Een remedie tegen jaloezie
Almachtige God zegt: “Het vlees van de mens is van Satan, het zit vol opstandige gezindheden, het is betreurenswaardig vuil en het is iets onreins. Mensen begeren te veel de genieting van het vlees en er zijn te veel manifestaties van het vlees; dit is waarom God het vlees van de mens tot op zekere hoogte veracht. Wanneer mensen de vuile, verdorven dingen van Satan afwerpen, winnen ze Gods redding. Maar als ze zich nog altijd niet ontdoen van vuil en verdorvenheid, leven ze nog steeds onder het domein van Satan. Het samenzweren, de bedrieglijkheid en de valsheid van mensen zijn allemaal dingen van Satan. Gods redding van jou is om je los te maken uit deze dingen van Satan. Gods werk kan niet verkeerd zijn; het wordt allemaal gedaan om mensen van de duisternis te redden. Wanneer je tot een bepaald punt hebt geloofd, jezelf kunt ontdoen van de verdorvenheid van het vlees en niet langer geketend bent door deze verdorvenheid, zul je dan niet gered zijn? Wanneer je onder Satans domein leeft, ben je niet in staat om God te manifesteren, ben je iets vuils en kun je Gods nalatenschap niet ontvangen. Wanneer je eenmaal gereinigd en vervolmaakt bent, zul je heilig zijn, zul je een normaal persoon zijn, zul je door God gezegend worden en God genoegen schenken” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Praktijk (2)). Dankzij de woorden van God begon ik te begrijpen dat we jaloerse worstelingen en interpersoonlijke conflicten hebben omdat we door Satan zijn verdorven, en we allemaal volgens onze bedrieglijke, zelfzuchtige en verachtelijke satanische gezindheden leven. Er was een tijd dat ik in een gesteldheid van jaloezie leefde, waarin ik constant complotten tegen mensen maakte en op roem en status uit was. Het was een pijnlijke manier van leven, maar ik kon mezelf niet bevrijden. Ik heb het volledig aan Gods oordeel en tuchtiging te danken dat ik enigszins kon veranderen en aan die pijn kon ontsnappen.
Het was juni 2017 toen ik de taak van groepsleider kreeg in de kerk en verantwoordelijk werd voor het kerkleven op een paar ontmoetingsplaatsen. Ik was erg blij met deze taak en voelde dat God me verhief, dat ik het goed moest doen om Gods liefde terug te betalen. Ik was erg actief in de communicatie op de bijeenkomsten daarna, en als ik broeders en zusters zag die het moeilijk hadden of in slechte gesteldheid verkeerden, vond ik Gods woorden om de problemen te communiceren en aan te pakken. De anderen beschouwden me na een tijdje als een aanwinst en zeiden dat ik praktische problemen dankzij communicatie op bijeenkomsten kon oplossen, dat ik plichtsgetrouw was en liefdevol jegens broeders en zusters. Ik was erg tevreden met mezelf toen ik dit hoorde.
Niet lang daarna hoorde ik dat er een verkiezing voor een kerkleider zou zijn, en ik dacht: iedereen heeft een hoge dunk van me, dus ik maak goede kans. Als ik verkozen werd, zouden de broeders en zusters nog meer naar me opkijken. Zuster Yang en ik werden na een stemming allebei genomineerd. Ik voelde me enigszins bedreigd toen ik zag dat ze net iets meer stemmen dan ik had gekregen. Ik dacht: ik ben verantwoordelijk in mijn plicht en kan praktisch werk doen. Hoe kan het dat zij meer stemmen heeft dan ik? Maar toen dacht ik: dit zijn slechts nominaties, niet de uiteindelijke stemming. Ik maak nog kans. Ik moet mezelf nu met de waarheid uitrusten en anderen meer helpen hun problemen bij het binnengaan van het leven op te lossen zodat ze allemaal zien dat ze niet beter is dan ik. Dan word ik zeker verkozen. Ik dacht aan een probleem dat zuster Wang bij de laatste bijeenkomst had besproken dat nog niet was opgelost, dus ik haastte me om wat relevante woorden van God voor te bereiden om de volgende keer met haar te communiceren. Toen de dag van de bijeenkomst aanbrak, ging ik naar onze ontmoetingsplek, maar toen ik binnenliep, zag ik dat zuster Yang met zuster Wang communiceerde. Ik was erg ontstemd. Ik dacht: ik kwam vandaag om met haar te communiceren om haar probleem op te lossen en jij was me voor. Als jij het al hebt opgelost, hoe laat ik dan zien wat ik kan? Er verscheen een glimlach op het gezicht van zuster Wang na de communicatie met zuster Yang en de andere broeders en zusters knikten instemmend. Ik was absoluut niet blij dit te zien. Ik was jaloers op zuster Yang en dacht dat ze me van mijn glorie had beroofd. Ik dacht: voor je aan deze bijeenkomst deelnam, wilden de anderen mijn communicatie horen. Maar nu kijkt iedereen naar jou op en geven ze niets meer om mij. Iedereen was toen erg tevreden en betrokken bij de communicatie, maar bij mij kwam niets binnen en ik kon niet wachten om te vertrekken.
