De verantwoordelijkheden van leiders en werkers (6)

Vandaag gaan we verder met de communicatie over de verantwoordelijkheden van leiders en werkers en over de verschillende manifestaties van valse leiders. Tijdens de vorige bijeenkomst hebben we gecommuniceerd over item zes van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers. Wat is de hoofdinhoud van dit punt? (Item zes: Bevorder en cultiveer allerlei gekwalificeerd talent, zodat allen die de waarheid nastreven de kans krijgen om zich te oefenen en zo snel mogelijk de waarheidswerkelijkheid binnen te gaan.) De vorige keer hebben we voornamelijk gecommuniceerd over de principes van Gods huis voor het bevorderen en cultiveren van mensen, en waarom Gods huis mensen bevordert en cultiveert. We hebben ook de problemen ontleed die bij valse leiders bestaan als het gaat om het bevorderen en cultiveren van verschillende soorten mensen met talent. Wat zijn dan de voornaamste uitingen van valse leiders binnen deze twee punten? Waarom zeggen we dat het valse leiders zijn? Er zijn hoofdzakelijk twee aspecten. Eén aspect is dat valse leiders de principes voor het bevorderen, cultiveren en inzetten van verschillende soorten mensen niet begrijpen, noch zoeken ze deze principes. Ze weten niet welke aspecten van kaliber belangrijk zijn voor mensen om te bezitten of aan welke criteria het belangrijk is te voldoen om een leider of werker te zijn. Dientengevolge zetten ze mensen willekeurig in op basis van hun eigen opvattingen en verbeeldingen. Een ander ernstig probleem is dat ze, na het bevorderen, cultiveren en inzetten van deze mensen, hun werk niet opvolgen of controleren, noch nagaan hoe goed ze het doen, of ze echt werk verrichten, of ze in staat zijn om hun verantwoordelijkheden te vervullen, of hoe hun karakter is, of de plichten die deze mensen vervullen bij hen passen, en ze besteden geen aandacht aan de vraag of de mensen die ze bevorderen, cultiveren en inzetten aan de norm voldoen en in lijn zijn met de principes – deze zaken controleren ze nooit. Valse leiders denken dat het slechts een kwestie is van mensen bevorderen, werk voor hen regelen en niets meer, en dat hun verantwoordelijkheden dan zijn vervuld. Dit is hoe valse leiders hun werk doen, en dit is ook hun houding en zienswijze tijdens hun werk. Kunnen deze twee voornaamste manifestaties van valse leiders dan bewijzen dat ze hun verantwoordelijkheden niet vervullen en niet kunnen vervullen als het gaat om het bevorderen, cultiveren en inzetten van mensen? (Ja.) Valse leiders controleren het werk niet, observeren geen verschillende soorten mensen, en zijn nog veel minder nauwgezet als het gaat om de waarheid en principes, waarbij ze de manifestaties en gesteldheden van verschillende soorten mensen vergelijken met de waarheden die ze begrijpen en de principes die door Gods huis worden vereist; ze kunnen ook niet onderscheiden of de menselijkheid en sterke punten van verschillende soorten mensen overeenkomen met de vereiste principes van Gods huis voor het inzetten van mensen. Om deze redenen zijn ze bijzonder verward en slordig als het gaat om het bevorderen en inzetten van mensen en het regelen van werk voor hen, en alles wat ze doen is voor de vorm iets doen en oppervlakkig werk verrichten op basis van hun opvattingen en verbeeldingen. Als dit het geval is, kunnen valse leiders er dan in slagen verschillende soorten mensen verstandig en passend in te zetten op basis van hun menselijkheid en sterke punten? (Nee, dat kunnen ze niet.) Laten we voor nu buiten beschouwing laten hoe het kaliber van valse leiders is. Alleen al kijkend naar hun houding ten opzichte van werk en hun manieren en methoden om werk te doen, en het feit dat ze helemaal geen echt werk doen, maar alleen algemene zaken afhandelen en een beetje oppervlakkig werk doen dat hen in de schijnwerpers zet, en het feit dat ze het werk om mensen van de waarheid te voorzien helemaal niet doen en niet weten hoe ze de waarheid moeten gebruiken om problemen op te lossen – dit alles is genoeg om te bewijzen dat valse leiders het werkelijke werk van de kerk niet kunnen doen. Alleen al op basis van het feit dat valse leiders geen echt werk doen of zich diepgaand met de broeders en zusters bezighouden om werkelijke problemen op te lossen, maar in plaats daarvan hooghartig optreden en bevelen uitvaardigen, kan worden vastgesteld dat ze niet in staat zijn om alle aspecten van het kerkelijke werk goed te verrichten om mensen voor Gods huis te bevorderen en te cultiveren.

Item zeven: Zet verschillende soorten mensen verstandig in, op basis van hun menselijkheid en sterke punten, zodat ieder optimaal wordt benut (deel 1)

Verschillende soorten mensen verstandig inzetten op basis van hun menselijkheid

Wat is jullie inzicht in hoe je verschillende soorten mensen moet indelen en inzetten? (Gods huis heeft verschillende vereiste normen voor de diverse soorten mensen die worden bevorderd en gecultiveerd, en mensen moeten worden bevorderd en ingezet volgens de principes en normen van Gods huis voor het bevorderen van mensen. Als sommige mensen geschikt zijn om leiders en werkers te zijn, dan moeten ze worden gecultiveerd als leiders, werkers en supervisors; als sommige mensen professionele vaardigheden op een bepaald gebied bezitten, dan moet de plicht die ze vervullen worden toegewezen aan de hand van hun professionele vaardigheden zodat ze verstandig worden ingedeeld en ingezet.) Heeft iemand iets toe te voegen? (Een ander punt is het beoordelen van mensen op basis van hun menselijkheid. Als iemands menselijkheid relatief goed is, en hij de waarheid liefheeft en bevattingsvermogen heeft, dan komt hij in aanmerking voor bevordering en cultivering. Als iemands menselijkheid gemiddeld is, maar hij sterke punten heeft en een plicht in Gods huis kan doen en dienst kan verrichten, dan kan zo iemand ook een passende plicht worden toegewezen op basis van zijn sterke punten, zodat hij optimaal wordt benut. Als het een persoon is met een tamelijk slechte menselijkheid die verstoringen en hinder kan veroorzaken, dan zou het meer kwaad dan goed doen om hem een plicht te laten vervullen, dus is het niet gepast om voor zo iemand een plicht te regelen.) Als mensen worden onderscheiden op basis van hun menselijkheid, dan geldt: zolang het geen kwaadaardige mensen zijn, ze geen verstoringen of hinder veroorzaken en in staat zijn om een plicht te vervullen, dan komen ze overeen met de principes van Gods huis voor het inzetten van mensen. Een ander type dat niet kan worden ingezet, naast kwaadaardige mensen en boze geesten, zijn mensen met een ontoereikende intelligentie, dat wil zeggen, zij die niets tot stand brengen, niets voor elkaar krijgen, niet in staat zijn om een beroep te leren, geen eenvoudige algemene zaken kunnen afhandelen, en zelfs geen fysieke arbeid weten te verrichten – zulke mensen met een ontoereikende intelligentie en beperkte menselijkheid kunnen niet worden ingezet. Welke mensen vallen in deze categorie van ontoereikende intelligentie? Degenen die de menselijke taal niet begrijpen, die een helder bevattingsvermogen missen, die de dingen altijd verkeerd begrijpen, fouten maken en irrelevante antwoorden op vragen geven, en die van hetzelfde slag zijn als domkoppen of verstandelijk gehandicapten – dit zijn allemaal mensen met een ontoereikende intelligentie. Dan zijn er uiterst absurde mensen die allerlei dingen anders begrijpen dan normale mensen – zij hebben ook een probleem met hun intelligentie. Omvat ontoereikende intelligentie ook het onvermogen om iets te leren? (Ja, dat doet het.) Valt het onvermogen om te leren hoe je artikelen schrijft dan onder ontoereikende intelligentie? (Nee, dat doet het niet.) Dit soort mensen valt daar niet onder. Neem bijvoorbeeld het leren zingen en dansen, het leren van computervaardigheden of het leren van een vreemde taal; het onvermogen om deze dingen te leren valt niet onder ontoereikende intelligentie. Dus, welk onvermogen om te leren duidt dan op een ontoereikende intelligentie? Sommige mensen hebben bijvoorbeeld een beetje kennis, maar zijn niet in staat om te leren hoe ze hun taal moeten ordenen wanneer ze met anderen praten. Kunnen dit soort mensen dan, wanneer ze in God geloven, over de waarheid communiceren, bidden en normaal met anderen communiceren? (Nee, dat kunnen ze niet.) Wanneer ze een idee in hun hoofd hebben of in een bepaalde gesteldheid verkeren, en zich willen openstellen en er met mensen over praten en de weg naar een oplossing zoeken, peinzen ze dagenlang en weten ze niet waar ze moeten beginnen of hoe ze zich moeten uitdrukken. Zodra ze spreken, raken ze in de war en praten ze warrig, hun mond lijkt te weigeren om te doen wat hem wordt opgedragen en hun gedachten schieten alle kanten op. Jij zegt bijvoorbeeld tegen hen: “Vandaag is het mooi weer en de zon schijnt,” en zij zullen antwoorden: “Gisteren regende het en was er een auto-ongeluk op die weg.” Ze zitten niet op dezelfde golflengte als de mensen met wie ze praten. Is zo iemand van ontoereikende intelligentie? (Ja, dat is zo.) Als ze bijvoorbeeld hoofdpijn hebben en jij vraagt hun wat er aan de hand is, zullen ze zeggen dat hun hart een beetje ongemakkelijk aanvoelt. Dit antwoord is niet relevant voor de vraag, nietwaar? (Ja, dat klopt.) Dit is een te groot gebrek aan intelligentie. Er zijn zoveel mensen zoals deze. Kunnen jullie een voorbeeld geven? (Sommige mensen dwalen altijd af van het onderwerp wanneer ze vragen beantwoorden, ze kunnen gewoon niet begrijpen wat andere mensen hun vragen.) Vaak van het onderwerp afdwalen tijdens het praten – dit is ontoereikende intelligentie. Dan zijn er mensen die geen onderscheid maken tussen ingewijden en buitenstaanders wanneer ze praten, en soms zichzelf verraden wanneer ze spreken, zonder het zelfs maar te beseffen – ook dit is ontoereikende intelligentie. Sommige broeders en zusters leven bijvoorbeeld samen met ongelovige familieleden, die hun vragen: “Wat zegt jullie god dat jullie moeten doen?” Zij antwoorden: “De God waarin wij geloven is zo goed. Hij leert ons eerlijke mensen te zijn, en dat we tegen niemand mogen liegen en tegen iedereen eerlijk moeten zijn.” Oppervlakkig gezien klinkt het alsof ze getuigen van het werk dat God doet, God verheerlijken en hun toehoorders een goede indruk van gelovigen geven en hen vertrouwen, maar is dit werkelijk het geval? Wat zullen ongelovigen zeggen wanneer ze dit horen? Ze zullen zeggen: “Aangezien jullie god jullie heeft gevraagd eerlijke mensen te zijn, vertel ons dan de waarheid: hoeveel geld heeft jullie kerk? Wie geeft de meeste offergaven? Wie is de leider van jullie kerk? Hoeveel ontmoetingsplaatsen hebben jullie?” Daar zou je van opkijken, nietwaar? Zijn zulke mensen niet dom? Waarom praat je met duivels en ongelovigen over een eerlijk iemand zijn? In feite ben je niet noodzakelijkerwijs zo eerlijk voor God. Verraad je jezelf dan niet door er zo serieus over te doen met ongelovigen? Is dit niet voor jezelf een kuil graven en een val zetten? Ben je geen domkop? Wanneer je je hart openstelt of eerlijk tegen iemand spreekt, moet je rekening houden met wie je praat – als het een duivel of een Satan is, kun je die dan vertellen wat er werkelijk aan de hand is? Dus als het om dit soort mensen gaat, is het noodzakelijk om te praktiseren ‘scherpzinnig als een slang en onschuldig als een duif’ te zijn – dit is Gods onderwijzing aan de mensheid. Domkoppen weten niet hoe ze dit moeten doen. Ze weten alleen hoe ze zich aan de regels moeten houden en zeggen dingen als: “Wij gelovigen zijn zo eerlijk, we bedriegen niemand. Kijk naar jullie ongelovigen, jullie zitten vol leugens, terwijl wij allemaal eerlijk spreken.” En doordat ze eerlijk hebben gesproken, geven ze mensen de stok om hen mee te slaan. Is dit niet het geen onderscheid kunnen maken tussen ingewijden en buitenstaanders? Is dat niet dwaas? Ze begrijpen enkele doctrines, maar weten niet hoe ze die moeten toepassen. Ze roepen enkele slogans en dan voelen ze zich heel geestelijk en denken dat ze de waarheid begrijpen en de waarheidswerkelijkheid bezitten, en ze pronken overal, maar uiteindelijk maken Satans en duivels hier misbruik van en gebruiken het tegen hen. Dit is ontoereikende intelligentie.

