2.2 Woorden over de openbaring van de satanische gezindheid van de verdorven mensheid en haar natuurlijke wezen

81. De mens is door Satan verdorven, dat is de bron van zijn tegenstand en rebellie jegens God. Doordat de mens dus door Satan is verdorven, is zijn geweten gevoelloos geworden, is hij immoreel, zijn zijn gedachten ontaard en heeft hij een achterlijke mentale kijk. Voordat de mens door Satan was verdorven, volgde hij God van nature en gehoorzaamde hij Zijn woorden na ze gehoord te hebben. Hij had van nature een gezond verstand en geweten, en had een normale menselijkheid. Nadat hij door Satan werd verdorven, raakten zijn oorspronkelijke verstand, geweten en menselijkheid afgestompt en door Satan aangetast. Zo is hij zijn gehoorzaamheid en liefde jegens God kwijtgeraakt. Het verstand van de mens is abnormaal geworden en zijn gezindheid gelijk aan dat van een dier, en zijn rebellie jegens God wordt steeds frequenter en intenser. Toch weet of herkent de mens dit nog steeds niet, en blijft hij zich blind verzetten en rebels opstellen. De openbaring van de gezindheid van de mens is de uiting van zijn verstand, inzicht en geweten en aangezien zijn verstand en inzicht ondeugdelijk zijn en zijn geweten uitermate is afgestompt, is zijn gezindheid opstandig jegens God. Als het verstand en inzicht van een mens niet kunnen veranderen, is er geen sprake van verandering in zijn gezindheid en kan hij evenmin naar Gods hart zijn. Als het verstand van een mens ondeugdelijk is, kan hij God niet dienen en is hij ongeschikt om door God te worden gebruikt. ‘Normaal verstand’ verwijst naar gehoorzaamheid en trouw aan God, naar verlangen naar God, naar absoluut zijn jegens God en naar een geweten hebben jegens God. Het verwijst naar één van hart en geest zijn jegens God en niet zich niet opzettelijk tegen God keren. Mensen met een abnormaal verstand zijn niet zo. Sinds de mens door Satan werd verdorven, heeft hij allerlei opvattingen over God bedacht, hij heeft geen trouw of verlangen naar God gekend, om maar niet te spreken over een geweten jegens God. De mens keert zich opzettelijk tegen God en veroordeelt Hem naar believen. Bovendien werpt hij Hem achter zijn rug beschimpingen toe. De mens weet heel goed dat Hij God is, toch veroordeelt hij Hem achter Zijn rug, is hij geenszins van plan om Hem te gehoorzamen en stelt hij alleen lukrake vragen en eisen aan God. Zulke mensen – mensen met een abnormaal verstand – zijn niet in staat om hun eigen verwerpelijke gedrag te kennen of hun opstandigheid te betreuren. Als mensen in staat zijn om zichzelf te kennen, hebben ze iets van hun verstand teruggekregen. Hoe opstandiger mensen zijn jegens God maar zichzelf niet kennen, hoe ondeugdelijker hun verstand is.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God

82. Na enkele duizenden jaren van verdorvenheid is de mens gevoelloos en stompzinnig geworden, een demon die zich tegen God keert. De opstandigheid van de mens jegens God is zo erg, dat die in de geschiedenisboeken is opgetekend. Zelfs de mens zelf is niet in staat om zijn opstandige gedrag volledig te beschrijven, want de mens is grondig verdorven door Satan. Hij is door Satan op een dwaalspoor gebracht en weet niet meer waar hij het zoeken moet. Ook nu verraadt de mens God nog steeds: wanneer de mens God ziet, verraadt hij Hem en wanneer hij God niet kan zien, verraadt hij Hem ook. Er zijn zelfs mensen die Gods vervloekingen en Gods toorn hebben gezien en Hem dan alsnog verraden. Ik zeg dus dat het verstand van de mens en ook zijn geweten, hun oorspronkelijke functie zijn kwijtgeraakt. De mens die ik aanschouw, is een beest in menselijke kledij, hij is een giftige slang en hoe meelijwekkend hij zich ook probeert voor te doen voor mijn ogen, ik zal nooit barmhartig zijn jegens hem. Hij vat namelijk niet het verschil tussen zwart en wit, of het verschil tussen waarheid en onwaarheid. Het verstand van de mens is erg gevoelloos geworden, toch wil hij zegeningen verkrijgen. Zijn menselijkheid is erg laaghartig, toch wil hij de soevereiniteit van een koning bezitten. Van wie kan hij de koning zijn, met zo’n verstand? Hoe kan hij met zo’n menselijkheid op een troon zitten? De mens kent werkelijk geen schaamte! Hij is een verwaande ellendeling! Voor degenen die zegeningen wensen, heb ik een suggestie: kijk eerst eens in een spiegel naar je eigen lelijke spiegelbeeld – heb je de kwaliteiten om een koning te zijn? Heb je het gezicht van iemand die zegeningen kan verkrijgen? Er is geen greintje verandering opgetreden in je gezindheid en je hebt niets van de waarheid in praktijk gebracht, en toch verlang je een prachtige toekomst. Je spiegelt jezelf iets voor! De mens, geboren in zo’n smerig land, is ernstig aangetast door de maatschappij. Hij is beïnvloed door een feodale ethiek en is geschoold in ‘instituten voor hoger onderwijs’. Het achterlijke denken, de verdorven moraliteit, de minderwaardige kijk op het leven, de verachtelijke levensfilosofie, het uiterst waardeloze bestaan, en de verdorven levensstijl en gewoonten – al die dingen zijn diep het mensenhart binnengedrongen, en hebben zijn geweten ernstig ondermijnd en aangevallen. De mens raakt daardoor steeds verder van God verwijderd en keert zich steeds meer tegen Hem. De gezindheid van de mens wordt met de dag kwaadaardiger, en niemand zal uit zichzelf iets opgeven voor God, niemand zal uit zichzelf God gehoorzamen en niemand zal bovendien uit zichzelf de verschijning van God zoeken. In plaats daarvan doet de mens onder het domein van Satan juist niets anders dan het najagen van plezier, en geeft hij zich over aan de verdorvenheid van het vlees in het land van drek. Ook al horen ze de waarheid, mensen die in duisternis leven denken er niet aan om die in praktijk te brengen, noch zijn ze geneigd om God te zoeken, ook al hebben ze Zijn verschijning gezien. Hoe kan een mensheid die zo verdorven is enige kans op redding hebben? Hoe kan een mensheid die zo decadent is in het licht leven?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God

83. De bron van de openbaring van de verdorven gezindheid van de mens is niets meer dan zijn afgestompte geweten, zijn kwaadaardige natuur en zijn ondeugdelijke verstand. Als het geweten en het verstand van de mens weer normaal kunnen worden, zal hij geschikt worden om voor Gods aangezicht te worden gebruikt. Het komt simpelweg omdat het geweten van de mens altijd gevoelloos is geweest, het verstand van de mens nooit gezond is geweest en steeds afgestompter raakt, dat de mens steeds opstandiger wordt jegens God. Hij heeft Jezus zelfs aan het kruis genageld en heeft de vleesgeworden God van de laatste dagen toegang tot zijn huis geweigerd. Hij veroordeelt Gods vlees en ziet Gods vlees als onwaardig. Als de mens ook maar een beetje menselijkheid had, zou hij niet zo wreed zijn in zijn behandeling van Gods vleesgeworden vlees. Als hij ook maar een beetje verstand had, zou hij niet zo kwaadaardig zijn in zijn behandeling van het vlees van de vleesgeworden God. Als hij ook maar een beetje geweten had, zou hij de vleesgeworden God niet zo ‘dankbaar’ zijn op deze manier. De mens leeft in het tijdperk dat God vlees is geworden, toch is hij niet in staat om God te danken voor deze geweldige gelegenheid. In plaats daarvan vervloekt hij de komst van God of negeert hij het feit van Gods vleeswording volkomen, en is hij er schijnbaar op tegen en moe van. Hoe de mens ook tegen de komst van God aankijkt, God heeft, kort gezegd, Zijn werk altijd geduldig voortgezet – zelfs al heeft de mens Hem geenszins verwelkomd en stelt hij wel blindelings eisen aan Hem. De gezindheid van de mens is uitermate kwaadaardig geworden, zijn verstand is uitermate afgestompt en zijn geweten is volkomen vertrapt door de boze en is al heel lang niet meer als het oorspronkelijke geweten van de mens. De mens is niet alleen ondankbaar jegens de vleesgeworden God voor het uitstorten van zoveel leven en genade op de mensheid, maar is zelfs verbitterd jegens God dat Hij hem de waarheid heeft gegeven. De mens heeft namelijk geen greintje belangstelling voor de waarheid, daarom is hij verbitterd jegens God. De mens is niet alleen niet in staat om zijn leven neer te leggen voor de vleesgeworden God, maar hij probeert desondanks gunsten van Hem los te krijgen, en hij verwacht een rente die tientallen keer meer is dan wat de mens God heeft gegeven. Mensen met zo’n geweten en verstand vinden dit geen belangrijk punt en blijven geloven dat ze heel veel voor God hebben gedaan en dat God ze te weinig heeft gegeven. Er zijn mensen die mij een kom water hebben gegeven en daarna hun hand uitsteken en eisen dat ik ze betaal voor twee kommen melk, of ze hebben mij onderdak voor één nacht geboden en eisen dan dat ik voor verscheidene nachten betaal. Hoe kun je met zo’n menselijkheid, en zo’n geweten, nog steeds wensen het leven te verkrijgen? Wat zijn jullie verachtelijke ellendelingen!

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God

84. Als ik de lelijkheid die diep in jullie harten schuilt niet aan het licht breng, zullen jullie een kroon opzetten en alle glorie aan jezelf toekennen. Jullie hooghartige en arrogante aard zet jullie ertoe aan jullie eigen geweten te verraden, in opstand te komen tegen Christus en Hem te weerstaan, en jullie lelijkheid te laten zien en zo jullie bedoelingen, opvattingen, buitensporige verlangens en ogen vol hebzucht bloot te leggen. En toch blijven jullie beweren dat jullie je leven zullen wijden aan het werk van Christus, en steeds opnieuw herhalen jullie de waarheden die Christus lang geleden gesproken heeft. Dit is jullie ‘geloof’. Dit is jullie ‘geloof zonder onzuiverheid’. Ik heb de mens altijd al aan een heel strenge norm gehouden. Als aan jouw loyaliteit achterliggende bedoelingen en voorwaarden verbonden zijn, heb ik je zogenaamde loyaliteit liever niet, want ik verafschuw mensen die mij met hun bedoelingen misleiden en mij met voorwaarden chanteren. Ik wil alleen dat de mens absoluut loyaal is aan mij, en dat hij alles doet omwille en ter bewijs van dat ene woord: geloof. Ik veracht de mooie woorden die jullie gebruiken om mij te verheugen. Ik behandel jullie immers met volkomen oprechtheid en dus wil ik dat jullie mij, op jullie beurt, waar geloof betonen. Wat geloof betreft, denken veel mensen misschien dat ze God volgen omdat ze geloof hebben, anders zouden ze zulk lijden niet verdragen. Laat me je dan dit vragen: Hoe komt het dat je God nooit vereert, ook al geloof je in Zijn bestaan? Hoe komt het dat je de vreze Gods niet in je hart hebt als je in Zijn bestaan gelooft? Je erkent dat Christus de incarnatie van God is, waarom heb je dan zoveel minachting voor Hem? Waarom handel je zo respectloos naar Hem? Waarom oordeel je openlijk over Hem? Waarom bespioneer je altijd Zijn bewegingen? Waarom onderwerp je je niet aan Zijn ordeningen? Waarom handel je niet in overeenstemming met Zijn woord? Waarom pers je Hem af en beroof je Hem van Zijn offergaven? Waarom spreek jij namens Christus? Waarom beoordeel jij of Zijn werk en Zijn woord correct zijn? Waarom durf je Hem achter Zijn rug te belasteren? Is dit – en er zijn nog meer voorbeelden – wat jullie geloof inhoudt?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Ben jij iemand die waarlijk in God gelooft?

85. Als jullie opvattingen gebruiken om God aan af te meten en af te bakenen, alsof God een onveranderlijk aarden beeld was, en als jullie God afbakenen binnen de Bijbel, en Hem proberen te vatten in een beperkte reikwijdte van werk, dan bewijst dat, dat jullie God veroordeeld hebben. Omdat, in hun harten, de Joden uit het tijdperk van het Oude Testament God in de vorm van een afgod goten, alsof God alleen de Messias genoemd kon worden en enkel Hij die de Messias genoemd werd God was, en omdat de mensen God dienden en aanbaden alsof Hij een (levenloos) aarden beeld was, nagelden ze de Jezus van die tijd aan het kruis, veroordeelden ze Hem ter dood, veroordeelden ze de onschuldige Jezus ter dood. God had geen misdaad begaan, maar de mens spaarde God niet en veroordeelde Hem zonder te aarzelen ter dood. Dus werd Jezus gekruisigd. De mens gelooft altijd dat God onveranderlijk is, en definieert Hem volgens de Bijbel, alsof de mens Gods management doorzien heeft, alsof alles wat God doet in de handen van de mens ligt. De mensen zijn volslagen belachelijk, ze zijn uitermate arrogant, en ze hebben allemaal aanleg voor gezwollen welbespraaktheid. Ongeacht hoe groot jullie kennis van God ook is, nog steeds zeg ik dat jullie God niet kennen, dat er niemand is die meer gekant is tegen God, en dat jullie God veroordelen, want jullie zijn totaal niet in staat het werk van God te gehoorzamen en het pad van volmaakt gemaakt te worden door God te bewandelen. Waarom is God nooit tevreden over de daden van de mens? Omdat de mens God niet kent, omdat hij zoveel opvattingen heeft en omdat in plaats van zich te schikken naar de werkelijkheid, al zijn kennis over God van hetzelfde laken een pak is en uitgaat van dezelfde benadering voor elke situatie. Dus, nu God vandaag naar de aarde gekomen is, is God nogmaals aan het kruis genageld. Wrede, meedogenloze mensheid! Het samenzweren, gekonkel en knokken, het bijeen schrapen van reputatie en fortuin, de wederzijdse afslachting; wanneer zal er ooit een einde aan komen? God heeft honderdduizenden woorden gesproken, maar niemand is tot bezinning gekomen. Ze handelen in het belang van hun gezinnen, hun zonen en dochters, hun carrières, vooruitzichten, status, ijdelheid en geld, voor het verkrijgen van kleding, voor voedsel en het vlees; wiens daden zijn zuiver in het belang van God? Zelfs onder hen wier daden in het belang van God zijn, zijn er maar weinigen die God kennen. Hoeveel handelen er niet in hun eigen belang? Hoeveel onderdrukken en discrimineren anderen niet om hun eigen status te handhaven? Zo is God onnoemelijk veel keren hardhandig ter dood veroordeeld, talloze barbaarse rechters hebben God veroordeeld en Hem nogmaals aan het kruis genageld. Hoeveel kunnen er rechtvaardig genoemd worden omdat zij werkelijk handelen in het belang van God?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De slechten zullen zeker worden gestraft

86. Komen niet juist veel mensen tegen God in opstand en werken zij het werk van de Heilige Geest niet juist tegen omdat ze het gevarieerde en veelzijdige werk van God niet kennen, en bovendien slechts een fractie bezitten aan kennis en doctrine waarmee het werk van de Heilige Geest gemeten kan worden? Hoewel de ervaringen van dergelijke mensen oppervlakkig zijn, zijn ze van nature arrogant en toegeeflijk en kijken zij met minachting naar het werk van de Heilige Geest, negeren ze de disciplines van de Heilige Geest en gebruiken ze bovendien hun onbeduidende, oude argumenten om het werk van de Heilige Geest te bevestigen. Zij spelen ook komedie en zijn helemaal overtuigd van hun eigen geleerdheid en uitgebreide kennis, en dat ze over de hele wereld kunnen reizen. Worden dergelijke mensen niet verafschuwd en verworpen door de Heilige Geest, en zullen ze niet geëlimineerd worden door het nieuwe tijdperk? Zijn zij die voor God komen en zich openlijk tegen Hem verzetten niet onwetende en ongeïnformeerde kleine mensen die alleen maar proberen te laten zien hoe briljant ze zijn? Met slechts weinig kennis van de Bijbel proberen zij zich tegenover de ‘academische wereld’ op te stellen. Met slechts een oppervlakkige doctrine om mensen wat bij te brengen, proberen ze het werk van de Heilige Geest om te keren en het in te passen in hun eigen denkpatroon; en kortzichtig als ze zijn, proberen ze in één vluchtige blik zesduizend jaar van Gods werk te zien. Deze mensen hebben geen enkel verstand van spreken! In feite is het zo dat hoe meer kennis mensen van God hebben, hoe langzamer ze zijn om Zijn werk te beoordelen. Bovendien praten ze maar weinig over hun kennis van Gods werk van vandaag en zijn ze niet lichtvaardig in hun oordeel. Hoe minder ze van God weten, hoe arroganter en overmoediger mensen zijn en hoe willekeuriger ze Gods wezen proclameren. Maar het is slechts theorie en ze bieden geen echt bewijs. Zulke mensen zijn geenszins van waarde. Zij die het werk van de Heilige Geest zien als een spelletje zijn onnozel! Zij die niet opletten als ze worden geconfronteerd met het nieuwe werk van de Heilige Geest, die hun woordje snel klaar hebben, snel zijn om te oordelen, die hun natuurlijke instinct de vrije teugel geven om de juistheid van het werk van de Heilige Geest te ontkennen, en dit ook te beledigen en te belasteren, zouden zulke respectloze mensen het werk van de Heilige Geest kennen? Zijn zij daarnaast niet ook degenen die arrogantie vertonen, die inherent trots en onbestuurbaar zijn? Zelfs als er een dag komt waarop zulke mensen het nieuwe werk van de Heilige Geest aanvaarden, zal God hen nog steeds niet tolereren. Ze kijken niet alleen neer op degenen die werken voor God, maar lasteren ook tegen God Zelf. Dergelijke onbezonnen mensen zullen geen vergeving ontvangen, noch in dit tijdperk noch in het komende, en zij zullen eeuwig vergaan in de hel! Dergelijke respectloze, toegeeflijke mensen doen alsof ze in God geloven en hoe meer ze dat doen, des te waarschijnlijker het is dat ze Gods bestuurlijke decreten zullen beledigen. Bewandelen al deze arrogante mensen, die van nature teugelloos zijn en nooit iemand gehoorzaamd hebben, niet dit pad? Keren zij zich niet dagelijks tegen God, tegen Hem die altijd nieuw is en nooit oud?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het kennen van de drie fases van Gods werk is de weg naar het kennen van God

87. Weet wel dat jullie tegen Gods werk ingaan of jullie eigen opvattingen erop na houden om het werk van vandaag te beoordelen, omdat jullie de beginselen van Gods werk niet kennen en omdat jullie het werk van de Heilige Geest niet serieus genoeg nemen. Jullie tegenstand tegen God en jullie obstructie van het werk van de Heilige Geest worden veroorzaakt door jullie opvattingen en inherente arrogantie. Het is niet omdat Gods werk verkeerd is, maar omdat jullie van nature te opstandig zijn. Nadat ze tot geloof in God zijn gekomen, kunnen sommige mensen zelfs niet met zekerheid zeggen wat de oorsprong van de mens is. Toch durven ze te komen met openbare toespraken waarbij ze vertellen wat er wel en niet klopt van het werk van de Heilige Geest. En ze lezen zelfs de apostelen de les, die het nieuwe werk van de Heilige Geest hebben. Ze leveren commentaar en spreken voor hun beurt. Qua menselijkheid zitten ze op een te laag peil en ze hebben niet het minste verstand. Zou de dag niet komen waarop zulke mensen door het werk van de Heilige Geest worden verworpen en zullen branden in het vuur van de hel? Ze kennen het werk van God niet, maar bekritiseren Zijn werk wel en willen God dan ook nog vertellen hoe Hij moet werken. Hoe kunnen zulke onredelijke mensen God kennen? Tijdens het proces van het zoeken en ervaren van God leert de mens Hem kennen. Hij leert God niet kennen door de verlichting van de Heilige Geest als hij Hem in een opwelling bekritiseert. Hoe accurater mensen God kennen, hoe minder ze tegen Hem opstaan. Hoe minder goed mensen God daarentegen kennen, des te waarschijnlijker het is dat ze tegen Hem in opstand komen. Je opvattingen, je oude natuur en je menselijkheid, karakter en morele zienswijze zijn het ‘kapitaal’ waarmee je tegen God in opstand komt, en hoe meer verdorven, gedegenereerd en verlaagd je bent, hoe meer je Gods vijand bent. Zij die gruwelijke opvattingen hebben en een gezindheid van zelfgenoegzaamheid leven zelfs in nog meer vijandschap met de vleesgeworden God en zulke mensen zijn de antichristen. Als je opvattingen niet worden rechtgezet, dan zullen deze altijd tegen God zijn. Je zult nooit verenigbaar met God zijn en je zult altijd los van Hem zijn.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het kennen van de drie fases van Gods werk is de weg naar het kennen van God