Toen ik thuiskwam, zat ik op mijn bed, ontmoedigd, en voelde ik me hoe langer ik erover nadacht steeds slechter. Ik dacht: als dit doorgaat, zijn mijn kansen op het leiderschap erg klein. Dat kan niet, ik moet proactiever in de communicatie zijn. Ik mag absoluut niet meer van haar verliezen. Ik merkte later dat zuster Xiang erg bezorgd was vanwege de zware vervolging door de CCP en zich beperkt voelde in haar plicht, dus ik vond snel wat woorden van God om voor de bijeenkomst met haar te communiceren. Ik kwam de volgende dag vroeg aan bij de ontmoetingsplek. Maar tot mijn verrassing was zuster Yang nog eerder aangekomen en communiceerde ze al met zuster Xiang. De moed zonk me in de schoenen en ik dacht: nu is het je wéér gelukt. Ik moet zien wat voor licht je in je communicatie hebt. Ik geloof gewoon niet dat het alles kan omvatten. Niet overtuigd ging ik naast ze zitten om te horen wat ze te zeggen had. Terwijl ik luisterde, ontdekte ik dat zuster Yang over een aantal beoefeningspaden in het licht van Gods woorden communiceerde, maar ze had de bron van zuster Xiangs zwakte en negativiteit niet genoemd. Ik dacht: ik moet mijn kans grijpen om mijn eigen inzicht te delen en zuster Yang op haar nummer zetten. Ik haastte me om mijn communicatie te delen en zei: “Zuster, een beoefeningspad alleen is niet genoeg om een negatieve gesteldheid op te lossen. We moeten ook inzicht hebben in de manier waarop God de grote rode draak gebruikt als een contrast om Zijn gekozen mensen te perfectioneren. Alleen door Gods werk, almacht en wijsheid te begrijpen kunnen we uit een negatieve gesteldheid komen. Laten we samen wat van Gods woorden lezen.” Terwijl zuster Xiang knikte, richtte ik een zijdelings blik op zuster Yang en zag ik hoe ze ongemakkelijk aan de zijkant zat. Het voelde alsof ik een slag had gewonnen en ik dacht: iedereen kan zien wiens communicatie daadwerkelijk effectief is als ze een vergelijking maken. Ik kan mijn hoofd weer hoog houden en het bewijst dat ik niet slecht ben. Ik werd daarna actiever in mijn plicht. Zodra ik hoorde dat iemand in een slechte gesteldheid verkeerde of problemen had, vond ik snel Gods woorden, maakte aantekeningen en communiceerde met ze. Als ik zag dat iemand knikte, was ik blij, maar als er geen reactie was, werd ik vreselijk nerveus, en hoe verontruster ik was, hoe minder ik de gesteldheden van anderen kon begrijpen of problemen kon oplossen. Ik voelde me ook steeds vermoeider, en dacht: als het zo doorgaat, zullen de broeders en zusters zeggen dat het me aan de realiteit van de waarheid ontbreekt en zullen ze me niet als leider kiezen. Vooral als ik zuster Yang praktische communicatie over de waarheid zag delen waar broeders en zusters mee instemden, werd ik nog onrustiger. Mijn jaloezie en onvermogen om het te aanvaarden kwamen naar boven. Ik kreeg zo’n hekel aan haar dat ik niet eens met haar wilde praten. Ik leefde in een gesteldheid van strijd voor roem en status. Het was erg pijnlijk voor me. Ik kreeg geen verlichting van Gods woorden en bad zonder enige overtuiging. Ik voelde dat ik verder en verder van God verwijderd raakte.