We hebben zojuist gesproken over verschillende soorten mensen met een ontoereikende intelligentie. Eén soort zijn degenen die de menselijke taal niet begrijpen en die de kern en de belangrijkste punten van de woorden van anderen niet kunnen begrijpen en vatten; een ander soort zijn domkoppen, die niets kunnen volbrengen en die de principes of de belangrijkste punten niet kunnen vatten, hoe ze het ook doen; nog een ander soort zijn degenen die over alles uiterst bekrompen en absurde opvattingen hebben. Weer een ander soort zijn degenen die niets kunnen leren, en die zelfs niet kunnen leren hoe ze moeten spreken of praten, of hoe ze hun gedachten en meningen duidelijk moeten uitdrukken zodat anderen hen kunnen begrijpen; hoewel ze enigszins geletterd zijn, kunnen ze hun taal niet in hun hoofd ordenen, of duidelijk spreken, noch kunnen ze correcte opvattingen uitdrukken of iets volbrengen. Dit zijn allemaal mensen met een ontoereikende intelligentie. Welke ambachten of vaardigheden ze ook leren, ze zijn voortdurend niet in staat om de principes en regels te vatten. Zelfs als ze een ambacht of vaardigheid bij gelegenheid goed uitvoeren, is dat toeval; ze weten niet hoe ze het goed hebben gedaan. De volgende keer dat ze het niet goed doen, weten ze ook niet waarom dat het geval is. Ze zijn niet in staat om iets te leren of er bedreven in te worden. Als hun wordt gevraagd een ambacht of een technische vaardigheid te leren, zullen ze, hoelang ze er ook over doen, alleen de theorie vatten. Ze hebben zoveel jaren naar preken geluisterd, maar hebben de waarheid niet begrepen. Als hun wordt gevraagd deze woorden en deze specifieke uitspraken waarover Gods huis vaak communiceert te nemen en er een principe en een pad voor de praktijk van te maken, zullen ze daartoe niet in staat zijn, zelfs als ze zich doodwerken, en ongeacht hoe ze worden onderwezen. Dit bevestigt dat deze mensen een ontoereikende intelligentie hebben. Sommige mensen bereiken op 50- of 60-jarige leeftijd precies dezelfde resultaten met iets doen als op 30-jarige leeftijd, zonder enige vooruitgang te hebben geboekt. Ze hebben in hun hele leven nog nooit iets met succes geleerd. Ze hebben hun tijd niet verbeuzeld, ze zijn zeer aandachtig en doen hun best, maar ze zijn er niet in geslaagd iets te leren; dit toont aan dat ze een ontoereikende intelligentie hebben. Op basis van wat we hebben gecommuniceerd, is de reikwijdte van wat als ontoereikende intelligentie wordt beschouwd breder geworden, nietwaar? Zouden jullie jezelf rekenen tot degenen met een ontoereikende intelligentie? (Ja.) Een beetje, in meer of mindere mate. Waarom zeg Ik dat? De meeste mensen hebben vijf jaar naar preken geluisterd, maar ze begrijpen nog steeds niet wat de waarheid is, of wat Gods bedoelingen zijn; en sommige mensen hebben 10 jaar, of zelfs 20 of 30 jaar naar preken geluisterd en begrijpen nog steeds niet wat de werkelijkheid van de waarheid is en wat woorden en doctrines zijn, hun mond is vol met doctrines en ze spuien die uitstekend – dit is een probleem met hun intelligentie. Laten we het begrip van de waarheid voor nu buiten beschouwing laten, en laten we gewoon zeggen dat mensen de volgende manifestaties vertonen ten aanzien van enkele externe zaken en alledaagse zaken in het menselijk leven: ongeacht hoeveel jaar ze iets al doen, hun situatie, gesteldheid en perceptie blijven hetzelfde als toen ze het voor het eerst leerden, en ongeacht hoe ze worden begeleid, onderwezen of hoe ze praktiseren, boeken ze nog steeds geen enkele vooruitgang. Dit is ontoereikende intelligentie.

Het selecteren en inzetten van mensen op basis van hun wel of niet aanwezige menselijkheid, is in lijn met de principes; dus zeg Mij, moeten we mensen cultiveren en inzetten die een povere menselijkheid, een ontoereikende intelligentie of het werk van boze geesten hebben? Dat zou absoluut niet gaan. Afgezien van deze verschillende soorten mensen die niet voldoen aan de principes van Gods huis voor het inzetten van mensen, kunnen de meeste andere mensen verstandig worden ingezet op basis van hun menselijkheid. Degenen met een gemiddelde menselijkheid, die noch slecht noch goed kan worden genoemd, kunnen gewoon teamleden zijn. Degenen die een tamelijk goede menselijkheid hebben, die tamelijk rationeel zijn en een geweten bezitten, die van positieve dingen houden, die bijzonder rechtschapen zijn, een gevoel van rechtvaardigheid hebben en in staat om zijn de belangen van Gods huis te verdedigen, op hen kan de nadruk worden gelegd bij het cultiveren en inzetten. Wat betreft de vraag of ze moeten worden gecultiveerd en ingezet als leiders of teamleiders, of om belangrijk werk te doen, hangt dit af van hun kaliber en sterke punten. Dit is het afwegen hoe verschillende soorten mensen moeten worden ingezet op basis van hun menselijkheid.

Verschillende soorten mensen verstandig inzetten op basis van hun sterke punten

Laten we het verder hebben over hoe we verschillende soorten mensen kunnen inzetten op basis van hun sterke punten. Naast kaliber hebben sommige mensen ook bepaalde professionele vaardigheden waarin ze uitblinken. Wat wordt bedoeld met het woord ‘sterke punten’? (Een vaardigheid hebben in een gespecialiseerd vakgebied, zoals muziek kunnen componeren, een muziekinstrument kunnen bespelen of kunnen schilderen.) Kennis van muziektheorie, kunst, en ook dans en schrijven – dit zijn allemaal sterke punten. Acteren en regisseren zijn sterke punten op het gebied van filmproductie, vertalen is een taalkundig sterk punt, en videoproductie en speciale effecten zijn ook sterke punten binnen specifieke vakgebieden. Wanneer we het over sterke punten hebben, verwijzen we naar professionele vaardigheden die verband houden met het centrale werk van de kerk. Sommige mensen hebben al een basisniveau van bekwaamheid, en sommige mensen leren deze dingen nadat ze naar Gods huis zijn gekomen. Als een persoon over basisbekwaamheid beschikt in een bepaald vakgebied, maar zijn menselijkheid niet aan de norm voldoet, en hij een van degenen is met een ontoereikende intelligentie, een kwaadaardig persoon of een boze geest, dan kan hij niet worden ingezet. Als iemands menselijkheid aan de norm voldoet en hij een sterk punt heeft waar Gods huis behoefte aan heeft, dan kan hij worden bevorderd, gecultiveerd en ingezet, toegewezen aan een team dat past bij zijn sterke punten of dat verband houdt met de professionele vaardigheden die hij bezit, en direct aan het werk worden gezet. Sommige mensen hebben nog geen professionele vaardigheid, maar zijn bereid te leren en pikken het heel snel op. Als hun menselijkheid aan de norm voldoet, dan kan Gods huis hen cultiveren en de voorwaarden scheppen voor hen om te leren, en zulke mensen kunnen ook worden ingezet. Samengevat is de toewijzing van plichten gebaseerd op het kaliber en de sterke punten van mensen, en voor zover mogelijk moeten mensen met verschillende sterke punten worden ingedeeld om binnen hun eigen vakgebied te werken, zodat ze deze sterke punten tot hun recht kunnen laten komen. Als hun sterke punten niet meer nodig zijn voor Gods huis, kunnen ze worden ingedeeld om te doen waartoe ze in staat zijn, op basis van hun kaliber en menselijkheid; dit wordt verstandig inzetten van mensen genoemd. Als Gods huis nog steeds behoefte heeft aan hun sterke punten, moeten ze hun plicht op dit gebied mogen blijven vervullen en kunnen ze niet willekeurig worden overgeplaatst, tenzij er te veel mensen in dit beroep werkzaam zijn, in welk geval het aantal mensen naargelang de situatie moet worden verminderd door degenen die het minst competent zijn in hun beroep aan andere plichten toe te wijzen; dit is verstandig inzetten van mensen.

Er is een bepaald type persoon dat geen speciale vaardigheden heeft – ze kunnen een beetje artikelen schrijven, ze kunnen de melodie houden als ze zingen, en alles leren doen, maar ze zijn hier niet de beste in. Waar zijn ze het beste in? Ze hebben een beetje kaliber, ze bezitten relatief veel gevoel van gerechtigheid, en ze hebben enig oog voor hoe je mensen moet beoordelen en inzetten. Daarnaast hebben ze met name organisatorische vaardigheden. Als je zo iemand een taak of een klus geeft, kan hij mensen organiseren om het te doen. Tegelijkertijd heeft hij arbeidsvermogen; dat wil zeggen, als je hem een klus geeft, heeft hij het vermogen om die goed te doen en af te maken. Hij heeft een plan in gedachten, met stappen en een structuur. Hij weet hoe hij mensen moet inzetten, hoe hij de tijd moet verdelen en wie hij voor deze taak moet gebruiken. Als er een probleem opduikt, weet hij hoe hij de oplossing met iedereen moet bespreken. Hij weet hoe hij al deze zaken moet afwegen en oplossen. Zo iemand heeft niet alleen arbeidsvermogen, hij spreekt ook relatief goed. Zijn woorden zijn duidelijk en ordelijk, en hij brengt mensen niet in de war. Wanneer hij het werk heeft toegewezen, is het voor iedereen duidelijk en weet iedereen wat hij moet doen; niemand zit met zijn duimen te draaien en er wordt niets over het hoofd gezien in het werk. Hun uitleg van de details van het werk is ook relatief duidelijk en ordelijk, en voor bijzonder ingewikkelde kwesties bieden ze analyses, communicatie en sommen ze de details op, zodat iedereen de kwesties begrijpt, weet hoe het werk moet worden gedaan en hoe verder te gaan. Daarnaast kunnen ze ook communiceren over welke manieren van handelen gebrekkig kunnen zijn, welke werkmethoden de efficiëntie zullen beïnvloeden, waar mensen op moeten letten tijdens hun werk, enzovoort. Dat wil zeggen, ze denken meer na dan anderen voordat ze aan het werk beginnen – ze denken gedetailleerder, realistischer en uitgebreider na dan anderen. Enerzijds hebben ze hersens, en anderzijds zijn ze welbespraakt. Hersens hebben betekent dat ze de dingen op een georganiseerde manier doen, met stappen en volgens een plan, en met grote duidelijkheid. Welbespraakt zijn betekent dat ze taal kunnen gebruiken om de gedachten, plannen en afwegingen in hun hoofd duidelijk en begrijpelijk uit te drukken, en dat ze weten hoe ze eenvoudig en beknopt moeten spreken, zodat hun toehoorders niet in de war raken. Ze drukken zich uit in taal die bijzonder duidelijk, nauwkeurig, waarheidsgetrouw en passend is. Dit is wat het betekent om welbespraakt te zijn. Dit soort mensen is welbespraakt, ze bezitten arbeidsvermogen, organisatorische vaardigheden, en bovendien hebben ze verantwoordelijkheidsgevoel en in zekere mate een gevoel voor rechtvaardigheid. Het zijn geen jaknikkers of vredestichters. Wanneer ze zien dat kwaadaardige mensen het kerkelijke werk verstoren en hinderen, of dat domkoppen en schoften hun eigenlijke zaken niet behartigen en zich glad gedragen, worden ze boos, voelen ze zich ontevreden en kunnen ze deze problemen direct oplossen en aanpakken, en het werk en de belangen van Gods huis beschermen. Verantwoordelijkheidsgevoel en een gevoel voor rechtvaardigheid hebben – zijn deze uitingen niet de opvallende kenmerken van de menselijkheid van dit soort persoon? (Ja.) Dit soort mensen is misschien niet goed in de omgang of niet erg bedreven in een bepaalde professionele vaardigheid, maar als ze de kenmerken bezitten die ik zojuist heb beschreven, kunnen ze worden gecultiveerd als leiders en werkers. Deze kenmerken zijn ook hun sterke punten, dat wil zeggen, ze zijn welbespraakt, hebben arbeidsvermogen, organisatorische vaardigheden en in zekere mate een gevoel voor rechtvaardigheid. Een gevoel voor rechtvaardigheid hebben is cruciaal. Hebben kwaadaardige mensen en antichristen een gevoel voor rechtvaardigheid? (Nee, dat hebben ze niet.) Antichristen hebben een boosaardige aard; het is onmogelijk voor hen om een gevoel voor rechtvaardigheid te hebben. Een ander cruciaal punt is dat dit soort persoon geestelijk begrip heeft en het vermogen om de waarheid te bevatten; dit heeft te maken met hun kaliber. De sterke punten van dit soort persoon verwijzen naar die kenmerken van menselijkheid en talenten die ik zojuist noemde, plus drie maatstaven: het vermogen hebben om de waarheid te bevatten, een last voor de kerk te dragen en werkvermogen te bezitten. Zulke mensen kunnen worden gecultiveerd als leiders; daar is geen probleem mee. Naast het hebben van hersens en kaliber, moet een leider het vermogen hebben om de waarheid te bevatten, en organisatorische vaardigheden en arbeidsvermogen in zijn werk hebben, evenals welbespraaktheid. Sommige mensen hebben een zeer goed kaliber, ze hebben geestelijk begrip, maar wanneer het tijd is om te communiceren op bijeenkomsten, maken ze er een totale puinhoop van wat ze proberen te zeggen, het ontbreekt hen volledig aan het vermogen om hun taal te ordenen, en wat ze zeggen is volkomen gespeend van logica. Kunnen zulke mensen worden gecultiveerd als leiders? (Nee, dat kunnen ze niet.) Sommige mensen slagen er ternauwernood in om met zeer kleine aantallen mensen te praten; ze kunnen communiceren over enkele gesteldheden, meningen en begrip van de waarheid, en ze kunnen anderen ondersteunen, voor hen zorgen en helpen, maar in de buurt van meer mensen durven ze niet te spreken, voelen ze zich bang en kunnen ze zelfs zo nerveus worden dat ze in tranen uitbarsten. Kunnen zulke mensen worden gecultiveerd? Voor het soort persoon dat een tamelijk zwakke en timide menselijkheid heeft en vatbaar is voor plankenkoorts, geldt: als ze de menselijkheid, de sterke punten en het bevattingsvermogen bezitten om een leider te zijn, kunnen ze worden gecultiveerd om een teamleider of een kerkleider te worden. Cultiveer en train hen eerst gewoon; nadat ze een tijdlang ervaring hebben opgedaan, zullen ze inzicht krijgen en daardoor een beetje moediger worden, en zullen ze niet langer bang zijn om te spreken of plankenkoorts krijgen. Samengevat, als het gaat om degenen die de kenmerken van menselijkheid en de sterke punten hebben waarover we zojuist hebben gecommuniceerd, kunnen ze worden gecultiveerd om leiders te worden, zolang hun menselijkheid aan de norm voldoet. Zoals we de vorige keer zeiden, hoeft iemand, om als leider te worden gecultiveerd, niet noodzakelijkerwijs alle waarheden te begrijpen, in staat te zijn om zich aan God te onderwerpen, een Godvrezend hart te hebben, enzovoort. Het is niet absoluut noodzakelijk om aan deze criteria te voldoen. Als iemand een bepaald kaliber heeft, geestelijk begrip heeft en in staat is om de waarheid te aanvaarden, dan kan die persoon worden bevorderd en gecultiveerd. Is dit niet het verstandig inzetten van mensen? (Ja.) Het meest cruciale criterium is of iemands menselijkheid al dan niet aan de norm voldoet.