88. Iedereen die het doel van Gods werk niet begrijpt behoort tot degenen die zich tegen God verzetten, en dit geldt nog sterker voor degenen die zich bewust zijn van het doel van Gods werk en er toch niet naar streven God te behagen. Degenen die de Bijbel lezen in majestueuze kerken reciteren de Bijbel elke dag, maar toch begrijpt geen van hen het doel van Gods werk. Niemand van hen kent God en niemand leeft in overeenstemming met Gods hart. Ze zijn allemaal waardeloze, verachtelijke mensen, die alle vanuit de hoogte God onderwijzen. Hoewel ze met de naam van God schermen, verzetten ze zich moedwillig tegen Hem. Hoewel ze zichzelf gelovigen van God noemen, zijn ze degene die het vlees van de mens eten en zijn bloed drinken. Zulke mensen zijn allemaal duivels die de ziel van de mens verslinden, hoofd-demonen die opzettelijk degenen die op het rechte pad willen wandelen in de weg staan, en struikelblokken waarmee degenen die God zoeken belemmerd worden. En hoewel ze van ‘stevig vlees’ zijn, hoe kunnen hun volgelingen weten dat ze antichristen zijn die de mens leiden in zijn verzet tegen God? Hoe kunnen zij weten dat ze levende duivels zijn die er in het bijzonder op uit zijn hun zielen te verslinden? Zij die zich groot maken voor God zijn de laagsten van alle mensen, terwijl zij die zichzelf vernederen het meest eerbaar zijn. En degenen die van zichzelf denken dat ze het werk van God kennen en het werk van God met veel tamtam aan anderen proclameren terwijl hun ogen op Hem rusten, dat zijn de meest onwetenden onder de mensen. Dat zijn de mensen zonder getuigenis van God, dat zijn de arrogante en verwaande mensen. Degenen die geloven dat ze weinig kennis van God hebben ondanks hun feitelijke ervaring en praktische kennis van God, zijn degenen die Hij het meest liefheeft. Het zijn zulke mensen die een werkelijk getuigenis hebben en echt door God kunnen worden vervolmaakt. Degenen die de wil van God niet begrijpen zijn tegenstanders van God. Degenen die de wil van God begrijpen, maar de waarheid toch niet beoefenen zijn tegenstanders van God. Degenen die het woord van God eten en drinken en toch tegen de essentie van Gods woorden ingaan zijn tegenstanders van God. Degenen die eigen opvattingen over de geïncarneerde God hebben en bewust rebelleren zijn tegenstanders van God. Degenen die God veroordelen zijn tegenstanders van God. En iedereen die niet in staat is God te kennen en getuigenis te geven voor Hem is een tegenstander van God. Luister dus naar mijn vermaning: als jullie echt het geloof hebben om dit pad te bewandelen, blijf het dan volgen. Als jullie niet in staat zijn jullie te onthouden van verzet tegen God, dan kunnen jullie het beste weggaan voor het te laat is. Anders is het eerder een slecht dan een goed voorteken, omdat jullie natuur te verdorven is. Jullie tonen niet de geringste trouw of gehoorzaamheid, of een hart dat dorst naar gerechtigheid en waarheid. En niemand van jullie heeft ook maar de geringste liefde voor God. Er kan gesteld worden dat jullie toestand voor God een totale puinhoop is. Jullie zijn niet in staat jullie te houden aan wat jullie behoren te doen of te zeggen wat jullie behoren te zeggen. Jullie zijn niet in staat in de praktijk te brengen wat jullie in de praktijk behoren te brengen en jullie zijn niet in staat de functie uit te voeren die jullie behoren uit te voeren. Jullie tonen niet de trouw, het geweten, de gehoorzaamheid of de vastberadenheid die jullie behoren te tonen. Jullie hebben het lijden niet verdragen zoals jullie het behoren te verdragen en jullie hebben niet het geloof dat jullie zouden moeten hebben. Jullie zijn volkomen verstoken van enige verdienste; hebben jullie het zelfrespect om te blijven leven? Ik verklaar jullie met klem dat het beter is jullie ogen te sluiten voor de eeuwige rust en God Zijn zorg over jullie te besparen en niet omwille van jullie hoeft te lijden. Jullie geloven in God, maar kennen toch Zijn wil niet. Jullie eten en drinken de woorden van God, maar zijn toch niet in staat jullie aan de eisen van God te houden. Jullie geloven in God maar toch kennen jullie Hem niet en leven alsof jullie geen doel hebben om naar te streven. Jullie hebben geen waarden en geen doel. Jullie leven als iemand die geen geweten, integriteit en ook maar de geringste mate van geloofwaardigheid heeft. Hoe kunnen jullie als mensen worden beschouwd? Jullie geloven in God, maar toch bedriegen jullie Hem. Sterker nog, jullie nemen Gods geld en eten van Zijn offers, en toch houden jullie uiteindelijk geen rekening met Gods gevoelens of geven blijk van een geweten ten opzichte van God. Jullie kunnen zelfs de meest triviale eisen van God niet houden. Dus hoe kunnen jullie als mensen worden beschouwd? Het voedsel dat jullie eten en de lucht die jullie inademen zijn afkomstig van God, jullie genieten van Zijn genade, en toch hebben jullie uiteindelijk niet de geringste kennis van God. Integendeel, jullie zijn nietsnutten geworden die zich tegen God verzetten. Zijn jullie dan niet net als beesten en niet beter dan een hond? Zijn er dieren die even kwaadaardig zijn als jullie?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alle mensen die God niet kennen, zijn mensen die zich tegen God verzetten

89. Het grootste probleem met de mens is dat hij alleen van dingen houdt die hij niet kan zien of aanraken, dingen die heel mysterieus en wonderlijk zijn, die de mens zich niet kan voorstellen en die voor gewone stervelingen onbereikbaar zijn. Hoe onrealistischer deze dingen zijn, hoe meer de mens ze analyseert en zelfs nergens anders oog voor heeft terwijl hij ze nastreeft; hij maakt zichzelf wijs dat ze voor hem te bereiken zijn. Hoe onrealistischer ze zijn, hoe nauwgezetter de mens ze onder de loep neemt en analyseert; hij gaat zelfs zover dat hij er zijn eigen uitputtende ideeën over verzint. Aan de andere kant geldt: hoe realistischer dingen zijn, hoe eerder de mens ze verwerpt, hij haalt er gewoon minachtend zijn neus voor op. Is dit niet precies jullie houding jegens het realistische werk dat ik tegenwoordig doe? Hoe realistischer zulke dingen zijn, hoe meer bevooroordeeld jullie ertegenover zijn. Jullie nemen zelfs niet de tijd om ze te onderzoeken, maar negeren ze gewoon; jullie halen je neus op voor deze realistische eisen van laag niveau en houden er zelfs talloze opvattingen op na over deze God die uitermate echt is. Jullie kunnen Zijn echtheid en normaliteit gewoonweg niet accepteren. Geloven jullie op deze manier niet in vaagheid? Jullie hebben een onwankelbaar geloof in de vage God van het verleden en geen belangstelling voor de echte God van nu. Komt dat niet omdat de God van gisteren en de God van vandaag uit twee verschillende tijdperken komen? Komt dat ook niet omdat de God van gisteren de verheven God van de hemel is en de God van vandaag een nietig mens op aarde is? Komt dat bovendien niet omdat de God die de mens aanbidt door zijn opvattingen is voortgebracht, terwijl de God van vandaag een werkelijk vlees voortgebracht op aarde is? Komt het niet hierop neer dat de God van vandaag te echt is en de mens Hem daarom niet nastreeft? Want wat de God van vandaag van de mens vraagt, is precies wat de mens juist niet wil doen en waarvoor hij zich schaamt. Maakt dit de zaken niet moeilijk voor de mens? Legt dit zijn littekens niet bloot? Op deze manier worden velen die de werkelijkheid niet nastreven de vijanden van de vleesgeworden God, ze worden antichristen. Is dat geen duidelijk feit? In het verleden, toen God nog vlees moest worden, was je misschien een godsdienstig figuur of een toegewijde gelovige. Na de vleeswording van God werden veel van die toegewijde gelovigen onbewust de antichrist. Weet je wat hier aan de hand is? Je concentreert je in je geloof in God niet op de werkelijkheid en streeft de waarheid niet na, maar in plaats daarvan ben je geobsedeerd door leugens. Is dat niet de duidelijkste oorzaak van je vijandschap jegens de vleesgeworden God?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen zij die God en Zijn werk kennen, kunnen God behagen

90. Voorafgaand aan je contact met Christus geloof je wellicht dat je gezindheid volledig getransformeerd is, dat je een loyale volgeling van Christus bent, en dat jij de meest waardige persoon bent om de zegeningen van Christus te ontvangen. En je gelooft ook dat je, omdat je veel gereisd hebt, veel werk hebt gedaan, en veel vruchten hebt voortgebracht, zeker iemand bent die aan het eind de kroon ontvangt. Maar er is één waarheid die je misschien niet kent: de verdorven gezindheid van de mens en zijn opstandigheid en weerstand komen aan het licht als hij Christus ziet – en de opstandigheid en weerstand die op dat moment aan het licht komen, komen volkomen en volledig aan het licht, meer dan op enig ander moment. Omdat Christus de Mensenzoon is – een Mensenzoon die normale menselijkheid heeft – eert of respecteert de mens Hem niet. Omdat God in het vlees leeft, komt de opstandigheid van de mens zo duidelijk en in levendig detail aan het licht. Dus ik zeg dat de komst van Christus alle opstandigheid van de mensheid tevoorschijn heeft doen komen en de natuur van de mensheid duidelijk in de schijnwerpers heeft gezet. Dit wordt ook genoemd: ‘een tijger van de berg lokken’, en ‘een wolf uit zijn grot lokken’. Durf je te veronderstellen dat je loyaal aan God bent? Durf je te veronderstellen dat je absolute gehoorzaamheid aan God toont? Durf je te veronderstellen dat je niet opstandig bent? Sommigen zullen zeggen: als God mij in een nieuwe omgeving plaatst, dan onderwerp ik mij steevast zonder morren, en bovendien koester ik geen opvattingen over God. Sommigen zullen zeggen: welke taak God mij ook geeft, ik vervul die zo goed als ik kan en zonder enige nalatigheid. In dat geval, vraag ik jullie het volgende: kunnen jullie verenigbaar zijn met Christus als jullie met Hem leven? En hoe lang zijn jullie verenigbaar met Hem? Eén dag? Twee dagen? Eén uur? Twee uur? Jullie geloof is dan misschien prijzenswaardig, maar jullie zijn niet erg standvastig. Als je werkelijk met Christus leeft dan komt je zelfgenoegzaamheid en zelfingenomenheid stukje bij beetje aan het licht door je woorden en daden; en ook je aanmatigende begeerten, je ongehoorzame instelling en ontevredenheid worden vanzelfsprekend openbaar. Ten slotte wordt je arrogantie steeds groter totdat je op even gespannen voet staat met Christus, als water met vuur – en dan zal je aard volledig aan het licht komen. Op dat moment kunnen je opvattingen niet langer verborgen blijven, en ook je klachten zullen spontaan tot uitdrukking komen, en je ontaarde menselijkheid zal volledig aan het licht komen. Echter, zelfs dan zul je je eigen opstandigheid blijven ontkennen. In plaats daarvan geloof je dat een Christus zoals deze niet gemakkelijk door de mens aanvaard kan worden, dat Hij te veeleisend is ten aanzien van de mens, en dat je je volledig zou onderwerpen als Hij alleen maar een wat vriendelijker Christus was. Jullie geloven dat jullie je opstandigheid altijd kunnen rechtvaardigen, en dat jullie alleen opstandig tegen Hem zijn nadat Christus jullie tot over een bepaalde grens heeft gedreven. Nooit hebben jullie bedacht dat jullie hebben gefaald om Christus als God te beschouwen en ook in jullie intentie om Hem te gehoorzamen. Maar je houdt liever hardnekkig vol dat Christus moet werken volgens jouw wensen, en zodra er maar één ding is waarin Hij dat niet doet, dan geloof je dat Hij geen God is, maar een mens. Zijn er niet velen onder jullie die het met Hem op deze manier aan de stok hebben gehad? Wie is dit nu eigenlijk in wie jullie geloven? En op welke manier zoeken jullie?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Degenen die onverenigbaar zijn met Christus zijn beslist tegenstanders van God

91. Jullie verlangen er altijd naar Christus te zien, maar ik spoor jullie aan jezelf niet zo hoog te achten; iedereen kan Christus zien, maar ik zeg dat niemand geschikt is om Christus te zien. De natuur van de mens is vervuld van kwaad, arrogantie en opstandigheid, en op het moment dat je Christus ziet, zal je natuur je vernietigen en je ten dode veroordelen. Je omgang met een broeder (of een zuster) zegt wellicht niet zoveel over je, maar het is niet zo gemakkelijk wanneer je omgaat met Christus. Op elk moment kunnen je opvattingen wortel schieten, kan je arrogantie groeien, en kan je opstandigheid vrucht dragen. Hoe kun je met zo’n menselijkheid geschikt zijn om met Christus om te gaan? Ben je werkelijk in staat om Hem te behandelen als God, elk moment van elke dag? Zul je werkelijk de realiteit hebben van onderwerping aan God? Jullie aanbidden de verheven God in jullie hart als Jehova, terwijl jullie de zichtbare Christus beschouwen als mens. Jullie verstand is té inferieur en jullie menselijkheid is té zeer ontaard! Jullie zijn niet in staat om Christus altijd als God te beschouwen; alleen bij gelegenheid, als je het graag wilt, grijp je je aan Hem vast en aanbid je Hem als God. Dit is de reden dat ik zeg dat jullie niet in God geloven, maar dat jullie een groep handlangers zijn die tegen Christus vechten. Zelfs mensen die vriendelijk zijn voor anderen worden beloond, maar Christus, die zo’n werk onder jullie gedaan heeft, heeft van de mens noch liefde, noch vergoeding of onderwerping ontvangen. Is dat niet iets hartverscheurends?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Degenen die onverenigbaar zijn met Christus zijn beslist tegenstanders van God

92. Misschien heb je gedurende je jaren van geloof in God nooit iemand vervloekt of nooit een slechte daad begaan, maar kun je, in je omgang met Christus, toch de waarheid niet spreken, niet eerlijk handelen, en niet het woord van Christus gehoorzamen; in dat geval zeg ik dat je de meest duistere en kwaadaardige persoon ter wereld bent. Misschien ben je uitzonderlijk hartelijk en toegewijd aan je familieleden, vrienden, vrouw (of man), zonen en dochters en ouders, en maak je nooit misbruik van anderen. Echter, als je niet verenigbaar en in harmonie met Christus bent – zelfs als je al het jouwe uitput om je naasten te helpen of zorgvuldig te zorgen voor je vader, moeder en gezinsleden – dan zeg ik dat je nog steeds slecht bent, en bovendien vol van sluwe listen. Denk niet dat je verenigbaar bent met Christus alleen maar omdat je goed met anderen omgaat of een paar goede daden doet. Denk je dat je met je liefdadige bedoeling een zegen van de hemel kunt ontfutselen? Denk je dat het doen van een paar goede daden je gehoorzaamheid kan vervangen? Niemand van jullie kan accepteren om behandeld en gesnoeid te worden en iedereen vindt het moeilijk om de normale menselijkheid van Christus te aanvaarden, ondanks dat jullie steeds rondbazuinen over jullie gehoorzaamheid aan God. Zo’n geloof als dat van jullie zal een passende vergelding met zich meebrengen. Geef je niet langer over aan fantasierijke illusies en het verlangen Christus te zien, want jullie zijn te klein van gestalte, zelfs zo dat jullie het niet eens waard zijn om Hem te zien. Als je volledig gereinigd bent van je opstandigheid en in harmonie met Christus kunt zijn, dan zal op dat moment God vanzelfsprekend aan je verschijnen. Als je God wilt zien zonder dat je gesnoeid bent of oordeel ondergaan hebt, dan zul je beslist een tegenstander van God worden en dan ben je bestemd voor vernietiging. De natuur van de mens is intrinsiek vijandig ten opzichte van God, want alle mensen zijn onderworpen aan Satans meest diepgaande verdorvenheid. Als de mens probeert met God om te gaan vanuit zijn eigen verdorvenheid, dan staat vast dat daar niets goeds uit kan voortkomen; zijn daden en woorden zullen beslist en telkens weer zijn verdorvenheid aan het licht doen komen, en in zijn omgang met God zal zijn opstandigheid in elk opzicht openbaar worden. Onbewust komt de mens in opstand tegen Christus, gaat hij Christus bedriegen, en Christus verloochenen; als dit gebeurt komt de mens in een nog hachelijker situatie, en als dit voortduurt wordt hij aan straf onderworpen.

Sommigen geloven wellicht dat, als omgang met God zo gevaarlijk is, het misschien verstandiger is om God op afstand te houden. Wat kunnen zulke mensen eventueel winnen? Kunnen ze loyaal aan God zijn? Zeker, omgang met God is heel moeilijk, maar dat is alleen omdat de mens verdorven is en niet omdat God niet in staat is om met hem om te gaan. Het zou het beste voor jullie zijn als je meer moeite deed voor de waarheid om jezelf te kennen. Waarom hebben jullie geen gunst gevonden bij God? Waarom is jullie gezindheid weerzinwekkend voor Hem? Waarom roept jullie spreken Zijn afkeer op? Zodra jullie een beetje loyaliteit hebben getoond zijn jullie trots op jezelf en eisen jullie een beloning voor een kleine bijdrage. Jullie kijken op anderen neer als jullie een greintje gehoorzaamheid hebben getoond, en jullie worden minachtend naar God als jullie een kleine taak hebben verricht. Voor het ontvangen van God vraag je geld, giften en complimenten. Het geeft jullie hartzeer om één of twee munten te geven; en als je er tien geeft, wens je zegeningen te ontvangen en met aanzien behandeld te worden. Een menselijkheid als die van jullie is werkelijk aanstootgevend om over te spreken of van te horen. Is er iets prijzenswaardig in jullie woorden en daden? Zowel degenen die hun plicht vervullen als degenen die dat niet doen, zowel degenen die leiden als die volgen, zowel degenen die God ontvangen als degenen die dat niet doen, zowel degenen die geven als degenen die dat niet doen, zowel degenen die preken als degenen die het woord ontvangen, enzovoort: al deze mensen prijzen zichzelf. Vinden jullie dit niet belachelijk? Jullie weten heel goed dat je in God gelooft, maar jullie kunnen je toch niet met God verenigen. Terwijl jullie heel goed weten dat jullie totaal niets waard zijn, volharden jullie in opschepperij. Voelen jullie niet dat jullie verstand verslechterd is, zo erg dat jullie geen zelfcontrole meer hebben? Hoe kunnen jullie met een dergelijk verstand geschikt zijn om met God om te gaan? Zijn jullie niet bang voor jezelf op dit punt? Jullie gezindheid is al verslechterd tot het punt waar je niet verenigbaar kunt zijn met God. Nu dit het geval is, is jullie geloof dan niet belachelijk? Is jullie geloof niet bespottelijk? Hoe ga je je toekomst aanpakken? Hoe ga je het pad kiezen waarop je gaat wandelen?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Degenen die onverenigbaar zijn met Christus zijn beslist tegenstanders van God

93. Sommige mensen verheugen zich niet in de waarheid en nog minder in het oordeel. In plaats daarvan verheugen ze zich in hun macht en rijkdommen. Dat soort mensen wordt machtzoekers genoemd. Zij komen uitsluitend af op die geloofsgemeenschappen in de wereld die invloed hebben en op die geestelijk leiders en leraren die van een theologische hogeschool komen. Ondanks dat ze de weg van de waarheid hebben aanvaard, blijven ze sceptisch en zijn ze niet in staat zichzelf volledig toe te wijden. Ze praten over offers brengen voor God, maar hun ogen zijn gericht op de grote geestelijk leiders en leraren, en Christus wordt opzijgeschoven. Hun hart is vol van roem, fortuin en glorie. Ze geloven er niets van dat zo'n onaanzienlijke man in staat is zovelen te overwinnen, dat iemand die zo onopvallend is, in staat is mensen te vervolmaken. Ze geloven er niets van dat deze stumperds die tussen het vuil en de mesthopen leven de mensen zijn die door God zijn uitverkoren. Als dát soort mensen door God gered zou worden, denken ze, zou het de wereld op zijn kop zijn en iedereen zou in een deuk liggen van het lachen. Ze geloven dat als God zulke sukkelaars uitkiest om te worden vervolmaakt, die hoge heren God Zelf zouden worden. Hun perspectief is besmet met ongeloof; sterker nog, het zijn belachelijke beesten. Want zij hechten alleen waarde aan positie, prestige en macht. Wat zij hoogachten, zijn grote groepen en geloofsgemeenschappen. Ze hebben geen enkel respect voor diegenen die geleid worden door Christus. Ze zijn niet meer dan verraders die zich van Christus, de waarheid en het leven hebben afgekeerd.

Wat jij bewondert, is niet de nederigheid van Christus, maar die valse herders met aanzien. Je houdt niet van de lieflijkheid of de wijsheid van Christus, maar van die lichtzinnige figuren die omgang hebben met de verachtelijke wereld. Je lacht om de pijn van Christus, die geen plaats heeft om Zijn hoofd neer te leggen, maar bewondert die levenloze wezens die offeranden wegkapen en zich wentelen in losbandigheid. Je bent niet bereid zij aan zij met Christus te lijden, maar stort je maar al te graag in de armen van die roekeloze antichristenen, hoewel ze je alleen maar vlees, alleen maar letters en alleen maar controle geven. Zelfs nu keert je hart zich nog steeds naar hen, hun reputatie, hun status en hun invloed. Maar je blijft bij een houding waarin je het werk van Christus moeilijk te verteren vindt en je bent niet bereid het te aanvaarden. Daarom zeg ik dat je niet het geloof hebt dat inhoudt dat je Christus erkent. De enige reden waarom je Hem tot op de dag van vandaag hebt gevolgd, is alleen omdat je geen andere keuze had. Een reeks imposante beelden rijzen altijd maar weer op in je hart. Je kunt alles wat ze zeggen en doen, hun invloedrijke woorden en handen, maar niet vergeten. In jullie hart zijn ze voor altijd oppermachtig en voor altijd helden. Maar de Christus van vandaag niet. Hij is altijd maar weer onbetekenend in je hart en altijd maar weer is Hij je eerbied niet waard. Want Hij is veel te gewoon, heeft veel te weinig invloed en is allesbehalve verheven.

Hoe dan ook, ik zeg dat al diegenen die de waarheid niet waarderen ongelovigen zijn en verraders zijn van de waarheid. Dat soort mensen zal nooit de goedkeuring van Christus ontvangen. Heb je nu vastgesteld hoeveel ongeloof er in je is? En hoeveel verraad van Christus? Ik doe een dringend beroep op je: aangezien je de weg van de waarheid hebt gekozen, moet je jezelf daar met je hele hart aan toewijden; wees niet ambivalent of halfslachtig. Je moet begrijpen dat God niet toebehoort aan de wereld of aan welke afzonderlijke persoon dan ook, maar aan al diegenen die echt in Hem geloven, al diegenen die Hem aanbidden en al diegenen die Hem toegewijd en trouw zijn.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Ben jij iemand die waarlijk in God gelooft?