Later bad ik tot God en vroeg ik om Zijn verlichting zodat ik mijn verdorven gezindheid kon begrijpen en uit die vreselijke gesteldheid kon raken. Het was alleen via Gods woorden dat ik wat inzicht kreeg in mijn verdorven gesteldheid. Dit is wat Gods woorden zeggen: “Sommige mensen zijn altijd bang dat anderen meer in de schijnwerper zullen staan en hen voorbij zullen streven, erkenning krijgen, terwijl op henzelf geen acht wordt geslagen. Hierdoor vallen ze anderen aan en sluiten hen buiten. Is dit niet een geval van jaloezie jegens anderen die bekwamer zijn dan zijzelf? Is dergelijk gedrag niet zelfzuchtig en verachtelijk? Wat voor een gezindheid is dit? Het is kwaadaardig! Mensen die alleen maar aan zichzelf denken, alleen aan hun eigen verlangens voldoen, geen rekening houden met de plichten van anderen, alleen aan hun eigen belangen denken en niet aan de belangen van Gods huis, zulke mensen hebben een slechte gezindheid en God voelt voor hen geen liefde. Als je echt in staat bent met Gods wil rekening te houden, dan kun je anderen eerlijk bejegenen. Wanneer je iemand aanbeveelt, en hij of zij ontwikkelt zich tot een talentvol persoon en brengt zo een extra getalenteerd persoon in Gods huis, heb je je werk dan niet goed gedaan? Ben je dan niet trouw geweest bij de uitvoering van je plicht? Het is een goede daad voor God, en het is het soort geweten en reden dat mensen zouden moeten bezitten” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Ik voelde schaamte na het lezen van Gods woorden en ik dacht aan alle jaloerse dingen, alle inspanningen die ik had gedaan voor roem en status. Ik brandde van verlangen sinds ik had gehoord dat de kerk een leider zou kiezen, en toen ik zag dat zuster Yang meer stemmen dan ik had gekregen, begon ik haar als tegenstander te zien en wedijverde ik in stilte met haar. Toen ik zag hoe ze problemen van broeders en zusters oploste door over de waarheid te communiceren werd ik jaloers. Ik dacht dat ze mijn glorie had gestolen en een dreiging vormde voor mijn kans op leiderschap. Ik zette mezelf in het geheim tegen haar op, en zocht naar gebreken in haar communicatie. Ik kleineerde haar heimelijk terwijl ik mezelf verhief en ik temperde de positiviteit in haar plicht. Toen ik zag dat ik niet kon winnen, werd ik rancuneus jegens haar en wilde ik haar niet eens erkennen. Ik streefde naar roem en status en was jaloers in mijn plicht. Ik haalde naar haar uit en sloot haar buiten. Ik had niets anders dan een duivelse gezindheid laten zien. Ik was zo zelfzuchtig, verachtelijk en slecht. Ik baseerde mijn leven op deze duivelse gezindheden, en schaadde niet alleen anderen, maar leefde in wrok en pijn. Het deed me denken aan Zhou Yu in ‘Roman van de Drie Koninkrijken’. Hij was zo bekrompen, altijd jaloers op Zhuge Liang, en vlak voor zijn dood zei hij: “Sinds Yu is geboren, wat is het nut van Liang?” Hij stierf uiteindelijk vol woede. Zijn dat niet de vreselijke gevolgen van jaloezie? Ik besefte dat ik hetzelfde was, dat ik jaloers was in mijn inspanningen om status te verkrijgen, waarbij ik niet alleen het binnengaan van mijn eigen leven hinderde, maar ook anderen kwaad deed. Het ontbrak me volledig aan menselijkheid. Het was walgelijk en hatelijk jegens God. God gaf me de kans om bij iemand van een hoger kaliber in de buurt te zijn, hopende dat ik van haar sterke punten kon leren om mijn eigen zwaktes te verbeteren. Maar ik vocht en maakte vergelijkingen. Ik won niets en uiteindelijk was ik vreselijk gepijnigd. Ik was zo dwaas. De waarheid regeert in het huis van God en er gelden principes voor de verkiezing van leiders. Zij zijn op zijn minst mensen van goede menselijkheid die de waarheid kunnen aanvaarden en beoefenen, maar ik was altijd jaloers, uit op roem en status, en ik toonde geen menselijkheid. Hierdoor was ik het leiderschap onwaardig. Ik wist dat ik moest stoppen met strijden, en me moest richten op het beoefenen van de waarheid en het leven volgens Gods woorden. Dat was het enige juiste pad. Ik voelde enorme opluchting toen ik dat allemaal onder ogen zag.
