Een hedendaagse farizeeër worden
In 1989 begon ik de Heer Jezus te volgen. Door de diensten bij te wonen en de Bijbel te lezen, leerde ik dat de hemel, de aarde en alle dingen door God zijn geschapen, dat de Heer Jezus persoonlijk vlees is geworden en aan het kruis is gestorven om de mensheid uit de greep van Satan te redden en ons zo ongelooflijke genade, vrede en vreugde heeft gebracht. Ik voelde zo’n dankbaarheid jegens de Heer. Daarna begon ik naast mijn baan het evangelie te verspreiden. Naar de kerk gaan en de Heilige Schrift lezen werden zo ongeveer mijn leven. Een aantal jaren verspreidde het evangelie zich heel snel en al snel stichtten we veel nieuwe kerken. Ik werd gekozen voor een leidinggevende functie en was verantwoordelijk voor het werk van twee provincies. Uiteindelijk zegde ik mijn baan op en stak alles wat ik had in het werk van de kerk. Elke dag voelde heel bevredigend.
Maar vanaf 1997 begonnen er allerlei problemen op te duiken, die ik niet kon oplossen. Onze evangelisatie ging niet goed, ziekten genazen niet door gebed en we slaagden er niet in demonen uit te drijven. Het duidelijkst was dat mijn preken ongeïnspireerd en zonder inzicht waren. Ik weet nog dat medewerkers me vroegen waarover ze moesten preken en dan zei ik: “Lees gewoon voor uit de Bijbel als je echt vast komt te zitten.” Ik wist dat dat geen oplossing was, dat de broeders en zusters de Bijbel zelf konden lezen en ons daar dus niet voor nodig hadden. De leden van de kerk kregen geen spirituele voeding en voelden zich zwak. Niet alleen wierven we geen nieuwe leden, maar ook verlieten de bestaande leden de kerk. Sommigen gaven hun geloof helemaal op en sommige medewerkers gingen zelfs terug de wereld in. De medewerkers en ik vastten en baden constant, we riepen de Heer aan en we zochten ook contact met de geestelijken in de provincie Henan. Maar wat we ook deden, we konden de troosteloze toestand van de kerk niet omkeren. Ik werd er bloednerveus van en kon haast niet eten of slapen. Ik vroeg me af of, als het zo doorging, alle kerken die we met zulk hard werk hadden gesticht, gewoon zomaar uiteen konden vallen? Wat had ik dan om aan de Heer te laten zien bij Zijn wederkomst? Was ik hierdoor geen zondaar? Nee, ik besefte dat ik rond moest gaan reizen en andere kerken moest gaan bekijken.
Eerst bezocht ik Ouderling Wu, de meest prestigieuze ouderling in onze regio, maar hij preekte alleen maar over dezelfde dingen als altijd. Op aanraden van Ouderling Wu ging ik vervolgens naar Peking om Ouderling Yuan te ontmoeten. Ook hij was een zeer gewaardeerde ouderling. Ik dacht dat hij zeker iets verlichtends te delen zou hebben dat de kerk nieuw leven in kon blazen. Maar gedurende de drie dagen van communicatie sprak hij alleen maar over zijn eigen leven, hoe hij offers had gebracht voor de Heer en hoe de Communistische Partij hem had onderdrukt. Het was helemaal niet verlichtend. De reis naar Peking was voor niets geweest. Later stelde een zuster me voor aan een paar evangelisten uit Zuid-Korea. Omdat het evangelie China pas later had bereikt, dacht ik dat zij waarschijnlijk iets verheffends te delen hadden zodat er hoop was voor onze kerken. Het was gewoon weer hetzelfde, niets verlichtends. Op dat moment voelde ik me helemaal terneergeslagen. Ik riep naar de Heer: “O Heer, wat moet ik dit doen? Ik heb alles gedaan wat ik bedenken kon en iedereen geraadpleegd. Ik ben echt ten einde raad – ik weet niet wat ik nu moet doen.”
Dat was eind 1998. Een hogere leider uit Henan leidde een dienst voor ons en sprak over een kerk die Bliksem uit het oosten werd genoemd, waarin werd gezegd dat de Heer is wedergekeerd. Ik was zowel stomverbaasd als opgewonden toen ik dat hoorde. Ik hoopte al jaren op de wederkomst van de Heer en nu was de dag eindelijk aangebroken! Maar net toen ik enthousiast raakte, hoorde ik hem zeggen: “Bliksem uit het oosten zegt dat de Heer is wedergekomen, dat Hij nieuw werk doet en nieuwe woorden spreekt. Ze lezen de Bijbel zelfs niet eens meer en zeggen dat de Heer als vrouw is wedergekeerd.” Op het moment dat die woorden zijn mond verlieten, ontstond er een verhitte discussie. Iemand zei: “Wat? De Heer is wedergekomen? Hoe konden wij dat niet weten? Hoe zou Hij als vrouw terug kunnen keren? De Heer Jezus was een man, dus moet Hij als man terugkomen!” En iemand zei: “In de Bijbel staat er niets over dat de Heer bij Zijn wederkomst nieuwe woorden spreekt en nieuw werk doet. Wat Bliksem uit het oosten zegt, kan gewoon niet.” Ik dacht dat er nergens in de Bijbel iets stond over dat de Heer zou wederkeren nieuw werk zou doen en in vrouwelijke vorm zou incarneren. Zonder Bijbelse grondslag kon het dus niet het werk van God zijn. Als gelovigen dienen we de Bijbel te volgen. Iedereen die daarvan afwijkt, is geen christen. Ook luidt het gebed van de Heer: “Onze Vader in de hemel” (Matteüs 6:9). ‘Vader’ verwijst toch naar een man? Hoe kan God dan als vrouw incarneren? Ik zat hier net over na te denken toen ik die hogere leider hoorde schreeuwen: “Geloof absoluut niet in Bliksem uit het oosten! Wat ze zeggen komt niet overeen met de Bijbel. We moeten voortdurend op blijven letten om niet op een dwaalspoor te worden gebracht. Vanaf nu moeten jullie op je hoede zijn en de ‘Drie Nee’s’ in acht nemen: Nee, niet luisteren; nee, niet lezen en nee, niet thuis ontvangen. Jullie mogen ze absoluut onze schapen niet laten stelen.” Na de bijeenkomst praatte ik nog wat met die leider. Hij vertelde dat veel mensen die al lang geloofden en medewerkers die goede zoekers waren Bliksem uit het oosten al hadden aanvaard. Ik was een beetje in de war, dus vroeg ik hem waarom mensen die de Heilige Schrift vrij goed kenden en vurig geloofden over zouden stappen naar Bliksem uit het oosten. Wat onderwezen zij? Hij kon me geen duidelijk antwoord geven. Hij zei alleen dat het niet met de Bijbel overeenkwam, dat geloof in de Heer geloof in de Bijbel is, en dat we niets kunnen geloven zonder een Bijbelse grondslag. En hij benadrukte echt: “Jij bent kerkleider, dus het leven van de broeders en zusters is in jouw handen. Je mag nu absoluut niet in de war raken, maar je moet je aan de Bijbel houden. De Heer heeft jou Zijn schapen toevertrouwd en je moet ze beschermen. Je kunt het niet tegenover de Heer rechtvaardigen als je ze ook maar een enkel schaap laat stelen.”
Toen hij weg was deelde ik alles wat hij had gezegd met de andere broeders en zusters. Ik zei dat ze geen vreemdelingen mochten ontvangen of familie meebrengen naar de kerk zonder toestemming. Iedere bijzondere omstandigheid vereiste mijn toestemming vooraf. Er waren absoluut geen uitzonderingen en iedereen die zich daar niet aan hield zou uitgestoten worden. Ook zei ik tegen hen dat het voor hun eigen bestwil was, omdat ze niet volgroeid waren in hun geloof waren en geen onderscheidingsvermogen hadden en dus gemakkelijk bedrogen konden worden. Om de mensen af te schrikken van Bliksem uit het oosten verzon ik daarna wat geruchten, zoals die leider me had opgedragen. Ik schrok echt nergens voor terug in mijn poging de broeders en zusters van hun onderzoek naar Gods werk van de laatste dagen te weerhouden. Maar tot mijn verbazing waren er toch heel wat overlopers naar Bliksem uit het oosten. Ik werd nog waakzamer en als een vreemdeling ook maar iets over het geloof zei, verdacht ik hem ervan bij Bliksem uit het oosten te horen. In die tijd werd ik nogal overgevoelig, bezorgd dat iedereen wel een prediker van Bliksem uit het oosten kon zijn.
