onbelangrijkst en God heeft helemaal geen status in hun hart. Hebben zij die in hun hart geen plaats hebben voor God en die God niet vereren, intrede gekregen tot de waarheid? (Nee.) Ze zijn gewoonlijk druk met van alles en nog wat en steken daar enorm veel energie in, maar wat zijn ze eigenlijk aan het doen? Deze mensen beweren zelfs dat zij alles achter zich hebben gelaten om zich volledig in te zetten voor God en dat zij veel geleden hebben. Maar de werkelijke beweegreden, het uitgangspunt en het doel van al hun acties is om er zelf beter van te worden; zij proberen alleen maar al hun eigen belangen te beschermen. Zouden jullie ook niet zeggen dat dit verschrikkelijke mensen zijn? Wat voor persoon is iemand die God niet vereert? Is zo iemand niet arrogant? Is zo iemand niet Satan? Wat voor dingen vereren God niet? De dieren niet meegerekend, zijn allen die God niet vereren onder andere demonen, Satan, de aartsengel en zij die wedijveren met God” (‘De vijf toestanden die mensen doormaken voor ze op het juiste spoor van geloof in God komen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Ik voelde me vreselijk toen ik dat had gelezen. Toen ik nadacht over mijn gedachten en handelingen tijdens het selectieproces, durfde ik mijn gezicht niet meer te laten zien. Ik had gestemd volgens mijn persoonlijke motieven, om mijn positie en prestige te beschermen, zonder Gods kritische blik te aanvaarden en zonder enige eerbied voor God. Ik wist dat broeder Zhang bekwaam was. Zijn communicatie over de waarheid was heel praktisch. Dat hij teamleider was geworden, was heel goed voor het kerkelijke werk en voor iedereen om het leven binnen te gaan. Maar ik was jaloers, bang dat hij boven me zou staan als teamleider, dus ik had opzettelijk niet op hem gestemd. Ik had het principe van de grote rode draak gevolgd: ‘Als autocratie faalt, zorg er dan voor dat democratie niet kan slagen’. Als de grote rode draak de macht niet kan hebben, zorgt hij dat anderen de macht ook niet krijgen. Indien nodig gaat hij een bittere strijd aan om beide kanten te verwoesten. Was ik niet hetzelfde? Als ik de positie niet kon krijgen, mocht broeder Zhang hem ook niet hebben. Ik had liever dat de verkeerde persoon de rol zou vervullen en het kerkelijke werk zou worden benadeeld om mijn eigen prestige en status te beschermen. Ik was heel egoïstisch, verachtelijk, sluw en gemeen, zonder ook maar enige eerbied voor God. Ik had van veel waarheden genoten die door God waren uitgedrukt. De kans om mijn plicht te doen, was God die me Zijn goedheid liet zien. Maar in plaats van te denken aan hoe ik Gods liefde kon terugbetalen, was ik jaloers en streefde ik naar roem en winst. Ik diende als Satans hielenlikker en verstoorde het werk van Gods huis. Was ik niet verraderlijk en ontaard? Ik dacht aan hoe ik een jaar eerder uit mijn plicht was ontslagen omdat ik vocht voor roem en winst, mijn plicht niet goed deed en geen praktisch werk kon doen. Nu bevond ik me in een soortgelijke situatie maar ik streefde nog steeds naar roem en status in plaats van naar de waarheid. Als ik zo doorging, zou ik worden versmaad en geëlimineerd door God.