Ik zei dit gebed op de dag van de verkiezingen: “O God! Ongeacht wat de uitkomst is, ik ben bereid u te gehoorzamen, en ik zal een eerlijke stem uitbrengen.” Maar ik twijfelde alsnog toen het echt tijd was om te stemmen. Ik dacht: als ik op zuster Yang stem en ze wordt uiteindelijk verkozen, wat zullen de anderen dan van me denken? Ze zullen zeker zeggen dat ik voor haar onderdoe. Op dat moment kwamen deze woorden van God bij me op: “Je moet leren loslaten en deze dingen afwijzen, anderen aanbevelen en laten opvallen. Sloof je niet uit en haast je niet om het moment te benutten dat je de kans krijgt op te vallen of roem te behalen. Je moet leren een stap terug te nemen, maar je moet de uitvoering van je plicht niet uitstellen. Wees een persoon die onopvallend rustig werkt en die niet pronkt tegenover anderen terwijl hij zijn plicht uitvoert. Hoe meer je loslaat en verwerpt, hoe vrediger je wordt, hoe meer ruimte er in je hart komt en hoe beter je gesteldheid zal worden” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). En ik dacht: ik moet Gods woorden beoefenen. Ik kan niet voor prestige en status blijven leven. Ik dacht aan hoe zuster Yang van een goed kaliber was en hoe haar communicatie praktisch was, dus haar als leider hebben, zou de kerk ten goede komen evenals het binnengaan van het leven door de broeders en zusters. Ik moest de waarheid beoefenen en de belangen van de kerk verdedigen. En daarom stemde ik op haar. Ze werd als leider verkozen en ik was kalm en had er vrede mee. Ik voelde dat ik er eindelijk in was geslaagd om de waarheid te beoefenen. Dank aan God.
Later, in april 2018, werd ik gekozen voor de taak van kerkleider, en werkte ik zij aan zij met wat andere broeders en zusters die verantwoordelijk waren voor het werk van de kerk. Aanvankelijk bespraken we al het werk van de kerk en werkten we goed samen. Maar na een tijdje, merkte ik dat zuster Li, die verantwoordelijk was voor ons schrijfwerk, van goed kaliber was en dingen snel leerde. Haar communicatie was verlichtend en leerzaam voor anderen. Ik bewonderde haar echt maar voelde ook wat jaloezie. Ik probeerde betrokken te raken in werk binnen haar bevoegdheid, en wilde meer vaardigheden en principes leren om niet achterop te raken. Op een dag kreeg ik een brief van onze leider waarin stond dat ze iemand nodig hadden voor een taak bij een kerk in een ander gebied en ze vroeg of zuster Li geschikt was. Ze vroeg of ik wat beoordelingen van haar kon verzamelen. Mijn jaloezie laaide meteen op, en ik dacht: ze bereiden zuster Li voor op het grote werk. Haar kaliber is goed en ze leert snel, maar ze is nog niet lang een gelovige en haar binnengaan van het leven is oppervlakkig. Op welke manier kan ik niet aan haar tippen? Waarom mag ik niet gaan? Als zuster Li deze rol krijgt, wat zullen anderen dan van me denken? Ze zullen ongetwijfeld zeggen dat ze beter is dan ik. Door deze gedachten voelde ik me steeds ongemakkelijker, en begon haar praktisch te negeren. Ze voelde zich door mijn gedrag ingeperkt en ze besprak dingen niet langer met me zoals eerder. Een paar dagen later kreeg ik de beoordelingen van de broeders en zusters over zuster Li, en ik werd erg jaloers toen ik zag dat ze allemaal positief waren, zelfs beter dan hun beoordelingen van mij. Ik was een leider, maar kon niet eens aan een collega tippen. Wat een afgang voor me. Ik voelde me steeds ongemakkelijker als ik eraan dacht. Ik vroeg aan een andere zuster: “Wat is er met jouw beoordeling? Je hebt geen onderscheidingsvermogen. Zuster Li heeft vooruitgang geboekt, maar haar binnentreden van het leven is oppervlakkig. Je hemelt haar op, maar als ze naar een andere kerk gaat en hun werk vertraagt omdat ze geen praktisch werk kan doen, zou dat kwalijk van je zijn.” Toen ze dit hoorde, schrok de zuster een beetje. Ze zei dat ze het had geschreven op basis van de huidige omstandigheden, maar dat ze geen rekening had gehouden met het totale plaatje en dat ze nog eens zou kijken. Ik had gedaan wat ik wilde, maar het zat me niet lekker. Vooral