Ik herinnerde me dat een medewerker op een keer een prediker van Bliksem uit het oosten tegenkwam op een bijeenkomst. Ze luisterde een hele dag naar haar en wat ze hoorde beviel haar echt, maar toen herinnerde ze zich plotseling wat ik had gezegd over dat iedereen die met Bliksem uit het oosten in aanraking kwam, verschopt zou worden. Ze was te bang om te blijven luisteren en haastte zich dus terug om het bij mij te melden. Ze vertelde dat ze de hele dag had geluisterd en het erg goed had gevonden, maar dat ze het niet durfde te accepteren, omdat ze bang was dat ik haar zou verschoppen. Toen ik dat hoorde, keek ik haar boos aan en gaf haar een flinke uitbrander: “Ik heb je keer op keer gezegd dat je geen contact met hen mocht hebben. Hoe kon je dat nu doen? Wij weten dat de Heer Jezus een man was, maar zij zeggen dat de Heer als vrouw is wedergekeerd. Het is duidelijk dat dat niet waar kan zijn! En jij hebt eindeloos zitten luisteren – was je niet bang dat ik je zou verstoten?” Ze legde haar gedrag zo snel mogelijk uit, maar ik trapte er niet in. Ik zei tegen haar dat ze niet meer naar die bijeenkomsten mocht gaan, maar dat ik zelf zou gaan. Later ontmoette ik uiteindelijk mensen van Bliksem uit het oosten op die plek waar ze bijeenkwamen. Ze deelden getuigenis van Gods werk in de laatste dagen. Ik dacht dat we erover konden discussiëren, maar toen herinnerde ik me dat de geestelijken in Henan hadden gezegd dat iemand die van Bliksem uit het oosten komt, geen goed mens kon zijn. Dus stond ik op om weg te gaan. De gastvrouw vroeg me te blijven en tot het einde naar hen te luisteren, maar ik was zo van streek dat ik haar ook flink de waarheid zei. Ik keerde terug en zei tegen andere medewerkers dat sommigen op die plaats van bijeenkomst Bliksem uit het oosten definitief hadden aangenomen en dat we hen dus moesten verstoten. Ook vertelde ik mijn medewerkers dat als we ze niet uit de kerk zouden verstoten en ze andere broeders en zusters bekeerden, onze zonde nog groter zou zijn en we dat nooit tegenover de Heer zouden kunnen rechtvaardigen.
Toen, op een dag, eind maart 1999, kwam een vriend van mij, ook een gelovige, bij mij thuis langs en zei dat het heel goed ging met hun kerk. Ik wist niet wat ik moest denken. Met onze kerk ging het zo slecht, er kwam bijna niemand meer, maar met hen ging het heel goed. Waren zij ook bij Bliksem uit het oosten? Ik wilde het allemaal uitzoeken en belde zuster Xing, een leidster in hun kerk. Zuster Xing zei dat ze de Bijbel niet meer lazen, alleen de boekrol die in Openbaring wordt genoemd. De moed zakte me in de schoenen toen ik haar dat hoorde zeggen. Ik besefte dat zij ook in Bliksem uit het oosten geloofde. Ze was een goed mens, had een grote kennis van de Bijbel en een goede naam bij gelovigen. Als zij was overgestapt naar Bliksem uit het oosten, zouden anderen haar zeker ook volgen. Ik kon niet gewoon toekijken hoe anderen haar in dat geloof volgden. Meteen de volgende dag stapte ik op de trein de stad uit. Toen ik daar aankwam, besefte ik dat samen met haar nog meer dan twintig broeders en zusters Bliksem uit het oosten hadden aanvaard. Ik drong er bij haar op aan om terug te keren, maar wat ik ook zei, ze was vastbesloten om het vol te houden. Toen ik terug in de stad was, bracht ik alle kerken ervan op de hoogte dat zuster Xing en de anderen Bliksem uit het oosten hadden aanvaard. Maar toen sommige broeders en zusters zagen dat zo’n vurig zoeker met sterke denkbeelden zich bij hen had aangesloten, werden ze niet zo afgeschrikt door Bliksem uit het oosten en begonnen te denken dat het waarschijnlijk de ware weg was. Sommigen begonnen zelfs in het geheim leden van Bliksem uit het oosten te ontvangen. Ik hoorde ook over een kerk in Shandong, waarvan meer dan 100 leden zich hadden aangesloten, waaronder een paar medewerkers waarvan ik wist dat ze erg vroom waren.
Ik zag het gedijen en het groeide maar door. Ik kon gewoon niet begrijpen waarom zoveel mensen het aanvaardden, onder andere zoveel medewerkers die de Bijbel goed kenden en toegewijde zoekers waren. Omdat ik ze het niet liet onderzoeken, vroegen sommige broeders en zusters en andere medewerkers waarom er zich steeds meer mensen aansloten en ze niet terug te halen waren. Ik was met stomheid geslagen door hun vragen. Dus wat predikte Bliksem uit het oosten nu allemaal en wat maakte het zo aantrekkelijk? Zou het waar kunnen zijn dat de Heer was wedergekeerd? Maar dan bedacht ik dat de Heer onmogelijk als vrouw kon wederkeren en dat het niet deugde om gelovig te zijn maar de Bijbel niet te lezen! Dat hun kerk zo bloeide was waarschijnlijk maar tijdelijk, het kon niet blijven duren. Dus was ik niet bereid het te onderzoeken of andere leden van de kerk het te laten aanvaarden. Daarna begon ik de kerk scherper in de gaten te houden, vastbesloten om de broeders en zusters bij Bliksem uit het oosten weg te houden.
Maar in juli van dat jaar begon ik plotseling, uit het niets, over mijn hele lichaam op te zwellen. Toen het erg werd, kon ik niet eens weer opstaan als ik hurkte. De leden van de kerk vastten en baden voor mij, maar het ging niet beter. Een dokter zei dat ik een tumor zo groot als een ei had op mijn baarmoeder. Ik schrok toen ik dat hoorde en vechtend tegen mijn tranen ging ik gewoon naar huis. Ik begon wat over mezelf na te denken. Ik vroeg me af of het de straf van God was dat ik zo ernstig ziek was. Ik dacht ook aan dit vers: “Houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen” (Hebreeën 13:2). Maar al die tijd had ik de kerk hermetisch op slot gehouden en geweigerd de mensen van Bliksem uit het oosten te ontvangen. Wat ze ook zeiden over de wederkomst van de Heer, ik weigerde ze uit te laten praten of in contact met ze te komen, of de leden van de kerk te laten onderzoeken wat ze zeiden. Door me zo te gedragen, ging ik duidelijk in tegen de Bijbel. Eigenlijk had ik geen idee wat Bliksem uit het oosten predikte, maar had mezelf gewoon beschermd tegen iedereen die daarbij was. Misschien was ik er heel roekeloos over. Ik was zo ziek dat ik de wil en de energie niet had om te blijven vechten tegen Bliksem uit het oosten. Een tijd lang voelde ik me eenzaam en hulpeloos, en steeds verder van God. Ik huilde en bad tot de Heer: “Heer, ik ben zo zwak nu. Laat U mij echt in de steek? Heer, hoe kan ik terug naar hoe het was, toen U aan mijn zijde was? Heer, waar bent U? Toon Uzelf aan mij en red mij!”
Ik voelde me elke dag vreselijk ellendig, maar ik kon zien dat de leden van Bliksem uit het oosten vol geloof waren en werkelijk spiritueel opgewekt. En ik herinner me dat de moeder van een collega zo depressief en zwak was geweest dat ze haar geloof niet wilde behouden. Maar nadat ze Bliksem uit het oosten had aanvaard was het alsof ze uit de dood was herrezen, zo energiek leek ze. Elke dag stond ze om 5 uur op, ging om 7 uur van huis om het evangelie te verspreiden en kwam pas ’s avonds thuis. Zo sterk was haar geloof. Ze leek wel een ander mens. Maar van de leden van onze kerk waren sommigen ziek of stortten in. Ik voelde me levenloos en afgestompt, zonder enige vorm van vitaliteit.
Ik begreep niet hoe dat kwam. Onze geestelijken zeiden dat Bliksem uit het oosten niet deugde, dat het van een persoon afkomstig was, niet van God, en dat het niet zou blijven duren. Maar in feite floreerden ze alleen maar steeds meer. Het deed me denken aan de Bijbelverzen: “Want als het mensenwerk is wat ze nastreven, zal het op niets uitlopen, maar als het Gods werk is, zult u niets tegen hen kunnen uitrichten, of het zou wel eens kunnen blijken dat u tegen God strijdt” (Handelingen 5:38-39). Als de Heilige Geest niet in het werk aanwezig was, hoe konden ze dan met alleen menselijk inspanning zoveel geloof opbouwen en zo goed gedijen? Zou het echt van God afkomstig kunnen zijn? Als dat zo was, bestreed ik God door Bliksem uit het oosten te bestrijden.
Sommige medewerkers vroegen me zelfs iemand te zoeken die een spiritueel helende preek voor ons zou kunnen houden. Ik voelde me ongelooflijk ongemakkelijk toen ik dit hoorde. Ik was al jaren gelovig en beschouwde mezelf als een toegewijde zoeker. Ik had nooit gedacht dat ik uiteindelijk de anderen op een doodlopend pad zou voorgaan. Hoe kon ik dat aan de Heer verantwoorden? Soms wilde ik echt met mensen van Bliksem uit het oosten gaan praten om uit te vinden was ze eigenlijk predikten en waarom de leden van hun kerk zo energiek waren.
