1021 Wat God voorbereidt voor de mensheid is onvoorstelbaar
1 Wat ik voor jullie heb voorbereid, namelijk zeldzame en kostbare schatten van over de hele wereld, zal allemaal aan jullie worden gegeven. Jullie kunnen je van dit alles geen denkbeeld vormen of het je voorstellen op dit moment en niemand heeft dit eerder ervaren. Als jullie deze zegeningen ontvangen, zullen jullie eindeloos in vervoering zijn, maar vergeet niet dat dit allemaal mijn macht, mijn daden, mijn rechtvaardigheid en vooral mijn majesteit is. (Ik zal genadig zijn jegens degenen voor wie ik genadig wil zijn en barmhartig jegens degenen voor wie ik barmhartig wil zijn.) Op dat moment zullen jullie geen ouders hebben en er zullen geen bloedverwanten zijn. Jullie zijn allemaal mensen die ik liefheb, mijn geliefde zonen. Niemand zal jullie vanaf dat moment durven te onderdrukken. Het zal tijd zijn voor jullie om op te groeien tot volwassenen en tijd om de naties te regeren met een ijzeren roede!
2 Wie durft mijn geliefde zonen tegen te werken? Wie durft mijn geliefde zonen aan te vallen? Ze zullen allemaal ontzag hebben voor mijn geliefde zonen omdat de Vader verheerlijkt is. Alle dingen die niemand zich ooit heeft kunnen voorstellen zullen voor jullie ogen verschijnen. Ze zullen onbegrensd, onuitputtelijk, eindeloos zijn. Binnenkort zullen jullie niet meer verbrand worden door de zon en de verzengende hitte moeten verdragen. Noch zullen jullie kou lijden of zullen regen, sneeuw of wind jullie bereiken. Dat is zo omdat ik van jullie houd en het zal helemaal de wereld van mijn liefde zijn. Ik zal jullie alles geven wat jullie willen en ik zal alles wat jullie nodig hebben voor jullie bereiden. Wie durft te zeggen dat ik niet rechtvaardig ben? Ik zal je onmiddellijk doden omdat ik eerder heb gezegd dat mijn toorn (tegen de slechten) tot in eeuwigheid zal duren en ik zal niet toegeven, zelfs niet een beetje. Echter mijn liefde (voor mijn geliefde zonen) zal ook tot in eeuwigheid duren; ik zal haar niet inhouden, ook niet enigszins.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 84