als ik zuster Li zag, knaagde mijn geweten en voelde ik me erg schuldig. Ik had iets slechts gedaan, iets beschamends, en ik durfde haar niet in de ogen te kijken. Toen ze merkte dat ik wat van slag was, kwam ze naar me toe en vroeg bezorgd: “Is er iets mis?” Toen ze dat zei, voelde ik me nog schuldiger, dus ik stamelde: “J-ja.” Vervolgens haastte ik me naar een andere kamer en knielde ik om tot God te bidden. Ik zei: “O God, ik ben zo onredelijk. Ik werd jaloers op zuster Li toen ik iedereens beoordelingen zag en ondermijnde haar zelfs achter haar rug om. God, ik weet dat u dit soort dingen verafschuwt, maar ik ben in de ban van mijn verdorven gesteldheid. Ik kan het niet helpen. God, verlicht me alstublieft zodat ik mezelf echt leer kennen en niet langer volgens mijn verdorven gesteldheid leef.” Na mijn gebed voelde ik me wat rustiger, en zette ik de computer aan om een aantal passages van Gods woorden te lezen.
God zegt: “Als sommige mensen iemand zien die beter is dan zij, dan onderdrukken ze die persoon, brengen ze een gerucht in omloop of wenden ze een of andere gewetenloze manier aan waardoor anderen niet met respect naar hem kijken en zeggen dat niemand beter is dan een ander. Dit is nu de verdorven gezindheid van arrogantie en zelfingenomenheid alsook valsheid, bedrieglijkheid en sluwheid, en deze mensen deinzen nergens voor terug om hun doel te bereiken. Ze leven zo en toch denken ze nog steeds dat ze geweldig zijn en dat ze goede mensen zijn. Maar hebben ze een godvrezend hart? Ten eerste, als je vanuit het perspectief van de aard van deze dingen spreekt, doen mensen die zo handelen dan niet gewoon waar ze zin in hebben? Houden ze rekening met de belangen van Gods familie? Ze denken alleen aan hun eigen gevoelens en ze willen alleen hun eigen doelen bereiken, ongeacht de schade die dat toebrengt aan het werk van Gods familie. Zulke mensen zijn niet alleen arrogant en zelfingenomen, maar ze zijn ook zelfzuchtig en verachtelijk. Ze houden totaal geen rekening met Gods bedoeling en zulke mensen hebben zonder enige twijfel geen godvrezend hart. Daarom doen ze wat ze willen en gedragen ze zich lichtzinnig, zonder schuldgevoel, zonder angst, zonder vrees of zorg, en zonder over de consequenties na te denken. Ze vrezen God niet, ze denken dat ze zelf het allerbelangrijkst zijn, en ze beschouwen ieder aspect van zichzelf als hoger dan God en hoger dan de waarheid. In hun hart is God het minst noemenswaardig en het onbelangrijkst en God heeft helemaal geen status in hun hart. Hebben zij die in hun hart geen plaats hebben voor God en die God niet vereren, intrede gekregen tot de waarheid? (Nee.) Ze zijn gewoonlijk druk met van alles en nog wat en steken daar enorm veel energie in, maar wat zijn ze eigenlijk aan het doen? Deze mensen beweren zelfs dat zij alles achter zich hebben gelaten om zich volledig in te zetten voor God en dat zij veel geleden hebben. Maar de werkelijke beweegreden, het uitgangspunt en het doel van al hun acties is om er zelf beter van te worden; zij proberen alleen maar al hun eigen belangen te beschermen. Zouden jullie ook niet zeggen dat dit verschrikkelijke mensen zijn? Wat is, volgens jullie, iemand die God niet vereert? Is zo iemand arrogant? Is zo iemand dan Satan? Wat voor dingen vereren God niet? De dieren niet meegerekend, zijn allen die God niet vereren onder andere demonen, Satan, de aartsengel en zij die wedijveren met God” (‘De vijf toestanden die mensen doormaken voor ze op het juiste spoor van geloof in God komen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “De verdorven gezindheid van de mens is het gevolg van het feit dat Satan hem vergiftigt en vertrapt, en de verschrikkelijke schade die Satan heeft aangebracht in zijn denken, moraliteit, inzicht en verstand. Juist omdat deze fundamentele dingen van de mens door Satan zijn verdorven, en volslagen anders zijn dan hoe God ze oorspronkelijk heeft gemaakt, keert de mens zich tegen God en begrijpt hij de waarheid niet” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God).