94. Veel volgelingen van God maken zich alleen druk over de vraag hoe ze zegeningen kunnen verkrijgen of rampspoed kunnen vermijden. Horen ze van het werk en management van God, dan worden ze stil en haken ze af. Ze zijn van mening dat het kennen van zulke vervelende vragen hun leven niet zal laten groeien of van enige baat zal zijn. Ook al hebben ze berichten over het management van God gehoord, ze gaan er lichtvaardig mee om. Ze beschouwen die niet als iets kostbaars om aan te nemen en doen er al helemaal niets mee in hun leven. Zulke mensen volgen God met één eenvoudig doel: om zegeningen te verkrijgen, en dat doel is om zegeningen te verkrijgen. Dergelijke mensen kunnen niet de moeite nemen om aan iets anders aandacht schenken als het niet rechtstreeks met dat doel te maken heeft. Geloven in God om zegeningen te verkrijgen is voor hen een uiterst legitiem streven, iets wat hun geloof de moeite waard maakt. Ze trekken zich verder niets aan van alles wat dit doel niet volbrengt. Dat is het geval met de meeste mensen die tegenwoordig in God geloven. Hun doel en motivatie lijken legitiem, want ze geloven niet alleen in God, maar zij putten zich ook uit voor God, wijden zich toe aan God en vervullen hun plicht. Ze geven hun jeugd op, laten familie en carrière achter zich en spannen zich zelfs jarenlang weg van huis in. Omwille van hun uiteindelijke doel stellen ze hun interesses bij, veranderen ze hun kijk op het leven en stellen ze zelfs hun koers bij. Toch kunnen ze het doel van hun geloof in God niet bijstellen. Ze maken zich druk om hun eigen idealen na te jagen. Hoe lang de weg ook is, hoeveel moeilijkheden en obstakels er onderweg ook zijn, ze blijven doorzetten en zijn niet bang voor de dood. Waar halen ze de kracht vandaan om zich zo te blijven toewijden? Is het hun geweten? Is het hun grote en edele karakter? Is het hun vastberadenheid om tot het einde toe tegen de machten van het kwaad te strijden? Is het hun geloof waarin ze getuigen van God zonder een beloning te zoeken? Is het hun trouw waarvoor ze bereid zijn alles op te geven om aan de wil van God te voldoen? Of is het hun geest van toewijding waarin ze nooit extravagante eisen voor zichzelf hebben gesteld? Dat mensen die het werk van Gods management nooit hebben gekend toch zoveel geven, is gewoonweg een verbazingwekkend wonder! Laten we nu even niet bespreken hoeveel deze mensen hebben gegeven. Hun gedrag is onze analyse echter wel meer dan waard. Deze mensen begrijpen God niet en geven Hem toch zoveel. Kan er voor hen een andere reden zijn dan de voordelen die eraan kleven? Daarin ontwaren we een niet eerder vastgesteld probleem: de relatie van de mens met God is puur gebaseerd op naakt eigenbelang. Het gaat om de relatie tussen de ontvanger en gever van zegen. Het valt goed te vergelijken met de relatie tussen werknemer en werkgever. De werknemer werkt alleen om de beloningen van de werkgever te ontvangen. In een dergelijke relatie is er geen sprake van affectie, alleen van een deal. Er is geen sprake van liefde geven en liefde ontvangen, alleen van liefdadigheid en barmhartigheid. Er is geen sprake van begrip, alleen van onderdrukte verontwaardiging en bedrog. Er is geen sprake van intimiteit, alleen van een onoverbrugbare kloof. Wie kan het tij keren als men op dit punt is beland? En hoeveel mensen kunnen werkelijk inzien hoe wanhopig deze relatie is geworden? Wanneer mensen zich compleet richten op de vreugde van hun gezegende toestand, kan niemand zich volgens mij indenken hoe beschamend en afzichtelijk een dergelijke relatie met God is.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bijlage 3: De mens kan alleen gered worden onder Gods management

95. Het meest bedroevende van het geloof van de mensheid in God is dat de mens zijn eigen zaken te midden van het werk van God regelt en zich niets van Gods management aantrekt. De mens faalt bovenal in het volgende: hij wil zich wel aan God onderwerpen en Hem aanbidden, maar tegelijkertijd creëert hij zijn eigen ideale bestemming. De mens berekent hoe hij de grootste zegeningen en de beste bestemming kan verkrijgen. Zelfs als mensen beseffen hoe meelijwekkend, haatdragend en zielig ze zijn, hoevelen kunnen dan hun idealen en hoop meteen aan de kant zetten? En wie kan zich inhouden en niet langer alleen aan zichzelf denken? God heeft mensen nodig die nauw met Hem willen samenwerken om Zijn management te kunnen aanvullen. Hij heeft mensen nodig die hun lichaam en geest toewijden aan het werk van Zijn management en zich zo aan Hem onderwerpen. Hij heeft geen mensen nodig die Hem elke dag met uitgestrekte hand ergens om bedelen. Hij heeft al helemaal geen mensen nodig die een beetje geven en dan op een beloning wachten. God verafschuwt mensen die enige inzet tonen en verder op hun lauweren rusten. Hij haat die kille mensen die een hekel hebben aan het werk van Zijn management en die alleen maar over de hemel en hun zegeningen willen praten. Hij heeft nog meer verachting voor mensen die hun voordeel doen met het werk dat Hij voor het heil van de mensheid doet. Deze mensen hebben zich namelijk nooit iets aangetrokken van wat God wil bereiken en tot stand brengen met het werk van Zijn management. Zij zijn alleen op de zegeningen uit die het werk van God te bieden heeft. Gods hart laat hen koud, ze zijn alleen met hun eigen toekomst en lot bezig. Mensen die een hekel hebben aan het werk van Gods management hebben geen enkele interesse in Gods wil en in hoe God de mensheid redt. Zij doen allemaal gewoon wat zij willen, los van het werk van Gods management. God gedenkt hun gedrag niet, Hij keurt het niet goed en kijkt er zeker niet met genoegen op neer.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bijlage 3: De mens kan alleen gered worden onder Gods management

96. Zoveel mensen geloven in mij alleen maar zodat ik hen zou kunnen genezen. Zoveel mensen geloven in mij alleen maar zodat ik mijn krachten zou kunnen gebruiken om onreine geesten uit hun lichaam te verdrijven. En zoveel mensen geloven in mij alleen maar om wellicht vrede en vreugde van mij te kunnen ontvangen. Zoveel mensen geloven in mij alleen maar om grotere materiële rijkdom van mij te eisen. Zoveel mensen geloven in mij alleen maar om dit leven in vrede door te brengen en om veilig en gezond te zijn in de toekomstige wereld. Zoveel mensen geloven in mij om het lijden van de hel te vermijden en de zegeningen van de hemel te ontvangen. Zoveel mensen geloven in mij enkel vanwege tijdelijke troost, zonder ernaar te streven in de komende wereld iets te bereiken. Toen ik mijn woede over de mensheid bracht en alle vreugde en vrede terugnam die deze eens bezat, begon de mens te twijfelen. Toen ik de mens het lijden van de hel gaf en de zegeningen van de hemel terugeiste, veranderde de schaamte van de mens in kwaadheid. Toen de mens mij vroeg om hem te genezen, besteedde ik geen aandacht aan hem en voelde ik een afkeer jegens hem. De mens ging ver weg van mij en zocht daarvoor in de plaats de weg van kwaadaardige geneeskunde en tovenarij. Toen ik alles wegnam wat de mensen van mij hadden geëist, verdween iedereen spoorloos. Dus zeg ik dat de mens geloof in mij heeft, omdat ik te veel genade schenk, en er veel te veel is om te verkrijgen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wat weet jij over het geloof?

97. Je hoopt dat je geloof in God geen uitdagingen of beproevingen met zich meebrengt, of de minste ontbering. Je streeft altijd die dingen na die waardeloos zijn en je hecht geen waarde aan het leven, in plaats daarvan plaats je je eigen extravagante gedachten voor de waarheid. Je bent zo waardeloos! Je leeft als een varken, wat voor verschil is er tussen jou en varkens en honden? Zijn zij die niet de waarheid nastreven en in plaats daarvan van het vlees houden, niet allemaal dieren? Zijn die doden zonder geesten niet allemaal wandelende lijken? Hoeveel woorden zijn er onder jullie gesproken? Is er maar een klein beetje werk gedaan onder jullie? Hoeveel heb ik aan jullie geleverd? En waarom heb je het niet verkregen? Waarover moet je klagen? Is het niet zo dat je niets hebt gekregen omdat je te verliefd bent op het vlees? En komt het niet omdat je gedachten te extravagant zijn? Is het niet omdat je te stom bent? Als je niet in staat bent om deze zegeningen te verkrijgen, kun je dan God de schuld geven omdat Hij je niet heeft gered? Wat je nastreeft is, om vrede te krijgen na in God te geloven, voor je kinderen om vrij te zijn van ziekte, voor je echtgenoot om een goede baan te hebben, voor je zoon om een goede vrouw te vinden, voor je dochter om een fatsoenlijke echtgenoot te vinden, voor je ossen en paarden om het land goed te ploegen, voor een jaar van goed weer voor je gewassen. Dat is wat je zoekt. Jouw streven is alleen om comfortabel te leven, dat er geen ongelukken met je familie gebeuren, dat de wind aan je voorbij trekt, dat je gezicht onaangetast door gruis blijft, dat de gewassen van je familie niet worden overstroomd, dat je niet wordt beïnvloed door rampspoed, om te leven in Gods omhelzing, om te leven in een gezellig nest. Een lafaard zoals jij, die altijd het vlees nastreeft – heb je een hart, heb je een geest? Ben je geen beest? Ik toon je de ware weg zonder iets terug te vragen, maar je streeft het niet na. Ben jij een van degenen die in God geloven? Ik schenk het echte mensenleven aan jou, maar je streeft het niet na. Ben jij niet anders dan een varken of een hond? Varkens streven niet naar het leven van de mens, ze streven er niet naar om gereinigd te worden en ze begrijpen niet wat het leven is. Elke dag slapen ze gewoon na gegeten te hebben. Ik heb je de ware weg getoond, maar je hebt het niet bereikt; je staat met lege handen. Ben je bereid om door te gaan in dit leven, het leven van een varken? Wat is de betekenis van zulke mensen die in leven zijn? Je leven is verachtelijk en onedel, je leeft te midden van vuiligheid en losbandigheid en je streeft geen enkel doel na; is jouw leven niet het meest onedele van allemaal? Heb je het lef om naar God te kijken? Als je op deze manier blijft ervaren, zul je dan niet niets verwerven? De ware weg is aan je getoond, maar of je het uiteindelijk wel of niet kunt bereiken hangt af van je eigen persoonlijke streven.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De ervaringen van Petrus: zijn kennis van tuchtiging en oordeel

98. In de levenservaringen van mensen, denken ze vaak bij zichzelf, ik heb mijn familie en carrière opgegeven voor God en wat heeft Hij mij gegeven? Ik moet het bij elkaar optellen en bevestigen – heb ik de laatste tijd zegeningen ontvangen? Ik heb veel gegeven in deze tijd, ik ben druk in de weer geweest en heb veel geleden – heeft God me in ruil daarvoor beloftes gegeven? Heeft Hij mijn goede daden onthouden? Wat zal mijn einde zijn? Kan ik Gods zegeningen ontvangen? … Ieder mens maakt voortdurend en regelmatig zulke berekeningen in zijn hart en hij stelt eisen aan God met daarin zijn motivaties, ambities en deals. Dat wil zeggen dat de mens in zijn hart God voortdurend uitprobeert, voortdurend plannen aangaande God bedenkt en voortdurend met God in discussie is ter wille van zijn eigen einde en probeert een verklaring van God af te dwingen, om te zien of God hem kan geven wat hij wil. Terwijl de mens God nastreeft, behandelt hij God niet als God. De mens heeft altijd geprobeerd met God zaken te doen, onophoudelijk eisen aan Hem te stellen en zelfs bij elke stap druk op Hem uit te oefenen, door te proberen Zijn hele hand te nemen als hem slechts een vinger is gegeven. Terwijl hij overeenkomsten probeert te sluiten met God, maakt de mens ook ruzie met Hem en er zijn zelfs mensen die, wanneer er beproevingen plaatsvinden of wanneer ze in bepaalde situaties verkeren, vaak zwak, passief en slap worden in hun werk en klagen over God. Vanaf het moment dat hij voor het eerst in God begon te geloven, heeft de mens God beschouwd als een hoorn des overvloeds, een Zwitsers zakmes en heeft hij zichzelf beschouwd als de grootste schuldeiser van God, alsof zegeningen en beloften van God proberen te krijgen, zijn inherente recht en verbintenis was, terwijl het Gods verantwoordelijkheid was om de mens te beschermen, te verzorgen en voor hem te voorzien. Dat is het basisbegrip van ‘geloof in God’ van allen die in God geloven en ten diepste hun begrip van het concept van het geloof in God. Van het wezen van de menselijke natuur tot aan zijn subjectieve streven, heeft niets te maken met de vrees voor God. Het doel van de mens om in God te geloven kan onmogelijk iets te maken hebben met de aanbidding van God. Dat wil zeggen, de mens heeft nooit overwogen of begrepen dat het geloof in God, godvrezendheid en aanbidding van God vereist. In het licht van dergelijke omstandigheden is het menselijke wezen duidelijk. En wat is dit wezen? Het is dat het hart van de mens kwaadaardig is, dat het onderdak biedt aan verraad en bedrog, dat het niet van eerlijkheid en rechtvaardigheid houdt, of van dat wat positief is en het verachtelijk en hebzuchtig is. Het hart van de mens kan niet nog méér gesloten zijn voor God; hij heeft het helemaal niet aan God gegeven. God heeft nooit het ware hart van de mens gezien, noch is Hij ooit door de mens aanbeden. Hoe hoog de prijs ook is die God betaalt, hoeveel werk Hij ook doet of hoeveel Hij ook aan de mens geeft, de mens blijft er blind voor en volkomen onverschillig onder. De mens heeft nooit zijn hart aan God gegeven, hij wil alleen aan zijn eigen hart denken, om zijn eigen beslissingen te nemen – met als ondertoon dat de mens niet de weg wil volgen van God vrezen en het kwaad mijden, of de soevereiniteit en de regelingen van God gehoorzamen, noch God als God wil aanbidden. Zo staat de mens er vandaag de dag voor.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II

99. Wanneer iemand het over bestemming heeft, letten jullie allemaal goed op. Jullie zijn allemaal erg gevoelig met betrekking tot dit onderwerp. Sommige mensen kunnen niet wachten om voor God te buigen en zo een goede bestemming te verkrijgen. Ik ken die hunkering, die niet in woorden uitgedrukt hoeft te worden, ook. Jullie willen absoluut niet dat jullie vlees tot rampspoed vervalt. Jullie willen in de toekomst ook zeker geen langdurige straf ondergaan. Jullie hopen alleen op een vrijer en gemakkelijker leven. En dus voelen jullie je telkens bijzonder opgewonden wanneer bestemming ter sprake komt en zijn jullie ontzettend bang dat jullie God misschien mishagen en jullie je verdiende straf krijgen. Jullie hebben zonder aarzelen compromissen gesloten omwille van jullie bestemming. Velen van jullie die eens onbetrouwbaar en oneerbiedig waren, zijn opeens ontzettend aardig en oprecht geworden. Jullie oprechtheid is zelfs indrukwekkend. Jullie hebben allemaal toch een ‘eerlijk’ hart. Van begin tot eind zijn jullie open naar mij geweest, zonder geheimen in jullie hart verborgen te houden, of het nu om schuld, bedrog of toewijding gaat. Jullie hebben mij al met al die essentiële dingen in jullie diepste binnenste ‘beleden’. Ik heb die dingen uiteraard nooit gemeden, want ze zijn gewoon voor mij geworden. Jullie gaan liever de vuurzee in voor jullie eindbestemming dan nu één streng haar te verliezen om Gods goedkeuring te verkrijgen. Ik wil niet te dogmatisch naar jullie zijn, maar jullie toegewijde hart is echt ontoereikend voor alles wat ik doe. Jullie begrijpen misschien niet wat ik bedoel, dus ik zal jullie een eenvoudige uitleg geven: jullie hebben niet de waarheid en het leven nodig, niet de beginselen van hoe jullie je moeten gedragen en het gaat jullie ook niet om mijn zorgvuldige werk. Wat jullie nodig hebben, is alles wat jullie in het vlees bezitten — rijkdom, status, familie, huwelijk etc. Jullie negeren mijn woorden en werk volkomen, dus kan ik jullie geloof in één woord omschrijven: halfslachtig. Jullie doen er alles aan om datgene te bereiken waar jullie je geheel aan toewijden, maar ik heb gemerkt dat jullie niet alles opgeven omwille van jullie geloof in God. Jullie zijn niet meer dan relatief trouw en relatief serieus. Daarom zeg ik dat mensen zonder een volkomen oprecht hart tekortschieten in hun geloof in God. Denk goed na – is het niet zo dat velen van jullie tekortschieten?

Jullie moeten weten dat succes in het geloof in God dankzij de daden van mensen zelf tot stand komt. Als mensen niet slagen maar falen, is dat eveneens aan hun eigen daden te wijten, niet aan de gevolgen van andere factoren. Ik denk dat jullie er alles aan zouden doen om iets gedaan te krijgen wat moeilijker is en meer lijden inhoudt dan in God geloven. Jullie zouden dat erg serieus opvatten. Jullie zouden zelfs geen fouten willen maken. Dergelijke onophoudelijke inspanningen hebben jullie allemaal in jullie leven aan de dag gelegd. Jullie zijn zelfs in staat om mij in het vlees te bedriegen onder omstandigheden waarin jullie niet eens iemand uit jullie eigen familie zouden bedriegen. Zo gedragen jullie je steeds en dit beginsel passen jullie steeds toe in jullie leven. Creëren jullie niet nog steeds een vals beeld om mij voor de gek te houden, omwille van een prachtige en gelukkige bestemming? Ik weet dat jullie toewijding en jullie oprechtheid maar tijdelijk zijn. Zijn jullie aspiraties en de prijs die jullie betalen niet alleen voor nu en niet voor dan? Jullie willen alleen een laatste inspanning doen om een prachtige bestemming veilig te stellen. Jullie zijn alleen uit op een deal. Het is niet zo dat jullie de waarheid niets verschuldigd zijn. Het is zeker niet zo om de prijs die ik heb betaald terug te betalen. Kortom, jullie willen wel jullie slimheid aanwenden, maar er niet voor strijden. Is dit niet jullie diepe wens? Jullie moeten jezelf niet anders voordoen en jullie hersenen niet zodanig breken over jullie bestemming dat jullie er niet meer van kunnen eten of slapen. Is het niet zo dat jullie bestemming uiteindelijk zal zijn bepaald?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Over bestemming

100. Jullie hebben me jarenlang gevolgd, maar hebben me nooit een greintje loyaliteit bewezen. In plaats daarvan hebben jullie je op de mensen gericht van wie je houdt en de dingen die je leuk vindt, zozeer dat ze in jullie hart gesloten en nooit en te nimmer losgelaten worden. Als jullie enthousiast en gepassioneerd zijn over iets waar je van houdt, is dat altijd wanneer jullie me volgen of ook al wanneer jullie naar mijn woorden luisteren. Daarom zeg ik dat jullie de loyaliteit die ik van jullie eis, in plaats daarvan gebruiken om loyaal te zijn aan je ‘lievelingetjes’, om die te koesteren. Jullie brengen ook wel wat offers voor mij, maar jullie geven niet alles, die offers betekenen niet dat ik het ben aan wie je waarlijk loyaal bent. Jullie houden je bezig met de dingen waaraan je toegewijd bent. Sommigen zijn loyaal aan hun kinderen, anderen aan hun man, hun vrouw, aan geld, sommigen aan werk, hun meerderen, hun status, of aan vrouwen. Als het gaat om de dingen waaraan jullie loyaal zijn, dan zijn jullie nooit moe of bezorgd geweest. Jullie zuchten er alsmaar meer naar om nog meer te bezitten van datgene waar jullie loyaal aan zijn, met nog hogere kwaliteit, en jullie hebben nog nooit opgegeven. Als het gaat om de dingen waaraan jullie toegewijd zijn, dan staan ik en mijn woorden altijd onderaan het lijstje. Jullie hebben ook geen keus dan die op de laatste plaats te zetten. Sommige mensen houden zelfs die laatste plek over voor iets waar ze loyaal aan willen zijn, maar wat ze nog niet hebben ontdekt. Zij houden helemaal geen enkel plekje voor mij over in hun hart. Misschien denken jullie dat ik veeleisend ben, of dat ik jullie vals beschuldig. Maar hebben jullie er ooit aan gedacht dat terwijl jullie je vermaken met je familie, jullie nooit eens loyaal aan mij zijn geweest? Doet dat jullie in tijden als deze geen pijn? Waneer jullie harten vervuld zijn van vreugde omdat jullie beloning ontvangen voor jullie arbeid, voelen jullie je dan niet ontmoedigd dat jullie jezelf niet genoeg hebben uitgerust met de waarheid? Wanneer hebben jullie bittere tranen geweend, omdat jullie mijn goedkeuring niet hebben ontvangen? Jullie pijnigen je hersenen voor je zonen en dochters en doen allerlei moeite, en nog zijn jullie niet tevreden, jullie vinden nog dat je niet genoeg doet voor je kinderen, dat je niet al je kracht hebt opgeofferd. Maar tegenover mij zijn jullie altijd nalatig en achteloos. Jullie houden mij alleen in je herinnering, maar niet blijvend in je hart. Mijn devotie en inspanningen zijn aan jullie niet besteed, jullie hebben die nog nooit begrepen en jullie denken dat een kort moment van reflectie hierop al genoeg is. Dit soort ‘loyaliteit’ is niet waar ik al zo lang op wacht, dit is me al lange tijd een gruwel.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Aan wie ben jij loyaal?

101. Als ik wat rijkdommen vóór ieder van jullie zou plaatsen, en jullie vrijelijk zou laten kiezen in de wetenschap dat[a] ik jullie niet veroordeel, zouden de meesten van jullie kiezen voor de rijkdommen en de waarheid verloochenen. De beteren onder jullie zouden de rijkdommen opgeven en met tegenzin kiezen voor de waarheid, en degenen daar tussenin zouden met één hand naar de rijkdommen grijpen en met de andere naar de waarheid. Zou jullie ware aard dan niet overduidelijk zijn? Als jullie een keuze moeten maken tussen iets waar jullie loyaal aan zijn en de waarheid, zullen jullie allemaal zo’n keuze maken en blijft jullie houding onveranderd. Is dat niet zo? Hebben velen van jullie niet geschommeld tussen goed en kwaad? Als het gaat om de strijd tussen positief en negatief, tussen zwart en wit, zijn jullie je ongetwijfeld bewust van de keuzes die jullie hebben gemaakt: keuzes tussen familie en God, kinderen en God, vrede en ontwrichting, rijkdom en armoede, status en middelmaat, gesteund worden en verstoten worden, enzovoort. Als jullie moeten kiezen tussen een vredig of een gebroken gezin, dan kiezen jullie dat eerste, zonder ook maar een moment te twijfelen. Als het gaat om rijkdommen en plicht, dan kiezen jullie alweer de eerste, zelfs zonder de wil om je te bekeren[b]. Als het gaat om luxe of armoede, dan kiezen jullie de eerste. Als jullie moeten kiezen tussen zonen, dochters, vrouwen, mannen en mij, dan kiezen jullie voor de eerste. Als het om opvattingen of de waarheid gaat, kiezen jullie opnieuw de eerste. Nu ik word geconfronteerd met allerlei slechte daden van jullie, heb ik letterlijk mijn vertrouwen in jullie verloren, en ik ben verbijsterd dat jullie harten zó onvermurwbaar zijn. Jaren van toewijding en moeite hebben mij blijkbaar alleen gelatenheid en jullie wanhoop jegens mij gebracht. Toch groeit mijn hoop voor jullie met de dag, omdat mijn dag al voor iedereen is tentoongespreid. Desondanks blijven jullie datgene zoeken wat aan de duisternis en het kwaad toebehoort en zijn niet bereid dat los te laten. Wat zal de uitkomst zijn voor jullie op deze manier? Hebben jullie daar wel eens ernstig over nagedacht? Als jullie nog een keer mochten kiezen, wat zou dan jullie houding zijn? Zouden jullie dan echt alsnog de eerste kiezen? Zouden jullie mij dan nog steeds enkel teleurstelling en ellendige droefheid teruggeven? Zou er alleen in jullie harten nog steeds slechts een beetje warmte te vinden zijn? Zouden jullie nog steeds onwetend zijn over hoe jullie mij kunnen troosten?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Aan wie ben jij loyaal?

