199 Terwijl ik in een waas wakker word
1
Ik zie dat het Woord in het vlees verschijnt en dat God de hemel en de aarde opnieuw gemaakt heeft,
waardoor er een einde komt aan zes millennia van ontbering en onrust.
De vleesgeworden God verkondigt de waarheid en brengt het licht naar de mensheid.
Het werk van God om de mens te vervolmaken is een unieke kans, wat heb ik enorm veel geluk.
Zijn woord openbaart, oordeelt over, tuchtigt en ontmaskert de verdorven gezindheid van de mens.
Ten langen leste weet ik dat de mens zijn geweten is kwijtgeraakt door toedoen van Satans verdorvenheid.
De mens is schijnheilig en praat gladjes van zedelijkheid, terwijl hij al lang geleden zijn menselijkheid is kwijtgeraakt.
Mensen maken complotten tegen elkaar en vechten met elkaar omwille van roem en winst; ze leven in zonde.
2
Het duistere hart van de mensheid is te verdorven om aan te zien.
Mensen verderven en bezoedelen zichzelf willens en wetens; ze hebben in het geheel geen eigenliefde.
Waar kunnen ze hun laatste greintje integriteit en waardigheid vinden?
Het hart van de mens is te vals en bedrieglijk, en de mens is het niet waard om voor God te verschijnen.
Met een verontrust hart, en met angst en smart, geef ik mijn hele wezen aan Hem over.
Ik zucht, want nu pas weet ik hoe moeilijk het is om een mens te zijn.
Ik ben te verdorven en kan niet gered worden zonder een oordeel en zuivering te ondergaan.
In een waas word ik wakker, te beschaamd om naar Gods aangezicht te kijken.
Nu een oordeel mij verlicht heeft, weet ik plotseling hoe ik een persoon moet zijn.
Het was niet eenvoudig de waarheid en het leven te verwerven, alles komt door Gods goedheid.
Doordat ik Gods lieflijkheid ken, is mijn liefde voor Hem nog sterker aangewakkerd.
Mag ik loutering ondergaan en gereinigd worden, zodat ik God werkelijk lief kan hebben en tevreden kan stellen.