Sommige mensen denken na het horen van Mijn woorden dat ze al aan de criteria voor een leider voldoen en gepromoveerd zouden moeten worden. Dat is toch een misvatting van hun kant? Is leider zijn zo’n eenvoudige zaak? Ze denken: “Ik ben echt methodisch, heb organisatorische vaardigheden en ben welbespraakt; ik kan zelfs de meest complexe zaken duidelijk uitleggen. Waarom promoveert Gods huis me dan niet? Waarom kiezen de broeders en zusters mij niet als leider? Hoe kan het dat de hogere leiders niet opmerken dat ik talent heb?” Maak je geen zorgen. Als je echt voldoet aan de criteria om een leider of een werker te zijn, dan zul je vroeg of laat worden gepromoveerd en de gelegenheid krijgen om jezelf te trainen. Wat nu van belang is, is dat je je veel oefent in het beoefenen van de waarheid en het afhandelen van zaken volgens principes, en proactief anderen helpt en werkelijke problemen voor Gods uitverkorenen oplost. Wanneer Gods uitverkorenen zien dat je een goed kaliber hebt en werkelijke problemen kunt oplossen, zullen ze je aanbevelen en je verkiezen. Als je niet het initiatief neemt om wat echt werk te doen en alleen maar wacht op de dag dat je plotseling tot leider wordt gekozen of bij wijze van uitzondering door de Boven wordt gepromoveerd, zal dat nooit gebeuren. Je moet wat echt werk doen zodat iedereen het kan zien; zodra iedereen je sterke punten met eigen ogen heeft gezien en van oordeel is dat jij iemand bent die gepromoveerd, gecultiveerd en ingezet zou moeten worden, zullen ze je vanzelf aanbevelen en je verkiezen. Als je nu vindt dat je geschikt bent om leider te zijn, maar niemand je heeft verkozen en Gods huis je niet heeft gepromoveerd, hoe komt dat dan? Eén ding is zeker: je wordt nog niet erkend door de broeders en zusters. Misschien ligt het aan je menselijkheid, je streven, of je sterke punten of kaliber. Als de broeders en zusters een van deze aspecten niet erkennen of goedkeuren, zullen ze je niet verkiezen of aanbevelen. Je moet dus hard blijven werken, blijven streven en jezelf blijven oefenen. Wanneer je de waarheid oprecht begrijpt en zaken volgens de principes kunt aanpakken, zullen mensen je vanzelf aanbevelen en je verkiezen; dat is iets wat vanzelf komt als de voorwaarden er rijp voor zijn. Je hoeft niet voortdurend te verlangen naar het leiderschap of er de hele tijd aan te denken; dit is een buitensporig verlangen. Je moet een gewoon hart hebben, iemand zijn die de waarheid nastreeft, rekening houden met Gods bedoelingen en leren je te onderwerpen en geduldig te zijn. Je kunt niet blindelings het leiderschap najagen; dat is een ambitie en het is niet de juiste weg. Je moet niet voortdurend deze ambitie en dit verlangen hebben. Zelfs als je echt kaliber hebt, dan nog moet je wachten tot je de werkelijkheid van de waarheid binnengaat, voordat je de taak van leider of werker aankunt. Als je de waarheid niet begrijpt en niet weet hoe je de waarheid moet beoefenen, dan zul je, zelfs als je wordt verkozen tot leider of werker, geen echt werk kunnen doen en van je plicht ontheven en verwijderd worden, iets wat vaak voorkomt. Als je denkt dat je geschikt bent om leider te zijn, en het talent, het kaliber en de menselijkheid voor leiderschap hebt, maar Gods huis je niet heeft gepromoveerd en de broeders en zusters je niet hebben verkozen, hoe moet je daar dan mee omgaan? Er is hier een pad van de praktijk dat je kunt volgen. Je moet jezelf grondig kennen. Ga bij jezelf na of het er in wezen op neerkomt dat het probleem bij je menselijkheid ligt, of dat de openbaring van een bepaalde verdorven gezindheid mensen afstoot; of dat je de werkelijkheid van de waarheid niet hebt en daardoor niet overtuigend bent voor anderen, of dat de vervulling van je plicht niet naar behoren is. Je moet over al deze dingen nadenken en precies zien waar je tekortschiet. Nadat je een tijdje hebt nagedacht en hebt ontdekt waar je probleem ligt, moet je onmiddellijk de waarheid zoeken om het op te lossen, de werkelijkheid van de waarheid binnengaan en ernaar streven een verandering te bereiken en te groeien, zodat de mensen om je heen, wanneer ze het zien, zullen zeggen: “De laatste tijd is hij veel beter dan voorheen. Hij werkt degelijk en neemt zijn plicht serieus, en hij is bijzonder gericht op de principes van de waarheid. Hij doet de dingen niet onstuimig of plichtmatig, en hij is gewetensvoller en verantwoordelijker in zijn werk. Vroeger sprak hij graag grote woorden en liep hij voortdurend met zichzelf te koop, maar nu is hij veel bescheidener en niet langer aanmatigend. Zelfs als hij een paar dingen kan doen, schept hij er niet over op, en als hij iets heeft afgerond, denkt hij er herhaaldelijk over na, uit angst iets verkeerd te doen. Hij handelt veel voorzichtiger dan voorheen en met een Godvrezend hart – en bovenal kan hij over de waarheid communiceren om een paar problemen op te lossen. Hij is inderdaad gegroeid.” De mensen om je heen die een tijdje met je zijn omgegaan, ontdekken dat je een duidelijke verandering en groei hebt doorgemaakt. Zowel in je menselijke leven, je gedrag en de manier waarop je zaken afhandelt, als in je houding ten opzichte van je werk en in je omgang met de principes van de waarheid, span je je meer in dan voorheen en ben je nauwgezet in je woorden en daden. De broeders en zusters zien dit alles en nemen het ter harte. Dan word je misschien kandidaat bij de volgende verkiezing en heb je de hoop om tot leider te worden verkozen. Als je werkelijk een belangrijke plicht kunt vervullen, zul je Gods zegen verkrijgen. Als je werkelijk een last voelt, zo’n verantwoordelijkheidsgevoel hebt en een zware last wilt dragen, haast je dan om jezelf te trainen. Richt je op het beoefenen van de waarheid en leer met principes te handelen. Zodra je levenservaring hebt en ervaringsgetuigenissen kunt schrijven, ben je werkelijk gegroeid. En als je voor God kunt getuigen, dan kun je beslist het werk van de Heilige Geest verkrijgen. Als de Heilige Geest in je werkt, betekent dit dat God je gunstig gezind is, en met de Heilige Geest die je leidt, zal je kans zich spoedig voordoen. Je hebt nu misschien een last, maar je geestelijke ontwikkeling is onvoldoende en je levenservaring te oppervlakkig, dus zelfs als je leider zou worden, zou je gemakkelijk ten val komen. Je moet ingang in het leven nastreven, eerst je buitensporige verlangens oplossen, gewillig een volgeling zijn en je werkelijk aan God leren onderwerpen, zonder te klagen over wat Hij ook maar orkestreert of regelt. Wanneer je deze geestelijke ontwikkeling hebt, zal je kans komen. Dat je een zware last op je wilt nemen, dat je deze last voelt, is een goede zaak. Het toont aan dat je een proactief hart hebt dat vooruitgang zoekt en dat je rekening wilt houden met Gods bedoelingen en Gods wil wilt volgen. Dit is geen ambitie, maar een ware last; het is de verantwoordelijkheid van degenen die de waarheid nastreven en het doel van hun streven. Je hebt geen egoïstische motieven en handelt niet voor je eigen bestwil, maar om voor God te getuigen en Hem tevreden te stellen – dit is wat het meest door God wordt gezegend, en Hij zal gepaste regelingen voor je treffen. Houd je voor nu alleen bezig met het nastreven van ingang in het leven, vervul eerst je plicht naar behoren en schrijf dan een paar ervaringsgetuigenisartikelen om van God te getuigen. Als je getuigenissen waar en praktisch zijn, zullen de mensen die ze lezen je bewonderen en je mogen, en bereid zijn met je om te gaan en je aan te bevelen, en zo zal je kans komen. Daarom moet je je absoluut met de waarheid toerusten voordat de kans zich voordoet. Zorg eerst voor echte ervaring, en dan zul je vanzelf een waar getuigenis hebben; de resultaten van je plicht zullen steeds beter worden, en tegen die tijd zul je je niet kunnen verbergen, zelfs al zou je dat willen, en zullen de broeders en zusters om je heen je aanbevelen. Dat komt omdat mensen die de werkelijkheid van de waarheid bezitten niet alleen door Gods huis nodig zijn, maar ook door Gods uitverkorenen; iedereen gaat graag om met mensen die de werkelijkheid van de waarheid hebben, en iedereen gaat graag om met vrienden die de werkelijkheid van de waarheid hebben. Als je tot op dit niveau ervaart, en iedereen ziet dat je een waar getuigenis hebt en erkent dat je de werkelijkheid van de waarheid hebt, zul je het niet kunnen vermijden leider te worden, zelfs al zou je dat willen, en zullen de broeders en zusters erop staan je te verkiezen. Is dat niet zo? Wanneer de verloren zoon terugkeert naar God, is God verheugd, gelukkig en getroost in Zijn hart. Hoe zou jij, als iemand met de werkelijkheid van de waarheid, niet door God gebruikt kunnen worden? Dat zou onmogelijk zijn. Gods bedoeling is om meer mensen te winnen die voor Hem kunnen getuigen; het is om allen die Hem liefhebben te vervolmaken en zo spoedig mogelijk een groep mensen compleet te maken die één van hart en ziel met Hem zijn. Daarom hebben in Gods huis allen die de waarheid nastreven grote vooruitzichten, en de vooruitzichten van degenen die God oprecht liefhebben zijn onbegrensd. Iedereen zou Gods bedoeling moeten begrijpen. Het is inderdaad een positieve zaak om deze last te voelen, en het is iets wat degenen met een geweten en rede zouden moeten bezitten, maar niet iedereen zal noodzakelijkerwijs in staat zijn om een zware last op zich te nemen. Waar komt dit verschil vandaan? Wat je sterke punten of bekwaamheden ook zijn, en hoe hoog je IQ ook mag zijn, wat cruciaal is, is je streven en het pad dat je bewandelt. Als je menselijkheid naar behoren is en je een zeker kaliber hebt, maar je bent niet iemand die de waarheid nastreeft, en je hebt louter een goede menselijkheid en enig gevoel van een last, kun je dan het leiderschapswerk van de kerk goed doen? Garandeer je dat je problemen kunt oplossen door de waarheid te gebruiken? Als je dat niet kunt garanderen, dan ben je nog steeds incompetent in je werk. Zelfs als je werd verkozen of aangesteld als leider, zou je nog steeds niet in staat zijn om het werk te doen, dus welk nut zou dat dan hebben? Hoewel het je ijdelheid zou bevredigen, zou het de broeders en zusters schaden en het werk van de kerk vertragen. Als je aan de criteria voor een leider of een werker voldoet, en je bent iemand die de waarheid nastreeft, en je hebt ook enkele ervaringsgetuigenissen, dan zul je beslist in staat zijn om het leiderschapswerk goed te doen, omdat je ervaringsgetuigenissen hebt, iemand bent die de waarheid begrijpt en de zware last van een kerkleider kan dragen. Dat je menselijkheid naar behoren is en je ook bepaalde sterke punten hebt, zijn slechts basiscriteria om door Gods huis te worden gepromoveerd, gecultiveerd en ingezet, maar of je het leiderschapswerk goed kunt doen, hangt af van of je echte ervaring en de werkelijkheid van de waarheid bezit – dat is waar het het meest om gaat. Sommige mensen zijn rechtschapen mensen en streven de waarheid na, maar ze geloven nog maar drie tot vijf jaar en hebben geen echte ervaring. Kunnen zulke mensen het leiderschapswerk van de kerk goed doen? Ik vrees dat ze niet competent zullen zijn voor dat werk. Waar schieten ze tekort? Het ontbreekt hen aan echte ervaring en ze zijn nog niet tot het begrip van de waarheid gekomen. Zelfs als ze veel woorden kunnen spreken en doctrines kunnen verkondigen, gaat het nog steeds hun vermogen te boven om problemen op te lossen door de waarheid te gebruiken. Daarom zijn ze nog steeds niet competent voor leiderschapswerk en moeten ze zichzelf blijven trainen om tot begrip van de waarheid en ingang in de werkelijkheid van de waarheid te komen. Neem bijvoorbeeld iemand wiens menselijkheid naar behoren is en die redelijk eerlijk is, zelden liegt en bedriegt, en zijn plicht vervult zonder verstoringen of hinder te veroorzaken, maar die pover is in het nastreven van de waarheid; kan zo iemand worden gecultiveerd tot leider of werker? Dat zou heel moeilijk zijn. Zou iemand die voldoet aan de criteria om te worden gepromoveerd, gecultiveerd en ingezet, maar de waarheid niet nastreeft, in staat zijn om iemand te worden die de waarheid nastreeft als hij tot leider of werker werd gepromoveerd? Zou hij in staat zijn om de waarheid te gaan nastreven? Zou hij in staat zijn om de werkelijkheid van de waarheid binnen te gaan nadat hij een tijd als leider of werker heeft gewerkt? Dat zou onmogelijk zijn. Ongeacht aan welke criteria iemand voldoet, zolang hij niet iemand is die de waarheid nastreeft, kan hij absoluut niet worden verkozen of gepromoveerd tot leider of werker. Als iemand een menselijkheid en kaliber bezit die naar behoren zijn, en ook in staat is om de waarheid te aanvaarden en enige veranderingen te ondergaan, dan kan hij worden gepromoveerd, gecultiveerd en ingezet. Als gevolg daarvan zal hij dan de kans krijgen om zichzelf te trainen, de werkelijkheid van de waarheid binnen te gaan en het pad naar redding en vervolmaking in te slaan. Daarom, wie Gods huis ook promoveert tot leider, werker of supervisor, het doel is niet om je persoonlijke verlangens en ambities te bevredigen, noch om je aspiraties te vervullen, maar om je in staat te stellen het pad van redding in te slaan en een vervolmaakt persoon te worden.