102. Hij beschouwt elke dag de daden en gedachten van iedereen, die tegelijkertijd voorbereidingen op hun eigen toekomst zijn. Al de levenden moeten dit pad bewandelen, dat heb ik voor allen zo voorbestemd. Niemand kan hieraan ontsnappen en er gelden geen uitzonderingen. Ik heb talloze woorden gesproken en bovendien onnoemelijk veel werk verzet. Ik kijk elke dag toe terwijl ieder mens natuurlijkerwijs uitvoert wat hem volgens zijn inherente aard te doen staat en hoe zich dat ontwikkelt. Velen zijn al zonder het te weten het ‘juiste pad’ ingeslagen dat ik voor de openbaring van ieder soort mens heb ingesteld. Ik heb ieder soort mens al in verschillende omgevingen geplaatst, en allen hebben op hun eigen plaats hun inherente eigenschappen tentoongespreid. Er is niemand om ze te binden, niemand om ze te verleiden. Ze zijn volkomen vrij en wat ze uiten komt op natuurlijke wijze. Er is maar één ding dat ze in toom houdt, en dat zijn mijn woorden. Sommige mensen lezen mijn woorden dan ook met tegenzin en brengen mijn woorden nooit in praktijk en doen dat alleen maar om de dood te ontlopen. Aan de andere kant vinden anderen het moeilijk om de dagen door te komen zonder de leiding en voeding van mijn woorden, zodat zij zich te allen tijde op natuurlijke wijze aan mijn woorden vastklampen. Na verloop van tijd ontdekken ze dan het geheim van het menselijk leven, de bestemming van de mens en de waarde van het mens-zijn. De mensheid is niet meer dan dit in de tegenwoordigheid van mijn woord en ik laat dingen gewoon op hun beloop. Ik dwing mensen op geen enkele manier om naar mijn woorden te leven als fundament van hun bestaan. En zo observeren de mensen die nooit een geweten of waarde hebben in hun bestaan stilletjes hoe dingen gaan en zetten ze mijn woorden vervolgens abrupt aan de kant en doen ze wat ze maar willen. Ze worden moe van de waarheid en alles wat van mij komt. Bovendien zijn ze het moe om in mijn huis te blijven. Deze mensen vertoeven tijdelijk in mijn huis omwille van hun bestemming en om straf te ontlopen, zelfs in hun dienstbetoon. Maar hun intenties veranderen nooit en hun daden evenmin. Dit voedt alleen maar hun verlangen naar zegeningen, naar een enkele reis naar het koninkrijk waar ze dan eeuwig kunnen verblijven, en zelfs een reis naar de eeuwige hemel. Hoe meer ze ernaar verlangen dat mijn dag spoedig komt, hoe meer ze de waarheid als een obstakel, als een struikelblok op hun pad gaan zien. Ze kunnen bijna niet wachten om het koninkrijk te betreden en voor altijd van de zegeningen van het koninkrijk der hemelen te genieten, zonder de waarheid te hoeven nastreven of oordeel en tuchtiging te aanvaarden, en vooral zonder onderdanig in mijn huis te verblijven en te doen wat ik gebied. Deze mensen betreden mijn huis niet om met een oprecht hart naar de waarheid te zoeken of om samen te werken met mijn management. Ze zijn er enkel op uit om niet vernietigd te worden in het volgende tijdperk. Hun hart heeft dan ook nooit geweten wat de waarheid is of hoe de waarheid aan te nemen. Daarom hebben zulke mensen de waarheid nooit in praktijk gebracht of de extreme diepte van hun verdorvenheid ingezien. Toch zijn ze tot het einde als ‘dienaren’ in mijn huis verbleven. Ze wachten ‘geduldig’ de komst van mijn dag af en zijn onvermoeibaar terwijl ze door mijn manier van werken heen en weer worden geslingerd. Hoezeer ze zich ook inspannen en wat voor prijs ze ook hebben betaald, niemand zal zien dat ze voor de waarheid hebben geleden of iets voor mij hebben opgeofferd. In hun hart kunnen ze niet wachten om de dag te zien dat ik een einde maak aan het oude tijdperk. Ook willen ze dolgraag weten hoe groot mijn macht en gezag zijn. Maar waarvoor ze zich nooit hebben gehaast, is om zichzelf te veranderen en de waarheid na te streven. Ze hebben lief waar ik moe van ben en zijn moe van wat ik liefheb. Ze verlangen naar wat ik haat maar zijn tegelijkertijd bang om te verliezen wat ik verafschuw. Ze leven in deze goddeloze wereld maar haten die nooit en zijn ontzettend bang dat ik haar zal vernietigen. Ze houden er tegenstrijdige intenties op na: ze scheppen behagen in deze wereld die ik verafschuw, maar tegelijkertijd kijken ze ernaar uit dat ik deze wereld spoedig vernietig. Op die manier zullen ze het leed van vernietiging ontlopen en getransformeerd worden tot heren van het volgende tijdperk voordat ze van de ware weg zijn afgedwaald. Ze hebben de waarheid namelijk niet lief en zijn moe van alles wat van mij komt. Ze worden misschien een poosje ‘gehoorzame mensen’ om de zegeningen niet te verliezen, maar hun zucht naar zegeningen en hun angst om te vergaan en in de poel van vuur te belanden, zijn zonneklaar. Naarmate mijn dag nadert, wordt hun verlangen gestaag sterker. Hoe groter de ramp, hoe hulpelozer ze worden: ze weten niet waar ze moeten beginnen om mij te behagen en te voorkomen dat ze de zegeningen verliezen waar ze zo lang naar verlangd hebben. Zodra mijn hand het werk aanvangt, staan deze mensen te popelen om in de voorhoede te staan. Ze dringen zich uit alle macht naar de frontlinie van de troepen, vreselijk bang dat ik ze niet zal zien. Ze denken dat ze het juiste doen en zeggen, ongewis dat hun daden nooit betrekking op de waarheid hebben gehad en mijn plannen alleen maar verstoren en hinderen. Ze hebben zich misschien wel grote inspanning getroost met de wil en intentie om te volharden in moeilijkheden, maar alles wat ze doen heeft niets met mij te maken. Ik heb namelijk nooit gezien dat hun daden uit goede intenties voortkomen, laat staan dat ik ze iets op mijn altaar heb zien plaatsen. Zo zijn hun daden tegenover mij al deze jaren geweest.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Jullie moeten goed nadenken over wat je doet

103. Veel mensen lezen dagelijks Gods woorden en gaan zelfs zover dat ze alle klassieke passages daarin, als hun kostbaarste bezit, nauwgezet uit hun hoofd leren. Bovendien verkondigen ze Gods woorden overal en voorzien en helpen anderen door middel van Zijn woorden. Ze denken dat ze op die manier van God getuigen, van Zijn woorden getuigen, dat ze Gods weg volgen. Ze denken dat ze op die manier leven volgens Gods woorden, Zijn woorden in hun huidige leven integreren, dat ze op die manier Gods goedkeuring kunnen ontvangen en gered en vervolmaakt kunnen worden. Maar in de praktijk houden ze zich nooit aan de woorden van God die ze verkondigen en proberen ze zichzelf niet af te stemmen op wat in Gods woorden wordt geopenbaard. In plaats daarvan gebruiken ze Gods woorden om door middel van bedrog de bewondering en het vertrouwen van anderen te winnen, om op eigen kracht de leiding te nemen, en om zich Gods glorie toe te eigenen en te stelen. Ze hopen, tevergeefs, door Gods woorden te verspreiden, beloond te worden met Gods werk in hen en met Zijn goedkeuring. Al gaan er nog zoveel jaren voorbij, het lukt deze mensen niet om Gods goedkeuring te verdienen door het proces van verkondigen van Zijn woord. Het lukt hun niet de weg te vinden die ze moeten volgen terwijl ze van Gods woorden getuigen. Door middel van Gods woorden helpen en voorzien ze anderen wel, maar zichzelf hebben ze niet voorzien of geholpen. Ze kennen God niet en het lukt hun niet in zichzelf oprechte eerbied voor God te laten ontstaan terwijl ze al deze dingen doen. Integendeel, hun misvattingen over God groeien steeds meer, ze wantrouwen Hem steeds meer en maken zich steeds overdrevener voorstellingen van Hem. Gevoed en geleid door hun theorieën over Gods woorden lijkt het alsof ze volkomen in hun element zijn, alsof ze hun vaardigheden moeiteloos toepassen, alsof ze hun doel in het leven, hun missie gevonden hebben en alsof ze nieuw leven en redding hebben ontvangen. Met hun heldere voordracht van Gods woorden lijkt het alsof ze toegang tot de waarheid hebben, alsof ze Gods bedoelingen bevatten en de weg naar ware kennis van God hebben ontdekt, alsof ze tijdens het verkondigen van Gods woorden regelmatig oog in oog met God staan. Ook worden ze vaak tot tranen toe ‘bewogen’ en, vaak geleid door de ‘God’ in Gods woorden, lijken ze voortdurend Zijn ernstige bezorgdheid en milde intentie te begrijpen. En tegelijkertijd lijkt het of ze inzicht hebben in Gods redding van de mens en Zijn management, Zijn wezen hebben leren kennen en Zijn rechtvaardige gezindheid begrijpen. Op basis daarvan lijken ze zelfs nog vaster in Gods bestaan te geloven, meer weet te hebben van Zijn verhevenheid, en Zijn grootsheid en superioriteit zelfs nog dieper te ervaren. Doordrenkt met de oppervlakkige kennis van Gods woorden lijkt het alsof hun geloof is gegroeid, dat hun vastberadenheid om lijden te dragen is toegenomen, en dat hun kennis van God zich heeft verdiept. Wat ze niet beseffen, is dat zolang ze Gods woorden niet daadwerkelijk ervaren al hun kennis van God en hun ideeën over Hem voortkomen uit hun eigen wensdenken en speculaties. Als hun geloof door God op de proef werd gesteld, zou het de toets der kritiek niet doorstaan. Als God hun zogenaamde spiritualiteit en gestalte zou beproeven of onderzoeken, zouden die daar simpelweg niet tegen bestand zijn. Hun vastberadenheid is als een kasteel dat op zand is gebouwd en ook hun zogenaamde kennis van God is niet meer dan een hersenspinsel. In feite hebben deze mensen, die om zo te zeggen heel wat werk in Gods woorden hebben gestoken, zich nog nooit gerealiseerd wat waar geloof is, wat ware gehoorzaamheid is, wat werkelijk zorgdragen is, of wat echte kennis van God is. Ze gebruiken theorie, verbeelding, kennis, gave, traditie, bijgeloof en zelfs de morele waarden van de mensheid als ‘kapitaal’ en ‘bewapening’ om in God te geloven en Hem te volgen, en zelfs als fundament van hun geloof in God en hun volgen van Hem. Tegelijkertijd gebruiken ze dit kapitaal en wapentuig ook als een magische talisman om God te kennen, om Gods onderzoek, beproeving, tuchtiging en oordeel te ondergaan en te betwisten. Uiteindelijk is wat ze op die manier verzamelen nog steeds niets meer dan conclusies over God die zijn doordrenkt van religieuze associaties, middeleeuws bijgeloof en alles wat maar romantisch, buitensporig en raadselachtig is. Hun kennis en definitie van God is uit hetzelfde hout gesneden als die van mensen die alleen in de hemel geloven, of in de oude man met witte baard die op een wolk zit. Maar de werkelijkheid van God, Zijn essentie, Zijn gezindheid, Zijn eigendommen en Zijn wezen, enzovoort – alles wat te maken heeft met de echte God Zelf – zijn dingen waar ze met hun verstand niet bij kunnen en wat daar niets mee te maken heeft en zelfs volkomen los van staat. Op die manier worden ze weliswaar door Gods woorden verzorgd en gevoed, maar zijn ze desondanks niet in staat om de weg van godvrezendheid te bewandelen en het kwaad te mijden. De werkelijke reden hiervoor is dat ze God nooit hebben leren kennen en evenmin echt contact of ware gemeenschap met Hem hebben gehad. Ze kunnen dus onmogelijk tot een wederzijdse verstandhouding met God komen of bij zichzelf oprecht geloof in God opwekken of God oprecht volgen of oprecht aanbidden. Door die kijk en die houding – dat ze Gods woorden op die manier zien, dat ze God op die manier zien – zijn ze gedoemd om ondanks al hun inspanningen met lege handen achter te blijven, zijn ze gedoemd om in alle eeuwigheid niet in staat te zijn om de weg van godvrezendheid te bewandelen en het kwaad te mijden. Het doel waarnaar zij streven en de richting waarin ze gaan, maakt duidelijk dat ze voor eeuwig Gods vijanden zijn en dat ze voor eeuwig niet in staat zullen zijn redding te ontvangen.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Voorwoord

104. Gedurende de vele jaren van mijn werk heeft de mens veel ontvangen en veel opgegeven, maar toch zeg ik nog steeds dat de mens niet echt in mij gelooft. Dit komt omdat de mensen alleen maar met hun lippen erkennen dat ik God ben, maar het niet eens zijn met de waarheid die ik spreek en nog minder de waarheid in de praktijk brengen die ik van hen verlang. Dat wil zeggen, de mens erkent alleen het bestaan van God, maar niet dat van de waarheid; de mens erkent alleen het bestaan van God, maar niet dat van het leven; de mens erkent alleen Gods naam, maar niet Zijn wezen. Vanwege zijn ijver is de mens mij weerzinwekkend geworden. Want de mens gebruikt alleen maar aangenaam klinkende woorden om mij te misleiden, en niemand aanbidt mij met een waarachtig hart. Jullie spraak bevat de verleiding van de slang; voorts is het uiterst hooghartig, een echte proclamatie door de aartsengel. Bovendien zijn jullie daden beschamend afgetakeld en verscheurd; jullie onmatige verlangens en hebzuchtige bedoelingen zijn beledigend voor het oor. Jullie zijn allemaal motten in mijn huis geworden, objecten om met walging weg te gooien. Want geen van jullie zijn liefhebbers van de waarheid, maar eerder mensen die zegeningen begeren, en naar de hemel willen opstijgen, en het prachtige visioen willen zien dat Christus Zijn macht op aarde uitoefent. Maar hebben jullie ooit bedacht hoe iemand als jullie, zo diep verdorven, en die helemaal niet weet wat God is, waardig zouden kunnen zijn om God te volgen? Hoe zouden jullie naar de hemel kunnen opstijgen? Hoe zouden jullie waardig kunnen zijn om de grootsheid, die zonder weerga is in zijn pracht, te zien? Jullie monden zijn gevuld met woorden van bedrog en vuiligheid, van verraad en arrogantie. Nooit hebben jullie woorden van oprechtheid tot mij gesproken, geen heilige woorden, geen woorden van onderwerping aan mij na het ervaren van mijn woord. Hoe ziet jullie geloof er uiteindelijk uit? Jullie harten zijn gevuld met verlangens en rijkdom, jullie gedachten met materiële dingen. Dagelijks berekenen jullie hoe jullie iets van mij kunnen krijgen, hoeveel rijkdom en hoeveel materiële dingen jullie van mij hebben gekregen. Dagelijks verwachten jullie steeds meer zegeningen voor jullie zelf, zodat jullie steeds meer en beter van de dingen waarvan genoten kan worden, kunnen genieten. Datgene waar jullie op elk moment aan denken, ben ik niet, noch is het de waarheid die van mij komt, maar eerder jullie man (vrouw), zonen, dochters, of wat jullie eten en dragen, en hoe jullie genot nog meer kan worden en nog beter. Zelfs als jullie je maag volproppen, zijn jullie dan niet weinig meer dan een lijk? Zelfs als jullie je, uiterlijk, met zulke prachtige kleding opdirken, zijn jullie dan niet nog steeds weinig meer dan een wandelend lijk zonder enig leven? Jullie zwoegen ter wille van jullie maag tot jullie haar grijs kleurt, maar geen van jullie offert één enkele haar voor mijn werk. Jullie zijn constant onderweg, jullie belasten je lichaam en pijnigen je hersens, ter wille van je vlees en je zonen en dochters, maar toch toont geen van jullie enige bezorgdheid of zorg voor mijn wil. Wat hopen jullie nog van me te krijgen?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren

105. Ik heb zoveel woorden uitgedrukt en heb ook mijn wil en gezindheid tot uitdrukking gebracht, maar toch zijn mensen nog steeds niet in staat om mij te kennen en in mij te geloven. Je zou ook kunnen zeggen dat ze nog steeds niet in staat om mij te gehoorzamen. Degenen die vanuit de Bijbel leven, zij die leven vanuit de wet, zij die aan het kruis leven, zij die volgens de leer leven, zij die leven te midden van het werk dat ik vandaag doe – wie van hen is verenigbaar met mij? Jullie denken alleen aan het ontvangen van zegeningen en beloningen en hebben nooit een gedachte gewijd aan hoe je met mij verenigbaar kunt zijn, of hoe je kunt voorkomen een vijand van mij te worden. Ik ben zo teleurgesteld in jullie, want ik heb jullie zoveel gegeven, maar ik heb zo weinig van jullie gekregen. Jullie bedrog, jullie arrogantie, jullie hebzucht, jullie extravagante verlangens, jullie verraad, jullie ongehoorzaamheid – welke van deze kon aan mijn opmerkzaamheid ontsnappen? Jullie zijn onzorgvuldig met mij, jullie houden me voor de gek, jullie beledigen mij, jullie proberen mij te vleien, jullie persen me af, jullie buiten mij uit voor offers – hoe zou zo’n kwaadaardigheid mijn bestraffing kunnen ontgaan? Jullie kwade gedrag is een bewijs van jullie vijandschap tegen mij en is een bewijs dat jullie niet verenigbaar met mij zijn. Iedereen van jullie gelooft dat hij zo verenigbaar met mij is, maar als dat het geval zou zijn, op wie is dan zo’n onweerlegbaar bewijs van toepassing? Jullie geloven dat jullie de grootste oprechtheid en loyaliteit jegens mij bezitten. Jullie denkt dat jullie zo goedhartig zijn, zo medelevend en dat jullie zoveel aan mij hebben toegewijd. Jullie denken dat jullie genoeg voor me hebben gedaan. Maar hebben jullie deze overtuigingen ooit vergeleken met jullie eigen gedrag? Ik zeg jullie dat jullie in overvloedige mate arrogant, hebzuchtig en plichtmatig zijn; de kunstjes waarmee jullie me voor de gek houden zijn al te vindingrijk en jullie hebben al te veel verachtelijke intenties en methoden. Jullie loyaliteit is te zwak, jullie oprechtheid is te schaars en jullie geweten ontbreekt nog meer. Er is te veel boosaardigheid in jullie harten, en niemand ontkomt aan jullie boosaardigheid, zelfs ik niet. Jullie sluiten me buiten omwille van jullie kinderen, of jullie echtgenoten, of jullie eigen zelfbehoud. In plaats van om mij te geven, geven jullie om jullie familie, jullie kinderen, jullie status, jullie toekomst en jullie eigen voldoening. Wanneer hebben jullie ooit aan mij gedacht terwijl jullie spraken of handelden? Als het koud weer is, wenden jullie gedachten zich tot jullie kinderen, jullie echtgenoten of jullie ouders. Als het warm weer is, heb ik ook geen plaats in jullie gedachten. Wanneer je je plicht doet, denk je aan je eigen belangen, aan je eigen persoonlijke veiligheid, aan de leden van je gezin. Wat heb je ooit gedaan dat voor mij was? Wanneer heb je ooit aan mij gedacht? Wanneer ooit heb je jezelf, tegen elke prijs, toegewijd aan mij en mijn werk? Waar is het bewijs van je verenigbaarheid met mij? Waar is de realiteit van je trouw aan mij? Waar is de realiteit van je gehoorzaamheid aan mij? Wanneer zijn jouw intenties niet geweest om mijn zegeningen te verkrijgen? Jullie houden me voor de gek en bedriegen mij, jullie spelen met de waarheid en verhullen het bestaan van de waarheid en verraden de inhoud van de waarheid. Jullie plaatsen jezelf zo vijandig tegenover mij, dus wat staat jullie te wachten in de toekomst? Jullie zoeken alleen naar verenigbaarheid met een vage God en zoeken slechts een vaag geloof, maar toch zijn jullie niet verenigbaar met Christus. Zal jullie misdadigheid niet dezelfde vergelding ontvangen als die wat de goddelozen verdienen? Op dat moment zullen jullie je realiseren dat niemand die niet verenigbaar met Christus is de dag van toorn kan ontvluchten en jullie zullen ontdekken wat voor vergelding zal worden gebracht aan hen die vijandig tegenover Christus staan.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Je zou de weg van verenigbaarheid met Christus moeten zoeken

106. Onder het zoeken hebben jullie te veel individuele noties, hoop en toekomsten. Het huidige werk is bedoeld om jullie verlangen naar status en jullie buitensporige verlangens aan te pakken. Hoop, status en noties zijn allemaal klassieke weergaven van een satanische gezindheid. De enige reden waarom deze dingen bestaan in de harten van de mensen is dat het gif van Satan altijd hun gedachten aantast, en dat mensen er nooit in slagen deze verzoekingen van Satan van zich af te schudden. Ze leven te midden van de zonde, en toch geloven ze niet dat het zonde is en blijven ze denken: wij geloven in God, dus Hij moet ons zegenen en alles voor ons regelen zoals het hoort. Wij geloven in God, dus moeten we wel superieur zijn aan anderen, en we moeten wel meer status en meer toekomst hebben dan wie dan ook. Omdat we in God geloven, moet Hij ons grenzeloze zegeningen brengen. Anders zou het niet geloven in God heten. Jarenlang hebben de gedachten waarop mensen hebben vertrouwd om te overleven hun harten aangetast, zozeer dat ze verraderlijk, laf en verachtelijk zijn geworden. Niet alleen ontbreekt het hun aan wilskracht en vastberadenheid, ze zijn ook inhalig, arrogant en eigenzinnig geworden. Ze hebben totaal geen vastberadenheid die henzelf overstijgt, en bovendien hebben ze geen greintje lef om de banden van deze duistere invloeden af te schudden. De gedachten en levens van mensen zijn zo verrot, dat hun perspectieven op het geloof in God nog steeds ondraaglijk wanstaltig zijn, en zelfs wanneer mensen het hebben over hun perspectieven op het geloof in God is dat gewoon ondraaglijk om aan te horen. Mensen zijn allemaal laf, incompetent, verachtelijk en breekbaar. Ze voelen geen afkeer van de duistere machten en geen liefde voor het licht en de waarheid; in plaats daarvan doen ze wat ze maar kunnen om die uit te drijven. Zijn jullie gedachten en perspectieven van het moment niet precies zo? “Omdat ik in God geloof, moet ik simpelweg overladen worden met zegeningen, en moet het zeker zijn dat mijn status nooit zakt en dat die hoger blijft dan de status van ongelovigen.” Dat soort perspectief hebben jullie niet gedurende maar één of twee jaar vanbinnen gekoesterd, maar gedurende vele jaren. Jullie transactionele denkwijze is overontwikkeld. Hoewel jullie tegenwoordig bij deze stap aangekomen zijn, hebben jullie de status nog altijd niet laten varen, maar spannen jullie je continu in om ernaar te informeren en er iedere dag zorgvuldig op te letten, en zijn jullie doodsbang dat op een dag jullie status verloren zal zijn en jullie naam verkwanseld. Mensen hebben hun verlangen naar gerief nooit afgelegd. […] Hoe meer je op deze manier zoekt, des te minder je zult oogsten. Hoe groter iemands verlangen naar status, hoe strenger hij behandeld zal moeten worden en hoe meer hij grote loutering zal moeten ondergaan. Zulke mensen zijn waardeloos! Ze moeten in afdoende mate behandeld en geoordeeld worden, zodat ze deze dingen helemaal loslaten. Als jullie op deze manier streven tot het einde, zullen jullie niets oogsten. Wie het leven niet nastreeft, kan niet getransformeerd worden, en wie niet snakt naar de waarheid, kan de waarheid niet verwerven. Je richt je niet op het nastreven van persoonlijke transformatie en intreden, maar op extravagante wensen en dingen die je liefde voor God beperken en verhinderen dat je dichtbij Hem komt. Kunnen die dingen je transformeren? Kunnen ze je het koninkrijk binnenbrengen?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Waarom ben je niet bereid een contrast te zijn?