Op een dag in augustus bracht zuster Su een paar broeders mee om bij mij thuis te logeren en ik verwelkomde ze enthousiast. In een gesprek vroeg broeder Wang me waarom ik dacht dat mensen in God geloofden. Ik zei tegen hem: “Om in de hemel te komen, om het eeuwige leven te verkrijgen.” Toen vroeg hij: “Als ze niet in de hemel zouden kunnen komen, denk je dat ze dan nog steeds zouden moeten geloven?” “Wie zou er dan nog geloven?” liet ik me ontglippen. Hij glimlachte en antwoordde: “Het is vanzelfsprekend dat wij als schepsels de Schepper aanbidden. In God geloven en Hem liefhebben is wat wij horen te doen, niet met het doel om in de hemel te komen.” Met slechts een paar kleine zinnetjes sprak hij recht tot mijn hart en ik knikte opgewonden en instemmend. In al die jaren dat ik geloofde, had ik nog nooit zoiets gehoord. Niet van kerkleiders, medewerkers van andere denominaties en zelfs niet van buitenlandse predikers. Ze hadden het allemaal over bezig zijn met streven, zodat we gezegend zouden worden en in de hemel komen, maar niemand had zoiets verhevens over het geloof gepredikt, zo’n zuiver inzicht. Plotseling dacht ik een sprankje hoop te zien. Meteen vroeg ik hen hoe de troosteloosheid in de kerk opgelost kon worden.
Broeder Wang vertelde me eerst waarom tegen het einde van het Tijdperk van de Wet de tempel zo deprimerend was geworden. Hij vertelde dat deze eerder in het Tijdperk van de Wet vol was geweest van de glorie van Jehova en dat niemand daar eigenzinnig had durven handelen. Maar tegen het einde van het Tijdperk van de Wet werd het een plek om geld te wisselen en vee te verkopen. Lange tijd was de tempel verstoken geweest van Gods glorie, en werd een dievenhol geworden, een woestenij. Hij zei dat we uit de woorden waarmee de Heer Jezus de farizeeërs terecht wees, konden opmaken dat de voornaamste priesters, schriftgeleerden en farizeeërs die in de tempel dienden de mensen alleen voorgingen in de uitvoering van riten en het volgen van regels, maar dat ze Gods woorden niet in praktijk brachten. Ze waren van de weg van God afgedwaald. Daarom werkte de Heer Jezus niet in de tempel toen Hij kwam, maar deed nieuw werk buiten de tempel. Iedereen die de tempel verliet en het nieuwe werk van de Heer volgde kon voeding in het leven krijgen en het werk van de Heilige Geest. De genade van de Heer volgde hen. Maar wie zich aan de wet vastklampte en het nieuwe werk van de Heer niet wilde aanvaarden, verviel in duisternis en raakte steeds meer verdorven. Precies zoals in de Bijbel staat: “‘Zie, de dagen komen,’ zegt de Heer Jehova, ‘dat ik voor een honger in het land zal zorgen. Geen honger naar brood en geen dorst naar water, maar om de woorden van Jehova te horen’” (Amos 8:11). Toen zei hij verder nog dat de hedendaagse religieuze wereld net is als de tempel laat in het Tijdperk van de Wet: troosteloos, donker en steeds onhandelbaarder. Gelovigen zijn afvallig en liefdeloos omdat de geestelijken die hen leiden de woorden van de Heer niet in praktijk brengen. Daar komt bij dat Gods werk een stap vooruit heeft gezet en het werk van de Heilige Geest is verschoven. We moeten op zoek naar Gods nieuwe werk om een uitweg te vinden! Door de communicatie van broeder Wang, begreep ik dat de kerk niet zo deprimerend was omdat de Heer ons had verlaten, maar omdat Hij nieuw werk deed dat wij niet volgden. We hoefden alleen maar Zijn nieuwe werk te zoeken en in Gods voetstappen te treden om de aanwezigheid van de Heer en het werk van de Heilige Geest te verkrijgen. Toen hij zag dat ik het begon te begrijpen, las hij me een paar passages uit Gods woorden voor. Almachtige God zegt: “God zal dit feit tot stand brengen: Hij zal ervoor zorgen dat alle mensen in het hele universum voor Hem komen te staan en de God op aarde zullen vereren. Zijn werk in andere plaatsen zal ophouden en mensen zullen gedwongen worden om de ware weg te zoeken. Het zal zijn zoals bij Jozef: iedereen kwam bij hem om voedsel en boog zich voor hem neer, want hij had eten. Mensen zullen gedwongen worden de ware weg te zoeken om hongersnood te vermijden. De hele religieuze gemeenschap zal ernstige honger lijden en alleen de God van het heden is de bron van levend water, in het bezit van de eeuwig stromende bron tot vreugde van de mens, en mensen zullen komen en zich op Hem verlaten” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het Duizendjarig Koninkrijk is gekomen). “Niemand heeft het geloof dat zij mijn glorie zullen zien, en ik dwing hen niet, maar verwijder eerder mijn glorie uit het midden van de mensheid en breng deze naar een andere wereld. Wanneer mensen opnieuw berouw hebben, dan zal ik mijn glorie nemen en het laten zien aan nog meer mensen die vertrouwen hebben. Dit is het principe waarmee ik werk. Want er is een tijd dat mijn glorie Kanaän verlaat, en er is ook een tijd waarin mijn glorie de uitverkorenen verlaat. Verder is er een tijd dat mijn glorie de hele aarde verlaat, waardoor deze schemerig wordt en in duisternis vervalt. Zelfs het land Kanaän zal het zonlicht niet zien; alle mensen zullen hun geloof verliezen, maar niemand kan het verdragen om de geur van het land Kanaän te verlaten. Pas wanneer ik de nieuwe hemel en aarde binnenga, neem ik het andere deel van mijn glorie en openbaar dit als eerste in het land Kanaän, waardoor er een sprankje licht op de hele aarde schijnt die verzonken is in de pikdonkere duisternis van de nacht, zodat de gehele aarde in het licht kan komen, zodat alle mensen van de hele aarde kunnen komen om kracht te putten uit de kracht van het licht, waardoor mijn glorie kan toenemen en voor elke natie opnieuw verschijnt, zodat de hele mensheid kan beseffen dat ik lang geleden naar de menselijke wereld ben gekomen en lang geleden mijn glorie van Israël naar het oosten heb gebracht; want mijn glorie straalt vanuit het oosten en werd overgebracht van het Tijdperk van Genade tot op de dag van vandaag. Maar het was vanuit Israël dat ik vertrok en dat ik in het oosten aankwam. Pas wanneer het licht van het oosten geleidelijk wit wordt, zal de duisternis over de aarde licht worden, en pas dan zal de mens ontdekken dat ik al lang geleden uit Israël ben weggegaan en opnieuw in het oosten opsta. Nadat ik eenmaal in Israël ben afgedaald en er later uit ben vertrokken, kan ik niet opnieuw in Israël geboren worden, omdat mijn werk het hele universum leidt, en bovendien, de bliksem rechtuit van oost naar west flitst. Daarom ben ik in het oosten afgedaald en heb Kanaän naar de mensen in het oosten gebracht. Ik zal mensen van over de hele aarde naar het land Kanaän brengen, en dus blijf ik doorgaan met uitspraken in het land Kanaän om het hele universum te beheersen. Op dit moment is er geen licht op de hele aarde behalve in Kanaän, en alle mensen zijn in gevaar door honger en kou. Ik gaf mijn glorie aan Israël en nam het toen weg, en daarmee bracht ik de Israëlieten naar het oosten en ook de hele mensheid naar het oosten. Ik heb ze allemaal naar het licht gebracht, zodat ze ermee kunnen worden herenigd en er mee verbonden zijn, en er niet langer naar hoeven te zoeken. Ik zal iedereen die zoekt het licht opnieuw laten zien en de glorie laten zien die ik in Israël had; ik zal hen laten zien dat ik lang geleden op een witte wolk te midden van de mensheid ben afgedaald, laat hen de ontelbare witte wolken zien en vruchten in hun overvloedige trossen, en bovendien, laat ik hen Jehova de God van Israël zien. Ik zal hen de Meester van de Joden laten zien, de verlangde Messias en de volledige verschijning van mij, die allen door koningen door de eeuwen heen vervolgd zijn. Ik zal aan het hele universum werken en ik zal groot werk verrichten en in de laatste dagen al mijn glorie en al mijn daden onthullen aan de mens. Ik zal mijn glorieuze gelaat in al zijn volheid tonen aan hen die vele jaren op mij hebben gewacht, aan hen die verlangd hebben dat ik op een witte wolk kom, en aan Israël dat verlangd heeft om mij opnieuw te zien verschijnen, en aan de hele mensheid die mij vervolgt, zodat allen zullen weten dat ik lang geleden mijn glorie heb weggenomen en naar het oosten heb gebracht, en deze niet langer in Judea is. Want de laatste dagen zijn al gekomen!” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De zeven donderslagen – een profetie dat het evangelie van het Koninkrijk door heel het universum zal worden verspreid). Ik was heel verbaasd om dit te horen. Het dwong zoveel gezag af. Ik wist dat dit niet van een mens kon komen. Toen vervolgde hij zijn communicatie en zei dat de Heer was wedergekeerd en nieuw werk doet, Zijn glorie van Israël naar het oosten brengt. Dat wil zeggen dat het werk van de Heilige Geest verder gaat en alleen zij die bijblijven met Gods nieuwe werk en zijn huidige woorden accepteren, het werk van de Heilige Geest – de nimmer aflatende bron van voeding voor het leven – kunnen verkrijgen.