Wat betreft degenen die niet over voldoende intelligentie beschikken: zij hebben ook de wil om hun plicht goed te doen en willen de belangen van Gods huis verdedigen, maar het ontbreekt hen aan wijsheid, ze weten niet hoe ze volgens de principes moeten handelen en kunnen geen enkele zaak doorzien. Op een gegeven moment komen ze verzoeking tegen en vallen erin, en als gevolg daarvan verraden ze de belangen van de kerk, verraden ze de broeders en zusters en brengen ze schade toe aan het werk van Gods huis. Hoe moeten we omgaan met dit soort mensen die domkoppen zijn en een ontoereikende intelligentie hebben? Als het gaat om zulke domkoppen die geen geestelijk begrip hebben en een ontoereikende intelligentie hebben, moeten ze allemaal van hun plicht worden ontheven en moet hun toegewezen plicht worden aangepast; geen van hen kan worden ingezet. Als zulke mensen worden ingezet, kunnen ze op elk moment problemen veroorzaken voor het werk van Gods huis – er zijn talloze lessen als deze. Tegenwoordig zijn er veel mensen die uiterlijk een menselijke gelijkenis hebben, maar ze kunnen over geen enkele werkelijkheid van de waarheid communiceren. Ze geloven al vele jaren in God en toch blijven ze in deze toestand. De wortel van dit probleem moet duidelijk worden gezien; dit is een probleem van een buitengewoon pover kaliber en een gebrek aan geestelijk begrip. Zulke mensen zullen niet veranderen, hoeveel jaren ze ook in God geloven, en hebben geen significante vooruitgang geboekt ondanks alle preken die ze hebben gehoord. Ze kunnen alleen maar aan de kant worden gezet, om op welke schamele manier dan ook dienst te doen. Is dit een goede manier om met hen om te gaan of niet? (Het is goed.) Sommige mensen met een ontoereikende intelligentie kunnen Gods woorden totaal niet begrijpen, zelfs niet na ze jarenlang te hebben gelezen, en slagen er niet in preken te begrijpen ondanks dat ze er jarenlang naar hebben geluisterd. Is het nog nuttig om boeken met Gods woorden aan zulke mensen uit te reiken? (Nee, dat is het niet.) Boeken met Gods woorden zouden niet moeten worden uitgereikt aan mensen met een ontoereikende intelligentie, omdat dit zinloos is en neerkomt op verspilling, en alle boeken die aan hen zijn uitgereikt, moeten onmiddellijk worden teruggehaald. Dit is niet om hen het recht te ontnemen Gods woorden te lezen, maar omdat hun intelligentie tekortschiet. Zelfs als zulke mensen het kerkelijke leven leiden, kunnen ze de waarheid niet begrijpen, laat staan een plicht vervullen. Zulke mensen zijn toch afval? Jullie zouden moeten weten hoe je met afval omgaat. Sommige mensen lijken uiterlijk vrij argeloos, maar hun intelligentie is zo erbarmelijk dat ze zelfs geen fysieke klusjes naar behoren kunnen doen, en ze maken van alles wat ze doen een potje. Als hen wordt gevraagd een klusje te doen, zullen ze zeker iets beschadigen, dus zulke mensen kunnen niet worden gebruikt. Als je hen vraagt een emmer water te halen, zullen ze een fles olie omstoten. Als je hen vraagt een kom af te wassen, zullen ze een bord breken. Als je hen vraagt te koken, zullen ze ofwel te veel ofwel te weinig koken, of het zal te zout of te flauw zijn. Ze doen wel hun best, maar hoe ze ook proberen, ze kunnen het niet goed doen, en ze doen zelfs geen goed werk bij het verrichten van lichamelijke arbeid. Kunnen zulke mensen worden gebruikt? (Nee.) Dus als ze niet kunnen worden gebruikt, wat moet hen dan worden gevraagd te doen? Betekent het dat ze niet in God mogen geloven en dat Gods huis hen niet wil? Nee, dat betekent het niet. Laat hen gewoon geen plicht vervullen. Als ze dingen die binnen het bereik van het normale menselijke leven vallen – inclusief alledaagse, vanzelfsprekende dingen en routinematige zaken van het dagelijks leven – niet naar behoren doen, of niet in staat zijn om deze dingen te doen, dan zijn ze niet geschikt om een plicht in Gods huis te vervullen.

Hoewel sommige mensen geen goede menselijkheid of speciale talenten bezitten, laat staan dat ze tot leiders kunnen worden gecultiveerd, kunnen ze toch wat fysieke klusjes doen. Bijvoorbeeld, kippen en eenden voeren, varkens voeren en schapen hoeden zijn taken die ze goed kunnen doen. Als je hen een eenvoudige taak geeft, kunnen ze die goed doen zolang ze er hun hart in leggen, en zulke mensen kunnen dus een plicht in Gods huis vervullen. Hoewel het een enkele, eenvoudige klus is, kunnen ze er hun hart in leggen en een verantwoordelijkheid vervullen, en ze kunnen ook eisen aan zichzelf stellen volgens Gods woorden en de principes van de waarheid. Ongeacht of de klus groot of klein is, of het werk belangrijk of onbelangrijk is, per slot van rekening kunnen ze de enkele taak die hun is toegewezen goed doen. Ze kunnen niet alleen de kippen goed voeren zodat ze normaal eieren leggen, maar ze kunnen de kippen ook beschermen, zodat ze niet door wolven worden meegenomen. Als ze een wolf horen huilen, zullen ze onmiddellijk hun supervisor inlichten en ernaar streven om ongelukken te voorkomen bij de uitvoering van de taak en opdracht die hun door Gods huis is toevertrouwd. Als ze zo werken, zijn ze relatief toegewijd, en dat telt als in staat zijn om hun verantwoordelijkheid te vervullen en een taak goed te doen. Wat de rest betreft – hun persoonlijke leven en hoe ze zich gedragen en met dingen omgaan – schieten ze enigszins tekort; ze weten bijvoorbeeld niet hoe ze met anderen moeten omgaan en praten, of hoe ze over hun gesteldheid met anderen moeten communiceren, en zijn soms nukkig. Wordt dit als een probleem beschouwd? Is het goed om hen vanwege deze problemen niet te gebruiken? (Nee, dat is het niet.) Sommige mensen hebben een slechte persoonlijke hygiëne; ze wassen hun haar minstens tien dagen niet en ze ruiken over het algemeen vies. Anderen maken veel lawaai bij het eten en drinken terwijl degenen om hen heen rusten, en zijn ook op andere momenten luidruchtig, zoals bij het lopen, het sluiten van deuren en het praten – ze zijn onopgevoed en hebben geen manieren. Hoe moeten zulke mensen worden behandeld? Iedereen moet begripvol zijn, hen met een liefdevol hart helpen en ondersteunen, met hen communiceren over wat normale menselijkheid is en hen toestaan beetje bij beetje te veranderen. Aangezien jullie allemaal samen zijn, moeten jullie leren met elkaar op te schieten. Zulke mensen kunnen worden ingezet zolang ze in staat zijn om hun werk naar behoren te doen, de taak op zich te nemen en niets te doen wat verstoringen en hinder veroorzaakt. Sommige mensen zijn slim, hebben een goed kaliber en werken ijverig, en ze kunnen hun verantwoordelijkheden vervullen en het goed doen in de taken die hun zijn toegewezen, dus kunnen ze worden gecultiveerd en ingezet. Maar sommige mensen zijn van zo’n buitengewoon pover kaliber dat ze zelfs geen enkele taak goed kunnen doen; ze kunnen ternauwernood kippen voeren, maar als ze ook eenden en ganzen moeten voeren, raken ze overweldigd en weten ze niet hoe ze het moeten doen. Het is niet dat ze het niet goed willen doen, maar hun kaliber is te pover. Hun brein heeft zijn beperkingen, ze weten alleen hoe ze één taak moeten doen, en als ze er nog een bij krijgen, dan gaat het hun pet te boven. Ze weten niet hoe ze moeten plannen, dus maken ze er gewoon een potje van. Zulke mensen zijn alleen geschikt om één taak tegelijk te doen. Geef hen geen meerdere taken, want ze zullen niet in staat zijn om die op zich te nemen. Denk niet dat als ze één klus goed kunnen doen, ze er zeker twee of drie kunnen doen; dit is niet noodzakelijkerwijs het geval, en het hangt af van hun kaliber. Laat hen eerst twee klussen proberen. Als ze een goed kaliber hebben en het aankunnen, dan kun je het zo voor hen regelen. Als ze niet tegelijkertijd twee klussen goed kunnen doen en er een potje van maken, betekent dit dat het hun kaliber te boven gaat, dus moet je hun tweede klus onmiddellijk wegnemen. Dit komt omdat je door observatie en na een proeftijd hebt ontdekt dat ze alleen geschikt zijn om één taak tegelijk te doen, in plaats van meerdere complexe taken, en dat ze hier het kaliber niet voor hebben. Sommige mensen zijn relatief slim en van een relatief goed kaliber, en als je hen verschillende taken geeft, kunnen ze die goed doen. Als je hen bijvoorbeeld vraagt maaltijden te koken, de kuikens te voeren en de moestuin te beheren, zijn ze in staat om elke dag op tijd de maaltijden te bereiden, terwijl ze in hun vrije tijd de moestuin beheren, de tuin tijdig water geven en wieden, en de kuikens op tijd voeren. Sommige mensen zeggen misschien: “Aangezien ze dit kaliber hebben, laat hen dan ook het werk van de kerk overnemen en een kerkleider zijn.” Zou dat wel gepast zijn? Hoewel ze in staat zijn om wat lichamelijke taken en alledaagse klusjes op zich te nemen, vereist het kerkleider zijn een afzonderlijke beoordeling; het is niet iets dat kan worden gemeten op basis van het doen van deze eenvoudige, externe klusjes. Dat komt omdat kerkleider zijn geen lichamelijke klus is; het moet worden gemeten aan de hand van de principes van leiderschap. Echter, als deze persoon het kaliber en talent bezit om een kerkleider te zijn, en zijn menselijkheid redelijk goed is, zou het ongepast zijn als je hem externe klusjes laat doen; dat wordt het onjuist inzetten van mensen genoemd. Kerkleiders kunnen hooguit nog één deeltijdse klus doen die te maken heeft met het dagelijks leven, en zich er wat meer mee bezighouden wanneer ze het niet druk hebben – dit zal hen niet uitputten. Als het gaat om triviale, routinematige zaken en deze lichamelijke taken, kunnen mensen er zoveel doen als ze aankunnen. Is er iemand die ze allemaal op zich kan nemen? Is er iemand met zo’n kaliber? (Nee.) Het kan zijn dat hun kaliber en bekwaamheid voldoende zijn, maar er is één ding waar ze niet genoeg van zullen hebben, en dat is energie. Mensen zijn sterfelijk, hun energie is beperkt, en het aantal taken dat ze kunnen ondernemen is ook beperkt. Mensen met veel energie kunnen misschien tot twaalf uur per dag werken, terwijl mensen met gemiddelde energie normaal gesproken acht uur kunnen werken, en mensen met weinig energie slechts vier of vijf uur. Daarom, of je nu iemand inzet om lichamelijke klusjes te doen, voor leiderschapswerk in de kerk, of voor werk dat professionele vaardigheden vereist, je moet overwegen waar ze het meest geschikt voor zijn. Nadat je hen het meest geschikte werk hebt toegewezen, als ze het niet kunnen doen, wijs hen dan iets anders toe. Als je hen geen werk toewijst op basis van waar ze het meest geschikt voor zijn, is dit een fout in de manier waarop je mensen inzet. Voor degenen die niet met voorrang kunnen worden gepromoveerd, gecultiveerd en ingezet, geldt dat zelfs als hun wordt gevraagd lichamelijke klusjes te doen, ze aan deze klusjes moeten worden toegewezen op basis van hun kaliber en bekwaamheden. Als ze, naast het goed doen van hun ene toegewezen taak, nog in staat zijn om andere taken te doen, dan kan hen worden gevraagd om daarnaast een paar andere lichamelijke klusjes te doen, zolang het hun hoofdtaak niet beïnvloedt. Sommige mensen zijn fysiek sterk en kunnen drie klussen achter elkaar doen; na het afronden van één klus hebben ze nog energie over en zijn ze het grootste deel van de tijd vrij. Maar valse leiders zijn blind en weten niet hoe ze werk moeten indelen, en hebben niet ingezien dat dit een probleem is, dus wijzen ze die mensen slechts één klus toe, wat een fout is.