107. De mens leeft te midden van het licht, niettemin beseft hij niet hoe kostbaar het licht is. Hij weet niets over de essentie van het licht en de bron van het licht, en daarnaast weet hij niet wie het toebehoort. Wanneer ik het licht schenk aan de mens, onderzoek ik onmiddellijk de omstandigheden onder de mensheid: Dankzij het licht zijn alle mensen aan het veranderen, groeien ze en hebben ze de duisternis verlaten. Ik kijk in elke hoek van het universum, en zie dat de bergen opgeslokt zijn in mist, dat de wateren bevroren zijn in de kou en dat vanwege de komst van het licht de mensen in de richting van het oosten kijken opdat zij iets nog kostbaarders mogen ontdekken, de mens blijft echter incapabel om een duidelijke richting te zien te midden van de nevel. Omdat de hele wereld onder een deken van mist ligt wordt mijn bestaan, wanneer ik vanuit de wolken omlaag kijk, nooit door de mens ontdekt; de mens is ergens naar op zoek op aarde, hij schijnt te foerageren, hij is kennelijk van plan mijn aankomst af te wachten maar hij weet niet wanneer dat zal zijn, en het enige wat hij kan doen is vaak naar het lichtschijnsel in het oosten kijken. Onder alle volkeren zoek ik degenen die waarlijk naar mijn eigen hart zijn. Ik wandel tussen alle volkeren, en woon tussen alle volkeren, maar de mens is veilig en wel op aarde, en aldus zijn er geen die echt naar mijn eigen hart zijn. De mensen weten niet hoe ze zich om mijn wil moeten bekommeren, ze kunnen mijn daden niet zien, en ze kunnen zich niet door het licht voortbewegen en door het licht beschenen worden. Alhoewel de mens mijn woorden immer koestert, is hij onmachtig de bedrieglijke listen van Satan te doorzien; omdat de mens te klein van gestalte is, is hij onmachtig te doen wat zijn hart hem ingeeft. De mens heeft nooit oprecht van mij gehouden. Wanneer ik hem verhoog voelt hij zich onwaardig, maar daardoor wil hij nog niet proberen mij tevreden te stellen. Hij houdt enkel de “status” vast die ik hem in handen gegeven heb en onderzoekt deze; ongevoelig voor mijn lieflijkheid blijft hij zich liever hardnekkig volproppen met de zegeningen van zijn status. Is dit niet de onvolkomenheid van de mens? Als de bergen zich verplaatsen, zouden zij een omweg kunnen maken omwille van jouw status? Wanneer de wateren stromen, kunnen zij voor de status van de mens tot stilstand komen? Zouden de hemelen en de aarde door de status van de mens teruggedraaid kunnen worden? Ik was eens genadig tegenover de mens, alsmaar weer, maar niemand koestert dit of schat dit op waarde, ze luisterden er alleen maar naar als naar een verhaal, of lazen het als een roman. Raken mijn woorden echt het hart van de mens niet? Hebben mijn uitspraken dan echt geen invloed? Zou het kunnen dat niemand in mijn bestaan gelooft? De mens houdt niet van zichzelf; in plaats daarvan verenigt hij zich met Satan om mij aan te vallen, en gebruikt Satan als een ‘troef’ om mij mee te dienen. Ik zal door alle bedrieglijke listen van Satan heen prikken, en de mensen van de aarde er van weerhouden de bedriegerij van Satan te accepteren, zodat zij zich niet tegen mij verzetten vanwege het bestaan van Satan.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 22

108. Achter mijn rug om begeren veel mensen de zegen van een hoge status. Ze doen zich tegoed aan eten, slapen graag en besteden veel zorg aan het vlees; ze zijn altijd bang dat er voor het vlees geen uitweg is. In de kerk doen ze niet hun geëigende taak, ze klaplopen ten koste van de kerk of lezen anders hun broeders en zusters de les met mijn woorden en spelen de baas over anderen vanuit gezaghebbende functies. Deze mensen zeggen steeds dat ze Gods wil doen en Gods vertrouwelingen zijn – is dat niet absurd? Als je de juiste bedoelingen hebt, maar niet kunt dienen naar Gods wil, gedraag je je dwaas; maar als je bedoelingen niet goed zijn en je nog steeds zegt dat je God dient, dan ben je iemand die zich tegen God verzet en zou God je moeten straffen! Met zulke mensen heb ik geen medelijden! Ze klaplopen in het huis van God, begeren altijd de gemakken van het vlees en houden geen rekening met de belangen van God. Ze zoeken altijd wat goed voor hen is en schenken geen aandacht aan Gods wil. Ze aanvaarden niet het toezicht van Gods Geest in alles wat ze doen. Voortdurend intrigeren ze en misleiden ze hun broeders en zusters. Ze zijn achterbaks als een vos in een wijngaard die altijd druiven steelt en de wijngaard vertrapt. Kunnen zulke mensen Gods vertrouwelingen zijn? Ben je het waardig om Gods zegen te ontvangen? Je neemt geen last aan voor je leven en de kerk, ben je het dan waardig om Gods opdracht te ontvangen? Wie zou iemand als jij durven vertrouwen? Als je op deze manier dient, zou God je dan een grotere taak durven toevertrouwen? Zou dit geen vertragingen opleveren voor het werk?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Hoe te dienen in harmonie met Gods wil

109. De meeste mensen spreken zelfs over voorwaarden in hun dienst aan God. Het maakt ze niet uit of Hij God of een mens is, ze praten alleen over hun eigen voorwaarden en proberen alleen hun eigen verlangens te bevredigen. Wanneer jullie voor mij koken, eisen jullie een vergoeding voor dienstverlening, wanneer jullie voor mij hardlopen, vragen jullie om een hardloopvergoeding, wanneer jullie voor mij werken, eisen jullie betaling van jullie arbeidskosten, wanneer jullie mijn kleren wassen, eisen jullie wasgeld, wanneer jullie iets aan de kerk leveren, eisen jullie een onkostenvergoeding, wanneer jullie spreken, eisen jullie een sprekersvergoeding, wanneer jullie boeken uitgeven, eisen jullie vergoeding van de distributiekosten en wanneer jullie schrijven, eisen jullie een beloning voor het schrijven. De mensen die ik heb aangepakt, eisen zelfs een beloning van mij, terwijl zij die naar huis zijn gestuurd genoegdoening eisen voor de bezoedeling van hun naam. Zij die niet getrouwd zijn, eisen een bruidsschat of genoegdoening voor hun verloren jeugd, zij die een kip doden, eisen een slagersprijs, zij die voedsel frituren, eisen een frituurvergoeding en zij die soep maken, eisen daar ook betaling voor … Dit is jullie hoogstaande en verheven menselijkheid, en dit zijn de daden die jullie warme geweten voorschrijft. Waar is jullie verstand? Waar is jullie menselijkheid? Ik zal het jullie vertellen! Als jullie zo doorgaan, staak ik mijn werk onder jullie. Ik ga niet werken onder een stel beesten in menselijke kledij, ik ga zo niet lijden voor zo’n groep mensen achter wier mooie gezicht een verwilderd hart schuilgaat, ik ga niet volharden voor zo’n stel dieren dat geen enkele kans op redding heeft. De dag waarop ik jullie mijn rug toekeer, is de dag waarop jullie sterven, het is de dag dat duisternis over jullie komt en de dag dat het licht jullie zal verlaten! Ik zal het jullie vertellen! Ik zal nooit welwillend zijn naar een groep zoals die van jullie, een groep die zelfs lager is dan dieren! Er zijn grenzen aan mijn woorden en daden. Met jullie menselijkheid en geweten zoals ze zijn, ga ik geen werk meer doen, want jullie geweten schiet zeer tekort, jullie hebben me te veel pijn berokkend en jullie verwerpelijke gedrag hangt me echt de keel uit! Mensen zonder enige menselijkheid en geweten zullen nooit de kans hebben om gered te worden, ik zou zulke harteloze en ondankbare mensen nooit redden. Wanneer mijn dag komt, zal ik mijn verzengende vlammen voor alle eeuwigheid doen neerregenen op de kinderen van de ongehoorzaamheid die mijn brandende toorn ooit hebben opgewekt. Ik zal mijn eeuwigdurende straf opleggen aan die dieren die mij ooit hebben bestookt met beschimpingen en mij in de steek hebben gelaten. Ik zal voor altijd met het vuur van mijn toorn de zonen van de ongehoorzaamheid verbranden die ooit met mij samen gegeten en geleefd hebben maar niet in mij geloofden, en die mij beledigd en verraden hebben. Ik zal iedereen die mijn toorn heeft opgewekt aan mijn straf onderwerpen. Ik zal al mijn toorn doen neerkomen op die beesten die ooit als mijn gelijken naast mij wilden staan, maar mij niet aanbeden of gehoorzaamd hebben; de roede waarmee ik de mens sla, zal neerkomen op die dieren die ooit hebben genoten van mijn zorg en de mysteries die ik sprak, en die hebben geprobeerd om materiële geneugten van mij te verkrijgen. Ik zal niemand vergeven die probeert mijn plaats in te nemen. Ik zal niemand sparen die probeert mij voedsel en kleding te ontfutselen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God

110. Wat jullie vandaag zien, is slechts het scherpe zwaard van mijn mond. Jullie hebben de roede niet gezien in mijn hand of de vlam waarmee ik de mens verbrand en daarom zijn jullie nog steeds hoogmoedig en onmatig in mijn aanwezigheid. Dat is waarom jullie nog steeds met mij in mijn huis vechten, en betwisten met de menselijke tong wat ik met mijn mond heb gesproken. De mens vreest mij niet en hoewel hij tot op de dag van vandaag nog steeds vijandig tegenover mij is, is hij nog steeds helemaal niet bang. Jullie hebben de tong en de tanden van de onrechtvaardigen in jullie monden. Jullie woorden en daden zijn zoals die van de slang die Eva verleidde om te zondigen. Jullie eisen van elkaar oog om oog en tand om tand en jullie wedijveren in mijn aanwezigheid om positie, roem en winst voor jezelf te bewerkstelligen, maar jullie weten niet dat ik in het verborgene naar jullie woorden en daden kijk. Voordat jullie zelfs in mijn tegenwoordigheid komen, heb ik de bodem van jullie harten gepeild. De mens wil altijd aan de greep van mijn hand ontsnappen en de waarneming van mijn ogen ontwijken, maar ik ben nooit weggedoken voor zijn woorden of daden. In plaats daarvan sta ik doelbewust toe dat die woorden en daden mijn ogen binnendringen, zodat ik de ongerechtigheid van de mens kan tuchtigen en een oordeel kan vellen over zijn rebellie. Zodoende blijven de verborgen woorden en daden van de mens altijd voor mijn rechterstoel, en mijn oordeel heeft de mens nooit verlaten, omdat zijn rebellie te buitensporig is. Mijn werk is om alle woorden en daden van de mens, die werden geuit en verricht in de tegenwoordigheid van mijn Geest, te verbranden en te zuiveren. Op deze manier[c] zullen mensen, wanneer ik de aarde verlaat, nog steeds hun loyaliteit aan mij behouden en zullen ze mij nog dienen zoals mijn heilige dienaren doen in mijn werken en het mogelijk maken om mijn werk op aarde te laten doorgaan tot de dag dat het voltooid is.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het werk van het verspreiden van het evangelie is ook het werk van de redding van de mens

111. Ik waardeer de mensen enorm die niet achterdochtig zijn jegens anderen en ik mag ook degenen die openstaan voor de waarheid graag. Voor deze twee categorieën mensen zorg ik goed, want in mijn ogen zijn zij eerlijke mensen. Als je heel bedrieglijk bent, is je hart altijd op zijn hoede en koester je achterdocht tegen alles en iedereen. Daarom is je geloof in mij gebouwd op een fundament van achterdocht. Dergelijk geloof zal ik nooit erkennen. Zonder oprecht geloof ben je nog verder van echte liefde verwijderd. En als je aan God kunt twijfelen en naar eigen believen over Hem kunt speculeren, ben je ongetwijfeld bedrieglijker dan wie ook. Je speculeert of God als de mens kan zijn: onvergeeflijk zondig, bekrompen, oneerlijk, onredelijk, zonder rechtvaardigheidsgevoel, geneigd tot kwaadaardige tactieken, verraderlijk en geslepen, genoegen scheppend in goddeloosheid en duisternis, enzovoort. Is het niet zo dat de mens zulke gedachten koestert omdat hij geen greintje kennis over God heeft? Dergelijk geloof is niets minder dan zonde! Bovendien geloven sommigen zelfs dat degenen die mij behagen niets anders dan vleiers en stroopsmeerders zijn. Mensen die daar niet goed in zijn, zouden dan niet welkom zijn en hun plaats in het huis van God kwijtraken. Is dat alle kennis die jullie in al die jaren hebben vergaard? Is dat wat jullie hebben opgedaan? En jullie kennis over mij stopt niet bij deze misvattingen. Nog erger zijn jullie godslastering tegen Gods Geest en kwaadsprekerij over de hemel. Daarom zeg ik dat een dergelijk geloof als dat van jullie er alleen maar voor zorgt dat jullie verder van mij afdwalen en nog meer tegen mij opstaan. Tijdens vele jaren van werk hebben jullie veel waarheden gezien, maar weten jullie wat mijn oren hebben gehoord? Hoevelen onder jullie zijn bereid om de waarheid aan te nemen? Jullie geloven allemaal dat jullie bereid zijn om de prijs voor de waarheid te betalen, maar hoevelen hebben werkelijk omwille van de waarheid geleden? Jullie hart kent alleen ongerechtigheid, daarom geloven jullie dat iedereen, wie hij ook is, verdraaid en bedrieglijk is. Jullie geloven zelfs dat de vleesgeworden God, net als een normaal mens, zonder vriendelijk hart of welwillende liefde zou zijn. Jullie geloven bovendien dat alleen de God in de hemel een edel karakter en een barmhartige, welwillende aard bezit. En jullie geloven dat zo’n heilige niet bestaat, dat er alleen duisternis en kwaad op aarde heersen, terwijl God iets is waarop de mens zijn verlangen naar het goede en mooie projecteert, een legendarische door de mens bedachte figuur. Naar jullie idee is de God in de hemel zeer oprecht, rechtvaardig en groot, waardig om te worden aanbeden en bewonderd. Maar deze God op aarde is volgens jullie slechts een substituut en werktuig van de God in de hemel. Jullie geloven dat deze God niet gelijk kan zijn aan de God in de hemel en zeker niet in één adem met Hem genoemd kan worden. Wat de grootsheid en eer van God betreft, deze behoren tot de heerlijkheid van de God in de hemel. Maar wat de aard en de verdorvenheid van de mens betreft, deze zijn eigenschappen waar de God op aarde deel aan heeft. De God in de hemel is voor altijd verheven, terwijl de God op aarde voor altijd onbeduidend, zwak en incompetent is. De God in de hemel kent geen emotie, alleen rechtvaardigheid, terwijl de God op aarde alleen zelfzuchtige motieven heeft, en oneerlijk en onredelijk is. De God in de hemel kent geen enkel bedrog en blijft altijd trouw, terwijl de God op aarde altijd een oneerlijke kant heeft. De God in de hemel heeft de mens zeer lief, terwijl de God op aarde te weinig zorg aan de mens besteedt of hem zelfs helemaal negeert. Deze misplaatste kennis is reeds lang in jullie hart genesteld en blijft daar mogelijk ook in de toekomst hangen. Jullie beschouwen alle daden van Christus vanuit het standpunt van de onrechtvaardigen en beoordelen al Zijn werk, alsmede Zijn identiteit en wezen, vanuit het perspectief van de goddelozen. Jullie hebben een ernstige fout gemaakt en gedaan wat nooit iemand vóór jullie heeft gedaan. Jullie dienen namelijk alleen de verheven God in de hemel met een kroon op Zijn hoofd en slaan nooit acht op de God die jullie als zo onbeduidend beschouwen dat Hij onzichtbaar voor jullie is. Is dit niet jullie zonde? Is dit geen klassiek voorbeeld van jullie overtreding tegen de gezindheid van God? Jullie vereren de God in de hemel. Jullie aanbidden verheven beelden en achten lieden die om hun welsprekendheid worden geëerd. Je laat je graag gebieden door de God die je handen vult met rijkdommen en kijkt reikhalzend uit naar de God die al je wensen kan vervullen. De Enige die je niet vereert, is deze God die niet verheven is. Het enige wat je haat, is omgang met deze God die niemand hoog kan achten. Het enige wat je niet wilt doen, is deze God dienen die je nooit een cent heeft gegeven. De Enige die je niet naar Hem kan laten verlangen, is deze niet geliefde God. Zo’n God kan je niet je horizon laten verbreden, het gevoel geven dat je een schat hebt gevonden en al helemaal niet je wensen vervullen. Waarom volg je Hem dan? Heb je wel eens over dergelijke vragen nagedacht? Je treedt door wat je doet niet alleen deze Christus met voeten, maar, nog belangrijker, ook de God in de hemel. Dit is denk ik niet de bedoeling van jullie geloof in God!

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Hoe je de God op aarde kunt leren kennen

112. Velen worden liever naar de hel verbannen dan eerlijk te spreken en te handelen. Ik heb voor wie oneerlijk zijn dan ook een andere behandeling in petto. Ik begrijp natuurlijk heel goed dat het best moeilijk voor jullie is om een eerlijk mens te zijn. Jullie zijn allemaal ontzettend slim en weten een heer met jullie eigen bekrompen meetlatje de maat te nemen. Dat maakt mijn werk er alleen maar eenvoudiger op. Jullie houden jullie geheimen angstvallig voor jullie, daarom zal ik jullie één voor één rampspoed laten overkomen om door vuur ‘onderwezen’ te worden, zodat jullie daarna volkomen toegewijd zullen zijn aan het geloof in mijn woorden. Tot slot zal ik uit jullie mond de woorden “God is een getrouwe God” trekken, waarna jullie zullen erkennen en betreuren dat “het hart van de mens is sluw!” Wat zal jullie gemoedstoestand dan zijn? Ik denk dat jullie minder eigendunk zullen hebben dan nu. Jullie zullen dan helemaal niet meer “ondoorgrondelijk” zijn zoals jullie nu denken te zijn. Sommigen gedragen zich keurig netjes en lijken bijzonder “goedgemanierd” in Gods tegenwoordigheid. Toch komen ze in opstand en laten ze zich volledig gaan in de tegenwoordigheid van de Geest. Zouden jullie zo iemand als eerlijk beschouwen? Als je hypocriet en goed in de sociale omgang bent, ga je lichtvaardig met God om. Als je woorden vol excuses zitten en je zaken nutteloos wegredeneert, ben je niet iemand die het naleven van de waarheid hoog in het vaandel heeft. Als je verborgen zaken niet graag bespreekbaar maakt en niet bereid bent je geheimen, oftewel je moeilijkheden, bloot te geven aan anderen om de weg van het licht te zoeken, zul je het heil niet gemakkelijk verkrijgen en niet gemakkelijk uit de duisternis tevoorschijn komen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Drie vermaningen

113. Ik begrijp de bedrieglijkheid die in jullie harten bestaat zeer goed: de meesten van jullie volgen mij uit nieuwsgierigheid en zijn mij gaan zoeken uit de leegte. Wanneer jullie derde wens verbrijzeld is – jullie wens voor een vredig en gelukkig leven – verdwijnt jullie nieuwsgierigheid ook. De bedrieglijkheid die in elk van jullie harten bestaat, komt aan het licht door jullie woorden en daden. Om het recht voor zijn raap te zeggen, jullie zijn gewoon nieuwsgierig naar mij, maar jullie vrezen mij niet. Jullie letten niet op je taal en nog minder oefenen jullie terughoudendheid uit in je gedrag. Wat voor geloof hebben jullie dan eigenlijk? Is dat echt? Jullie gebruiken gewoon mijn woorden om je zorgen te verdrijven en je verveling te verlichten, om de resterende lege plekken in jullie leven op te vullen. Wie van jullie heeft mijn woorden in praktijk gebracht? Wie heeft er oprecht geloof? Jullie blijven roepen dat God een God is die diep in de harten van de mensen ziet, maar hoe is de God waarover jullie roepen in jullie hart met mij verenigbaar? Aangezien jullie zo roepen, waarom gedragen jullie je dan zo? Zou het kunnen dat dit de liefde is waarmee jullie me willen terugbetalen? Er is heel wat toewijding op jullie lippen, maar waar zijn jullie offers en jullie goede daden? Als jullie woorden mijn oren niet hadden bereikt, hoe kon ik jullie dan zo haten? Als jullie echt in mij geloofden, hoe konden jullie dan in zo’n ellende terechtkomen? Jullie hebben een neerslachtige blik op jullie gezicht alsof jullie in de Hades terecht staan. Jullie hebben nog geen greintje vitaliteit, en jullie praten zwakjes over jullie innerlijke stem. Jullie zitten zelfs vol met klachten en vloeken. Jullie hebben lang geleden het geloof in wat ik doe verloren en zelfs jullie oorspronkelijke geloof is verdwenen, dus hoe kunnen jullie ooit tot het einde volgen? Aangezien dit zo is, hoe kunnen jullie dan gered worden?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Woorden voor jong en oud

114. Ook al gelooft de mens in God, het hart van de mens is zonder God, en hij is onwetend over hoe God lief te hebben, noch wil hij God liefhebben, want zijn hart zoekt de nabijheid van God niet en mijdt God steeds. Als resultaat is het mensenhart ver verwijderd van God. Dus waar is zijn hart dan? In feite is het mensenhart nergens heengegaan: in plaats van het aan God te geven of het te ontbloten voor God, heeft de mens het voor zichzelf gehouden. Ondanks het feit dat sommigen vaak tot God bidden en zeggen “O God, kijk in mijn hart – u weet alles wat ik denk” en dat, om Gods aandacht te krijgen, sommigen zelfs zweren dat zij gestraft mogen worden als ze hun eed breken. Hoewel de mens God in zijn hart laat kijken, betekent dit niet dat de mens in staat is Gods orkestraties en regelingen te gehoorzamen, noch dat de mens zijn lot en vooruitzichten en zijn hele wezen onder Gods beschikking heeft gelegd. Dus wat voor eed je ook aflegt voor God of wat je ook voor Hem verklaart, in Gods ogen is je hart nog steeds voor Hem gesloten, want je laat God alleen maar in je hart kijken, maar je geeft Hem er niet de beschikking over. Met andere woorden, je hebt je hart helemaal niet aan God gegeven, en je spreekt alleen maar welluidende woorden om die God te laten horen. Je verschillende bedrieglijke bedoelingen verberg je ondertussen voor God, samen met je intriges, gekonkel en plannen, en je houdt je vooruitzichten en lot krampachtig vast in eigen hand, doodsbang dat ze door God weggenomen zullen worden. Daarom aanschouwt God nooit de oprechtheid van de mens jegens Hem. Al doorgrondt God het mensenhart en kan Hij zien wat mensen in hun hart denken en wensen te doen, en al kan Hij de dingen zien die in zijn hart bewaard worden, het mensenhart is nog niet van God, hij heeft het nog niet overgegeven aan Gods beschikking. Wat wil zeggen, God heeft het recht te observeren, maar niet het recht om te beschikken. In het onderbewustzijn van de mens wil de mens zich niet aan Gods genade overgeven, noch heeft hij daartoe de intentie. De mens heeft zich niet alleen afgesloten voor God, er zijn zelfs mensen die manieren bedenken om hun hart te verpakken, en met gladde praatjes en vleierij creëren ze een verkeerde indruk om Gods vertrouwen te winnen, terwijl ze hun ware aangezicht voor God verbergen. Hun oogmerk in het niet laten zien aan God, is te voorkomen dat God hun ware aard kan waarnemen. Ze willen hun hart niet aan God geven, maar voor zichzelf houden. De ondertoon hiervan is, dat wat de mens doet en wat de mens wil allemaal al uitgekiend, uitgerekend en beslist is door de mens zelf. Hij heeft Gods medewerking of interventie niet nodig, laat staan de orkestraties en regelingen van God. Of het nu over Gods geboden, Gods opdracht of Gods eisen aan de mens gaat, de beslissingen van de mens zijn gebaseerd op zijn eigen bedoelingen en interesses, op zijn eigen gesteldheid en omstandigheden van dat moment. De mens gebruikt altijd de kennis en inzichten waarmee hij bekend is, en zijn eigen intellect, om een beoordeling te maken over welk pad te kiezen en laat inmenging of beschikking door God niet toe. Dit is het hart van de mens dat God ziet.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II