Toen broeder Wang zei dat de Heer was wedergekeerd bedacht ik dat in heel de religieuze wereld alleen Bliksem uit het oosten hiervan getuigde, dus moesten zij wel bij hen zijn. Ik voelde wel een soort strijd. Ik herinnerde me dat de geestelijken hadden gezegd dat de leden van Bliksem uit het oosten niet deugden. Maar voor zover ik kon zien waren die twee broeders echt waardig en oprecht en was hun houding warm. Ook was hun boodschap echt nieuw en praktisch – de Heilige Geest was duidelijk aanwezig in hun werk. Ze helderden ook de reden op waarom de kerk zo troosteloos was, iets wat me al jaren in de war bracht. Ik was helemaal overtuigd. Ik dacht dat het te danken was aan de welwillendheid van de Heer dat ik hen die dag ontmoette. Ik dacht dat ik ze net zo goed kon laten uitspreken en vragen kon stellen om erachter te komen waarom de leden van Bliksem uit het oosten zo vol van geloof waren en niet terugkeerden nadat ze het hadden aanvaard. Dus vroeg ik ze gewoon rechtstreeks: “Ik weet dat jullie bij Bliksem uit het oosten zijn. Is er een Bijbelse grondslag voor deze bewering dat de Heer is wedergekeerd en nieuw werk doet? Gods werk en woorden staan allemaal in de Bijbel en we moeten de Bijbel volgen in ons geloof. Wat jullie zeggen staat niet in de Bijbel, dus kan ik het niet accepteren.” Broeder Wang glimlachte en zei: “Je zegt dat ons geloof de Bijbel moet volgen. Zeg je dan dus dat de Heer geen werk kan doen zonder een Bijbelse grondslag?” Heel zelfverzekerd zei ik: “Ja, dat klopt.” Toen vroeg hij me: “Wat denk je, wat was er eerder: God of de Bijbel?” Dit overviel me. Ik was al jaren gelovig, maar daar had ik nooit over nagedacht. Ik dacht er wat over na en zei dat God er natuurlijk eerder was. Broeder Wang zei: “Ja. De Bijbel is een historisch verslag van het werk van God. Het is een getuigenis van Zijn werk in het Tijdperk van de Wet en het Tijdperk van Genade. Het Oude Testament doet verslag van het werk van God in Israël, en in het Nieuwe Testament is het werk van de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade vastgelegd. Het werk van God was er dus eerst en de Heilige Schrift later. Gods werk was niet gebaseerd op de Bijbel maar op Zijn managementplan.”
Toen las hij een passage voor uit de woorden van Almachtige God. “In de tijd van Jezus leidde Hij de Joden en allen die Hem volgden in overeenstemming met het werk dat de Heilige Geest in die tijd in Hem verrichtte. Hij baseerde Zijn handelingen niet op de Bijbel, maar sprak in overeenstemming met Zijn werk. Hij schonk geen aandacht aan wat de Bijbel zei en zocht niet in de Bijbel naar een pad om Zijn volgers langs te leiden. Meteen vanaf het moment dat Hij begon te werken, verspreidde Hij de weg van berouw – een woord waarvan absoluut nog geen sprake was geweest in de profetieën van het Oude Testament. Hij handelde niet alleen niet volgens de Bijbel, maar leidde ook een nieuw pad en deed nieuw werk. Nooit verwees Hij in Zijn predikingen naar de Bijbel. Tijdens het Tijdperk van de Wet was er nooit iemand in staat geweest Zijn wonderen te verrichten, zoals het genezen van zieken en het uitdrijven van demonen. Dat gold ook voor Zijn werk, Zijn leer, en het gezag en de kracht van Zijn woorden onder alle mensen in het Tijdperk van de Wet. Jezus deed gewoon Zijn nieuwere werk, en al veroordeelden velen Hem met de Bijbel in de hand, en gebruikten ze zelfs het Oude Testament om Hem te kruisigen, toch oversteeg Zijn werk het Oude Testament. Waarom nagelden de mensen Hem anders aan het kruis? Was dat niet omdat er niets in het Oude Testament stond over Zijn leer, Zijn gave om de zieken te genezen en de demonen uit te drijven? Zijn werk werd verricht om op een nieuw pad voor te gaan, niet om opzettelijk het gevecht tegen de Bijbel aan te gaan of om zich opzettelijk van het Oude Testament te ontdoen. Hij was gewoon gekomen om Zijn bediening uit te voeren, om het nieuwe werk te brengen onder hen die naar Hem verlangden en op zoek waren. Hij was niet gekomen om het Oude Testament uit te leggen of het werk te bevestigen. Zijn werk was niet om de ontwikkelingen van het Tijdperk van de Wet te laten doorgaan, want Zijn werk schonk er geen aandacht aan of het op de Bijbel was gebaseerd. Jezus is gewoon gekomen om het werk te doen dat Hij moest doen. En zo verklaarde Hij geen profetieën van het Oude Testament en werkte Hij ook niet volgens de woorden van het Tijdperk van de Wet in het Oude Testament. Hij negeerde wat er in het Oude Testament stond, Hij gaf er niets om of het met Zijn werk overeenkwam of niet, en gaf er ook niets om wat anderen van Zijn werk wisten of hoe zij het veroordeelden. Hij ging gewoon door met het werk dat Hij moest doen, ook al gebruikten veel mensen de voorspelling van de profeten uit het Oude Testament om Hem te veroordelen. Het leek bij de mensen alsof Zijn werk nergens op gestoeld was, en veel van het werk was in conflict met wat er in het Oude Testament stond. Zat de mens er hier niet naast? Moet doctrine op het werk van God worden toegepast? En moet Gods werk overeenkomen met de voorspelling van de profeten? Want wat is uiteindelijk groter: God of de Bijbel? Waarom moet God volgens de Bijbel werken? Kan het zijn dat God het recht niet heeft de Bijbel te overtreffen? Kan God niet afwijken van de Bijbel en ander werk doen? Waarom hielden Jezus en Zijn discipelen zich niet aan de Sabbat? Als Hij moest praktiseren met het oog op de Sabbat en volgens de geboden uit het Oude Testament, waarom hield Jezus Zich dan niet aan de Sabbat nadat Hij gekomen was, maar waste Hij voeten, bedekte hoofd, brak brood en dronk wijn? Ontbreekt dit niet allemaal aan de geboden van het Oude Testament? Als Jezus het Oude Testament eerde, waarom brak Hij dan met die doctrines? Je dient te weten wat eerst kwam, God of de Bijbel! Hij was de Heer van de Sabbat, kon Hij dan niet ook de Heer van de Bijbel zijn?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Over de Bijbel (1)). Nadat hij deze passage had voorgelezen, communiceerde broeder Wang: “Toen de Heer Jezus kwam om te werken, ging Hij verder dan de wet van het Oude Testament om het werk van het Tijdperk van Genade te doen. Hij bracht nieuwe eisen en praktijken voor de mensheid, zoals sabbat niet houden en mensen zeventig maal zeven keer vergeven. De mensen vonden dit niet overeenkomen met de wet van het Oude Testament, maar volledig buiten hun Heilige Schrift om. Dit toont aan dat het werk van God niet door de Heilige Schrift kan worden tegengehouden. Toen de discipelen van de Heer Jezus zagen hoe krachtig en gezaghebbend Zijn werk en woorden waren, dat geen mens zoiets zou kunnen bereiken en het dus wel van God moest komen, volgden zij de Heer. Ze lieten zich niet weerhouden door de letterlijke Heilige Schrift, maar zochten het werk van de Heilige Geest en volgden in de voetstappen van God. Dus kunnen we in ons geloof ons oordeel over Gods werk niet baseren op de Heilige Schrift, maar moeten we God kennen door Zijn woorden en Zijn werk.”