Ik sprak zojuist over mensen met een ontoereikende intelligentie die geen speciale vaardigheden hebben en alleen in staat zijn tot lichamelijke inspanning. Er zijn ook mensen die een aandoening hebben en zelfs niet in staat zijn tot lichamelijke inspanning, en die hoofdpijn, buikpijn of rugpijn krijgen wanneer ze ook maar het geringste lichamelijke werk doen. Hoe moeten plichten worden toegewezen aan dit soort mensen, als ze geschikt zijn om een plicht te vervullen? Men moet naar verschillende aspecten kijken, zoals hun gezondheidstoestand en ook hun menselijkheid en kaliber, om vast te stellen voor welke plichten ze geschikt zijn in Gods huis. Als hun gezondheid zo slecht is dat ze geen klusjes kunnen doen en ze na een tijdje werken een pauze moeten nemen, en ook iemand nodig hebben om voor hen te zorgen, als ze zelf geen plicht naar behoren kunnen vervullen en er iemand moet worden toegewezen om voor hen te zorgen, dan is dat de moeite helemaal niet waard. Zulke mensen zijn niet geschikt om een plicht te vervullen, dus laat hen naar huis gaan om te herstellen. Gebruik in geen geval iemand die zo ernstig ziek is dat een windvlaag hem waarschijnlijk omver zal blazen. Als hun gezondheid niet al te slecht is en het alleen zo is dat ze buikpijn krijgen als ze iets verkeerds eten, of hoofdpijn krijgen als ze hun hersenen te veel gebruiken, waardoor ze slechts drie of vier uur minder kunnen werken dan een normaal persoon, of slechts de helft van het werk van een normaal persoon kunnen doen, dan kunnen zulke mensen nog steeds worden ingezet zolang ze aan de andere criteria voldoen. Tenzij ze het zelf ter sprake brengen en zeggen: “Mijn gezondheid is te slecht om deze last te dragen. Ik wil naar huis om te herstellen. Als ik hersteld ben, kom ik terug om mijn plicht te doen.” Stem daar dan onmiddellijk mee in en probeer niet op hen in te praten; het zal geen enkel effect hebben, zelfs als je het doet. Er is een gezegde dat luidt: “Wat je forceert, pakt zelden goed uit”; ieders geloof, vastberadenheid en streven zijn anders. Sommige mensen zeggen misschien: “Gaat het er niet gewoon om dat ze zich soms een beetje onwel voelen en wat weinig energie hebben? Mensen kunnen zich onwel voelen als ze iets verkeerds eten, maar na een paar dagen zijn ze weer in orde; is het dan nodig dat ze naar huis gaan om te herstellen? Zullen hun hoofdpijn en duizeligheid niet verdwijnen na een goede nachtrust? Kunnen ze dan niet normaal werken? Is het zo’n groot probleem?” Voor jou is het misschien geen groot probleem, maar de mate waarin mensen hun vlees koesteren, verschilt, en sommigen hebben inderdaad gezondheidsproblemen. In zulke gevallen, als ze een verzoek indienen om naar huis terug te keren om te rusten en te herstellen, moet de kerk snel instemmen, geen eisen aan hen stellen, het hen niet moeilijk maken en vooral niet proberen op hen in te praten. Sommige valse leiders blijven maar op zulke mensen inpraten en zeggen: “Kijk eens hoe ver Gods werk inmiddels is gevorderd. De rampen worden steeds groter, de vier bloedmanen zijn verschenen en nu is de pandemie zo wijdverspreid dat ongelovigen geen enkele overlevingskans hebben! Je bent in Gods huis, je vervult je plichten en geniet van Gods genade – je wordt niet blootgesteld aan gevaar en je kunt ook de waarheid en het leven verkrijgen – wat een grote zegen is dat! Dit kleine probleem dat je hebt, stelt niets voor. Je moet het overwinnen en tot God bidden. God zal je beslist genezen. Lees gewoon Gods woorden, leer nog een paar lofzangen en je kwaal zal vanzelf beter worden als je er niet aan denkt. Zeggen Gods woorden niet: ‘Wie in ziekte leeft is ziek’? Je leeft nu in ziekte. Als je blijft denken aan ziek zijn, dan zal de ziekte ernstig worden. Als je er niet aan denkt, dan zal je kwaal verdwijnen, nietwaar? Op die manier zul je in geloof groeien en zul je niet naar huis willen om te rusten. Dat je naar huis gaat om te rusten, wordt het begeren van de gemakken van het vlees genoemd.” Probeer niet op hen in te praten, het is dwaas om dat te doen. Ze kunnen zelfs een beetje tijdelijk ongemak niet doorstaan en willen alleen maar naar huis om te rusten, en kunnen zelfs een kleine moeilijkheid niet overwinnen, wat bewijst dat ze hun plicht niet oprecht vervullen. In werkelijkheid is dit soort mensen niet van plan hun plicht op de lange termijn te vervullen, ze doen het niet met enige oprechtheid, zijn niet bereid een prijs te betalen, en nu hebben ze eindelijk een kans en een excuus gevonden om er helemaal tussenuit te knijpen. In hun hart verheugen ze zich dat ze zo slim zijn en dat deze ziekte precies op het juiste moment is gekomen. Dus wat je ook doet, dring er niet bij hen op aan te blijven. Ze zullen iedereen haten die probeert hen over te halen te blijven, en ze zullen iedereen vervloeken die op hen probeert in te praten. Begrijp je dat niet? Natuurlijk zijn sommige mensen echt ziek, en dat al lange tijd, en zijn ze bang dat als ze langer volharden, hun leven in gevaar komt. Ze willen Gods huis geen problemen bezorgen of de plichtsvervulling van andere mensen beïnvloeden. Ze hebben het gevoel dat als hun gezondheid hen eenmaal in de steek laat, ze op de broeders en zusters moeten vertrouwen om voor hen te zorgen, en ze voelen zich er slecht over dat Gods huis voor hen moet zorgen, dus nemen ze wijselijk het initiatief om verlof te vragen. Hoe moet met deze situatie worden omgegaan? Evenzo, door hen zonder verder uitstel naar huis te laten gaan om te rusten. Gods huis is niet bang voor problemen, het wil alleen mensen niets tegen hun wil opleggen. Bovendien hebben mensen allemaal enkele persoonlijke en werkelijke moeilijkheden. Mensen die in het vlees leven, worden allemaal ziek, en ziekten van het vlees zijn een probleem dat in werkelijkheid bestaat – we respecteren de feiten. Sommige mensen zijn oprecht niet in staat hun plichten te vervullen vanwege een ernstig slechte gezondheid, en als ze Gods huis nodig hebben om hun van het nodige te voorzien, of als ze de broeders en zusters nodig hebben om remedies te bieden of enkele behandelingssuggesties te doen, zal Gods huis deze dingen graag verstrekken. Als ze Gods huis niet tot last willen zijn en ze het geld, de middelen en de mogelijkheden hebben om hun ziekte te laten behandelen, is dat ook prima. Samengevat, als het is omdat hun gezondheid het hen niet toestaat om hun plichten in Gods huis te blijven vervullen of door Gods huis te worden gecultiveerd, dan kunnen ze met recht een verzoek indienen, en Gods huis zal er onmiddellijk mee instemmen. Niemand zou op hen moeten inpraten of eisen moeten opleggen, want dat zou ongepast en verstoken van rationaliteit zijn. Dit zijn de regelingen die voor dit soort mensen worden getroffen.

Hoe om te gaan met enkele speciale soorten mensen

I. Hoe om te gaan met mensen die hun eigenlijke werk verzuimen

Sommige mensen hebben een behoorlijke menselijkheid, ze hebben sterke kanten en een heldere geest, ze spreken normaal, zijn doorgaans erg optimistisch en zeer proactief in het vervullen van hun plicht, maar ze hebben één gebrek: ze zijn erg sentimenteel. Terwijl ze God volgen en hun plicht in de kerk vervullen, missen ze voortdurend hun familie en verwanten, of ze denken voortdurend aan het lekkere eten uit hun geboortestreek en lijden eronder als ze dat niet kunnen eten, wat op zijn beurt de vervulling van hun plicht beïnvloedt. Er is nog een ander soort mens, die graag op zichzelf is, met een eigen privéruimte. Wanneer ze bij de broeders en zusters zijn, vinden ze het werktempo te hoog en menen ze geen privéruimte te hebben. Ze voelen zich voortdurend onder druk staan, en altijd beperkt en ongemakkelijk als ze met de broeders en zusters samenleven. Ze willen altijd doen wat ze willen en vrij zijn om zich te laten gaan. Ze willen hun plicht niet samen met alle anderen vervullen en denken er voortdurend aan om naar huis terug te keren. Ze vinden het vervullen van hun plicht in Gods huis altijd onaangenaam. Hoewel de broeders en zusters gemakkelijk in de omgang zijn en niemand hen in Gods huis pest, vinden ze het toch moeilijk zich aan het werk- en rustschema te houden. Als iedereen’s ochtends opstaat, willen zij uitslapen, maar daar schamen ze zich voor. En als iedereen’s avonds al gaat slapen, willen zij nog niet naar bed en altijd iets doen wat hen interesseert. Soms is er iets specifieks wat ze heel graag willen eten, maar dat is er niet in de kantine en ze schamen zich er te veel voor om ernaar te vragen. Soms willen ze een wandeling maken, maar omdat niemand anders dit voorstelt, durven ze zich niet te laten gaan. Ze zijn altijd voorzichtig en behoedzaam, en bang om uitgelachen, geminacht of kinderachtig genoemd te worden. Als ze hun plicht niet goed vervullen, worden ze soms gesnoeid. Ze hebben het gevoel dat ze elke dag op eieren lopen en zijn behoorlijk ongelukkig. Ze denken: “Ik herinner me dat ik thuis het lievelingetje van de familie was, vrij en ongebonden, als een engeltje. Wat was ik gelukkig! Ik vervul nu mijn plicht in Gods huis, hoe komt het dat er niets meer over is van mijn vroegere zelf? Ik kan niet langer doen wat ik wil, zoals vroeger”, en dus willen ze dit soort leven niet leiden. Maar ze durven dit niet tegen hun leider te zeggen en delen deze gedachten voortdurend met de mensen om hen heen, ze hebben altijd heimwee en huilen’s nachts in het geheim in bed. Wat moet er met dit soort mensen worden gedaan? Iedereen die hiervan op de hoogte is, moet het onverwijld melden. De leider moet onmiddellijk nagaan of de melding waar is, en als dat zo is, kan die persoon toestemming krijgen om naar huis terug te keren. Ze genieten van het eten, drinken en de gastvrijheid van Gods huis, maar zijn desondanks onwillig hun plicht te vervullen, zijn altijd humeurig en voelen zich gekrenkt en ongelukkig. Stuur hen dus zo snel mogelijk weg. Dit soort mensen heeft deze stemmingen niet tijdelijk, waarna ze die zelf oplossen door erover na te denken – zo is hun situatie niet. De subjectieve wil van sommige mensen is om standvastig hun plicht te vervullen. Hoewel ze hun thuis missen, weten ze wat voor probleem dit is en zijn ze in staat de waarheid te zoeken om het op te lossen. In het geval van deze mensen is het niet nodig hen te laten gaan of zich zorgen over hen te maken. De situatie waar we het over hebben is wanneer mensen van in de 30 zich nog steeds als kinderen gedragen, zonder ooit volwassen te worden, en altijd onstabiel blijven. Ze doen alleen wat hun gevraagd wordt, en als ze niets te doen hebben, denken ze aan plezier maken en praten ze over onbenulligheden, en willen ze nooit hun eigenlijke werk doen. Ongelovigen spreken over gevestigd zijn op dertigjarige leeftijd. Gevestigd zijn betekent je eigenlijke werk doen, in staat zijn een baan op je te nemen en voor jezelf te zorgen, weten dat je je met je eigen zaken moet bezighouden, minder tijd besteden aan plezier maken en je eigenlijke werk niet uitstellen. Wat betekent ‘zich als kinderen gedragen’? Het betekent niet in staat zijn om enig eigenlijk werk op je te nemen, altijd je gedachten laten afdwalen en voortdurend willen wandelen, ronddwalen, lanterfanten, snacks eten, series kijken, over onbenulligheden praten, spelletjes spelen en het internet afstruinen naar vreemde gebeurtenissen en ongewone verhalen. Het betekent nooit geneigd zijn om bijeenkomsten bij te wonen, altijd willen slapen wanneer er bijeenkomsten worden gehouden, willen slapen zodra ze zich slaperig voelen en willen eten zodra ze honger hebben, eigenzinnig zijn en hun eigenlijke werk verzuimen. Van zulke mensen kan niet worden gezegd dat ze een slechte menselijkheid hebben, het is alleen dat ze nooit volwassen worden en altijd onvolwassen blijven. Ze zijn zo op hun dertigste en nog steeds zo op hun veertigste; ze zijn niet in staat om te veranderen. Als ze verzoeken om te vertrekken en hun plicht niet langer willen vervullen, hoe moet dit dan worden aangepakt? Gods huis dringt er niet bij hen op aan om te blijven. Je moet hen onmiddellijk antwoord geven en hen meteen laten vertrekken om terug te keren naar de ongelovigen, en hen op het hart drukken dat ze absoluut niet mogen zeggen dat ze in God geloven. Kunnen mensen die hun eigenlijke werk verzuimen de waarheid verkrijgen? Als je verwacht dat ze door het vervullen van een plicht in Gods huis volwassen worden in hun menselijkheid en hun eigenlijke werk gaan doen, in staat zijn om een belangrijke taak op zich te nemen, en vervolgens de waarheid begrijpen, beoefenen en een menselijke gelijkenis naleven, moet je daar absoluut niet op rekenen. In elke groep vind je zulke mensen. Ongelovigen hebben een bijnaam voor dit soort mensen: ‘grote kinderen’. Zulke mensen kunnen 60 jaar worden zonder ooit hun eigenlijke werk te hebben gedaan. Hun manier van praten en handelen is onbehoorlijk, ze zijn altijd aan het lachen, grappen en dollen, nemen niets serieus en zijn er vooral op uit om plezier te maken. Gods huis kan zulke mensen niet gebruiken.

Vinden jullie deze ‘grote kinderen’ slecht? Zijn het kwaadaardige mensen? (Nee.) Sommigen van hen zijn geen kwaadaardige mensen; ze zijn vrij eenvoudig en niet slecht. Sommigen zijn vrij goedhartig en bereid om anderen te helpen. Maar ze hebben allemaal één gebrek: ze zijn eigenzinnig, houden van plezier en verzuimen hun eigenlijke werk. Een voorbeeld: stel dat een vrouw na haar huwelijk geen huishoudelijk werk leert doen. Ze kookt alleen als ze vrolijk is, maar niet als ze dat niet is – ze moet voortdurend worden overgehaald. Als je wilt dat ze iets doet, moet je met haar onderhandelen en haar in de gaten houden. Ze vindt het altijd leuk om zich mooi aan te kleden, zodat ze kan gaan winkelen, kleren en cosmetica kan kopen en schoonheidsbehandelingen kan ondergaan. Wanneer ze thuiskomt, doet ze geen enkele klus en wil ze alleen maar kaarten en mahjong spelen. Als je haar vraagt hoeveel een pond kool kost, weet ze het niet; als je haar vraagt wat ze morgen gaat eten, weet ze dat ook niet; en als je haar vraagt om iets te koken, maakt ze er een potje van. Waar is ze dan het meest bedreven in? Ze is het meest bedreven in dingen als weten welk restaurant het beste eten serveert, welke winkel de meest modieuze kleren heeft en welke winkel betaalbare en effectieve cosmetica verkoopt, maar ze begrijpt of leert andere dingen niet, zoals hoe ze haar dagen moet doorbrengen, of de vaardigheden die vereist zijn in het normale menselijke leven. Leert ze deze dingen niet omdat ze onvoldoende kaliber heeft? Nee, dat is het niet. Afgaande op de dingen waarin ze bedreven is, heeft ze kaliber, maar ze verzuimt haar eigenlijke werk. Zolang ze geld te besteden heeft, gaat ze uit eten in restaurants en koopt ze make-up en kleren. Als er thuis een tekort is aan potten en pannen en haar wordt gevraagd om er enkele te kopen, zal ze zeggen: “Buiten is er overal heerlijk eten te koop, waarvoor moet ik dat allemaal kopen?” Als de stofzuiger thuis kapot is en haar wordt gevraagd om een kledingstuk minder te kopen om geld te sparen voor een nieuwe, zal ze zeggen: “Als ik in de toekomst geld verdien, huur ik gewoon een huishoudster in om het huis schoon te maken, dus het is niet nodig om een stofzuiger te kopen.” Doorgaans, als ze geen spelletjes of mahjong speelt, koopt ze modieuze kleren, en ze maakt het huis nooit schoon. Dit is het verzuimen van je eigenlijke werk, nietwaar? Dan zijn er sommige mannen die, zodra ze wat geld verdienen, er een auto mee kopen of het vergokken. Als er thuis iets kapot is, repareren ze het niet. Ze brengen hun dagen niet op een behoorlijke manier door. In hun huis werkt de koelkast niet, evenmin als de wasmachine, de afvoeren zijn verstopt en het dak lekt als het regent, maar ze repareren dit al heel lang niet. Wat vinden jullie van zulke mannen? Ze verzuimen hun eigenlijke werk. Of het nu mannen of vrouwen zijn, Gods huis kan het soort mensen dat overdreven eigenzinnig is en hun eigenlijke werk verzuimt, niet gebruiken.