115. Er zijn veel mensen die mij werkelijk willen liefhebben, maar ze hebben geen controle over zichzelf omdat hun hart niet van henzelf is. Veel mensen houden echt van me tijdens de beproevingen die ik hen opleg, maar zijn toch niet in staat te begrijpen dat ik echt besta, en houden louter van me in het midden van de leegheid en niet vanwege mijn werkelijke bestaan. Veel mensen schenken nadat ze mij hun hart hebben geschonken geen aandacht meer aan hun hart en laten hun hart door Satan weggraaien zodra hij de kans krijgt, waarna ze mij verlaten. Veel mensen houden echt van mij wanneer ik hen mijn woorden schenk, maar koesteren mijn woorden niet in hun geest. In plaats daarvan gebruiken ze mijn woorden achteloos als openbaar bezit en werpen zij ze terug naar waar ze vandaan kwamen wanneer het hen uitkomt. De mens zoekt me in het midden van de pijn en kijkt naar me op tijdens beproevingen. In tijden van vrede verheugt hij zich in mij, wanneer hij in gevaar is loochent hij mij, wanneer hij te druk is vergeet hij mij en wanneer hij tijd heeft doet hij plichtmatig wat ik van hem verwacht – en toch heeft niemand zijn hele leven van mij gehouden. Ik wil dat de mens ten opzichte van mij eerlijk is: ik vraag niet dat hij me iets geeft, maar alleen dat alle mensen me serieus nemen, dat ze, in plaats van mij te vlijen, mij toestaan de eerlijkheid van de mens terug te brengen. Mijn verlichting, mijn illuminatie en de kosten van mijn inspanningen dringen tot alle mensen door, maar aan de ander kant dringt ook de ware aard van elke handeling van de mens tot alle mensen door, evenals hun misleiding van mij. Het is alsof de mens de ingrediënten van misleiding al vanaf de moederschoot met zich meedraagt, alsof hij vanaf zijn geboorte over speciale vaardigheid tot bedrog beschikt. Erger nog, hij heeft nooit per ongeluk iets geheims prijsgegeven; niemand heeft ooit de bron van deze bedrieglijke vaardigheden doorzien. Als gevolg daarvan leeft de mens te midden van bedrog zonder het zich te realiseren, het is alsof hij zichzelf vergeeft, alsof dit de bepalingen van God zijn in plaats van zijn doelbewuste misleiding van mij. Is dit niet de werkelijke bron van de poging van de mens mij te misleiden? Is dit niet zijn slinkse plan? Ik heb me nooit in de war laten brengen door de mooie praatjes en trucjes van de mens, ik heb zijn essentie al heel lang geleden doorzien. Wie weet hoeveel onreinheid er door zijn bloed stroomt en hoeveel gif van Satan er in zijn merg zit? De mens raakt er elke dag meer aan gewend, zozeer dat hij ongevoelig wordt voor de teistering van Satan en niet meer geïnteresseerd is in het zoeken naar de ‘kunst van een gezond bestaan’.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 21

116. De mens is een wezen zonder zelfkennis. Hoewel hij zichzelf niet kent, kent hij verder iedereen op zijn duimpje. Alsof alle anderen eerst door hem geïnspecteerd zijn en zijn goedkeuring hebben verkregen, voordat ze ook maar iets zeggen of doen, en dus alsof hij alle anderen de volledige maat heeft genomen, tot hun psychische toestand aan toe. Alle mensen zijn zo. De mens is nu het Tijdperk van het Koninkrijk ingegaan, maar zijn natuur blijft onveranderd. Tegenover mij doet hij nog zoals ik doe, maar achter mijn rug regelt hij zijn eigen unieke ‘zaakjes’. Zodra dat voorbij is en hij weer voor mij verschijnt, gedraagt hij zich echter als een andere persoon, hij lijkt onverschrokken kalm, beheerst en met een rustige hartslag. Is dat niet juist wat de mens zo verachtelijk maakt? Hoeveel mensen hebben twee totaal verschillende gezichten; één ten overstaan van mij en een ander achter mijn rug om? Hoevelen van hen gedragen zich als een pasgeboren lam ten overstaan van mij, maar veranderen, wanneer zij achter mijn rug staan, in woeste tijgers om vervolgens als vogeltjes te worden die vrolijk in de heuvels rondfladderen? Hoeveel mensen tonen doelgerichtheid en vastberadenheid voor mij? Hoevelen verschijnen voor mij, dorstig en vol verlangen naar mijn woorden zoekend, maar worden die achter mijn rug om beu en zweren ze af, alsof mijn woorden een zware last zouden zijn? Ik ben zo vaak gestopt mijn hoop in de mensheid te stellen, als ik zag hoe het menselijk ras door mijn vijand werd verdorven. Ik heb zo vaak een mens in tranen voor mij zien verschijnen om mij om vergiffenis te vragen, maar vanwege zijn gebrek aan zelfrespect en hardnekkige onverbeterlijkheid heb ik vertoornd mijn ogen gesloten voor zijn handeling, zelfs wanneer zijn hart eerlijk was en zijn bedoelingen oprecht waren. Ik heb zo vaak gezien hoe een mens in staat is in geloof met mij samen te werken en hoe hij, eenmaal voor mij, zich in mijn omarming lijkt te nestelen, de warmte van mijn omarming proevend. Ik heb zo vaak de onschuld, levendigheid en lieflijkheid van mijn uitverkoren mensen gezien, en in mijn hart hebben deze zaken mij altijd behaagd. Mensen weten niet hoe ze de voorbeschikte zegen uit mijn handen moeten ervaren, omdat zij noch de uiteindelijke betekenis van gezegend zijn, noch die van lijden kennen. Daarom is de mens verre van eerlijk in zijn zoektocht naar mij. Als er geen morgen was, wie van jullie zou er dan voor mij staan en zo wit zijn als opgedwarrelde sneeuw, zo onberispelijk als zuivere jade? Je liefde voor mij is toch zeker niet iets dat zomaar kan worden ingewisseld voor een heerlijke maaltijd, een chique pak of een exclusieve betrekking en een goed salaris? Of kan het worden ingeruild voor de liefde die anderen voor je hebben? Als iemand een beproeving moet doorstaan is dat toch zeker geen reden om zijn liefde voor mij op te geven? Lijden en tegenspoed zorgen er toch niet voor dat hij klaagt over alles wat ik heb beschikt? Geen mens heeft ooit echt het zwaard in mijn mond gewaardeerd: hij kent slechts de oppervlakkige betekenis ervan zonder dat hij de innerlijke betekenis echt begrijpt. Als mensen echt in staat waren om de scherpte van mijn zwaard te zien, zouden zij zich als ratten naar hun holen haasten. Vanwege hun gevoelloosheid snappen mensen niets van de ware betekenis van mijn woorden en dus hebben ze geen enkel idee hoe geducht mijn woorden zijn, of hoeveel van hun natuur wordt onthuld en over hoeveel van hun verdorvenheid door die woorden geoordeeld wordt. Om deze reden hebben de meeste mensen, op basis van hun halfbakken ideeën over mijn woorden, een lauwe en vrijblijvende houding aangenomen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 15

117. Door de eeuwen heen hebben velen deze wereld in teleurstelling verlaten, met tegenzin, en velen zijn erin gekomen met hoop en geloof. Ik heb voor velen geregeld om te komen en heb velen weggezonden. Ontelbare mensen zijn door mijn handen gegaan. Vele geesten zijn in de onderwereld geworpen, vele zijn vleesgeworden en vele zijn gestorven en zijn herboren op aarde. Toch heeft nooit iemand van hen de kans gehad om te genieten van de zegeningen van het koninkrijk vandaag. Ik heb de mens zo veel gegeven en toch heeft hij weinig verworven, omdat de woeste aanval van Satans krachten het voor hem onmogelijk gemaakt heeft om te genieten van al mijn weelde. De mens heeft enkel het geluk gehad om het te zien, maar nooit heeft hij er echt helemaal van kunnen genieten. Hij heeft nooit de schatkamer ontdekt in zijn lichaam om de weelde van de hemel te ontvangen en zo is hij de zegeningen die ik hem geschonken heb, verloren. Is de geest van de mens niet hét vermogen dat hem verbindt met mijn Geest? Waarom heeft de mens zich nooit tot mij gewend met zijn geest? Waarom komt hij nader tot mij in het vlees en kan hij dat niet in de geest? Is mijn ware gelaat van vlees? Waarom kent de mens mijn substantie niet? Is er dan werkelijk nooit enig spoor geweest van mij in de geest van de mens? Ben ik dan volledig verdwenen uit de geest van de mens? Wanneer de mens niet binnentreedt in het spirituele rijk, hoe kan hij dan mijn intenties vatten? Is er ook maar iets in de ogen van de mens dat de spirituele wereld direct kan binnendringen? Op veel momenten heb ik de mens aangeroepen met mijn Geest en toch handelt de mens alsof hij neergestoken is door mij, mij van een afstand aankijkend, in grote angst dat ik hem naar een andere wereld zal brengen. Op veel momenten heb ik de geest van de mens onderzocht en toch is hij totaal vergeetachtig en diep angstig dat ik zijn huis zal binnentreden en de kans zal grijpen om hem al wat hij bezit te ontnemen. Zo sluit hij mij buiten op en laat hij mij achter met niets dan een koude, goed vergrendelde deur. Op veel momenten is de mens gevallen en heb ik hem gered en toch, wanneer hij wakker wordt, verlaat hij mij meteen en, ongevoelig voor mijn liefde, werpt hij mij een behoudende blik toe; nooit heb ik het hart van de mens verwarmd. De mens is een emotieloos, koelbloedig dier. Zelfs als mijn omhelzing hem verwarmt, is hij er nooit diep door geraakt. De mens is net een wilde in de bergen. Hij heeft mijn waardering voor de mensheid nooit gekoesterd. Hij is niet bereid om mij te benaderen en hij verkiest het om in de bergen te blijven ronddwalen, waar hij de dreiging van wilde beesten doorstaat – en toch is hij niet bereid om zijn vlucht te nemen tot mij. Ik dwing geen enkele mens: ik doe enkel mijn werk. De dag zal komen waarop de mens naar mijn zijde zal zwemmen vanuit het midden van de machtige oceaan, zodat hij kan genieten van al de weelde van de aarde en zodat hij het risico verzwolgen te worden door de zee achter zich kan laten.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 20

118. Jullie geloof is erg mooi; jullie zeggen dat jullie bereid zijn jullie volledige leven in te zetten voor mijn werk en dat jullie je leven ervoor willen opofferen, maar jullie gezindheden zijn niet veel veranderd. Jullie spreken gewoon arrogant, ondanks het feit dat jullie huidige gedrag bedroevend is. Het is alsof de tongen en lippen van de mensen in de hemel zijn, maar hun benen helemaal beneden op aarde. Als gevolg daarvan, liggen hun woorden en daden en hun reputaties nog altijd aan flarden en in puin. Jullie reputaties zijn verwoest, jullie houding is ontaard, jullie manier van spreken is laag en jullie levens zijn verachtelijk; zelfs jullie hele menselijkheid is tot laagheid verzonken. Jullie zijn bekrompen tegenover anderen, en jullie onderhandelen over elk miniem ding. Jullie twisten over jullie eigen reputaties en status, zelfs zozeer dat jullie bereid zijn af te dalen in de hel en de poel van vuur. Jullie huidige woorden en daden zijn voldoende voor mij om te bepalen dat jullie zondig zijn. Jullie houdingen tegenover mijn werk zijn voldoende voor mij om te bepalen dat jullie onrechtvaardigen zijn, en al jullie gezindheden zijn voldoende om erop te wijzen dat jullie vuile zielen zijn die vol gruwelen zitten. Jullie manifestaties en wat jullie openbaren zijn voldoende om te laten weten dat jullie mensen zijn die zich vol gedronken hebben met het bloed van onreine geesten. Wanneer het binnengaan van het koninkrijk genoemd wordt, openbaren jullie je gevoelens niet. Geloven jullie dat hoe jullie nu zijn genoeg is om door de poort te kunnen wandelen naar mijn hemelse koninkrijk? Geloven jullie dat jullie toegang kunnen verkrijgen tot het heilige land van mijn werk en woorden zonder dat jullie eigen woorden en daden eerst door mij getest worden? Wie kan mij voor de gek houden? Hoe zou ik jullie verachtelijke, lage gedragingen en gesprekken niet kunnen zien? Ik heb vastgesteld dat jullie levens bestaan uit het drinken van het bloed en eten van het vlees van die onreine geesten, omdat jullie hen elke dag tegenover mij imiteren. In mijn bijzijn is jullie gedrag bijzonder slecht geweest; hoe zou ik jullie dan niet walgelijk vinden? Jullie woorden bevatten de onzuiverheden van onreine geesten: jullie flikvlooien, verbergen en vleien, net als zij die tovenarij bedrijven en zij die verraderlijk zijn en het bloed van de onrechtvaardigen drinken. Alle uitdrukkingen van de mens zijn uiterst onrechtvaardig, dus hoe kunnen alle mensen geplaatst worden in het heilige land waar de rechtvaardigen zich bevinden? Denk je dat dat verachtelijke gedrag van jou je kan onderscheiden als heilig vergeleken bij die onrechtvaardigen? Je slangachtige tong zal uiteindelijk de ondergang zijn van dit vlees van je dat verwoestingen aanbrengt en gruwelen begaat, en ook die handen van je die bedekt zijn met het bloed van onreine geesten zullen uiteindelijk je ziel de hel in trekken. Waarom grijp je dan niet deze kans aan om je met vuil bedekte handen te reinigen? En waarom maak je geen gebruik van deze mogelijkheid om die tong van je, die onrechtvaardige woorden spreekt, uit te snijden? Zou het kunnen zijn dat je bereid bent te lijden in de vlammen van de hel omwille van je handen, tong en lippen? Met beide ogen houd ik toezicht op ieders hart, want lang voordat ik de mensheid schiep, vatte ik hun harten met mijn handen. Lang geleden had ik door het hart van de mensen gekeken, dus hoe zouden hun gedachten kunnen ontsnappen aan mijn zicht? Hoe zou het niet te laat kunnen zijn voor hen om te ontsnappen aan verbranding door mijn Geest?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Jullie zijn allemaal zo laag van karakter!

119. Je lippen zijn vriendelijker dan duiven, maar je hart is duisterder dan die aloude slang. Je lippen zijn zelfs zo mooi als Libanese vrouwen, maar toch is je hart niet aardiger dan hun harten, en het kan zich zeker niet meten met de schoonheid van de Kanaänieten. Wat is je hart verraderlijk! De dingen die ik veracht, zijn alleen de lippen van de onrechtvaardigen en hun harten, en mijn vereisten van mensen zijn helemaal niet hoger dan wat ik van de heiligen verwacht. Het is alleen zo dat ik walging voel voor de slechte daden van de onrechtvaardigen. Ik hoop dat ze hun vuiligheid kunnen afwerpen en kunnen ontsnappen uit hun huidige benarde situatie, zodat ze kunnen afsteken bij die onrechtvaardigen en kunnen leven en heilig zijn met degenen die rechtvaardig zijn. Jullie bevinden je in dezelfde omstandigheden als ik, en toch zijn jullie bedekt met vuil; er is in jullie nog niet het kleinste beetje oorspronkelijke gelijkenis met de mensen die in het begin geschapen zijn. Omdat jullie de gelijkenissen van die onreine geesten dagelijks imiteren, door te doen wat zij doen en te zeggen wat zij zeggen, is bovendien elk deel van jullie – zelfs jullie tongen en lippen – doorweekt van hun vuile water, zozeer dat jullie volledig bedekt zijn met zulke vlekken en geen enkel deel van jullie gebruikt kan worden voor mijn werk. Het is zo hartverscheurend! Jullie leven in zo’n wereld van paarden en vee, maar het stoort jullie niet eens; jullie zijn vol vreugde en leven vrijelijk en zonder zorgen. Jullie zwemmen rond in dat vuile water, maar jullie hebben niet eens door dat jullie in zo’n parket beland zijn. Elke dag verkeren jullie met onreine geesten en gaan jullie om met ‘uitwerpselen’. Jullie levens zijn uiterst vulgair, maar toch besef je niet eens dat je totaal niet bestaat in de mensenwereld en dat je geen controle over jezelf hebt. Weet je niet dat je leven lang geleden vertrapt is door die onreine geesten, of dat je karakter lang geleden bezoedeld is door vuil water? Denk je dat je in een aards paradijs woont en dat je je te midden van het geluk bevindt? Weet je niet dat je een leven naast onreine geesten hebt geleefd, en dat je hebt samengeleefd met alles wat ze voor je hebben voorbereid? Hoe zou je manier van leven enige betekenis kunnen hebben? Hoe zou je leven enige waarde kunnen hebben? Je hebt je uitgesloofd voor je ouders, ouders van onreine geesten, maar in feite heb je geen idee dat degenen die je in de val lokken die ouders van onreine geesten zijn die je op de wereld hebben gezet en hebben opgevoed. Bovendien ben je je er niet van bewust dat je al je vuiligheid in feite van hen hebt gekregen; het enige wat je weet, is dat ze je ‘plezier’ kunnen schenken, ze je niet tuchtigen of over je oordelen en je al helemaal niet vervloeken. Ze zijn nooit tegen je in woede uitgebarsten, maar behandelen je met genegenheid en vriendelijkheid. Hun woorden voeden je hart en hebben je zo in de ban, dat je gedesoriënteerd raakt. Zonder het te merken, word je er door aangetrokken en ben je bereid in dienst van hen te staan en hun uitlaatklep en dienaar te worden. Je hebt totaal niets te klagen, maar bent bereid voor hen te werken als honden, als paarden; je wordt door hen misleid. Om deze reden heb je totaal geen reacties op het werk dat ik doe. Geen wonder dat je altijd heimelijk tussen mijn vingers door wilt glippen, en geen wonder dat je altijd zoete woorden wilt gebruiken om bedrieglijk gunsten aan me te ontfutselen. Het blijkt dat je al een ander plan had, een andere regeling. Je kunt een beetje zien van mijn handelingen als de Almachtige, maar je hebt niet de geringste kennis van mijn oordeel en tuchtiging. Je hebt geen idee wanneer mijn tuchtiging is begonnen; je weet alleen hoe je me moet oplichten – maar toch weet je niet dat ik geen enkele schending door de mens zal dulden. Omdat je je al voorgenomen hebt me te dienen, zal ik je niet loslaten. Ik ben een God die het kwaad haat, en ik ben een God die jaloers is op de mensheid. Omdat je je woorden al op het altaar hebt geplaatst, zal ik niet toestaan dat je wegrent, nog wel onder mijn ogen, en zal ik niet toestaan dat je twee meesters dient. Dacht je dat je een tweede liefde kon hebben na je woorden op mijn altaar en voor mijn ogen te hebben geplaatst? Hoe zou ik mensen kunnen toestaan mij op zo’n manier voor gek te zetten? Dacht je dat je achteloos met je tong geloftes en eden aan mij kon afleggen? Hoe zou je eden kunnen zweren op mijn troon, de troon van mij, de Allerhoogste? Dacht je dat je eden al heengegaan waren? Laat me jullie zeggen: zelfs al kan jullie vlees heengaan, jullie eden kunnen dat niet. Op het einde zal ik jullie veroordelen op grond van jullie eden. Maar jullie geloven dat jullie met mij kunnen omgaan door jullie woorden vóór mij te plaatsen, en dat jullie harten onreine geesten en boze geesten kunnen dienen. Hoe zou mijn toorn die hondachtige, varkensachtige mensen die mij oplichten kunnen gedogen? Ik moet mijn bestuurlijke decreten uitvoeren en al die muffe, ‘vrome’ mensen die geloof in mij hebben ontfutselen aan de handen van onzuivere geesten, zodat deze mensen mij op gedisciplineerde wijze kunnen ‘bedienen’, mijn ossen kunnen zijn, mijn paarden kunnen zijn en overgeleverd kunnen zijn aan slachting door mij. Ik zal ervoor zorgen dat je je eerdere vastberadenheid opvat en mij opnieuw dient. Ik zal geen enkel schepsel gedogen dat mij oplicht. Dacht je dat je maar lukraak verzoeken kon doen en tegenover mij kon liegen? Dacht je dat ik je woorden en daden niet had gehoord of gezien? Hoe zou ik je woorden en daden niet in het zicht kunnen hebben gehad? Hoe zou ik ooit kunnen toestaan dat mensen mij op die manier misleiden?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Jullie zijn allemaal zo laag van karakter!

120. Ik ben onder jullie geweest en heb me meerdere lentes en herfsten met jullie ingelaten; ik heb een tijdlang onder jullie gewoond, en heb met jullie gewoond. Hoeveel van jullie verachtelijke gedrag is nota bene onder mijn ogen weggeglipt? Die welgemeende woorden van jullie weerklinken doorlopend in mijn oren; miljoenen en miljoenen van jullie aspiraties zijn op mijn altaar geplaatst – te veel om zelfs maar te tellen. Maar wat betreft jullie toewijding en dat wat jullie besteden, jullie spenderen nog geen cent. Jullie plaatsen nog geen miniem drupje oprechtheid op mijn altaar. Waar zijn de vruchten van jullie geloof in mij? Jullie hebben eindeloze genade van mij ontvangen, en eindeloze mysteriën uit de hemel gezien; ik heb jullie zelfs de vlammen van de hemel laten zien, maar ik heb het niet over mijn hart kunnen verkrijgen om jullie te verbranden. Niettemin, hoeveel hebben jullie mij in ruil gegeven? Hoeveel zijn jullie bereid mij te geven? Je houdt het voedsel dat ik je heb gegeven in de hand, draait je om en offert het aan mij, en je gaat zelfs zo ver dat je zegt dat het iets was wat je kreeg in ruil voor het zweet van je eigen harde werk, en dat je me alles offert wat je bezit. Hoe kun je niet weten dat jouw ‘bijdragen’ aan mij allemaal alleen maar dingen zijn die van mijn altaar zijn gestolen? Bovendien, nu je ze aan mij offert, ben je me niet aan het oplichten? Hoe kun je niet weten dat wat ik tegenwoordig geniet, bestaat uit alle offeranden op mijn altaar; niet uit dat wat jij met je harde werk hebt verdiend en vervolgens aan mij hebt geofferd? Jullie durven me nota bene op deze manier op te lichten; hoe kan ik jullie dan vergeven? Hoe kunnen jullie van me verwachten dat ik dit nog langer verdraag? Ik heb jullie alles gegeven. Ik heb alles voor jullie geopend, in jullie behoeften voorzien en jullie de ogen geopend, en toch lichten jullie me op deze manier op en negeren jullie je geweten. Onbaatzuchtig heb ik jullie alles geschonken zodat jullie, ook al lijden jullie, nog altijd alles van me hebben gewonnen wat ik uit de hemel heb meegenomen. Ondanks dat hebben jullie geen enkele toewijding, en zelfs als jullie een kleine bijdrage hebben geleverd, proberen jullie achteraf met mij ‘de rekening te vereffenen’. Zal je bijdrage niet op niets neerkomen? Wat je me hebt gegeven, is maar een korreltje zand, en niettemin heb je een ton goud van me gevraagd. Ben je niet gewoon onredelijk? Ik werk te midden van jullie. Er is geen enkel spoor van de tien procent die ik zou moeten krijgen, laat staan van enige bijkomende offers. Bovendien worden die tien procent die de vromen bijdragen in beslag genomen door de boosaardigen. Zijn jullie niet allemaal uit mijn buurt verspreid? Staan jullie niet allemaal vijandig tegenover mij? Zijn jullie niet allemaal mijn altaar aan het kapotmaken? Hoe zouden zulke mensen in mijn ogen als schatten kunnen worden gezien? Zijn zij niet de zwijnen en honden die ik veracht? Hoe zou ik naar jullie slechte daden kunnen verwijzen als schatten?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Jullie zijn allemaal zo laag van karakter!

