291 Wie is er in staat God te kennen wanneer Hij komt?
Intro
In Gods ogen is de mens de heerser over alle dingen.
God heeft hen veel gezag gegeven,
en toegestaan om alle dingen op aarde te beheren,
het gras op bergen, dieren in het bos, vissen in de zee.
Vers 1
Maar in plaats van hier gelukkig over te zijn,
wordt de mens geteisterd door grote angsten.
Hun hele leven is gevuld met ellende en haast.
Niets is nieuw, en plezier wordt toegevoegd aan de leegte.
Vers 2
Niemand kon zichzelf hieraan onttrekken,
kon zich onttrekken aan dit holle leven.
Niemand heeft een betekenisvol leven ontdekt,
niemand heeft ooit een echt leven ervaren.
Refrein
Mensen van alle religies, samenlevingen
en alle landen kennen de leegte op aarde.
Ze zoeken allen naar God en wachten op Zijn terugkeer.
Maar wie is er in staat om Hem te kennen wanneer Hij komt?
Brug
Nu leeft de mens onder Gods licht, maar kent het hemelse leven niet.
Als God niet genadig is en de mens niet redt,
dan heeft de mens voor niets bestaan, met betekenisloze levens op aarde.
Met niets om trots op te zijn, zal de mens zomaar sterven.
Refrein
Mensen van alle religies, samenlevingen
en alle landen kennen de leegte op aarde.
Ze zoeken allen naar God en wachten op Zijn terugkeer.
Maar wie is er in staat om Hem te kennen wanneer Hij komt?
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 25