Sommige mensen verzuimen hun eigenlijke werk als ouders en zorgen niet goed voor hun kinderen. Als gevolg daarvan raken hun kinderen verbrand door kokend water of lopen ze schrammen en builen op; sommige kinderen breken hun neus, anderen verbranden hun billen aan de kachel, en weer anderen verbranden hun keel na het drinken van kokend water. Dit soort mensen is bij niets wat ze doen aandachtig en ze zijn niet in staat om iets goed te doen. Ze verzuimen hun eigenlijke werk, ze lanterfanten, zijn eigenzinnig, houden van plezier en zijn niet in staat om de verantwoordelijkheden te dragen die een mens zou moeten dragen. Als ouders kunnen ze hun verantwoordelijkheden niet vervullen en zijn ze onoplettend. Kunnen zulke mensen dan de verantwoordelijkheden dragen die normale mensen zouden moeten dragen wanneer ze een plicht in Gods huis vervullen? Nee, absoluut niet. Mensen die hun eigenlijke werk verzuimen, kunnen niet worden ingezet. Als ze zeggen dat ze hun plicht niet langer willen vervullen en vragen om naar huis terug te keren, laat hen dan meteen gaan. Niemand moet hen dwingen of aansporen te blijven, want dit is een probleem dat met hun aard te maken heeft, het is geen incidentele, tijdelijke uiting. Deze mensen zaten vol waanideeën toen ze naar Gods huis kwamen om hun plicht te vervullen; ze dachten dat het vervullen van een plicht en het volgen van God zou zijn als het betreden van de Hof van Eden, alsof ze in het goede land Kanaän waren. Het leven dat ze zich voorstelden was prachtig, met de hele dag heerlijk eten en drinken, vrijheid zonder beperkingen en helemaal geen werk te doen. Ze wilden een zorgeloos, ontspannen leven leiden, maar het bleek totaal anders te zijn dan ze zich hadden voorgesteld. Deze mensen hebben genoeg ervaren, vinden het hier saai en eentonig en willen vertrekken, dus laat hen onverwijld gaan. Gods huis dringt er niet op aan dat ze blijven. Gods huis dwingt mensen niet, en jullie moeten dat ook niet doen; dit is de waarheid beoefenen en handelen in overeenstemming met de principes. Jullie moeten dingen doen die in lijn zijn met de principes van de waarheid, jullie moeten mensen zijn die Gods bedoelingen begrijpen, wijze mensen – wees geen warhoofden of willekeurige jaknikkers. Als jullie het soort mensen dat hun eigenlijke werk verzuimt op deze manier behandelen, kan dit dan worden beschouwd als liefdeloos of als het niet geven van een kans op berouw? (Nee, dat kan niet.) God is rechtvaardig jegens iedereen, en Gods huis heeft het recht je te bevorderen, te cultiveren en te gebruiken. Als je niet bereid bent om je plicht te vervullen en je vraagt om de kerk te verlaten, is dat je eigen vrije keuze, dus de kerk moet instemmen met je verzoek en zal je absoluut niet dwingen. Dit is in overeenstemming met de moraal, in overeenstemming met de menselijkheid, en natuurlijk is het vooral in overeenstemming met de principes van de waarheid. Dit is een zeer gepaste handelwijze! Als iemand zijn plicht een tijdlang vervult en het vermoeiend en moeilijk vindt, en er niet langer gelukkig mee is, en dientengevolge zijn plicht wil opgeven en wil stoppen met in God te geloven, zal Ik je hier vandaag een definitief antwoord op geven: Gods huis zal hiermee instemmen en je nooit dwingen om te blijven of het je moeilijk maken. Hier is geen dilemma aan verbonden, en je hoeft niet het gevoel te hebben dat je in een lastig parket zit of dat je gezichtsverlies hebt geleden. Voor Gods huis is het al helemaal geen probleem, en Gods huis stelt ook geen eisen aan je. Bovendien, als je wilt vertrekken, zal Gods huis je niet veroordelen of in de weg staan, want dit is het pad dat je hebt gekozen, en Gods huis kan alleen aan je eisen voldoen. Is dit een gepaste handelwijze? (Ja.)

Ik heb zojuist verschillende situaties opgesomd waarin mensen hun eigenlijke werk verzuimen. Gods huis zal deze mensen niet dwingen; als ze niet bereid zijn om hun plicht te vervullen of persoonlijke moeilijkheden hebben en verzoeken om geen plicht meer te vervullen, dan zal Gods huis daarmee instemmen. Het zal hen niet meer gebruiken en hen geen plicht laten vervullen. Zo worden zulke mensen behandeld, en dat is een volkomen gepaste handelwijze.

II. Hoe om te gaan met Judassen

Er zijn mensen die extreem lafhartig zijn. Telkens wanneer ze horen dat een broeder of zuster is gearresteerd, worden ze zelf doodsbang om ook gearresteerd te worden. Het is duidelijk dat het gevaar bestaat dat ze, als ze worden gearresteerd, de kerk zullen verraden. Hoe moeten zulke mensen worden behandeld? Zijn deze mensen geschikt om belangrijke plichten te vervullen? (Nee, dat zijn ze niet.) Sommige mensen zeggen misschien: “Wie kan garanderen dat hij zelf geen Judas wordt?” Niemand kan garanderen dat hij zelf nooit een Judas zou worden als hij zou worden gemarteld. Dus, waarom zet Gods huis geen laffe mensen in die Judassen zouden kunnen worden? Omdat mensen die overduidelijk laf zijn op elk moment gearresteerd kunnen worden en verraad kunnen plegen; als zulke mensen worden ingezet voor een belangrijke plicht, is het uiterst waarschijnlijk dat het misgaat. Dit is een principe dat begrepen moet worden bij het selecteren en gebruiken van mensen in de gevaarlijke omgeving van het Chinese vasteland. Er is hier een speciale omstandigheid, namelijk dat sommige mensen zijn onderworpen aan ernstige, langdurige marteling die hun leven in gevaar bracht, en uiteindelijk konden ze het echt niet meer verdragen, dus werden ze uit zwakte Judassen en verraadden ze enkele onbeduidende zaken. Niemand kan zulke mensen doorzien, en deze mensen kunnen nog steeds worden ingezet. Maar dan zijn er mensen die al een uitweg voor zichzelf hebben voorbereid voordat ze worden gearresteerd. Ze hebben lang en diep nagedacht over hoe ze hun onmiddellijke vrijlating na arrestatie kunnen veiligstellen zonder enige marteling te hoeven ondergaan – ten eerste, marteling vermijden, ten tweede, een veroordeling vermijden, en ten derde, de gevangenis vermijden. Zo denken zij. Ze hebben niet de vastberadenheid dat ze liever lijden of gevangengezet worden dan een Judas te worden. Ze zouden zelfs zonder gemarteld te worden verraad kunnen plegen, dus kan men zeggen dat ze al Judassen zijn voordat ze worden gearresteerd en gevangengezet? (Ja.) Dit zijn de echte Judassen. Durft de kerk dit soort mensen te gebruiken? (Nee, dat durft ze niet.) Als ze kunnen worden herkend, mogen ze absoluut niet worden gecultiveerd en ingezet. Hoe manifesteren deze mensen zich doorgaans? Ze zijn extreem lafhartig. Zodra er iets misgaat, onttrekken ze zich zo snel mogelijk aan hun verantwoordelijkheden, en telkens wanneer ze het geringste risico tegenkomen, laten ze hun plicht in de steek en gaan ze ervandoor. Elke keer dat ze horen dat de omgeving gevaarlijk is geworden, zoeken ze een veilige plek om zich te verstoppen; niemand kan hen vinden en ze houden met niemand contact. Ze zijn meesters in het onderduiken. Het kan hun niet schelen welke moeilijkheden het werk van de kerk ook ondervindt, en ze zijn in staat om elk soort cruciaal werk opzij te zetten; ze beschouwen hun eigen veiligheid als belangrijker dan al het andere. Bovendien, wanneer er gevaar dreigt, laten ze anderen de kastanjes uit het vuur halen en de risico’s nemen telkens wanneer er iets gebeurt, terwijl ze zichzelf beschermen. Hoeveel gevaar ze anderen ook laten lopen, ze vinden dat het de moeite waard en gepast is om dit te doen omwille van hun eigen veiligheid. Ook, wanneer ze met gevaar worden geconfronteerd, komen ze niet haastig voor God om te bidden, noch regelen ze haastig de overplaatsing van broeders en zusters of kerkelijke eigendommen die in gevaar kunnen zijn. In plaats daarvan denken ze eerst diep na over hoe ze kunnen ontsnappen, hoe ze zich kunnen verbergen en hoe ze zich uit het gevaar kunnen redden. Ze hebben zelfs hun ontsnappingsplan al uitgedacht – wie ze als eerste moeten verraden als ze worden gearresteerd, hoe ze marteling kunnen vermijden, hoe ze een gevangenisstraf kunnen ontlopen en hoe ze aan de beproeving kunnen ontsnappen. Telkens wanneer ze een of andere beproeving tegenkomen, zijn ze doodsbang en bezitten ze geen greintje geloof. Zijn dit soort mensen niet gevaarlijk? Als hen wordt gevraagd gevaarlijk werk op zich te nemen, klagen ze er eindeloos over, worden ze bang, denken ze er voortdurend aan om weg te lopen en zijn ze onwillig het op zich te nemen. Dit soort mensen vertoont al tekenen van Judassen te zijn, zelfs voordat ze worden gearresteerd. Zodra ze worden gearresteerd, is het honderd procent zeker dat ze de kerk zullen verraden. Bij het vervullen van hun plicht in Gods huis zijn ze zeer proactief in alles wat hen in de schijnwerpers plaatst zonder hen aan risico’s bloot te stellen; maar als het op het nemen van risico’s aankomt, deinzen ze terug, en als je hen vraagt iets risicovols te doen, zullen ze het niet doen, ze nemen gewoon geen verantwoordelijkheid. Zodra ze ergens lucht van krijgen, bijvoorbeeld dat de grote rode draak arrestaties uitvoert, of dat er gelovigen zijn opgepakt, stoppen ze met het bijwonen van bijeenkomsten, verbreken ze het contact met de broeders en zusters en kan niemand hen meer vinden. Zodra de geruchten zijn gaan liggen en alles weer rustig is, duiken ze weer op. Zijn dit soort mensen betrouwbaar? Kunnen ze een plicht in Gods huis vervullen? (Nee.) Waarom niet? Ze missen zelfs de vastberadenheid of de wens om geen Judas te worden; het zijn gewoon lafaards, watjes en nietsnutten. Dit soort mensen heeft één duidelijk kenmerk, namelijk dat, ongeacht welke sterke kanten en bekwaamheden ze bezitten, als Gods huis hen inzet, ze zich nooit met hart en ziel zullen wijden aan het verdedigen van de belangen van Gods huis. Verdedigen ze de belangen van Gods huis niet omdat ze daartoe niet in staat zijn? Nee, dat is niet het geval; zelfs als ze deze bekwaamheid hebben, zullen ze de belangen van Gods huis niet verdedigen. Het zijn typische Judassen. Telkens wanneer ze in de loop van hun plichtsvervulling met ongelovigen te maken hebben, onderhouden ze harmonieuze relaties met hen en zorgen ze ervoor dat de ongelovigen een hoge achting, respect en waardering voor hen behouden. Wat is dan de prijs die ze voor dit alles betalen? Het is het verraden van de belangen van Gods huis in ruil voor hun persoonlijke eer en belangen. Dit soort persoon is zelfs vóór zijn arrestatie al bijzonder laf, en na zijn arrestatie is het honderd procent zeker dat hij verraad zal plegen. Gods huis kan mensen als deze – deze Judassen – absoluut niet gebruiken en moet hen zo snel mogelijk verwijderen.

Wat betreft het soort mensen dat Judassen zijn: hoewel ze uiterlijk niet als kwaadaardige mensen overkomen, zijn het in feite mensen met een extreem lage integriteit en een duivels karakter. Hoeveel ze ook naar preken luisteren of Gods woorden lezen, ze kunnen de waarheid gewoon niet begrijpen, en ze voelen evenmin dat het schaden van de belangen van Gods huis het meest schandelijke, boosaardige en kwaadwillige is. Ze zijn bereid naar voren te stappen als het gaat om zaken waarmee ze opvallen, maar als het gaat om zaken die riskant of lastig aan te pakken zijn, laten ze anderen die op zich nemen en aanpakken. Wat voor mensen zijn dat? Zijn dat geen mensen met een extreem lage integriteit? Sommige mensen kopen dingen voor Gods huis en behoren daarbij rekening te houden met de belangen van Gods huis, en eerlijk en redelijk te zijn. Mensen van het Judas-type verdedigen de belangen van Gods huis echter niet; integendeel, ze helpen ongelovigen ten koste van Gods huis. Ze grijpen elke kans aan om aan de eisen van ongelovigen te voldoen en zien liever dat de belangen van Gods huis worden geschaad, zolang het hen maar helpt om bij die ongelovigen in de gunst te komen. Dit heet de hand bijten die je voedt en getuigt van een diep gebrek aan deugd! Dit is niet veel beter dan Judas die de Heer en zijn vrienden verraadde. Wat Gods huis hun ook toevertrouwt, ze houden geen rekening met de belangen van Gods huis. Wanneer hen wordt gevraagd om iets te kopen, doen ze nooit de moeite om rond te kijken en de prijzen, kwaliteit en service na verkoop van meerdere leveranciers te vergelijken, en dan zorgvuldig de opties af te wegen en de juiste controle uit te voeren, zodat ze oplichting vermijden, Gods huis wat geld besparen en de belangen van Gods huis beschermen – dat doen ze nooit. Als een broeder of zuster suggereert dat het het beste zou zijn om rond te kijken, zeggen ze: “Het is niet nodig om rond te kijken; de leverancier zegt dat hun spullen de beste zijn.” Wanneer de broeder of zuster hen vraagt: “Dus kun je met hen over een prijs onderhandelen?” Antwoorden ze: “Waarom over een prijs onderhandelen? Ze hebben me de prijs al verteld, en als ik met hen begin af te dingen, zou dat zeker gênant zijn, en het zou lijken alsof we geen geld hadden. Gods huis is toch rijk?” Ongeacht hoeveel iets kost of wat de kwaliteit is, zolang zij het geschikt achten, laten ze het onmiddellijk door iemand kopen, en bekritiseren, berispen en veroordelen ze zelfs iedereen die de aankoop uitstelt. Niemand durft in hun gezicht ‘nee’ te zeggen en niemand durft enige mening naar voren te brengen. Of ze nu een grote transactie of een kleine boodschap voor Gods huis doen, wat zijn hun principes? “Gods huis hoeft alleen maar het geld te betalen, en of de belangen van Gods huis al dan niet worden geschaad, heeft niets met mij te maken. Dit is gewoon hoe ik dingen doe; ik moet goede relaties met ongelovigen opbouwen. Wat de ongelovigen ook zeggen, het is juist, en ik zal erin meegaan. Ik zal zaken niet afhandelen volgens de vereisten van Gods huis. Als je me wilt gebruiken, doe dat dan; als je me niet wilt gebruiken, dan niet – dat moet je zelf weten. Zo ben ik nu eenmaal!” Is dit geen duivelse aard? Zulke mensen zijn ongelovigen en niet-gelovigen. Kunnen zij worden gebruikt om zaken voor Gods huis af te handelen? Dit soort persoon heeft enige opleiding, sterke punten en wat uiterlijke bekwaamheden, is goed van de tongriem gesneden en kan bepaalde zakelijke taken aan. Maar welke zaken ze ook voor Gods huis afhandelen, ze doen het onvermijdelijk roekeloos en eigenzinnig, wat schade toebrengt aan de belangen van Gods huis. Ze bedriegen Gods huis ook voortdurend en verbergen de ware stand van zaken, en zodra ze de boel hebben verprutst, moet Gods huis iemand regelen om hun rommel op te ruimen. Dit is een typisch voorbeeld van samenspannen met buitenstaanders om de belangen van Gods huis te verraden. Hoe verschilt dit van Judas die de Heer en zijn vrienden verraadde? Wanneer mensen van dit soort worden ingezet om een plicht te doen, verzuimen ze niet alleen om dienst te doen voor Gods huis, maar ontpoppen ze zich tot verkwisters en brengers van onheil. Ze zijn niet eens bevoegd om dienstdoeners te zijn; het zijn ontaarde lieden, puur en simpel! Zulke mensen zijn bij uitstek de dienaren van Satan en het nageslacht van de grote rode draak, en zodra ze worden onthuld, moeten ze onmiddellijk worden weggezuiverd en verwijderd. Als gelovige in God en lid van Gods huis kunnen ze niet eens hun verantwoordelijkheid vervullen om de belangen van Gods huis te verdedigen; hebben ze nog wel geweten en rede? Ze zijn nog erger dan een waakhond!