121. Er zijn veel wegen die jullie begrip te boven gaan, veel zaken die jullie niet begrijpen. Jullie zijn zo onwetend. Ik ken jullie gestalte en jullie tekortkomingen goed. Dus ook al zijn er veel woorden die jullie niet zullen kunnen verteren, ik wil jullie al deze waarheden die jullie nooit eerder hebben ontvangen toch vertellen — want ik blijf me gezien jullie huidige gestalte zorgen maken of jullie wel getuigenis voor mij kunnen afleggen. Het is niet zo dat ik jullie kleineer. Jullie zijn allemaal beesten die mijn formele training niet hebben doorlopen en het is echt bedenkelijk hoeveel glorie er in jullie is. Hoewel ik enorm veel energie in mijn werk ten behoeve van jullie heb gestoken, lijkt het erop dat er praktisch geen positieve elementen in jullie te vinden zijn, terwijl de negatieve elementen op één hand zijn te tellen en alleen dienen als getuigenissen die Satan te schande maken. Vrijwel al het andere in jullie is Satans gif. Jullie lijken voor mij alsof jullie niet meer te redden zijn. Zoals de zaken er voor staan, kijk ik naar de verschillende uitdrukkingen en houdingen van jullie en ken ik eindelijk jullie werkelijke gestalte. Daarom maak ik me voortdurend zorgen over jullie: zal de mens aan zichzelf overgeleverd echt beter of hetzelfde af zijn, vergeleken met hoe hij nu is? Maken jullie je niet druk om jullie kinderlijke gestalte? Kunnen jullie echt als het uitverkoren volk van Israël zijn, trouw aan mij en aan mij alleen onder alle omstandigheden? Wat in jullie is geopenbaard, is niet het kattenkwaad van kinderen die van hun ouders zijn afgedwaald, maar de beestachtigheid die naar boven komt in dieren buiten het bereik van de zweep van hun meester. Jullie moeten jullie aard kennen, die tevens de zwakte is van jullie allemaal, jullie gemeenschappelijke kwaal. Mijn enige aansporing voor jullie vandaag is dan ook om als getuige voor mij te staan. Laat onder geen enkele omstandigheid de oude ziekte weer oplaaien. Getuigen is het belangrijkste. Dat is de kern van mijn werk. Jullie moeten mijn woorden aanvaarden zoals Maria Jehova’s openbaring aanvaardde die tot haar kwam in een droom, geloven en vervolgens gehoorzamen. Alleen dit wordt als zuiver gekwalificeerd. Want jullie horen mijn woorden het meest, jullie zijn het meest door mij gezegend. Ik geef jullie al mijn waardevolle bezittingen en schenk jullie absoluut alles. Jullie gestalte en dat van het volk van Israël verschillen echter heel erg van elkaar, laten echt een wereld van verschil zien. Toch ontvangen jullie in vergelijking met hen zoveel meer. Terwijl zij smachten naar mijn verschijning, brengen jullie plezierige dagen met mij door en delen jullie in mijn rijkdom. Wat geeft jullie in vergelijking het recht om te sputteren en te twisten met mij en een deel van mijn bezittingen te eisen? Krijgen jullie niet genoeg? Ik geef jullie zoveel, maar wat jullie in ruil daarvoor aan mij geven, is hartverscheurend verdriet en angst en onbedwingbare wrok en ontevredenheid. Jullie zijn te weerzinwekkend, toch zijn jullie ook meelijwekkend, dus kan ik niet anders dan al mijn wrok inslikken en steeds weer stem geven aan mijn bezwaren tegen jullie. Gedurende al deze duizenden jaren werk heb ik nooit eerder bezwaren tegen de mensheid ingebracht, omdat ik heb ontdekt dat in de geschiedenis van de ontwikkeling van de mensheid alleen de bedriegerijen onder jullie het bekendst zijn. Zij zijn jullie nagelaten als een waardevolle erfenis door de beroemde voorouder uit de oudheid. Ik haat die onmenselijke zwijnen en honden. Jullie zijn te gewetenloos! Jullie karakter is te barbaars! Jullie hart is te verstokt! Als ik deze woorden van mij en dit werk van mij mee naar de Israëlieten had genomen, zou ik lang geleden al glorie hebben verkregen. Maar dat is onder jullie niet zo. Onder jullie zijn alleen maar wrede onverschilligheid, jullie liefdeloosheid en jullie uitvluchten te vinden. Jullie zijn te ongevoelig en te waardeloos!

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wat is jouw begrip van God?

122. Denk terug aan het verleden: Wanneer heb ik jullie een kwade blik toegeworpen en heb jullie met strenge stem toegesproken? Wanneer heb ik haren met jullie gekloven? Wanneer heb ik jullie onredelijk berispt? Wanneer heb ik jullie in jullie gezicht berispt? Is het niet omwille van mijn werk dat ik mijn Vader oproep jullie te beschermen tegen elke verleiding? Waarom behandelen jullie mij op deze manier? Heb ik ooit mijn autoriteit gebruikt om jullie vlees neer te slaan? Waarom betalen jullie mij op deze manier terug? Na tegenover mij de hele tijd besluiteloos te zijn geweest, zijn jullie noch warm noch koud en dan proberen jullie mij te vleien en dingen voor mij verborgen te houden en zijn jullie monden vol met het speeksel van de onrechtvaardige. Denken jullie dat jullie tongen mijn Geest kunnen bedriegen? Denken jullie dat jullie tongen aan mijn toorn kunnen ontsnappen? Denken jullie dat jullie tongen naar eigen goeddunken een oordeel mogen vellen over de daden van mij, Jehova? Ben ik de God over wie de mens een oordeel velt? Zou ik een kleine made toestaan mij aldus te lasteren? Hoe zou ik zulke zonen der ongehoorzaamheid onder mijn eeuwige zegeningen kunnen plaatsen? Jullie woorden en handelingen hebben jullie al lang ontmaskerd en veroordeeld. Toen ik de hemelen uitstrekte en alle dingen schiep, liet ik niet toe dat er ook maar een schepsel was dat deelnam naar zijn eigen goeddunken, in nog veel mindere mate stond ik toe dat iets naar eigen believen mijn werk en mijn management verstoorde. Ik tolereerde noch mens noch object; hoe zou ik nu degenen kunnen sparen die wreed en inhumaan tegen mij zijn? Hoe kan ik degenen vergeven die tegen mijn woorden rebelleren? Hoe kan ik degenen sparen die mij ongehoorzaam zijn? Ligt het lot van de mens niet in de handen van mij, de Almachtige? Hoe zou ik jouw onrechtvaardigheid en ongehoorzaamheid als heilig kunnen beschouwen? Hoe zouden jouw zonden mijn heiligheid kunnen verontreinigen? Ik ben niet verontreinigd door de onreinheid van de onrechtvaardigen, noch geniet ik van de offers van de onrechtvaardigen. Als je mij, Jehova, trouw zou zijn, zou je dan voor jezelf de offergaven van mijn altaar kunnen pakken? Zou je je giftige tong kunnen gebruiken om mijn heilige naam te lasteren? Zou je op deze manier tegen mij kunnen rebelleren? Zou je mijn glorie en heilige naam kunnen behandelen als instrument om Satan, de boze, te dienen? Mijn leven is gegeven voor de vreugde van de heiligen. Hoe kan ik jullie toestaan naar jullie goeddunken met mijn leven te spelen, en het te gebruiken als instrument om jullie onderlinge conflicten uit te vechten? Hoe kunnen jullie zo harteloos zijn en zodoende gebrekkig zijn op de weg van het goede, in hoe jullie je tegenover mij gedragen? Weten jullie niet dat ik reeds al jullie kwade praktijken in deze levenswoorden heb beschreven? Hoe kunnen jullie ontsnappen aan de dag van toorn wanneer ik Egypte tuchtig? Hoe kan ik je toestaan mij op deze manier keer op keer tegen te werken en te weerstaan? Ik vertel het jullie duidelijk, wanneer de dag komt zal jullie tuchtiging onverdragelijker zijn dan die van Egypte! Hoe kunnen jullie ontsnappen aan mijn dag van toorn?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Niemand die van vlees en bloed is kan ontsnappen aan de dag van toorn

123. De mens kan God niet winnen, niet omdat God emoties heeft, of omdat God niet gewonnen wil worden door de mens, maar omdat de mens God niet wil winnen en hij God niet naarstig zoekt. Hoe kan iemand die God werkelijk zoekt door God worden vervloekt? Hoe kan iemand met een gezond verstand en gevoelig geweten door God worden vervloekt? Hoe kan iemand die God werkelijk aanbidt en dient door het vuur van zijn toorn worden verteerd? Hoe kan iemand die God blijmoedig gehoorzaamt uit Gods huis worden gezet? Hoe kan iemand die God niet genoeg kon liefhebben in Gods straf leven? Hoe kan iemand die alles blijmoedig wil verzaken voor God met niets achterblijven? De mens is niet bereid om God te zoeken, niet bereid om zijn bezittingen voor God aan te wenden en niet bereid om zijn hele leven aan God te wijden. In plaats daarvan zegt hij dat God te ver is gegaan, dat teveel aan God niet rijmt met de opvattingen van de mens. Met zo’n menselijkheid zouden jullie zelfs bij een ruimhartige inzet nog steeds Gods goedkeuring niet kunnen verkrijgen, om maar niets te zeggen over het feit dat jullie God niet zoeken. Weten jullie niet dat jullie tot de defecte goederen van de mensheid behoren? Weten jullie niet dat jullie menselijkheid het laagste peil van iedereen heeft? Weten jullie niet wat jullie ‘eretitel’ is? Zij die God waarlijk liefhebben, noemen jullie de vader van de wolf, de moeder van de wolf, de zoon van de wolf en de kleinzoon van de wolf. Jullie zijn de nakomelingen van de wolf, het volk van de wolf, en jullie dienen je eigen identiteit te kennen en nooit te vergeten. Denk niet dat jullie een of ander superieur wezen zijn. Jullie zijn de kwaadaardigste groep niet-menselijke wezens onder de mensheid. Weten jullie daar niets van? Weten jullie hoeveel risico ik heb genomen door onder jullie te werken? Als jullie verstand niet weer normaal kan worden en jullie geweten niet normaal kan werken, zullen jullie nooit van de benaming ‘wolf’ afkomen. Jullie zullen de dag van vervloeking en de dag van jullie straf dan nooit ontlopen. Jullie zijn inferieur geboren, een ding zonder enige waarde. Jullie zijn inherent een roedel hongerige wolven, een berg rommel en afval. Ik werk niet met jullie om gunsten te verkrijgen, zoals jullie dat wel doen, maar omdat het werk nodig is. Als jullie op deze manier opstandig blijven, zal ik mijn werk staken en nooit meer met jullie werken. Integendeel, dan zal ik mijn werk verplaatsen naar een andere groep die mij behaagt en jullie op die manier voor altijd verlaten, want ik wil niet omzien naar mensen die zich vijandig jegens mij opstellen. Willen jullie dus op één lijn met mij zijn of je vijandig jegens mij opstellen?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God

124. Wat is, bij het bewandelen van het tegenwoordige pad, de meest geschikte manier van streven? Als wat voor soort persoon moet je jezelf zien in je streven? Je hoort te weten hoe je moet omgaan met alles wat je tegenwoordig overkomt, of het nou beproevingen en tegenspoed betreft of meedogenloze tuchtiging en vervloeking. In alle gevallen moet je er zorgvuldig over nadenken. Waarom zeg ik dit? Ik zeg het omdat wat je vandaag overkomt immers korte beproevingen zijn die zich steeds opnieuw aandienen. Misschien zie je ze niet als een al te zware geestelijke last en laat je de zaken daarom versloffen, en beschouw je ze niet als iets kostbaars bij het streven naar vooruitgang. Wat ben je onvoorzichtig! En wel in zo’n sterke mate, dat je dit kostbare beschouwt alsof het een wolk was die voor je ogen drijft, en je niet deze harde klappen koestert die steeds opnieuw neerdalen – slagen die kort duren en die jou zacht lijken – maar ze koeltjes beschouwt, ze niet serieus neemt en ermee omgaat alsof het maar incidentele stootjes zijn. Wat ben je arrogant! Tegenover deze felle aanvallen, aanvallen die lijken op steeds opnieuw opstekende stormen, toon je louter luchthartige onverschilligheid; soms laat je zelfs een kille glimlach zien, waarmee je blijk geeft van je onverschilligheid – want je hebt jezelf nooit afgevraagd waarom dergelijke ‘ongelukken’ je steeds overkomen. Ben ik heel onrechtvaardig tegenover de mens? Heb ik het met kritiek op jou gemunt? Hoewel de problemen met je houding misschien niet zo serieus zijn als ik beschreven heb, heb je door je uiterlijke kalmte al lang geleden een perfect beeld geschapen van je innerlijke wereld. Het is niet nodig dat ik je vertel dat in de diepten van je hart alleen maar grove scheldwoorden en zwakke sporen van verdriet schuilen die voor anderen nauwelijks waarneembaar zijn. Omdat het naar je gevoel zo oneerlijk is dat je zulke beproevingen hebt ondergaan, vloek je; door de beproevingen voel je de verlatenheid van de wereld en dit vervult je van melancholie. In plaats van deze terugkerende klappen en discipline als de allerbeste bescherming te zien, zie je ze als zinloze overlast vanuit de Hemel, of anders als gepaste vergelding tegen je. Wat ben je onwetend! Genadeloos sluit je de goede tijden op in de duisternis; steeds weer beschouw je prachtige beproevingen en discipline als aanvallen van je vijanden. Je bent niet in staat je aan te passen aan je omgeving, laat staan dat je daartoe bereid bent, want je wilt niets winnen uit deze herhaaldelijke – en voor jou wrede – tuchtiging. Je doet ook geen pogingen om op zoek of op onderzoek te gaan en je berust gewoon in je lot en je gaat waar dat lot je ook maar naar leidt. Wat in jouw ogen wrede tuchtigingen lijken, heeft je hart niet veranderd. Evenmin hebben ze je hart overgenomen; in plaats daarvan steken ze je in het hart. Je ziet deze ‘wrede tuchtiging’ als niets meer dan je vijand in dit leven, en je hebt niets gewonnen. Wat ben je zelfgenoegzaam! Zelden geloof je dat je zulke beproevingen doorstaat omdat je zo verachtelijk bent; in plaats daarvan geloof je dat je erg beklagenswaardig bent en zeg je dat ik altijd op je vit. Hoeveel kennis heb je vandaag de dag werkelijk van wat ik zeg en doe? Denk niet dat je een natuurtalent bent, slechts een beetje lager dan de hemelen maar veel hoger dan de aarde. Je bent niet slimmer dan wie dan ook – en men kan zelfs stellen dat je meer vertederend onnozel bent dan wie dan ook onder de mensen op aarde die met verstand zijn uitgerust. Je schat jezelf immers zo hoog in en hebt jezelf nog nooit minderwaardig gevoeld; het lijkt erop dat je mijn handelingen waarneemt tot in het kleinste detail. In feite ben je iemand die het wezenlijk aan verstand ontbreekt, want je hebt er geen idee van wat ik zal doen, laat staan wat ik op dit moment aan het doen ben. Daarom zeg ik dat je niet eens gelijk bent aan een oude boer die op het land zwoegt, een boer die niet de geringste gewaarwording heeft van het menselijk leven en toch afhankelijk is van de zegeningen van de Hemel terwijl hij het land bewerkt. Je denkt geen seconde over je leven na, je weet niets van roem en je hebt al helemaal geen enkele zelfkennis. Wat ben je ‘verheven’!

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Zij die niet leren en onwetend blijven: zijn zij geen beesten?

125. Sommigen verfraaien zichzelf op een prachtige, maar oppervlakkige manier: de zusters verfraaien zichzelf zodat ze zo mooi zijn als bloemen en de broeders kleden zich als prinsen of als rijke jonge dandy’s. Ze geven alleen om uiterlijke dingen, zoals wat ze eten en dragen; aan de binnenkant zijn ze behoeftig en hebben ze niet de geringste kennis van God. Wat kan hier de zin van zijn? En dan zijn er sommigen die gekleed gaan als arme bedelaars – ze zien er werkelijk uit als Oost-Aziatische slaven! Begrijpen jullie werkelijk niet wat ik van jullie vraag? Wissel onderling van gedachten: wat hebben jullie eigenlijk gewonnen? Al deze jaren hebben jullie in God geloofd, en toch is dit het enige wat jullie geoogst hebben – generen jullie je niet? Schamen jullie je niet? Al deze jaren hebben jullie langs de ware weg gestreefd, en toch is vandaag jullie gestalte geringer dan die van een mus! Kijk naar de jongedames onder jullie: echte plaatjes in jullie kleren en met jullie cosmetica, en onderling vergelijken jullie je. En wat vergelijken jullie? Jullie genot? Jullie eisen? Denken jullie dat ik gekomen ben om modellen te werven? Jullie kennen geen schaamte! Waar is jullie leven? Streven jullie niet louter jullie eigen buitensporige verlangen na? Je denkt dat je erg mooi bent, maar al ben je misschien getooid in allerlei pracht en praal, ben je in werkelijkheid geen wriemelende made die op een mesthoop is geboren? Vandaag heb je het geluk deze hemelse zegeningen te proeven: niet vanwege je knappe gezicht, maar omdat God een uitzondering maakt door je op te tillen. Is het je nog steeds niet duidelijk waar je vandaan kwam? Als het leven genoemd wordt, houd je je mond en zeg je niets, zwijg je als een standbeeld, en toch heb je nog altijd het lef om jezelf mooi aan te kleden! Nog altijd ben je geneigd een blos en poeder op je gezicht aan te brengen! En kijk naar de dandy’s onder jullie, eigenzinnige mannen die de hele dag rondslenteren, onhandelbaar en met een nonchalante gezichtsuitdrukking. Is dit hoe men zich dient te gedragen? Waaraan besteedt ieder van jullie, man of vrouw, de hele dag zijn aandacht? Weten jullie van wie jullie afhankelijk zijn om jezelf te voeden? Kijk naar je kleding, kijk naar wat je in je handen hebt geoogst, wrijf over je buik: welk voordeel heb je gehad van de prijs van bloed en zweet die je hebt betaald gedurende al deze jaren van geloof? Je bent nog steeds van plan bezienswaardigheden te bezoeken, je bent nog steeds van plan je stinkende vlees te verfraaien – waardeloze bezigheden! Je wordt gevraagd een persoon van normaalheid te zijn, maar nu ben je niet gewoon abnormaal, je bent afwijkend. Hoe kan zo’n persoon het lef hebben voor mij te verschijnen? Ben je met een menselijkheid als deze, waarbij je te koop loopt met je charmes en pronkt met je vlees, en altijd leeft binnen de lusten van het vlees, geen afstammeling van vuile demonen en kwade geesten? Ik zal niet toestaan dat zo’n vuile demon lang blijft bestaan! En denk niet dat ik niet weet wat je in je hart denkt. Je houdt misschien je lust en je vlees strak in bedwang, maar hoe zou ik de gedachten die je in je hart koestert niet kennen? Hoe zou ik niet kunnen weten waar je ogen allemaal naar verlangen? Maken jullie, jongedames, je niet mooi om met je vlees te pronken? Welk voordeel brengen mannen jullie? Kunnen ze jullie werkelijk redden uit de zee van kwellingen? Wat de dandy’s onder jullie betreft, jullie kleden je allemaal om hoffelijk en voornaam over te komen, maar is dit geen truc om de aandacht te vestigen op jullie knappe uiterlijk? Voor wie doen jullie dit? Welk voordeel brengen vrouwen jullie? Zijn zij niet de bron van jullie zonde? Jullie mannen en vrouwen, ik heb veel woorden tegen jullie gezegd en toch hebben jullie aan maar een paar daarvan gehoor gegeven. Jullie oren zijn slechthorend, jullie ogen zien niet goed meer en jullie harten zijn zodanig verhard dat er niets anders dan lust in jullie lichamen is, zozeer dat jullie erin verstrikt zijn en niet kunnen ontsnappen. Wie wil er ook maar in jullie buurt komen, maden, jullie die wriemelen in het vuil en de smerigheid? Vergeet niet dat jullie niets meer zijn dan degenen die ik van de mesthoop heb opgeheven, dat jullie oorspronkelijk geen normale menselijkheid bezaten. Wat ik van jullie vraag, is de normale menselijkheid die jullie oorspronkelijk niet hadden, en niet dat jullie te koop lopen met jullie lust of dat jullie je ranzige vlees – zo veel jaar door de duivel getraind – de vrije loop laten. Wanneer jullie jezelf zo kleden, zijn jullie dan niet bang nog verder verstrikt te raken? Weten jullie niet dat jullie oorspronkelijk aan de zonde toebehoorden? Weten jullie niet dat jullie lichamen zo vol lust zitten dat het zelfs uit jullie kleren sijpelt, waardoor jullie gesteldheid als ondraaglijk lelijke en vuile demonen onthuld wordt? Is het niet zo dat jullie dit beter weten dan wie dan ook? Jullie harten, jullie ogen, jullie lippen: zijn deze niet allemaal besmeurd door vuile demonen? Zijn deze delen van jullie niet vuil? Denk je dat je, zolang je geen actie onderneemt, het heiligst bent? Denk je dat je tooien met prachtige kleren jullie groezelige zielen kan verhullen? Dat gaat niet werken! Ik raad jullie aan realistischer te zijn: wees niet frauduleus en vals, en loop niet te pronken. Jullie spreiden tegenover elkaar je lust tentoon, maar daarvoor in de plaats zullen jullie enkel eeuwigdurend lijden en meedogenloze kastijding ontvangen! Waarom hebben jullie het nodig om lonkend met je ogen naar elkaar te knipperen en je over te geven aan romantiek? Is dit de maatstaf van jullie integriteit, de reikwijdte van jullie oprechtheid? Ik verafschuw degenen onder jullie die zich inlaten met kwaadaardige geneeskunde en tovenarij; ik verafschuw de jonge mannen en vrouwen onder jullie die van hun eigen vlees houden. Jullie kunnen jezelf maar beter in toom houden, want het wordt nu van jullie vereist dat jullie normale menselijkheid bezitten en jullie mogen niet met je lust te koop lopen. En toch nemen jullie iedere gelegenheid te baat die zich maar aandient, want jullie vlees is te overdadig en jullie lust te groot!