Ik was zo overstuur en ontsteld door Gods woorden. Had Hij mijn gesteldheid niet exact geopenbaard? Ik werd jaloers en bevooroordeeld toen de leider zuster Li wilde klaarstomen en ik ondermijnde en beoordeelde haar zelfs op verachtelijke manieren. Ik dacht aan alles om te voorkomen dat ze die plicht kreeg zonder daarbij aan de belangen van de kerk te denken. Ik deed alles om mijn zin te krijgen. Ik was arrogant, eigenmachtig en had geen eerbied voor God. God hoopt dat meer mensen Zijn wil in acht nemen en samenwerken aan Zijn werk. Ik wist best Ik wist best dat zuster Li een goed kaliber had en op het najagen van de waarheid focuste, dus met meer trainingsmogelijkheden, zouden haar binnengaan van het leven en vaardigheden beter worden, en dat zou ten goede komen aan het werk van de kerk. Maar ik hield haar tegen om mijn eigen prestige en status te beschermen, en gebruikte zelfs achterbakse middelen om te voorkomen dat ze die plicht zou krijgen. Voor ik het wist, was ik Satans hulpje geworden en verstoorde ik het werk van de kerk. Ik kon mezelf wel slaan. Ik wist dat jaloezie een satanische gezindheid was die haaks op Gods wil staat. Maar ik had nooit gedacht dat ik hierdoor zoiets onmenselijks zou doen, dat ik op kwalijke wijze het werk van de kerk zou verstoren en God zou weerstaan. Ik herinnerde me Gods woorden: “De verdorven gezindheid van de mens is het gevolg van het feit dat Satan hem vergiftigt.” Ik dacht aan hoe ik altijd jaloers was en het niet kon uitstaan als iemand beter was dan ik omdat mijn gedachten en perspectief waren aangetast door Satans vergif, Net als ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’, ‘In heel het universum regeer alleen ik oppermachtig’, en ‘Er kan slechts één alfamannetje zijn’. Door deze giftige levensmotto’s, wilde ik in elke groep haantje de voorste zijn, omdat ik me beter vond dan de rest. En ik kon niemand eerlijk behandelen die ik bekwamer vond dan ikzelf. Ik was jaloers, vooringenomen en zag ze als een doorn in het oog. Ik was jaloers, bevooroordeeld en vijandig jegens de mensen om me heen die de waarheid nastreefden, en ondermijnde ze zelfs achter hun rug om. Het ontbrak me volledig aan menselijkheid. Ik wilde mezelf altijd opbouwen en anderen neerhalen, en de strijd winnen, zonder ooit iets toe te geven. Ik wilde alleen maar opscheppen. Was ik geen levende Satan? Pas toen zag ik dat diezelfde satanische vergiften en regels voor overleving mijn ware natuur waren geworden. Ik baseerde mijn leven erop en werd steeds zelfzuchtiger, arroganter en valser. Als ik bleef weigeren om berouw aan God te tonen, wist ik dat Hij me als iets verachtelijks zou verwijderen. Ik werd erg bang toen ik dit allemaal besefte. Ik bad snel tot God en vertelde Hem dat ik berouw wilde tonen, dat ik de waarheid zou gaan proberen beoefenen en niet langer volgens dat satanisch venijn zou leven.