Mensen van het Judas-type hebben het woord ‘Judas’ niet op hun voorhoofd geschreven staan, maar hun handelingen en gedrag zijn van exact dezelfde aard als die van Judas, en je moet dit soort mensen nooit inzetten. Wat bedoel Ik met ‘nooit gebruiken’? Het betekent dat er nooit en te nimmer belangrijke zaken aan hen mogen worden toevertrouwd. Als het om een onbeduidende kwestie gaat die geen gevolgen heeft voor de belangen van Gods huis, is het prima om hen tijdelijk in te zetten, maar dit type persoon voldoet absoluut niet aan de principes van Gods huis voor het inzetten van mensen, omdat het geboren Judassen zijn en ze van nature slecht zijn. Kortom, deze mensen zijn gevaarlijke figuren en mogen absoluut niet worden ingezet. Hoe langer je dit soort mensen gebruikt, hoe ongemakkelijker je je zult voelen en hoe meer nadelige gevolgen het in de toekomst zal hebben. Daarom, als je al duidelijk ziet dat het mensen van het Judas-type zijn, moet je hen absoluut niet inzetten – dit alles is waar. Is het gepast om hen op deze manier te behandelen? Sommige mensen zeggen misschien: “Het is liefdeloos om hen zo te behandelen. Ze hebben niemand verraden; hoe kunnen het dan Judassen zijn?” Moet je wachten tot ze iemand verraden? Hoe manifesteerde Judas zich? Waren er tekenen dat hij op het punt stond de Heer te verraden? (Ja, hij stal geld uit de geldbuidel van de Heer Jezus.) Mensen die voortdurend de belangen van Gods huis uitverkopen, hebben dezelfde aard als Judas, die geld uit de geldbuidel stal. Zodra mensen als dezen worden gearresteerd, zullen ze verraad plegen en alles wat ze weten zonder iets achter te houden aan Satan overleveren. Dit soort persoon heeft de essentie van Judas. Hun essentie is al duidelijk onthuld en blootgelegd; als je hen desondanks inzet, vraag je dan niet om moeilijkheden? Is dit niet het opzettelijk schaden van Gods huis? Sommige mensen zeggen openlijk: “Als iemand mij snoeit, of als iemand iets doet wat mijn belangen schaadt of mijn goede zaak hier verpest, dan zwaait er wat voor hem!” Juist dit soort persoon heeft overduidelijk de essentie van Judas. Ze vertellen anderen zelf dat ze Judas zijn, dus dit soort persoon kan absoluut niet worden ingezet.

III. Hoe om te gaan met kerkvrienden

Er is nog een ander soort mensen die niet als goed of slecht kan worden beschouwd en die slechts in naam gelovigen zijn. Als je hen af en toe vraagt iets te doen, kunnen ze dat doen, maar ze zullen niet proactief hun plicht doen als je het niet voor hen regelt. Wanneer ze vrij zijn, wonen ze bijeenkomsten bij, maar in hun eigen privétijd is het onbekend of ze Gods woorden eten en drinken, lofzangen leren of bidden. Ze zijn echter relatief vriendelijk tegenover Gods huis en de kerk. Wat betekent relatief vriendelijk? Het betekent dat als de broeders en zusters hen vragen iets te doen, ze ermee instemmen; omwille van het feit dat ze medegelovigen zijn, kunnen ze helpen om een paar dingen gedaan te krijgen, binnen de grenzen van hun kunnen. Als hen echter wordt gevraagd grote inspanningen te leveren of een of andere prijs te betalen, zullen ze dat absoluut niet doen. Als een broeder of zuster in moeilijkheden verkeert en hun hulp nodig heeft, zoals af en toe helpen met op het huis passen, een maaltijd koken, of af en toe helpen met een paar kleine klusjes – of de persoon kent een vreemde taal en kan de broeders en zusters helpen om brieven te lezen – dan kunnen ze met dit soort dingen een handje helpen en zijn ze relatief vriendelijk. Ze kunnen doorgaans redelijk goed met anderen opschieten en zijn niet haatdragend, maar ze wonen niet regelmatig bijeenkomsten bij en vragen niet om een plicht te doen, laat staan dat ze belangrijk of zelfs gevaarlijk werk op zich nemen. Als je hen vraagt een gevaarlijke taak uit te voeren, zullen ze je beslist afwijzen en zeggen: “Ik geloof in God om vrede te zoeken, dus hoe zou ik gevaarlijke taken kunnen doen? Zou dat niet betekenen dat ik moeilijkheden voor mezelf zoek? Dat kan ik absoluut niet doen!” Maar als de broeders en zusters of de kerk hen vragen iets kleins te doen, kunnen ze helpen en een symbolische inspanning leveren, net als een vriend. Deze vorm van zich inspannen en helpen kan niet het doen van een plicht worden genoemd, noch kan het handelen in overeenstemming met de principes van de waarheid worden genoemd, en nog veel minder kan het het beoefenen van de waarheid worden genoemd; het komt er slechts op neer dat ze een gunstige indruk hebben van gelovigen in God, redelijk vriendelijk tegenover hen zijn en in staat zijn om een helpende hand te bieden als iemand hulp nodig heeft. Wat is de naam voor dit soort mensen? Gods huis noemt hen kerkvrienden. Hoe moet dit soort mensen, kerkvrienden, worden behandeld? Als ze kaliber en enkele sterke punten bezitten en de kerk kunnen helpen met externe zaken, dan zijn het ook dienstdoeners en zijn het kerkvrienden. Dit komt doordat mensen van dit soort niet als gelovigen in God gelden, en Gods huis hen niet erkent. En als ze niet door Gods huis worden erkend, kan God hen dan als gelovigen erkennen? (Nee.) Vraag dit soort mensen daarom nooit en te nimmer om zich aan te sluiten bij degenen die een voltijdse plicht vervullen. Er zijn mensen die zeggen: “Sommige mensen hebben, wanneer ze net beginnen te geloven, weinig geloof en willen alleen kerkvrienden zijn. Ze begrijpen veel dingen over het geloof in God niet, dus hoe kunnen ze bereid zijn om een plicht te doen? Hoe kunnen ze bereid zijn om zich van ganser harte in te zetten?” We hebben het niet over mensen die drie tot vijf maanden of tot een jaar in God hebben geloofd, maar over mensen die in naam al meer dan drie jaar, of zelfs vijf of tien jaar, in God hebben geloofd. Hoezeer mensen als dezen ook met hun mond belijden dat God de enige ware God is en dat De Kerk van Almachtige God de ware kerk is, het bewijst niet dat het ware gelovigen zijn. Op basis van de verschillende manifestaties van dit soort mensen en hun manier van geloven, noemen we hen kerkvrienden. Behandel hen niet als broeders of zusters – het zijn geen broeders of zusters. Laat zulke mensen zich niet aansluiten bij de kerk met voltijdse plichten en laat hen zich niet aansluiten bij degenen die een voltijdse plicht vervullen; Gods huis zet zulke mensen niet in. Sommigen zeggen misschien: “Ben je bevooroordeeld tegen dit soort mensen? Hoewel ze uiterlijk lauw lijken, zijn ze innerlijk in feite zeer vurig.” Het zou voor oprechte gelovigen onmogelijk zijn om na vijf of tien jaar geloof nog steeds lauw te zijn; het gedrag van dit soort mensen onthult al volledig dat het niet-gelovigen zijn, mensen die buiten Gods woorden staan, en ongelovigen. Als je hen nog steeds broeders en zusters noemt en nog steeds zegt dat ze onrechtvaardig worden behandeld, dan zijn dat je opvattingen en je gevoelens die spreken.

Hoe moeten we het soort mensen behandelen dat kerkvrienden is? Ze zijn warmhartig en bereid te helpen met een klein aantal zaken. Als er behoefte aan hen is, kun je hen de gelegenheid geven een klein aantal zaken af te handelen. Als ze iets kunnen doen, laat het hen dan doen. Wat betreft dingen die ze niet goed kunnen en misschien zelfs verprutsen, laat zulke taken beslist niet aan hen over, om problemen te voorkomen – je mag je niet door hun goede bedoelingen laten dwingen. Ze begrijpen de waarheid niet, en evenmin begrijpen ze de principes. Als er externe zaken zijn die ze kunnen afhandelen, laat hen dan hun gang gaan. Maar laat hen nooit belangrijke zaken afhandelen die van invloed zijn op het werk van de kerk – in zo’n geval moeten hun goede bedoelingen en enthousiaste hulp worden afgewezen. Wanneer je dit soort mensen tegenkomt, ga dan slechts oppervlakkig met hen om en laat het daarbij; neem hen niet serieus. Waarom zou je hen niet serieus nemen? Omdat het slechts kerkvrienden zijn, en ze zijn absoluut geen broeders of zusters. Voldoen zulke mensen aan de principes van Gods huis voor het inzetten van mensen? (Nee, dat doen ze niet.) Daarom, als dit soort mensen geen bijeenkomsten bijwonen, niet naar preken luisteren of geen plicht doen, is het niet nodig hen uit te nodigen. Als ze Gods woorden niet eten en drinken of niet bidden, als ze de principes van de waarheid niet zoeken wanneer hun iets overkomt, en als ze niet bereid zijn om met de broeders en zusters om te gaan, is het niet nodig om hen te ondersteunen of te helpen. De boodschap is simpel: negeer hen gewoon. Neem het soort mensen die kerkvrienden en niet-gelovigen zijn niet serieus, en negeer hen gewoon. Het is niet nodig om je om hen te bekommeren en niet nodig om naar hen te informeren. Waarom niet naar hen informeren? Wat is het nut van informeren naar mensen die niets met ons te maken hebben? Dat is toch overbodig? Willen jullie aandacht besteden aan dit soort mensen? Misschien bemoeien jullie je graag met andermans zaken en willen jullie je bekommeren, en vragen jullie je af: “Hoe gaat het nu met hen? Zijn ze getrouwd of niet? Gaat het goed met hen? Welk werk doen ze nu?” Hoe het ook met hen gaat, het heeft niets met jou te maken. Wat is het nut om je daarmee bezig te houden? Besteed geen aandacht aan hen en geef ook geen commentaar op hen. Sommige mensen geven graag commentaar, zoals: “Zie je wel? Ze geloven niet goed in God, ze leiden elke dag een ontmoedigend en uitputtend bestaan, en ze zien er altijd zo moe en uitgeput uit”, of “Zie je wel? Ze geloven niet goed in God, dus hebben ze geen vrede, en er is weer iets ergs in hun familie gebeurd.” Dit is allemaal onzin en onnodig. Hoe zij hun leven leiden en welk pad zij bewandelen, gaat jou niets aan. Noem hen niet eens; jullie bevinden je niet op hetzelfde pad als zij. Jij zet je oprecht in voor God en doet je plicht voltijds, je wilt alleen de waarheid nastreven om die te verkrijgen en redding te bereiken, en wat God ook zegt, je wilt je best doen om Hem tevreden te stellen; die mensen hebben deze dingen niet in hun hart. Wanneer je kwade trends ziet, voel je er afkeer en walging voor, en je voelt dat er geen geluk is in het leven in deze wereld, en dat je alleen geluk kunt vinden door in God te geloven; terwijl zij precies het tegenovergestelde van jou zijn: dit bewijst dat zij zich niet op hetzelfde pad als jou bevinden. Het principe dat Gods huis hanteert voor de omgang met dit soort mensen is dat als zij bereid zijn om te helpen, Gods huis hen een kans kan geven, zolang er geen potentiële nadelige gevolgen zijn. Als Gods huis hen helemaal niet nodig heeft en zij nog steeds bereid zijn om te helpen, dan is het het beste om beleefd te weigeren – maak het jezelf niet onnodig moeilijk. Gelovigen communiceren elke dag over de waarheid en aanvaarden dat ze worden gesnoeid, maar kunnen nog steeds dingen op een plichtmatige manier doen. Kunnen kerkvrienden dan zaken naar behoren afhandelen zonder er iets voor terug te krijgen? (Nee, dat kunnen ze niet.) Zeg Mij, is dit een te negatieve kijk op mensen? Is dit mensen in een overdreven negatief daglicht stellen? (Nee, dat is het niet.) Dit is spreken op basis van feiten, spreken op basis van de essentie van de mens. Wees niet onwetend, wees niet dom en doe niets dwaas. Gelovigen moeten nog steeds het snoeien, oordelen en tuchtigingen, strenge disciplinering, kastijding en ontmaskering ondergaan voordat de vervulling van hun plicht beetje bij beetje kan overeenstemmen met Gods bedoeling. Een kerkvriend of een ongelovige aanvaardt helemaal geen waarheid en denkt alleen maar aan zijn eigen belangen, dus wat voor goeds kan eruit voortkomen als hij zaken voor Gods huis of voor de broeders en zusters afhandelt? Dat is totaal uitgesloten. Het is gewoon gepast om geen aandacht te besteden aan dit soort mensen, nietwaar? (Ja.) Wat betekent dat, ‘geen aandacht aan hen besteden’? Het betekent dat Gods huis hen niet als gelovigen beschouwt. Ze kunnen in God geloven hoe ze maar willen, maar het werk en de zaken van Gods huis hebben hoegenaamd niets met hen te maken. Ze zijn bereid om te helpen, maar we moeten de zaken afwegen en inschatten of ze geschikt zijn om het te doen, en als ze er niet geschikt voor zijn, kunnen we hun deze kans niet geven. Zeg Mij, is op deze manier handelen in overeenstemming met de principes? Hebben we het recht om zulke mensen zo te behandelen? Jazeker!