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Praktijk (7)

126. Zij die alleen maar aan hun vlees denken en die van comfort genieten; zij die lijken te geloven, maar niet echt geloven; zij die zich inlaten met kwaadaardige geneeskunde en tovenarij; zij die promiscue, haveloos en sjofel zijn; zij die offers aan Jehova en Zijn eigendommen stelen; zij die van omkoping houden; zij die ijdel dromen van het opstijgen naar de hemel; zij die arrogant en verwaand zijn, die alleen maar naar persoonlijke roem en rijkdom streven; zij die onbeschaamde woorden verspreiden; zij die God Zelf belasteren; zij die uitsluitend oordelen ten nadele van God en Hem belasteren; zij die klieken vormen en onafhankelijkheid nastreven; zij die zichzelf verheerlijken boven God; die lichtzinnige mannen en vrouwen van jongere, middelbare en oudere leeftijd die verstrikt zijn in de losbandigheid; die mannen en vrouwen die onder andere mensen persoonlijke roem en rijkdom genieten en persoonlijke status nastreven; die onboetvaardige mensen die in de zonde gevangenzitten – is het voor hen allen niet zo dat zij niet meer gered kunnen worden? Losbandigheid, zondigheid, kwaadaardige geneeskunde, tovenarij, godslastering en onbeschaamde woorden hebben allemaal vrij spel onder jullie; en waarheid en de woorden des levens worden onder jullie vertrapt, en de heilige taal wordt onder jullie bezoedeld. Jullie heidenen, opgezwollen van de vuiligheid en ongehoorzaamheid! Wat zal jullie uiteindelijke uitkomst zijn? Hoe kunnen zij die het vlees liefhebben, die tovenarij van het vlees begaan en die verstrikt zitten in losbandige zonde het lef hebben om te blijven leven! Weet je niet dat mensen zoals jullie maden zijn die niet meer gered kunnen worden? Wat geeft jullie het recht om dit en dat te eisen? Tot de dag van vandaag is er niet de geringste verandering geweest onder hen die niet van de waarheid houden en alleen van het vlees houden – hoe kunnen zulke mensen gered worden? Zij die niet van de weg van het leven houden, die God niet verheerlijken en geen getuigenis van Hem geven, die plannetjes maken omwille van hun eigen status, die zichzelf ophemelen – zijn zij niet nog altijd hetzelfde, zelfs vandaag? Wat voor waarde heeft het om hen te redden? Of je gered kunt worden, hangt niet af van je mate van senioriteit of hoeveel jaar je gewerkt hebt, en al helemaal niet van hoeveel accreditaties je hebt opgebouwd. Veeleer hangt het ervan af of jouw streven vrucht heeft gedragen. Je behoort te weten dat zij die gered zijn de ‘bomen’ zijn die vrucht dragen, niet de bomen met rijkelijk gebladerte en uitbundige bloemen waar echter geen fruit aan groeit. Zelfs als je vele jaren langs de wegen hebt gezworven, wat maakt dat uit? Waar is je getuigenis? Je eerbied voor God is veel kleiner dan je liefde voor jezelf en je wellustige verlangens – is dit soort persoon niet ontaard? Hoe zouden zij een voorbeeld en een model van redding kunnen zijn? Je natuur is onverbeterlijk, je bent te opstandig, er is geen redding meer voor je mogelijk! Zijn zulke mensen niet degenen die geëlimineerd zullen worden? Is de tijd waarop mijn werk voltooid is niet de tijd van het aanbreken van je laatste dag? Ik heb onder jullie zo veel werk gedaan en zo veel woorden gesproken – hoeveel ervan is echt jullie oren binnengegaan? Hoeveel ervan hebben jullie ooit gehoorzaamd? Wanneer mijn werk eindigt, zal dat de tijd zijn waarop je je niet langer tegen mij opstelt, waarop je je niet langer tegenover mij opstelt. Terwijl ik werk, handelen jullie voortdurend tegen mij; mijn woorden gehoorzamen jullie nooit. Ik doe mijn werk, en jij doet je eigen ‘werk’; je schept je eigen kleine koninkrijk. Jullie zijn niets dan een troep vossen en honden, die alles doen vanuit verzet tegen mij! Voortdurend proberen jullie hen die jullie hun onverdeelde liefde bieden in jullie omhelzing te nemen – waar is jullie eerbied? Alles wat jullie doen is bedrieglijk! Jullie kennen geen gehoorzaamheid of eerbied, en alles wat jullie doen is bedrieglijk en godslasterlijk! Kunnen zulke mensen gered worden? Mannen die seksueel immoreel en wellustig zijn, willen altijd kokette hoeren naar zich toe trekken voor hun eigen plezier. Zulke seksueel immorele demonen zal ik beslist niet redden. Ik haat jullie, vuile demonen, en jullie wellust en koketheid zal jullie in de hel storten. Wat hebben jullie daarop te zeggen? Jullie vuile demonen en kwade geesten zijn weerzinwekkend! Jullie zijn walgelijk! Hoe zou zulk uitschot gered kunnen worden? Kunnen zij die in de zonde verstrikt zitten nog altijd gered worden? Vandaag trekken deze waarheid, deze weg en dit leven jullie niet aan; in plaats daarvan worden jullie aangetrokken door zondigheid, geld, aanzien, roem en gewin, door de geneugten van het vlees, door de knapheid van mannen en de charmes van vrouwen. Wat kwalificeert jullie om mijn koninkrijk binnen te gaan? Jullie beeld is nog groter dan dat van God, jullie status is nog hoger dan die van God, om nog maar te zwijgen van jullie aanzien onder de mensen – jullie zijn een idool geworden dat door de mensen wordt vereerd. Ben je niet de aartsengel geworden? Wanneer de uitkomsten van mensen worden onthuld, en dat zal zijn wanneer ook het reddingswerk ten einde zal lopen, zullen velen onder jullie lijken zijn die niet meer gered kunnen worden en geëlimineerd moeten worden.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Praktijk (7)

127. Mensen zijn waardeloze stakkers omdat ze zichzelf niet op waarde schatten. Als ze niet eens zichzelf liefhebben, maar zichzelf vertrappen, toont dit dan niet aan dat ze waardeloos zijn? De mensheid is als een overspelige vrouw die spelletjes speelt met zichzelf en zich graag aan anderen geeft om te worden aangerand. Maar toch beseffen ze nog steeds niet hoe laag ze zijn. Ze vinden het prettig om voor anderen te werken, of om met anderen te praten en zichzelf onder de macht van anderen te stellen. Is dat niet de ware bezoedeling van de mensheid? Hoewel ik niet onder de mensen heb geleefd en geen echt menselijk leven heb ervaren, heb ik een glashelder begrip van elke beweging, elke handeling, elk woord en elke daad van de mens. Ik ben zelfs in staat om de mensen bloot te stellen aan hun diepste schaamte, tot het punt dat ze niet langer hun eigen trucjes durven tonen en niet langer durven toegeven aan hun lusten. Als een slak die zich terugtrekt in zijn huisje, zo durven ze niet langer hun eigen lelijkheid te tonen. Omdat de mens zichzelf niet kent, is zijn grootste tekortkoming dat hij gewillig zijn charmes laat zien aan anderen, pronkend met zijn lelijke gelaat. Dat is waar God het meest van walgt. Omdat de relaties tussen mensen abnormaal zijn en er geen gewone relaties tussen mensen bestaan, laat staan normale relaties tussen hen en God.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Interpretaties van de mysteriën van “Gods woorden aan het hele universum”, hfst. 14

128. Zolang de mensen Gods woorden nog niet hebben ervaren en de waarheid hebben verworven, is het Satans natuur die de leiding neemt en hen van binnenuit domineert. Wat houdt die natuur nou precies in? Bijvoorbeeld, waarom ben je egoïstisch? Waarom bescherm je je eigen positie? Waarom heb je zulke sterke emoties? Waarom geniet je zo van die onrechtvaardige dingen? Waarom ben je zo op die slechte dingen gesteld? Waar is het op gebaseerd dat je zo dol bent op zulke dingen? Waar komen die dingen vandaan? Waarom accepteer je ze zo graag? Inmiddels zijn jullie allemaal tot het begrip gekomen dat de belangrijkste reden achter alle deze dingen is dat het gif van Satan zich binnen jou bevindt. Wat het gif van Satan is kan geheel in woorden worden uitgedrukt. Wanneer je bijvoorbeeld kwaaddoeners vraagt waarom zij zo handelden, antwoorden zij: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen.’ Deze ene zin drukt de onderliggende oorzaak van het probleem uit. Satans logica is het leven van de mensen geworden. Wellicht doen ze dingen voor allerlei verschillende doelen, maar ze doen het alleen maar voor zichzelf. Iedereen denkt dat, omdat het gaat om ieder voor zich en God voor ons allen, de mensen voor zichzelf dienen te leven en alles dienen te doen wat in hun vermogen ligt om zich te verzekeren van een goede positie om wille van voedsel en kleding. ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’ – dit is het leven en de filosofie van de mens en het representeert ook de menselijke natuur. Deze woorden van Satan houden precies het gif van Satan in. Wanneer mensen zich die eigen maken wordt deze tot hun natuur. Door deze woorden wordt Satans natuur onthuld; die wordt daardoor volledig weergegeven. Dit gif wordt tot het leven van de mensen en de basis van hun bestaan, en de verdorven mensheid is door dit vergif duizenden jaren aaneen gedomineerd. Alles wat Satan doet, is voor zichzelf. Hij wil God voorbijstreven, zich losmaken van God en zelf macht uitoefenen, en alle dingen bezitten die God heeft geschapen. Daarom is de natuur van de mens de natuur van Satan. Eigenlijk kunnen de motto’s van veel mensen hun natuur vertegenwoordigen en weerspiegelen. Hoe mensen het ook proberen te verhullen, ze kunnen in alles wat ze doen en in alles wat ze zeggen hun natuur niet verbergen. Er zijn er die nooit de waarheid spreken en die goed kunnen huichelen, maar zodra anderen een tijdje met hen omgaan, zal hun bedrieglijke natuur en hun volslagen oneerlijkheid aan het licht komen. Uiteindelijk zullen anderen tot een zekere conclusie komen: geen woord van wat deze mensen zeggen is waar en zij zijn leugenachtige mensen. Deze uitspraak spreekt over hun natuur; het is de beste illustratie en het beste bewijs van hun natuur en hun wezen. Hun levensfilosofie is om niemand de waarheid te vertellen en ook niemand te geloven. De satanische natuur van de mens bevat heel wat filosofie. Soms ben je je er zelfs niet van bewust of begrijp je het niet, maar toch is ieder moment van je leven daarop gebaseerd. En je denkt bovendien dat die filosofie heel juist en redelijk is en dat er niets mis mee is. Dit is voldoende om te illustreren dat de filosofie van Satan de natuur van de mensen is geworden, en dat ze geheel overeenkomstig de filosofie van Satan leven en daar niet ook maar even in opstand tegen komen. Daarom laten zij voortdurend hun satanische natuur zien en leven zij in alle opzichten voortdurend volgens hun satanische filosofie. De natuur van Satan is het leven van de mens.

Het Woord, Deel III, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Hoe het pad van Petrus te bewandelen

129. De natuur van de mens verschilt heel erg van mijn wezen, want de verdorven natuur van de mens komt volledig voort uit Satan; de natuur van de mens is door Satan verwerkt en verdorven. Dat wil zeggen: de mens leeft onder de invloed van Satans slechtheid en lelijkheid. De mens groeit niet in een wereld van waarheid of een heilige omgeving, laat staan dat de mens in het licht leeft. Het is daarom voor niemand mogelijk om vanaf zijn geboorte waarheid te bezitten in zijn natuur, en al helemaal kan niemand worden geboren met een wezen dat God vreest en gehoorzaamt. Integendeel, mensen zijn behept met een natuur die God weerstaat, ongehoorzaam is aan God en geen liefde voor de waarheid heeft. Deze natuur is het probleem dat ik wil bespreken: verraad.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een heel ernstig probleem: verraad (2)

130. Gedrag dat mij niet volledig kan gehoorzamen, is verraad. Gedrag dat mij niet trouw kan zijn, is verraad. Mij oplichten en mij met leugens misleiden is verraad. Veel noties koesteren en deze overal verspreiden is verraad. Mijn getuigenissen en belangen niet kunnen hooghouden is verraad. Onechte glimlachen tonen terwijl je in je hart ver van me bent, is verraad. Dit zijn allemaal daden van verraad waartoe jullie altijd in staat zijn geweest, en ze zijn gangbaar onder jullie. Misschien denkt niemand van jullie dat dit een probleem is, maar dat zie ik anders. Als iemand mij verraadt, kan ik dat niet afdoen als iets onbeduidends en ik kan het al helemaal niet negeren. Nu, wanneer ik onder jullie werk, gedragen jullie je op deze manier – als de dag komt waarop er niemand is om over jullie te waken, zullen jullie dan niet als bandieten zijn die zichzelf tot koningen hebben uitgeroepen? Wanneer dat gebeurt en jullie een catastrofe veroorzaken, wie zal er dan zijn om jullie troep op te ruimen? Jullie denken dat sommige daden van verraad alleen maar sporadische incidenten zijn, niet jullie aanhoudende gedrag, en dat ze het niet verdienen zo streng besproken te worden, op een manier die jullie trots krenkt. Als jullie dat echt denken, dan hebben jullie geen verstand. Wie zoiets denkt, is een voorbeeld en archetype van opstandigheid. De natuur van de mens is zijn leven; het is een principe waar hij op vertrouwt om te overleven en hij kan het niet veranderen. De natuur van verraad is ook zo – als je iets kunt doen om een familielid of vriend te verraden, bewijst dit dat het een onderdeel is van je leven en een natuur waarmee je geboren bent. Dit is iets wat niemand kan ontkennen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een heel ernstig probleem: verraad (1)

131. Iedereen kan zijn eigen woorden en handelingen gebruiken om zijn ware gezicht weer te geven. Dit ware gezicht is, natuurlijk, zijn natuur. Als je iemand bent die op een misleidende manier praat, ben je van nature misleidend. Als je van nature sluw bent, gedraag je je op een slinkse manier en maak je het voor anderen erg makkelijk om door jou misleid te worden. Als je van nature boosaardig bent, zijn je woorden misschien prettig om naar te luisteren maar kunnen je handelingen je boosaardige trucjes niet verhullen. Als je van nature lui bent, is alles wat je zegt bedoeld om de verantwoordelijkheid voor je nonchalance en luiheid te ontlopen, zullen je handelingen langzaam en nonchalant zijn en zul je erg bedreven zijn in het verhullen van de waarheid. Als je van nature meelevend bent, zullen je woorden redelijk zijn en zullen ook je handelingen goed overeenstemmen met de waarheid.Als je van nature trouw bent, zijn je woorden beslist oprecht en sta je met beide voeten op de grond, vrij van dingen waardoor je meester zich niet op zijn gemak zou kunnen voelen. Als je van nature wellustig of een geldwolf bent, zal je hart vaak vervuld zijn van deze dingen en zul je onbedoeld afwijkende, immorele handelingen verrichten die mensen niet snel zullen vergeten en waar ze van zullen walgen. Precies zoals ik gezegd heb: als je van nature verraderlijk bent, kun je jezelf daar nauwelijks uit losmaken. Vertrouw er niet op goed geluk op dat je, als je andere mensen geen kwaad hebt gedaan, geen verraderlijke natuur hebt. Als je dat denkt, dan ben je werkelijk weerzinwekkend. Al mijn woorden, telkens als ik spreek, zijn gericht tot alle mensen en niet tot maar één iemand of één soort persoon. Dat je mij op één gebied niet verraden hebt, is geen bewijs dat je mij niet op een ander gebied kunt verraden. Bij het zoeken naar de waarheid verliezen sommige mensen hun vertrouwen als er tegenslag is in hun huwelijk. Sommige mensen laten hun plicht om mij trouw te zijn varen als er iets misloopt in hun familie. Sommige mensen verlaten mij om een moment van vreugde en opwinding te zoeken. Sommigen mensen zouden liever in een donkere kloof vallen dan in het licht te leven en het genoegen van het werk van de Heilige Geest te winnen. Sommige mensen slaan het advies van vrienden in de wind om hun zucht naar rijkdom te bevredigen, en zelfs nu kunnen ze niet toegeven dat ze fout zitten en kunnen ze niet van koers veranderen. Sommige mensen leven alleen tijdelijk onder mijn naam om mijn bescherming te ontvangen, terwijl anderen alleen maar een beetje aan mij wijden als ze onder druk staan omdat ze zich aan het leven vastklampen en bang zijn voor de dood. Zijn deze en andere immorele en bovendien onwaardige handelingen niet slechts gedragingen waarmee mensen me diep in hun hart al lange tijd verraden hebben? Natuurlijk weet ik dat mensen geen plan maken om mij te verraden; hun verraad is een natuurlijke openbaring van hun natuur. Niemand wil mij verraden en niemand is blij omdat hij iets heeft gedaan wat mij heeft verraden. Integendeel: beeft men niet van angst? Denken jullie daarom na over hoe jullie deze gevallen van verraad kunnen goedmaken en hoe jullie de huidige situatie kunnen veranderen?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een heel ernstig probleem: verraad (1)

132. Jullie zijn uit de drek gehaald, in elk geval uit het slijk genomen, vuil en door God gehaat. Jullie behoorden Satan[d] toe en zijn ooit onder de voet gelopen en met drek besmeurd. Daarom wordt er gezegd dat jullie uit de drek zijn gehaald. Jullie zijn niet heilig, maar niet-menselijke voorwerpen die Satan reeds lang voor gek heeft gezet. Daarmee zijn jullie het beste te beschrijven. Besef dat jullie onzuiverheden in stilstaand water en drek zijn, en geen gewilde vangst zoals vis en garnaal. Er valt geen plezier aan jullie te beleven. Botweg gezegd, jullie zijn de meest gedegenereerde beesten van een verloederde samenleving, erger nog dan varkens en honden. Eerlijk gezegd overdrijf ik niet door jullie zo aan te spreken, maar vereenvoudig ik de kwestie ermee. Eigenlijk toon ik respect voor jullie door jullie zo aan te spreken. Jullie inzicht, spraak, gedrag als mensen, en alles in jullie leven – ook jullie toestand in de drek – tonen afdoende aan dat jullie identiteit ‘buitengewoon’ is.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wat is de inherente identiteit en waarde van de mens?

133. De mensheid is niets anders dan mijn vijand. De mensheid is de kwaadaardige die mij tegenwerkt en mij ongehoorzaam is. De mensheid is niemand anders dan het nageslacht van de kwaadaardige die door mij is vervloekt. De mensheid is niemand minder dan de afstammeling van de aartsengel die mij verraadde. De mensheid is niets anders dan de erfenis van de duivel die, lang geleden door mij afgewezen, sindsdien mijn onverzoenlijke vijand is. Boven het menselijk ras daalt de lucht neer, duister en somber, zonder een glimp van helderheid, en de menselijke wereld wordt ondergedompeld in donkere duisternis, zodat iemand die erin leeft zelfs zijn uitgestrekte hand niet kan zien voor zijn ogen of de zon wanneer hij zijn hoofd opheft. De weg onder zijn voeten, modderig en vol kuilen, kronkelt bochtig; het hele land is bezaaid met lijken. De donkere hoeken zijn gevuld met de overblijfselen van de doden en in de koele en schaduwrijke hoeken hebben massa’s demonen hun intrek genomen. En overal in de wereld van mensen is het een komen en gaan van hordes demonen. Het nageslacht van alle soorten beesten, bedekt met vuiligheid, is verwikkeld in een veldslag, waarvan het geluid angst in het hart aanjaagt. Waar gaat men dan op zoek naar de gelukzaligheid van het leven, op zulke momenten, in zo’n wereld, zo’n ‘aards paradijs’? Waar zou iemand naartoe gaan om de bestemming van zijn leven te vinden? De mensheid, lang geleden vertrapt onder de voeten van Satan, is vanaf het begin een acteur geweest die het beeld van Satan heeft aangenomen – sterker nog, de belichaming van Satan, die luid en duidelijk als het bewijs dient dat van Satan getuigt. Hoe kan zo’n menselijk ras, zo’n stelletje gedegenereerd uitschot en dergelijke nakomelingen van deze corrupte menselijke familie getuigen van God? Waar komt mijn glorie vandaan? Waar kan iemand beginnen te spreken over mijn getuigenis? Want de vijand, die de mensheid corrupt heeft gemaakt, is tegen mij en heeft de mensheid al genomen – de mensheid die ik lang geleden heb geschapen en die vervuld was met mijn glorie en mijn leven – en heeft hen vervuild. Hij heeft mijn glorie weggenomen, en alles wat de mens doordrenkt heeft is vergif zwaar doorregen met de lelijkheid van Satan, en vruchtensap van de boom van kennis van goed en kwaad.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wat het betekent om een echt persoon te zijn

134. Jullie daden voor mijn aangezicht gedurende vele jaren hebben mij het antwoord opgeleverd dat ik nooit eerder heb gekregen. En de vraag bij dit antwoord is: “Wat is de houding van de mens met betrekking tot de waarheid en de ware God?” Uit mijn inspanningen ten opzichte van de mens blijkt mijn gedegen liefde voor de mens. Uit de daden van de mens voor mijn aangezicht is dan weer gebleken dat de mens de waarheid verafschuwt en mij weerstaat. Ik bekommer mij te allen tijde om allen die mij hebben gevolgd, maar zij die mij volgen zijn nooit in staat om mijn woord te ontvangen. Ze zijn absoluut niet in staat om zelfs maar enige suggesties van mij aan te nemen. Dat doet mij nog het meeste verdriet. Niemand kan mij ooit begrijpen en bovendien kan niemand mij aanvaarden, ook al is mijn houding oprecht en zijn mijn woorden zachtaardig. Iedereen probeert het hun toevertrouwde werk te doen volgens zijn eigen ideeën. Ze zoeken mijn intenties niet en vragen al helemaal niet naar wat ik wil. Toch beweren ze mij trouw te dienen, terwijl ze tegen mij rebelleren. Velen geloven dat waarheden die voor hen onaanvaardbaar zijn of die ze niet in praktijk kunnen brengen helemaal geen waarheden zijn. Zulke mensen beschouwen mijn waarheden als iets om te ontkennen en terzijde te schuiven. De mens erkent mij dan tegelijkertijd alleen in woord als God, maar beschouwt mij ook als een outsider die niet de waarheid, de weg of het leven is. Niemand kent deze waarheid: Mijn woorden zijn voor altijd de onveranderlijke waarheid. Ik voorzie de mens van het leven en ben de enige gids voor de mensheid. De waarde en betekenis van mijn woorden zijn niet afhankelijk van de erkenning of aanvaarding ervan door de mensheid, maar worden bepaald door de substantie van de woorden zelf. Ook al kan niemand op deze aarde mijn woorden ontvangen, toch zijn de waarde van mijn woorden en hun hulp aan de mensheid door geen mens te peilen. Daarom, wanneer ik met de vele mensen te maken heb die tegen mijn woorden rebelleren, ze weerleggen of ze volkomen minachten, is mijn standpunt als volgt: de tijd en de feiten zullen mijn getuige zijn en aantonen dat mijn woorden de waarheid, de weg en het leven zijn. Ze zullen aantonen dat alles wat ik heb gezegd waar is en dat de mens ermee moet worden uitgerust en deze bovendien moet aanvaarden. Ik laat allen die mij volgen dit feit weten: zij die mijn woorden niet volledig kunnen aanvaarden, zij die mijn woorden niet in praktijk kunnen brengen, zij die geen doel in mijn woorden kunnen vinden en zij die geen heil kunnen ontvangen vanwege mijn woorden, zijn zij die door mijn woorden veroordeeld zijn en bovendien mijn redding hebben verbeurd; mijn roede zal nimmer van hen wijken.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Jullie moeten goed nadenken over wat je doet

Voetnoten:

a. In het origineel bevat niet de frase ‘wetend’.

b. Terugkeren naar de wal is een Chinese uitdrukking die betekent ‘terugkeren op het rechte pad’.

c. De oorspronkelijke tekst bevat niet de zinsnede: ‘Op deze manier’.

d. In de oorspronkelijke tekst staat “het”.

Vorige: 2.1 Woorden over de openbaring hoe Satan de mensheid verderft

Volgende: 2.3 Woorden over de openbaring van de religieuze opvattingen, ketterijen en dwalingen van de verdorven mensheid

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek

Neem contact op via Messenger