301 Moge u altijd in mijn hart blijven
Vers 1
U blijft bij mij in de lente en herfst,
loopt met mij door warmte en kou.
Kijken naar uw eenzaam gelaat,
welt veel pijn op in mijn hart.
Vers 2
Ik kende nooit uw eenzaamheid
en heb uw pijn nooit verzacht.
Op uw oprechte vermaningen
reageer ik vaak koppig.
Voor-refrein
Ik bezorg u steeds pijn, stel u steeds teleur.
Ik ben onwetend, tot uw kastijding volgt.
Ik blijf dicht aan uw zij, kan uw last niet verlichten.
Hoe kan iemand zonder besef uw lijden kennen?
Refrein
Met ware liefde en echt gevoel, is uw hart het meest oprecht.
Wie kan mooier zijn dan u, wie kan meer vereerd zijn!
Altijd in uw gezelschap, van u scheid ik nooit.
Moge u in mijn hart blijven, met vreugde op uw gezicht.
Vers 3
Voor mijn wensen, voor het vlees,
vergat ik moraal en waarheid.
Als ik overweldigd word door spijt,
heb ik uw hart al gebroken.
Vers 4
Niemand begrijpt uw verdriet.
Verdorven, kreun ik in ellende.
Met hebzucht vraag ik u om dingen.
Wie weet uw zorgen te delen?
Voor-refrein
Ik bezorg u steeds pijn, stel u steeds teleur.
Ik ben onwetend, tot uw kastijding volgt.
Ik blijf dicht aan uw zij, kan uw last niet verlichten.
Hoe kan iemand zonder besef uw lijden kennen?
Refrein
Met ware liefde en echt gevoel, is uw hart het meest oprecht.
Wie kan mooier zijn dan u, wie kan meer vereerd zijn!
Altijd in uw gezelschap, van u scheid ik nooit.
Moge u in mijn hart blijven, met vreugde op uw gezicht.