Later las ik deze woorden van God: “Jullie kennen je plaats niet en toch blijven jullie elkaar bestrijden in de mest. Wat valt er voor jullie te winnen met zo’n strijd? Hoe zouden jullie elkaar achter mijn rug om kunnen bevechten als jullie werkelijk eerbied voor mij in jullie hart hadden? Hoe hoog je status ook is, ben je niet nog altijd een stinkende kleine worm in de mest? Zul je vleugels kunnen ontwikkelen en een duif in de lucht kunnen worden?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wanneer vallende bladeren terugkeren naar hun wortels, zul je spijt krijgen van al het kwaad dat je hebt gedaan). “Waarom zegt God dat mensen ‘maden’ zijn? In Zijn ogen zijn deze verdorven mensen duidelijk schepselen, maar vervullen zij de verantwoordelijkheden en plichten die schepselen zouden moeten vervullen? Veel mensen vervullen weliswaar hun plichten, maar hoe goed komt die vervulling van hen tot uitdrukking? [...] Niets van de dingen waar ze de hele dag aan denken heeft iets te maken met de waarheid of met het volgen van de weg van God. Ze proppen zich de hele dag door vol zonder zich ergens over te bekommeren. Hoewel het in ze op kan komen om iets te doen, zijn hun handelingen toch de oorzaak van belemmeringen en verstoringen. Ze verheerlijken zichzelf, maar doen nooit iets wat ten goede komt aan anderen of aan Gods huis. Hun geest is vervuld met vragen hoe ze datgene kunnen nastreven wat goed is voor het vlees, hoe ze kunnen vechten voor status en roem, hoe ze bij bepaalde groepen mensen kunnen passen, en hoe ze een positie en een goede reputatie kunnen verwerven. Ze eten het voedsel dat God hun schenkt, genieten van alles wat Hij geeft, maar ze doen niet wat mensen zouden moeten doen. Zou God zulke mensen mogen? [...] Bovenal zijn degenen die maden zijn waardeloos, schaamteloos en hebben ze in Gods ogen geen waarde! Waarom zeg ik dat dergelijke mensen geen waarde hebben? God heeft jou gemaakt en jou leven gegeven, maar toch kun jij je plicht niet vervullen, wat wel het allerminste is wat je zou moeten doen. Je bent gewoon een klaploper. In Zijn ogen deug je nergens voor en het feit dat je leeft, heeft geen enkele zin. Zijn dergelijke mensen geen maden? Wat zouden mensen dus moeten doen als ze geen maden willen zijn? Ten eerste moet je je eigen plek vinden en op alle mogelijke manieren je plicht vervullen. Dan zul je verbinding met de Schepper krijgen en kun je je voor Hem verantwoorden. Daarna moet je erover nadenken hoe je trouw bereikt in het vervullen van je plicht. Je zou niet alleen plichtmatig te werk moeten gaan, of moeten doormodderen. Integendeel, je zou er je hele hart in moeten leggen. Je moet niet proberen de Schepper voor de gek te houden. Je moet alles doen wat God je maar vraagt te doen, en je moet opletten en je onderwerpen” (‘Zes indicatoren van vooruitgang in het leven’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’).
Terwijl ik nadacht over Gods woorden, voelde ik me vreselijk overstuur. Ik besefte dat God mijn strijd voor roem en winst als laag en verachtelijk beschouwde. Dat ik het geluk had gehad om mijn plicht in Gods huis te doen, was Gods buitengewone verheffing, maar ik vervulde mijn verplichtingen niet. In plaats daarvan dacht ik alleen maar aan mijn eigen roem en status. Ik verstoorde voor die dingen zelfs het werk van Gods huis. Ik speelde de rol van Satan. Dat was heel walgelijk en hatelijk tegenover God. God zegt: “Hoe hoog je status ook is, ben je niet nog altijd een stinkende kleine worm in de mest?” Dat is het hem net. Ik ben een geschapen wezen, een lage, verdorven persoon zonder enige waardigheid, dus zelfs als ik een positie kreeg, veranderde dat niet wat ik was. Ik kon mijn plicht niet eens goed doen, maar wedijverde continu om roem en winst. Ik wilde dat anderen naar me opkeken. Waar waren mijn geweten en verstand? Welke waarde had mijn leven? Was ik geen volkomen waardeloze worm? Nadat ik enig inzicht had verworven in mijn natuur en essentie door de openbaring van Gods woorden, haatte ik mezelf en werd ik bereid om het vlees te verzaken en de waarheid te praktiseren.
Later zocht ik broeder Zhang op en vertelde ik hem alles over mijn verdorvenheid. Ik openbaarde mijn verachtelijke motieven en daden tijdens de verkiezing. Niet alleen keek hij niet op me neer, maar hij communiceerde met me over zijn eigen ervaring om me te helpen. Na die communicatie verdween de muur tussen ons. Ik voelde me heel vrij en op mijn gemak. Als ik vanaf dat moment in mijn plicht, moeilijkheden ondervond of iets niet begreep, zocht ik broeder Zhang op. In zijn communicatie gaf hij altijd geduldig antwoord op mijn vragen. Na enige tijd verbeterden mijn eigen professionele vaardigheden. Toen ik naam en status losliet en de waarheid praktiseerde, ervaarde ik rust en vrede door mijn plicht zo te doen, en kwam ik nader tot God. Door die situatie ontsnapte ik nogmaals aan de ketenen van roem en status en kon ik proeven van Gods praktische redding voor mij.