Toen ik zijn communicatie hoorde, kon ik inzien dat de Bijbel slechts een historisch verslag is van het werk van God en niet een grondslag ervan. Ik was al die jaren al prediker, waarom had ik de relatie tussen God en de Bijbel dan niet begrepen? Ik was ook overal geweest om naar preken te luisteren en ik had nog nooit iemand zoiets horen zeggen. Ik dacht altijd dat het werk en de woorden van God in de Bijbel stonden en dat je niet geloofde als je daarvan afweek. Dat was wel heel dom van mij. Toen las broeder Shi nog een paar passages voor van de woorden van Almachtige God. “Jarenlang heeft de traditionele manier van geloven (die van het christendom, één van de drie belangrijkste religies in de wereld) van mensen bestaan uit het lezen van de Bijbel; van de Bijbel afwijken is geen geloof in de Heer, van de Bijbel afwijken is een kwaadaardige dwaalleer en ketterij. Zelfs wanneer mensen andere boeken lezen, dienen die boeken op een Bijbelverklaring te berusten. Dit houdt in dat als je in de Heer gelooft, je dan de Bijbel dient te lezen en behalve de Bijbel mag je geen enkel boek vereren dat niet over de Bijbel gaat. Doe je dat wel, dan verraad je God. Vanaf het moment dat de Bijbel er was, was het geloof van de mens in de Heer het geloof in de Bijbel. Je kunt wel zeggen dat mensen in de Heer geloven, maar in plaats daarvan kun je beter zeggen dat ze in de Bijbel geloven. Beter dan te zeggen dat ze begonnen zijn de Bijbel te lezen, kun je zeggen dat ze begonnen zijn te geloven in de Bijbel. En in plaats van te zeggen dat ze tot de Heer zijn teruggekeerd, kun je beter zeggen dat ze tot de Bijbel zijn teruggekeerd. Op deze manier vereren mensen de Bijbel alsof het God is, alsof het hun levensbloed is, alsof het verlies ervan gelijk zou staan met het verlies van het leven. Mensen zien de Bijbel als net zo hoog als God, en sommigen vinden de Bijbel zelfs boven God verheven. Als mensen het zonder het werk van de Heilige Geest moeten stellen, als ze God niet kunnen voelen, dan kunnen ze toch verder gaan met hun leven. Maar zodra ze de Bijbel verliezen, of de welbekende hoofdstukken en spreuken uit de Bijbel kwijt zijn, dan lijkt het wel alsof ze hun leven verloren zijn” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Over de Bijbel (1)). “Ze geloven alleen in mijn bestaan binnen de reikwijdte van de Bijbel en ze stellen me gelijk aan de Bijbel; zonder de Bijbel ben ik er niet en zonder mij is er geen Bijbel. Ze besteden geen aandacht aan mijn bestaan of daden, maar in plaats daarvan besteden ze extreme en speciale aandacht aan elk afzonderlijk woord van de Schrift. Nog veel meer geloven zelfs dat ik niets dat ik zou willen doen zou moeten doen, tenzij het door de Schrift is voorzegd. Ze hechten teveel waarde aan de Schrift. Je zou kunnen zeggen dat ze woorden en uitdrukkingen als te belangrijk zien en gaan zelfs zo ver dat ze verzen uit de Bijbel gebruiken om elk woord dat ik zeg af te wegen en om mij te veroordelen. Wat zij zoeken is niet de weg van verenigbaarheid met mij of de weg van verenigbaarheid met de waarheid, maar de weg van verenigbaarheid met de woorden van de Bijbel en zij geloven dat alles wat niet overeenkomt met de Bijbel, zonder uitzondering, niet mijn werk is. Zijn zulke mensen niet de plichtsgetrouwe afstammelingen van de farizeeën? De joodse farizeeën gebruikten de wet van Mozes om Jezus te veroordelen. Ze zochten niet naar verenigbaarheid met de Jezus van die tijd, maar volgden ijverig de wet naar de letter en gingen zelfs zo ver dat ze – nadat ze Hem ervan hadden beschuldigd dat Hij de oudtestamentische wet niet naleefde en dat Hij de Messias niet was – de onschuldige Jezus uiteindelijk aan het kruis nagelden. Wat was hun wezen? Was het niet, dat ze niet zochten naar de weg van verenigbaarheid met de waarheid?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Je zou de weg van verenigbaarheid met Christus moeten zoeken). Broeder Shi communiceerde: “Veel mensen zweren bij hoog en bij laag dat ze in God geloven, maar eigenlijk geloven ze in de Bijbel. Ze beperken God tot de reikwijdte van de Heilige Schrift en vergelijken Gods werk met de letterlijke woorden van de Bijbel. Ze ontkennen en verwerpen alles dat niet daarbinnen past. Waar verschilt dat van farizeeërs? De farizeeërs vergeleken het werk van de Heer Jezus met de wet van het Oude Testament en toen ze zagen dat het die grenzen overschreed, veroordeelden ze Hem en lieten Hem uiteindelijk aan het kruis nagelen. Wat een pijnlijke les. In ons geloof zouden we op zoek moeten naar de waarheid en de voetstappen van God. In de laatste dagen heeft Almachtige God zoveel waarheden uitgedrukt om het oordeelswerk te doen, om ons volledig te zuiveren van zonde en het hemelse koninkrijk binnen te brengen. Dit stadium van het werk gaat verder en is verhevener dan het verlossingswerk van de Heer en het ligt helemaal buiten de reikwijdte van de Bijbel. Als we het op basis van de letterlijke woorden in de Bijbel oordelen en Gods werk van de laatste dagen afbakenen, maken we dan niet dezelfde fout als de farizeeërs?”
Ik dacht altijd dat het werk van God niet buiten de Bijbel om kon gebeuren, dat alles wat niet in de Bijbel staat, niet het werk van God kon zijn. Hoe kon ik na al die jaren geloof denken dat God beperkt wordt tot de Bijbel? Ik had me nooit gerealiseerd dat dat niet het goede soort geloof was. Er is een prachtig citaat van Almachtige God: “Ze stellen me gelijk aan de Bijbel; zonder de Bijbel ben ik er niet en zonder mij is er geen Bijbel. Ze besteden geen aandacht aan mijn bestaan of daden, maar in plaats daarvan besteden ze extreme en speciale aandacht aan elk afzonderlijk woord van de Schrift. Nog veel meer geloven zelfs dat ik niets dat ik zou willen doen zou moeten doen, tenzij het door de Schrift is voorzegd” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Je zou de weg van verenigbaarheid met Christus moeten zoeken). Ieder woord was schrijnend voor mij. Hoe kon ik de Bijbel behandelen alsof die God zelf was? Is dat hoe ik God op de eerste plaats liet komen? Ik gaf om de Bijbel, niet om God!
Ik besefte niet hoe geweldig het was wat Bliksem uit het oosten predikte, maar ik had nog veel onbeantwoorde vragen. Ik dacht dat, nu ik toch naar hen luisterde, ik ook wel wat antwoorden kon krijgen. Ik kon niet zo chaotisch blijven in mijn geloof. Ook wilde ik meer horen over de andere opvattingen van die twee broeders over het geloof. Daarom vroeg ik hen over Openbaring 22:18: “Ik verklaar tegenover eenieder die de profetie van dit boek hoort: als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn.” Aangezien ze zeiden dat God was gekomen en nieuwe woorden had gesproken, nieuw werk had gedaan, hoe moest dit vers dan worden uitgelegd? Broeder Wang zei: “‘Toevoegen’ betekent in dit vers niet iets toevoegen aan de profetieën in Openbaring, niet dat God niet zou terugkeren en meer zou spreken in de laatste dagen. Als we jouw idee zouden volgen dat God niet zou terugkeren en meer zou spreken in de laatste dagen, denk dan aan wat de Heer zei: ‘Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen. De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid’ (Johannes 16:12-13). Hoe zou dat dan kunnen uitkomen? En er staat zeven keer in Openbaring: ‘Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt’ (Openbaring 2, 3). Hoe kan dat dan worden verklaard? Ontken en veroordeel je de woorden die de Heilige Geest sprak tot de kerken in de laatste dagen dan niet, de waarheden die Hij uitdrukte? We weten allemaal dat God de bron van het leven is, de altijd stromende bron van het levende levenswater. Als je dus Gods werk en woorden tot de Bijbel beperkt, is het alsof je zegt dat God alleen kan zeggen wat er in de Bijbel is opgetekend en alleen het werk kan doen dat Hij in het verleden deed. Is dat niet respectloos en beperkend tegenover God? Almachtige God heeft nu miljoenen woorden gesproken, en Hij doet het oordeelswerk, te beginnen bij het huis van God. Hiermee wordt de profetie van de Heer Jezus vervult: ‘Over hem die mij verwerpt en mijn woorden niet ontvangt, wordt geoordeeld: mijn woord zal hetzelfde zijn dat op de laatste dag over hem zal oordelen’ (Johannes 12:48). En in 1 Petrus staat: ‘Want de tijd is gekomen dat het oordeel begint bij het huis van God’ (1 Petrus 4:17). Alleen door Gods waarheden in de laatste dagen en het oordeel van Zijn woorden te aanvaarden, kunnen we de oorzaak van onze zonde begrijpen, bevrijd worden van de ketenen van verdorvenheid en ophouden met zondigen en ons verzetten tegen God. Dan kunnen we God waarlijk gehoorzamen en aanbidden en uiteindelijk door God worden opgenomen in Zijn koninkrijk en een prachtige bestemming bereiken.” Toen ik dit hoorde, besefte ik dat in de Bijbel echt was voorspeld dat de Heer nieuwe woorden zou spreken en nieuw werk zou doen in de laatste dagen. Ik dacht voorheen altijd dat ik de Bijbel heel goed kende, maar ik zag dat ik in de verste verte de kern het verhaal niet begreep en niet wist hoe ik de Bijbel juist moest benaderen.
