1022 De mensheid herwint de heiligheid die ze ooit bezat
1 In een bliksemschicht wordt de werkelijke vorm van elk dier blootgelegd. Ook de mensheid, geïllumineerd door mijn licht, heeft de heiligheid die ze ooit bezat herwonnen. Oh, dat de verdorven wereld van het verleden eindelijk in het vuile water is geworpen en, zinkend naar de bodem, is opgelost in modder! Oh, dat de gehele mensheid die ik heb geschapen eindelijk weer terug is gekomen tot een leven in het licht, vaste grond heeft gevonden voor zijn bestaan, en zijn worsteling in de modder heeft gestaakt! Oh, de ontelbare dingen van de schepping die ik in mijn handen houd! Hoe kunnen ze nu door mijn woorden niet worden vernieuwd? Hoe kunnen ze nu in het licht nalaten hun rol te vervullen? De aarde is niet langer dodelijk rustig en stil, de hemel niet langer troosteloos en verdrietig. Hemel en aarde, niet langer gescheiden door een leegte, worden verenigd als één geheel en zullen nooit meer worden gescheiden.
2 Op deze jubelende gebeurtenis, op dit moment van verheerlijking, heeft mijn rechtvaardigheid en heiligheid zich uitgebreid over het gehele universum en hemelt de mensheid ze onophoudelijk op. De hemelse steden lachen van vreugde en de aardse koninkrijken dansen van vreugde. Wie verheugt zich op dit moment niet? Wie huilt er op dit ogenblik niet? Aarde in haar oerstaat behoort tot de hemel, en de hemel is verenigd met de aarde. De mens is het koord dat hemel en aarde verenigt en dankzij zijn heiligheid, dankzij zijn vernieuwing, is de hemel niet langer verborgen voor de aarde en is de aarde niet langer stil ten opzichte van de hemel. De gezichten van de mensheid worden gehuld in glimlachen van voldoening en in hun harten ligt een zoetheid verborgen die geen grenzen kent. De mens maakt geen ruzie met andere mensen en er ontstaan ook geen vechtpartijen. Is er iemand die, in mijn licht, niet vreedzaam met anderen samenleeft? Is er iemand die, op mijn dag, mijn naam te schande maakt?
3 Alle mensen richten hun eerbiedige blik op mij en roepen in het geheim mijn naam in hun hart aan. Ik heb elke handeling van de mensheid onderzocht: onder de mensen die gereinigd zijn, is er niemand die mij ongehoorzaam is, niemand die mij veroordeelt. De hele mensheid is overgoten met mijn dispositie. Iedereen leert mij kennen, komt nader tot mij en aanbidt mij. Ik blijf standvastig in de geest van de mens, word in de ogen van de mens verheerlijkt tot in de hoogste hoogten en stroom door het bloed in hun aders. De vreugdevolle verheerlijking in de harten van de mensen vult alle plekken van het aangezicht van de aarde, de lucht is levendig en fris, de grond wordt niet langer bedekt door dichte mist en de zon schijnt met schittering.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 18