De jaarlijkse verkiezingen van de kerk begonnen in oktober 2017. Ik werd voorgesteld als kandidaat door de broeders en zusters. Ik voelde me een beetje emotioneel en onvast en dacht: twee jaar geleden werd ik ontslagen als leider. Ik heb gehoord dat sommige broeders en zusters een hoge dunk van me hebben. Ze zeggen dat mijn communicatie praktischer is geworden en dat ik ben veranderd. Ik vraag me af of ik deze keer leider kan worden. Ik besefte dat ik weer reputatie en status nastreefde en dacht aan hoe pijnlijk het was geweest toen ik door die dingen werd geketend en beperkt. Ik wist dat ik daar niet mee door moest gaan, dat ik het vlees moest verzaken en de waarheid moest praktiseren. Toen dacht ik aan deze passage uit Gods woorden: “Als je eenmaal de prestige en status die van Satan zijn hebt opgegeven, zul je niet meer beperkt en om de tuin geleid worden door satanische ideeën en gezichtspunten. Je zult bevrijding ervaren en je steeds rustiger voelen, je zult vrij en bevrijd worden. Als de dag aanbreekt waarop jij vrij en bevrijd bent, zul je voelen dat je slechts verstrikt zat in de dingen die je hebt verzaakt en dat de dingen die je echt gewonnen hebt voor jou het meest dierbaar zijn. Je zult voelen dat dat de meeste waardevolle dingen zijn en dat het de dingen zijn die het meest waard zijn om te worden gekoesterd. De dingen waar je van hield – materiële pleziertjes, roem en rijkdom, status, geld, reputatie en de achting van anderen − zullen je nu als waardeloos voorkomen. Die dingen zijn de oorzaak geweest van groot lijden voor jou en je wil ze niet meer. Je zou ze niet meer willen, al kreeg je nog meer prestige en status. Nee, je zult ze verachten en verwerpen vanuit het diepst van je hart!” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Mijn hart klaarde op. Ik wist dat roem en status nastreven geen waarde had, en dat de waarheid begrijpen en praktiseren en de plicht van een geschapen wezen doen de waardevolste dingen zijn. Door aan de verkiezing deel te nemen, vocht ik niet voor een positie als leider. Door mee te doen aan het proces, vervulde ik juist mijn verantwoordelijkheden. Ik moest mijn wilde verlangen naar roem en status loslaten en stemmen op een geschikte leider volgens de principes van de waarheid. Dat zou goed zijn voor het werk van Gods huis. Als ik werd gekozen als leider, moest ik mijn plicht goed doen. Als ik niet werd gekozen, zou ik God niet de schuld geven, maar mijn plicht zo goed mogelijk doen. Toen ik mijn motieven met betrekking tot de verkiezing eenmaal op een rijtje had, werd ik tot mijn verbazing gekozen om als leider te dienen. Ik zwolg niet, in dat resultaat zoals ik eerder had gedaan, door te denken dat ik beter was dan de anderen, maar ik voelde dat het mijn taak en verantwoordelijkheid was, en dat ik de waarheid moest nastreven en mijn plicht goed moest doen zodat ik Gods liefde en redding waard zou zijn.
Gedurende die tijd, bijna drie jaar, hebben Gods oordeel en tuchtiging me duidelijk laten zien hoeveel kwaad roem en status me kunnen doen. Ik ben nu vastbesloten om de waarheid na te streven. Hoewel ik af en toe nog steeds diezelfde gedachte aan de dag leg, kan ik bewust bidden tot God, de waarheid praktiseren en mijn plicht goed doen. Ik word niet langer beperkt door mijn satanische, verdorven gezindheid. Toen ik naam en status losliet, voelde ik dat dat niet alles was wat ik had losgelaten. Ik had ook de zware ketenen afgedaan waarmee Satan me had geboeid. Ik voel me heel ontspannen en vrij.