290 Gods plan is nooit veranderd
1 Ik heb geen enkele wijziging in mijn plan aangebracht sinds het begin ervan. Het is alleen wel zo dat – voor zover het de mens betreft – degenen tot wie ik mijn woorden richt in aantal af schijnen te nemen, evenals degenen die mijn ware goedkeuring hebben. Ik houd echter vol dat mijn plan nooit veranderd is. Integendeel, het zijn juist het geloof en de liefde van de mens die telkens veranderen, telkens afnemen, in die mate dat het voor ieder mens mogelijk is om eerst nog voor mij te kruipen dan koud te worden ten aanzien van mij of mij zelfs te verstoten.
2 Mijn houding ten aanzien van jullie zal noch heet noch koud zijn, totdat ik walging en weerzin voel en tenslotte straf zal uitdelen. Op de dag van jullie straf zal ik jullie echter nog steeds zien, maar jullie zullen mij niet meer kunnen zien. Aangezien het leven in jullie midden in mijn ogen al omslachtig en saai is geworden, heb ik – overbodig te zeggen – een andere omgeving gekozen om in te leven om beter de pijn van jullie kwaadaardige woorden te vermijden en uit de buurt te blijven van jullie ondraaglijk kwalijke gedrag, zodat jullie mij niet langer voor de gek kunnen houden of mij op een ongeïnteresseerde manier kunnen behandelen. Voordat ik jullie verlaat, moet ik jullie wel blijven vermanen om af te zien van het doen van wat niet in overeenstemming is met de waarheid. Jullie moeten juist doen wat aangenaam is voor iedereen, wat alle mensen ten goede komt en wat je eigen bestemming ten goede komt. Anders zal degene die lijdt te midden van onheil niemand anders zijn dan jijzelf.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bereid voldoende goede daden voor voor je bestemming