Een paar dagen later ontving ik een brief van de leider waarin stond dat zuster Li over het algemeen geschikt leek voor het werk bij de andere kerk. Ik voelde iets in me borrelen toen ik het las, maar besefte meteen dat het mijn jaloezie was die me weer manipuleerde. Ik bad meteen tot God en werd bereid om mezelf te verzaken. Ik las nog twee passages van Gods woorden na mijn gebed. God zegt: “Wanneer je er blijk van geeft dat je zelfzuchtig en eerloos bent en je daarvan bewust bent geworden, moet je de waarheid zoeken: wat moet ik doen om in overeenstemming te zijn met Gods wil? Hoe moet ik handelen zodat iedereen er baat bij heeft? Dan moet je om te beginnen je eigen belangen opzijzetten, ze gaandeweg en stukje bij beetje in overeenstemming met je gestalte opgeven. Als je dit een paar maal hebt ervaren, zul je ze compleet terzijde hebben geschoven, en als je dat doet, zul je je steeds standvastiger voelen. Hoe meer je je belangen opzijzet, hoe meer je beseft dat je als menselijk wezen geweten en verstand moet hebben. Je zult voelen dat je zonder zelfzuchtige motieven een open en oprecht persoon bent en dingen geheel en al doet om God tevreden te stellen. Je zult het gevoel krijgen dat zulk gedrag je waardig maakt om een ‘mens’ te worden genoemd en dat je, als je op deze manier op aarde leeft, je open en eerlijk en een authentiek mens bent, een zuiver geweten hebt, en alles waardig bent wat je door God wordt geschonken. Hoe meer je op deze manier leeft, hoe standvastiger en helderder je je zult voelen. Zul je op die manier dan niet het juiste pad hebben betreden?” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “Als je echt in staat bent met Gods wil rekening te houden, dan kun je anderen eerlijk bejegenen. Wanneer je iemand aanbeveelt, en hij of zij ontwikkelt zich tot een talentvol persoon en brengt zo een extra getalenteerd persoon in Gods huis, heb je je werk dan niet goed gedaan? Ben je dan niet trouw geweest bij de uitvoering van je plicht? Het is een goede daad voor God, en het is het soort geweten en reden dat mensen zouden moeten bezitten” (‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden lieten duidelijk een beoefeningspad zien. Ik moest mijn eigen belangen loslaten en aan de belangen van Gods huis denken. Ik moet iedereen die op een bepaald gebied beter dan ik is aanraden zodat talentvolle mensen in Gods huis hun krachten kunnen aanwenden en hun steentje kunnen bijdragen aan de verspreiding van het evangelie van het koninkrijk. Alleen dat soort persoon heeft menselijkheid, en is iemand die Gods wil in acht neemt en de belangen van Gods huis kan verdedigen. Ze krijgen Gods goedkeuring en dat is een goede daad. Diezelfde avond ging ik naar zuster Li en vroeg ik haar of ze wilde vertrekken om haar plicht te vervullen. Ze zei dat ze bereid was dit te doen, maar dat ze zich zorgen maakte dat ze het niet goed zou doen omdat ze pas sinds kort geloofde en haar gestalte klein was. Na het horen van die zorgen, communiceerde ik met haar over Gods wil, en moedigde ik haar aan om naar God te kijken en te focussen op het zoeken van de principes van de waarheid in haar plicht. Een paar dagen later vertrok ze naar haar nieuwe plicht. Ik was erg gelukkig, en voelde dat het kunnen beoefenen van de waarheid en niet voor mijn prestige en status leven de enige manier was om met integriteit en waardigheid te leven. Ik had volledige vrede in mijn hart.
Als ik terugkijk op hoe ik volgens mijn verdorven gezindheid leefde, altijd jaloers en op zoek naar roem en status, een verdorven speelbal van Satan, zie ik hoe pijnlijk die manier van leven was. God zorgde voor allerlei mensen, dingen, gebeurtenissen en omgevingen om me te ontmaskeren, om me te redden. Hij gebruikte ook Zijn woorden om me te ontmaskeren en over me te oordelen, en om me te bewateren en onderhouden totdat ik eindelijk mijn arrogante, zelfzuchtige en verachtelijke Satanische natuur erkende, en de natuur en gevolgen van die jaloezie en het vechten voor roem en status zag. Pas toen kon ik wat waarheid beoefenen en weer wat geweten en rede krijgen.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.