Daarna deelden deze twee broeders nog veel meer communicatie over de juiste benadering van de Bijbel. Ik had geen enkele twijfel meer. Maar het was ook erg verontrustend voor mij. Ik wist niet waarom ik na al die jaren geloof zo misleid was. Ik had altijd gedacht dat geloof in God geloof in de Bijbel betekende en dat iets anders geen geloof in God was. Ik dacht dat het werk en de woorden van God allemaal beperkt waren tot de Bijbel, dus beschouwde ik de Bijbel als groter zelfs dan God. Ik bestreed en veroordeelde iedereen die beweerde dat God nieuw werk deed en nieuwe woorden sprak en ik had geen enkel verlangen om op zoek te gaan. Ik klampte me gewoon star vast aan mijn eigen opvattingen en voedde deze ook aan de broeders en zusters, waarmee ik anderen misleidde. Ik had het gevoel dat al mijn jaren van prediken een manier was geweest om de leden van de kerk te bedriegen, dat het hen had geschaad. Toen zag ik dat ik gewoon een onnozele, dwaze prediker was. Ik had al met veel predikers contact gehad en de Heilige Schrift met hen besproken, maar die broeders waren het meest duidelijk in hun communicatie. Ik ben een heel arrogant mens die niet makkelijk te overtuigen is, maar deze keer had ik geen twijfels!
Ik wilde dolgraag dat ze me alles uitlegden om al mijn verwarring op te helderen. Ik zei tegen hen: “Ik begrijp al jullie communicatie, maar ik heb toch nog een belangrijke vraag. Jullie zeiden dat de Heer in het vlees is wedergekeerd als vrouw. Dat is iets wat ik niet kan aanvaarden. De Heer Jezus was een man, dus moet Hij ook als man terugkomen!” Broeder Wang zei: “God is een Geest, een Geest zonder fysieke vorm of geslacht. Hij is in het vlees gekomen vanwege de eisen van Zijn werk en dat is de enige reden dat Hij een geslacht heeft aangenomen. Of Hij nu mannelijk of vrouwelijk is, Hij kan Gods werk doen. In het Tijdperk van Genade werd de geïncarneerde God gekruisigd, en diende als zondoffer van de mensheid. De Heer Jezus was man en door de kruisiging kon Hij de mensheid verlossen. Als de Heer Jezus als vrouw was gekomen, had Hij evengoed gekruisigd kunnen worden. Als Zijn werk in het vlees erop zit, verandert God in een spirituele vorm, dan is Hij dus man noch vrouw. In de Bijbel staat: ‘God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen’ (Genesis 1:27). Dit Bijbelvers laat ons zien dat God man en vrouw naar Zijn evenbeeld heeft geschapen. God geïncarneerd als man kon God vertegenwoordigen, kan Zijn incarnatie als vrouw God dan niet ook God vertegenwoordigen? Man of vrouw, dit is een vleselijke incarnatie van Gods Geest en in beide gevallen voert God Zijn eigen werk uit. Dit was niet een waarheid die we eerder kenden, dus sinds de eerste incarnatie van God als man hebben veel mensen Hem ingeperkt, omdat ze dachten dat de geïncarneerde God alleen een man kon zijn en nooit een vrouw.” Toen las Broeder Wang een paar passages voor van de woorden van Almachtige God. “Ieder stadium van het werk dat God doet heeft een eigen praktische betekenis. Destijds, toen Jezus kwam, kwam Hij in mannelijke gedaante, en wanneer God dit keer komt, is Zijn gedaante vrouwelijk. Hier kun je uit concluderen dat Gods schepping van zowel mannen als vrouwen in Zijn werk kan worden gebruikt en dat Hij geen onderscheid maakt tussen de geslachten. Als Zijn Geest komt, kan Hij ieder vlees aannemen dat Hij wenst en dat vlees kan Hem vertegenwoordigen; of het nu mannelijk of vrouwelijk is, het kan God vertegenwoordigen zo lang het maar Zijn geïncarneerde vlees is. Als Jezus bij Zijn komst als vrouw verschenen was, met andere woorden, als er van de Heilige Geest een meisje was ontvangen in plaats van een jongetje, dan zou dat stadium van het werk toch voltooid zijn. Als dat het geval was geweest, dan zou het huidige stadium van het werk in plaats daarvan door een man moeten worden voltooid, maar het werk zou toch voltooid worden. Het werk dat in elk stadium wordt gedaan, heeft zijn betekenis; geen van de stadia van het werk wordt herhaald noch is het tegenstrijdig aan het andere. Toen Jezus destijds Zijn werk deed, werd Hij de enige Zoon genoemd, en ‘Zoon’ houdt het mannelijke geslacht in. Waarom wordt de enige Zoon dan in dit huidige stadium niet genoemd? Omdat de vereisten van het werk een verandering van geslacht, anders dan dat van Jezus, noodzakelijk hebben gemaakt. Bij God bestaat er geen onderscheid tussen de geslachten. Hij doet Zijn werk zoals Hij dat wil en is daarbij niet aan beperkingen onderhevig, maar Hij is vooral vrij. Ieder stadium van het werk heeft echter een eigen praktische betekenis. God is twee keer vleesgeworden, en het spreekt vanzelf dat Zijn incarnatie tijdens de laatste dagen de allerlaatste keer is. Hij is gekomen om al Zijn daden bekend te maken. Als Hij in dit stadium niet vleesgeworden was om het werk persoonlijk te doen zodat de mens het kan zien, dan zou de mens voor eeuwig aan de opvatting vastklampen dat God alleen mannelijk is, niet vrouwelijk” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De twee incarnaties voltooien de betekenis van de incarnatie). “Als dit stadium van het werk niet in het laatste tijdperk zou worden uitgevoerd, dan zou de hele mensheid tegenover God gehuld zijn in een donkere schaduw. Als dit het geval was, zou de man denken dat hij boven de vrouw staat, en de vrouw zou haar hoofd nooit rechtop kunnen houden en dan zou er zelfs geen enkele vrouw gered kunnen worden. Mensen denken altijd dat God een man is, en bovendien dat Hij de vrouw altijd geminacht heeft en haar geen verlossing wil geven. Als dat zo was, zou het dan niet waar zijn dat alle vrouwen die door Jehova geschapen zijn en die ook verdorven zijn geen kans zouden hebben om verlost te worden? Zou het dan niet zinloos zijn geweest voor Jehova om de vrouw te scheppen, dat wil zeggen om Eva geschapen te hebben? En zou de vrouw dan niet voor eeuwig ten onder gaan? Hierom wordt het stadium van het werk in de laatste dagen ondernomen om de hele mensheid te redden, niet alleen de vrouw. Als iemand denkt dat als God vleesgeworden zou zijn als vrouw, het enkel omwille van het redden van de vrouw was, dan zou die persoon inderdaad een dwaas zijn!” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De twee incarnaties voltooien de betekenis van de incarnatie). Toen zei hij: “Of God als man of als vrouw incarneert heeft een betekenis, en er is een waarheid die we zouden moeten zoeken. Als God beide keren als man was geïncarneerd, zouden de mensen denken dat God alleen maar een man kon zijn en nooit een vrouw. Zou dat niet inhouden dat we God inperken? Dat God als vrouw incarneert in de laatste dagen toont ons aan dat Zijn essentie nooit verandert, of Hij nu een mannelijk of vrouwelijk lichaam aanneemt, dat Hij God Zelf is en altijd waarheden kan uitdrukken en Gods werk kan uitvoeren. Dit geeft ons een nauwkeuriger begrip van God. Ook zien we door de incarnatie van God dat Hij niet alleen maar God is voor mannen, maar dat Hij ook God is voor vrouwen. Als Hij in de laatste dagen weer als man was geïncarneerd, zou er voor altijd een vooroordeel tegen vrouwen zijn en zouden de mensen zelfs kunnen denken dat God vrouwen veracht, dat ze niet gered kunnen worden. Zou dat geen misverstand zijn? Dat God als vrouw incarneert in de laatste dagen past niet in de opvattingen van mensen, maar het is betekenisvol en nuttig voor hun redding en begrip van God. Gods liefde zit erin.”
