476 Wat de jeugd moet nastreven
Vers 1
Wat de jeugd niet hebben moet,
is vooroordeel en bedrog.
De jeugd moet niet handelen
op een wijze die gruwelijk en vernietigend is.
Ze moeten ambities hebben,
en streven om vooruit te gaan,
niet wanhopig zijn over hun kansen,
geloven in ’t leven, de toekomst.
De jeugd moet vastberaden zijn en zoeken naar
gerechtigheid en waarheid.
En streven naar al wat goed is,
en begrijpen wat bevorderlijk is.
Wees verantwoordelijk voor het leven.
Neem dit niet te lichtvaardig.
Neem dit niet te lichtvaardig.
Vers 2
De jeugd moet volharden in waarheid,
en zo hun leven uitputten voor God.
Ze mogen niet de waarheid ontberen,
noch ruimte geven aan valsheid, onrechtvaardigheid.
Ze moeten voor het juiste staan.
Ze moeten niet slechts meedrijven.
Ze moeten durven op te offeren,
vechten voor gerechtigheid en waarheid.
De jeugd moet vastberaden zijn en zoeken naar
gerechtigheid en waarheid.
En streven naar al wat goed is,
en begrijpen wat bevorderlijk is.
Wees verantwoordelijk voor het leven.
Neem dit niet te lichtvaardig.
Neem dit niet te lichtvaardig.
Vers 3
De jeugd moet niet toegeven
aan de onderdrukking van duistere machten.
Ze moeten de moed hebben
het belang van hun leven te veranderen.
De jeugd moet zich niet neerleggen
bij tegenslagen,
ze moeten open en eerlijk zijn,
medegelovigen vergeven.
De jeugd moet vastberaden zijn en zoeken naar
gerechtigheid en waarheid.
En streven naar al wat goed is,
en begrijpen wat bevorderlijk is.
Wees verantwoordelijk voor het leven.
Neem dit niet te lichtvaardig.
Neem dit niet te lichtvaardig.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Woorden voor jong en oud