De woorden van Almachtige God legden mijn opvattingen bloot. Dat God zowel man als vrouw heeft geschapen, had ik alleen met mijn mond beleden. Ik vroeg me af waarom ik dacht dat Hij onmogelijk een vrouwelijk vorm aan kon nemen. Hoe had ik zo onnozel kunnen zijn? Toen las Broeder Wang nog meer woorden van Almachtige God aan me voor. “God is niet enkel de Heilige Geest, de Geest, de zevenvoudig versterkte Geest of de allesomvattende Geest, maar ook een mens, een gewoon mens, een uitzonderlijk gewoon mens. Hij is niet alleen mannelijk, maar ook vrouwelijk. Ze lijken op elkaar in de zin dat beiden geboren zijn uit mensen, en ze lijken niet op elkaar in de zin dat de een was ontvangen uit de Heilige Geest en de ander was geboren uit een mens en niettemin rechtstreeks uit de Geest afkomstig is. Ze lijken op elkaar in de zin dat beiden als geïncarneerd vlees van God het werk van de Vader uitvoeren, en ze lijken niet op elkaar in de zin dat de een het werk van verlossing verricht, terwijl de ander het werk van overwinning doet. Beiden vertegenwoordigen God de Vader, maar de een is de Verlosser vol van goedertierenheid en barmhartigheid, en de ander is de God van gerechtigheid, vol van toorn en oordeel. De een is de Opperbevelhebber die het werk van verlossing in gang heeft gezet, terwijl de ander de rechtvaardige God is die het werk van overwinning tot stand brengt. De een is het begin, de ander het einde. De een is zondeloos vlees, terwijl de ander vlees is dat de verlossing voltooit, het werk voortzet en nooit zondig is. Beiden zijn dezelfde Geest, maar Zij vertoeven niet in hetzelfde vlees en zijn in verschillende plaatsen geboren. Zij zijn door enkele duizenden jaren van elkaar gescheiden. Al Hun werk vult elkaar echter aan, zonder met elkaar te botsen en het kan in één adem worden genoemd. Beiden zijn mensen, maar de een was een baby jongetje en de ander een peutermeisje. Mensen hebben al deze vele jaren niet alleen de Geest en niet alleen een mens gezien, een mannelijke, maar ook veel dingen die niet stroken met de opvattingen van de mens; als zodanig hebben de mensen mij nooit helemaal kunnen doorgronden. Ze blijven half en half geloven en half en half aan mij twijfelen, alsof ik besta maar toch ook een fantasievolle droom ben. Dat is de reden dat mensen tot op de dag van vandaag nog steeds niet weten wat God is. Kun je mij echt in één simpele zin beschrijven? Durf je werkelijk te zeggen ‘Jezus is niemand anders dan God en God is niemand anders dan Jezus’? Waag je werkelijk te stellen ‘God is niemand anders dan de Geest en de Geest is niemand anders dan God’? Zeg je gerust ‘God is gewoon een mens die met vlees is bekleed’? Heb je echt de moed om te beweren: ‘De beeltenis van Jezus is de grote beeltenis van God’? Ben je in staat om je welbespraaktheid te gebruiken om Gods gezindheid en beeltenis volledig te verklaren? Durf je waarlijk te zeggen ‘God heeft alleen de mannen geschapen, niet de vrouwen, naar Zijn beeld’? Als je dit zegt, dan zouden er geen vrouwen onder mijn uitverkorenen zijn, laat staan dat vrouwen tot een klasse van de mensheid behoren. Welnu, weet je echt wat God is? Is God een mens? Is God een Geest? Is God werkelijk een man? Kan alleen Jezus het werk volbrengen wat ik moet doen? Als je slechts een van de bovenstaande opties kiest om mijn wezen te beschrijven, dan ben je een zeer onwetende trouwe gelovige. Als ik slechts één keer werk als geïncarneerd vlees, zouden jullie mij dan afbakenen? Kun je mij werkelijk in één oogopslag volkomen begrijpen? Kun je mij werkelijk volledig beschrijven op basis van wat je tijdens je leven hebt gezien? En als ik in mijn twee incarnaties vergelijkbaar werk had gedaan, hoe zouden jullie mij dan zien? Zouden jullie mij voor altijd aan het kruis genageld laten? Kan God zo simpel zijn als je beweert?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wat is jouw begrip van God?). Deze woorden ontroerden me zodra ik ze hoorde. Ik zei altijd dat God de Geest is die alle dingen vervult, dat Hij almachtig en alomtegenwoordig is, hoe kon ik Hem dan beperken? De eerste keer incarneerde Hij als man, is het dan niet volkomen normaal dat Hij deze keer als vrouw komt? Als Hij als man of als vrouw incarneert, vertegenwoordigt Hij God – kan Hij waarheden uitdrukken en de mensheid redden. Het is eigenlijk heel eenvoudig. Waarom zag ik het dan als een of ander groot mysterie? Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik begreep hoe mis ik het had. Ik kende God echt niet, maar altijd bakende ik Hem af en perkte ik Hem in. Dat was zo onredelijk.
Toen communiceerde Broeder Shi: “Om te bepalen of het de incarnatie van God is, moeten we vooral kijken of Hij een goddelijke essentie heeft en waarheden kan uitdrukken. Baseer het niet op geslacht of uiterlijk voorkomen. Almachtige God zegt: ‘Hij die de vleesgeworden God is, zal de essentie van God bezitten, en Hij die de vleesgeworden God is zal de uitdrukking van God bezitten. Omdat God vlees wordt, zal Hij het werk voortbrengen dat Hij beoogt te doen. En omdat God vlees wordt, zal Hij uitdrukken wat Hij is en zal Hij in staat zijn de waarheid naar de mens te brengen, hem leven te schenken en hem de weg te wijzen. Vlees dat de essentie van God niet heeft, is beslist niet de vleesgeworden God. Dat lijdt geen twijfel. Als de mens wil nagaan of dit het geïncarneerde vlees van God is, moet hij dit bevestigen aan de hand van de gezindheid die Hij uitdrukt en de woorden die Hij spreekt. Dat wil zeggen: om te bevestigen of dit al dan niet het geïncarneerde vlees van God is en of dit al dan niet de ware weg is, moet men onderscheid maken op basis van Zijn essentie. Bij het vaststellen of dit het geïncarneerde vlees van God is, ligt de sleutel daarom bij Zijn essentie (Zijn werk, Zijn uitspraken, Zijn gezindheid en veel andere aspecten), niet bij de uiterlijke verschijning’ (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Voorwoord). Gods woorden zijn heel duidelijk. Hij die de waarheid uitdrukt, ons de weg wijst en ons leven geeft, is God in het vlees. Toen de Heer Jezus in het vlees kwam werken, zag hij eruit als een gewoon mens – Hij was de zoon van een timmerman. Om die reden wilden veel mensen niet erkennen dat Hij God was. Waarom volgden zoveel mensen de Heer Jezus dan? Dat kwam doordat Zijn werk en woorden door geen mens tot stand konden worden gebracht. Hij kon de waarheid uitdrukken en ons de weg van berouw wijzen. Hij was liefde, genade en verlossing voor de mensheid. Geen mens bezat die dingen of kon dat allemaal doen. De Heer Jezus was dus de vleesgeworden God. En nu is Almachtige God gekomen, en aan de buitenkant ziet Hij er als een gewoon mens uit, maar Hij heeft zo veel waarheden uitgedrukt en verricht het oordeelswerk van de laatste dagen. Hij heeft al een groep overwinnaars gevormd en voor zich gewonnen. Almachtige God heeft zo’n geweldig werk gedaan en een schok veroorzaakt in de hele wereld, toen Hij Gods rechtvaardige gezindheid onthulde aan de mensheid en ons de weg van het eeuwige leven bracht. Dat zijn dingen die een mens niet tot stand kan brengen. Als we alleen het geslacht van de incarnatie in aanmerking nemen, maar niet de waarheden die God uitdrukt, is dat ongelooflijk dwaas en dan maken we de fout van de farizeeërs die zich verzetten tegen God.”
Ik bedacht hoe veel kerken al jaren praatten over bescherming tegen valse christussen, maar dat niemand duidelijk kon uitleggen hoe je kon zien of iemand God in het vlees was. Alleen Almachtige God kon dit aspect van de waarheid verhelderen. Ik was helemaal overtuigd. Ook voelde ik me echt schuldig. Ik was al die jaren gelovig geweest en had de Bijbel zo vaak gelezen, maar wist niet eens hoe ik de Heer kon herkennen. Ik was net als een leek, ik ging af op wat ik zag en nam aan dat de geïncarneerde God onmogelijk vrouw kon zijn. Als ik in het Tijdperk van Genade geboren was zou ik, net als de farizeeërs, de Heer Jezus hebben veroordeeld. Daarna communiceerden we nog veel meer, onder andere over de mysteriën van Gods managementplan, de drie stadia van Zijn werk, en hoe Hij zijn oordeelswerk in de laatste dagen doet om de mens te reinigen en te redden. Ik wist steeds zekerder dat de woorden van Almachtige God de waarheid zijn, dat Hij de wedergekeerde Heer Jezus is. Alleen God, en niemand anders, kan deze mysteriën van de waarheid onthullen. Niemand kan andere mensen reinigen en redden en niemand kan de uitkomst en bestemming van mensen bepalen. De schellen vielen me van de ogen. Geen wonder dat die broeders en zusters niet wilden terugkomen nadat ze Bliksem uit het oosten hadden aanvaard. Ze hadden de waarheid gevonden in de woorden van Almachtige God en de stem van God gehoord. Ze hadden de wederkomst van de Heer verwelkomd. Wie wilde er weglopen als hij de voetstappen van God had gevonden en het bruiloftsmaal van het Lam had bijgewoond? Dat zou idioot zijn. Al die jaren waren voorbij gegaan. Als ik het eerder had onderzocht en had geluisterd naar wat Bliksem uit het oosten te zeggen had was ik eerder bevrijd geweest van de pijn en had ik kunnen genieten van het levende levenswater. Ik was te blind en te dwaas en luisterde alleen maar gedachteloos naar de onzin van de geestelijken. Ik was echt arrogant, koppig klampte ik me vast aan de Bijbel en indoctrineerde ik broeders en zusters met mijn onjuiste opvattingen, zodat ze net als ik Gods nieuwe werk ontkenden en veroordeelden. Ik weerhield anderen ervan de wederkomst van de Heer te verwelkomen. Het deed me denken aan hoe de Heer Jezus de farizeeërs berispte: “Jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. Jullie gaan er zelf niet binnen, maar laten ook degenen die er willen binnengaan niet toe” (Matteüs 23:13). Ik gedroeg me precies zoals de farizeeërs. Ik vergrendelde het hemelse koninkrijk, ik ging er niet in en liet anderen er niet ingaan. Ik heb de broeders en zusters kwaad berokkend – een groot kwaad.
Als ik aan alle vreselijke dingen dacht die ik tegen Almachtige God had gedaan, haatte ik mezelf enorm, en kon ik niet anders dan de keuken instormen en in tranen uitbarsten. Daarna las ik nog een passage uit de woorden van Almachtige God. “Aangezien je gelooft in God, moet je geloof stellen in al de woorden van God en in al Zijn werken. Dat wil zeggen, aangezien je gelooft in God, moet je Hem gehoorzamen. Als je niet in staat bent om dit te doen, dan maakt het niet uit of je wel of niet in God gelooft. Als je al vele jaren in God hebt geloofd, maar Hem desalniettemin nooit hebt gehoorzaamd en het geheel van Zijn woorden niet aanvaardt, maar in plaats daarvan God vraagt Zich aan jou te onderwerpen en te handelen in overeenstemming met jouw opvattingen, dan ben je de meest opstandige van iedereen en ben je een niet-gelovige. Hoe kunnen zulke mensen in staat zijn om te gehoorzamen aan het werk en de woorden van God die niet in overeenstemming zijn met de opvattingen van de mens? Het meest opstandig van allen zijn diegenen die moedwillig weerstand tegen God bieden. Zij zijn de vijanden van God, de antichristen. Hun houding is er altijd een van vijandigheid jegens het nieuwe werk van God; ze hebben nooit ook maar de geringste neiging om zich te onderwerpen en hebben zich nooit met graagte onderworpen of verootmoedigd. Ze verheffen zichzelf boven anderen en onderwerpen zich nooit aan iemand. Ten overstaan van God denken ze dat zij het beste zijn in het verkondigen van het woord en het vaardigste in het werken aan anderen. Nooit verwerpen ze de ‘schatten’ in hun bezit. Ze gaan ermee om als familie-erfgoed om te vereren, om tegen anderen over te preken, en ze gebruiken ze om de dwazen die hen verafgoden te instrueren. Er zijn inderdaad een aantal mensen als dit in de kerk. Het kan gezegd worden dat zij ‘ontembare helden’ zijn, generatie op generatie verblijven zij in het huis van God. Ze gaan ervan uit dat de prediking van het woord (doctrine) hun hoogste plicht is. Jaar na jaar, generatie op generatie, gaan ze door met het krachtdadig afdwingen van hun ‘heilige en onaantastbare’ plicht. Niemand mag aan hen komen; geen enkele persoon durft hen openlijk te berispen. Ze worden ‘koningen’ in het huis van God, ongebreideld tiranniseren ze anderen, van het ene tijdperk in het andere. Deze groep demonen probeert de handen ineen te slaan en mijn werk te vernietigen; hoe kan ik deze levende duivels toestaan te bestaan voor mijn ogen? Zelfs zij die slechts half gehoorzamen, kunnen niet doorgaan tot het einde, laat staan deze tirannen met geen enkele gehoorzaamheid in hun hart!” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Zij die God met een oprecht hart gehoorzamen, zullen zeker door God worden gewonnen). De harde woorden van God waren als een dolkstoot in mijn hart. Het voelde alsof ieder woord een oordeel over mij was. Al die jaren had ik gedacht dat niemand in de kerk meer geloofde dan ik, dat ik de meest vrome gelovige was. De offers die ik bracht, behandelde ik als persoonlijk kapitaal, alsof ik het gezag van een koning had in de kerk. Ik had over alles het laatste woord, groot en klein. De broeders en zusters geloofden in de Heer en lazen de Bijbel, maar ik was degene naar wie ze luisterden. Ik was heel star in mijn opvattingen over de Heer verwelkomen en ik intimideerde de broeders en zusters zodat ze geen onderzoek zouden doen. Ik sloot de kerk hermetisch af. De leden van kerk waren te bang om iemand van Bliksem uit het oosten te ontvangen en durfden niet naar hen te luisteren. Sommigen vonden het echt mooi wat ze zeiden, maar waren te bang om hen te laten uitpraten, bang dat ik ze zou verstoten. Ik begreep dat ik een kwade dienaar was die de mensen ervan weerhield de Heer te verwelkomen. Ik was een hedendaagse farizeeër! Ik had Gods gezindheid beledigd en Hij disciplineerde mij door toe te staan dat ik ziek werd. Maar nog steeds keerde ik niet op mijn schreden terug, maar bleef aan mijn opvattingen vasthouden alsof het de waarheid was, in plaats van de moeite te doen om het werk van Almachtige God van de laatste dagen te onderzoeken. Hoe ongelooflijk arrogant van mij! Ik liet iedereen in de kerk naar me luisteren en mijn ideeën als de waarheid behandelen. Ik probeerde Gods plaats in te nemen. Ben je dan niet net een antichrist, een aartsengel? Na al die jaren van geloof kende ik God nog steeds niet en vocht ik tegen Hem. Maar in plaats van me rechtstreeks te straffen, bracht Hij me tot stilstand met een gezondheidsprobleem en liet toen die twee broeders komen om het evangelie met me te delen. Ik was echt Gods genade en redding niet waard. Ik was vol dankbaarheid en voelde me zo bij God in het krijt staan toen ik dat besefte. Huilend wierp ik me voor God en bad: “Almachtige God! Mijn gedrag verdient door u te worden verworpen en vervloekt. Ik verdien het niet om in deze wereld te leven. U heeft mij gered en begunstigd door uw stem te laten horen. God, ik heb zoveel kwaad gedaan en ik verdien het niet om u om genade te vragen. Ik vraag u alleen om de kans om boete te doen voor mijn zonden, om mijn overtredingen goed te maken. Ik ben bereid elke prijs te betalen om het evangelie te delen om uw verloren schapen te helpen de weg terug te vinden naar uw huis en uw redding te ontvangen.”
Als een uitgehongerde verslond ik een poos de woorden van Almachtige God en ik leerde zoveel waarheden die ik nooit eerder had gekend, zoals wat de incarnatie is, wat geloof in God is, wat God waarachtig dienen inhoudt. Daarnaast leerde ik over de verandering van gezindheid, hoe God echt lief te hebben en tevreden te stellen, en meer dingen. Ik vond dat ik zoveel gewonnen had van al het bewateren en de voeding van Gods woorden. Ik woonde het bruiloftsmaal van het Lam echt bij. Ik raakte er zeker van dat dit het verschijnen en het werk van God is, de weg die Hij ons persoonlijk wijst. Ook verdween mijn gezondheidsprobleem als sneeuw voor de zon. Door met de broeders en zusters te werken lukte het me onze negen belangrijkste medewerkers en meer dan dertig teamleiders voor God te laten komen. Toen begon ik het evangelie te verkondigen en mijn plicht te doen zodat meer oprechte gelovigen Gods redding van de laatste dagen sneller konden ontvangen. Dank zij Almachtige God!
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.