IV. Hoe om te gaan met mensen die zijn ontslagen

Er is nog een ander soort mensen, namelijk degenen die zijn verwijderd. Hoe moeten we hen behandelen? Of deze mensen nu worden verwijderd omdat ze niet in staat zijn om werkelijk werk te doen en als valse leiders worden geclassificeerd, of omdat ze de weg van antichristen volgen en als mensen van het type antichrist worden geclassificeerd, het is noodzakelijk om deze mensen op een redelijke manier aan ander werk toe te wijzen en redelijke regelingen voor hen te treffen. Als het antichristen zijn die veel slechte daden hebben verricht, dan moeten ze natuurlijk worden verdreven; als ze niet veel slechte daden hebben verricht, maar wel de essentie van een antichrist hebben en als antichrist worden gekenmerkt, dan hoeven ze, zolang ze nog in beperkte mate dienst kunnen doen zonder verstoring of hinder te veroorzaken, niet te worden verdreven – laat hen dienst blijven doen en geef hun een kans op berouw. Wat betreft valse leiders die zijn verwijderd: wijs hun ander werk toe op basis van hun sterke punten en de plichten waarvoor ze geschikt zijn, maar het is hen niet langer toegestaan als kerkleiders te dienen. Voor leiders en werkers die zijn verwijderd omdat hun kaliber buitengewoon pover is en ze niet in staat zijn om enig werk te doen, wijs hen ook ander werk toe op basis van hun sterke punten en de plichten waarvoor ze geschikt zijn, maar zij kunnen niet langer worden gepromoveerd tot leider of werker. Waarom niet? Ze zijn al op de proef gesteld. Ze werden onthuld, en het is al duidelijk te zien dat het kaliber en het arbeidsvermogen van zulke mensen hen ongeschikt maken om leiders te zijn. Als ze ongeschikt zijn om leiders te zijn, zijn ze dan niet in staat om andere plichten te doen? Niet noodzakelijk. Hun povere kaliber maakt hen ongeschikt om leiders te zijn, maar ze kunnen andere plichten doen. Nadat zulke mensen zijn verwijderd, kunnen ze doen waarvoor ze geschikt zijn. Hun recht om een plicht te doen mag hen niet worden ontnomen; ze kunnen in de toekomst nog steeds worden gebruikt zodra hun geestelijke ontwikkeling is gegroeid. Sommigen worden verwijderd omdat ze jong zijn en geen levenservaring hebben, en ook geen werkervaring, dus zijn ze niet in staat om het werk op zich te nemen en worden ze uiteindelijk verwijderd. Bij het verwijderen van dit soort mensen is er enige speelruimte. Als hun menselijkheid aan de norm voldoet en hun kaliber voldoende is, kunnen ze na degradatie worden ingezet, of kunnen ze aan ander werk worden gezet dat geschikt voor hen is. Zodra hun begrip van de waarheid helder is en ze enige blootstelling aan en ervaring met het werk van de kerk hebben, kunnen zulke mensen op basis van hun kaliber nog steeds opnieuw worden gepromoveerd en gecultiveerd. Als hun menselijkheid aan de norm voldoet, maar hun kaliber buitengewoon pover is, dan heeft het absoluut geen enkele waarde om hen te cultiveren, en kunnen ze absoluut niet worden gecultiveerd of behouden.

Onder degenen die zijn verwijderd, zijn er twee soorten mensen die absoluut niet opnieuw kunnen worden bevorderd en opgeleid. De ene soort bestaat uit antichristen, de andere uit mensen met een te pover kaliber. Daarnaast zijn er mensen die niet als antichristen worden beschouwd, maar alleen een slechte menselijkheid hebben: ze zijn egoïstisch en bedrieglijk. Sommigen van hen zijn bovendien lui, begeren vleselijk gemak en kunnen geen tegenspoed verdragen. Zelfs als zulke mensen een buitengewoon goed kaliber hebben, kunnen ze niet opnieuw worden bevorderd. Als ze een beetje kaliber bezitten, laat hen dan doen waartoe ze in staat zijn, zolang ze maar op een geschikte manier worden ingezet; kortom, bevorder hen niet tot leider of werker. Leiders en werkers moeten niet alleen over kaliber en arbeidsvermogen beschikken, maar ook de waarheid begrijpen, een last voor de kerk dragen, hard kunnen werken en lijden kunnen doorstaan, en ze moeten ijverig en niet lui zijn. Bovendien moeten ze relatief eerlijk en oprecht zijn. Je mag absoluut geen mensen selecteren die bedrieglijk zijn. Degenen die te vals en bedrieglijk zijn, smeden altijd plannen tegen de broeders en zusters, hun meerderen en het huis van God. Ze brengen hun dagen door met alleen maar slinkse gedachten. Wanneer je met zo iemand te maken hebt, moet je altijd raden wat hij werkelijk denkt, moet je voortdurend nagaan wat hij precies de laatste tijd heeft gedaan en moet je hem altijd in de gaten houden. Hem inzetten is te uitputtend en te zorgelijk. Als dit soort persoon wordt bevorderd om plichten te vervullen, zal hij, zelfs als hij een beetje doctrine begrijpt, die niet in praktijk brengen en zal hij voor elk stukje werk dat hij doet voordelen en gunsten verwachten. Het inzetten van zulke mensen baart te veel zorgen en vergt te veel moeite, dus zulke mensen kunnen niet worden bevorderd. Daarom, als het gaat om antichristen, degenen met een buitengewoon pover kaliber, degenen met een slechte menselijkheid, degenen die lui zijn, vleselijk gemak begeren en geen tegenspoed kunnen verdragen, en degenen die extreem vals en bedrieglijk zijn – zodra dit soort mensen is ontmaskerd en verwijderd nadat ze zijn ingezet, bevorder hen dan niet opnieuw; zet hen niet opnieuw op de verkeerde manier in nadat ze zijn doorzien. Sommigen zeggen misschien: “Deze persoon werd voorheen gekenmerkt als een antichrist. We hebben gemerkt dat hij zich al een tijdje goed gedraagt, hij kan normaal met de broeders en zusters omgaan en legt anderen geen beperkingen op. Kan hij worden bevorderd?” Wees niet zo haastig – zodra hij wordt bevorderd en status verwerft, zal zijn antichristelijke aard worden ontmaskerd. Anderen zeggen misschien: “Het kaliber van deze persoon was voorheen buitengewoon pover; toen hem werd gevraagd om toezicht te houden op het werk van twee mensen, wist hij niet hoe hij taken moest toewijzen, en als er twee dingen tegelijk gebeurden, wist hij niet hoe hij redelijke regelingen moest treffen. Nu hij wat ouder is, zal hij hier toch wel beter in zijn?” Snijdt deze bewering hout? (Nee, dat doet het niet.) Wanneer er twee dingen tegelijk gebeuren, raakt die persoon in de war en weet hij niet hoe hij ermee om moet gaan. Hij kan niemand of niets doorzien. Zijn kaliber is zo pover dat hij geen arbeidsvermogen of bevattingsvermogen heeft. Zo iemand kan absoluut niet opnieuw tot leider worden bevorderd. Dit is geen kwestie van leeftijd. Mensen met een pover kaliber zullen nog steeds een pover kaliber hebben als ze tachtig jaar oud zijn. Het is niet zoals mensen zich voorstellen, dat iemand, naarmate hij ouder wordt en meer ervaring opdoet, alles kan begrijpen – zo is het niet. Ze zullen slechts enige levenservaring hebben, maar levenservaring staat niet gelijk aan kaliber. Hoeveel dingen men ook ervaart of hoeveel lessen men ook leert, het betekent niet dat zijn kaliber zal verbeteren.

Als iemands menselijkheid te egoïstisch, te bedrieglijk en te boosaardig is, en hij vol listige plannen zit en alleen aan zichzelf denkt, kan zo iemand dan veranderen? Hij werd om deze redenen verwijderd; nu zijn er tien jaar verstreken en heeft hij naar vele preken geluisterd – is zijn menselijkheid niet langer egoïstisch, vals en bedrieglijk? Laat Ik het je zeggen: dit soort mensen zal niet veranderen, over twintig jaar zullen ze nog steeds dezelfde persoon zijn. Daarom, als je hen over twintig jaar weer ontmoet en hen vraagt of ze nog steeds zo egoïstisch en bedrieglijk zijn, zullen ze het zelfs zelf toegeven. Waarom veranderen mensen met een slechte menselijkheid niet? Kunnen ze veranderen? Stel dat ze zouden kunnen veranderen, wat zou dan de basis en de voorwaarden daarvoor moeten zijn? Ze moeten de waarheid kunnen aanvaarden. Mensen met een slechte menselijkheid aanvaarden de waarheid niet, en innerlijk verachten, verafschuwen, bespotten en staan ze vijandig tegenover positieve dingen – ze kunnen gewoon niet veranderen. Dus hoeveel jaren er ook voorbijgaan, bevorder hen niet, want ze zijn niet in staat om te veranderen. Het is mogelijk dat ze over twintig jaar hebben geleerd nog geslepener te zijn, en nog beter in het zeggen van mooi klinkende en bedrieglijke dingen. Maar als je met deze mensen omgaat en hun handelingen observeert, zul je één feit ontdekken, namelijk dat ze helemaal niet zijn veranderd. Je denkt dat ze, na zoveel jaren en nadat ze naar zoveel preken hebben geluisterd en zo lang plichten hebben vervuld in Gods huis, veranderd zouden moeten zijn – je hebt het mis! Ze zullen niet veranderen. Waarom? Ze hebben naar zoveel preken geluisterd en zoveel van Gods woorden gelezen, maar ze aanvaarden of beoefenen geen enkele zin. Daarom zijn ze geen zier veranderd; het is voor hen onmogelijk om te veranderen. Zodra zulke mensen zijn ontmaskerd en verwijderd, kunnen ze niet opnieuw worden ingezet. Als je hen wel inzet, schaad je Gods huis en de broeders en zusters. Als je het niet zeker weet, observeer dan gewoon hoe ze handelen en kijk van wie ze de belangen verdedigen wanneer ze worden geconfronteerd met zaken die hun eigen belangen in conflict brengen met de belangen van Gods huis. Ze zullen absoluut niet hun eigen belangen opofferen en alles op alles zetten om de belangen van Gods huis te verdedigen. Vanuit dit oogpunt zijn ze niet te vertrouwen en verdienen ze het niet om door Gods huis te worden bevorderd en ingezet. Daarom zijn zulke mensen voorbestemd om niet te worden ingezet. Kunnen mensen die de waarheid niet aanvaarden nog veranderen? Dat is onmogelijk, het is je reinste onzin!

Wat betreft mensen die lui zijn, vleselijk gemak begeren en niet in staat zijn om ook maar de geringste tegenspoed te verdragen: zij zijn nog minder in staat om te veranderen. Gedurende hun tijd als leider lijden ze geen enkele tegenspoed; ze verdragen zelfs niet de tegenspoed die gewone broeders en zusters kunnen verdragen. Bij het vervullen van hun plicht doen ze slechts voor de vorm mee: ze houden bijeenkomsten en prediken wat doctrines, en gaan dan naar bed om goed voor zichzelf te zorgen. Als ze’s nachts ook maar iets later naar bed gaan, liggen ze’s ochtends nog steeds diep te slapen wanneer de broeders en zusters opstaan. Ze zijn niet bereid om ook maar een beetje moe of een beetje druk te zijn, of ook maar een beetje tegenspoed te verdragen. Ze betalen geen enkele prijs en doen geen enkel werkelijk werk. Waar ze ook gaan, zodra ze lekker eten en drinken zien, worden ze zo gelukkig dat ze al het andere vergeten. Ze gaan nergens heen, maar blijven daar gewoon eten, drinken en genieten, en doen helemaal geen werk. Ze luisteren niet wanneer ze door de Boven worden gesnoeid, noch aanvaarden ze aanmaningen en ontmaskering van de broeders en zusters. Ze kiezen ervoor om het leven op de meest comfortabele manier te leven, zonder enige prijs te betalen en zonder hun verantwoordelijkheden te vervullen of hun plicht te doen, en zo worden ze nietsnutten. Zijn zulke mensen in staat om te veranderen? Dit soort mensen is te lui, begeert vleselijk gemak; ze kunnen niet veranderen. Zo zijn ze nu en zo zullen ze in de toekomst zijn. Sommige mensen zeggen misschien: “Die persoon is veranderd, hij heeft zich al een tijdje flink ingezet voor zijn werk.” Wees niet zo haastig. Als je hem tot leider bevordert, zal hij in zijn oude zonden vervallen – zo is hij nu eenmaal. Hij is net als een gokker die, wanneer hij geen geld meer heeft, blijft gokken, zelfs als hij daarvoor geld moet lenen, zijn huis moet verkopen of zelfs zijn vrouw en kinderen moet verkopen. Als hij de laatste tijd niet gokt, kan dat zijn omdat het casino is gesloten en er geen plek is om te gokken, of omdat al zijn gokmaatjes zijn opgepakt en er niemand meer is om mee te gokken, of omdat hij alles heeft verkocht wat hij kon verkopen en geen geld meer heeft om te gokken. Zodra hij geld in handen heeft, zal hij weer beginnen met gokken en niet kunnen stoppen – zo is hij nu eenmaal. Evenzo zijn degenen die lui zijn en vleselijk gemak begeren ook niet in staat om te veranderen. Zodra ze enige status krijgen, zullen ze onmiddellijk hun oorspronkelijke gedaante aannemen en zullen hun ware kleuren worden ontmaskerd. Wanneer ze geen status hebben, heeft niemand een hoge dunk van hen en bedient niemand hen. Als ze niets doen, dan moeten ze worden verwijderd, omdat de kerk geen leeglopers onderhoudt, dus hebben ze geen andere keus dan met tegenzin wat dingen te doen. Ze doen dingen anders dan anderen. Anderen doen dingen proactief, terwijl zij ze passief doen. Hoewel er uiterlijk geen verschil is, is er in essentie wel een verschil. Wanneer anderen status hebben, doen ze wat ze moeten doen en zijn ze in staat om hun verantwoordelijkheden te vervullen; zodra deze mensen status hebben, grijpen ze de kans om zich te buiten te gaan aan de voordelen van hun status en doen ze geen werk, en hun aard en essentie van luiheid en het begeren van gemak worden daardoor ontmaskerd. Daarom zal dit soort mensen onder geen enkele omstandigheid veranderen, en zodra ze zijn ontmaskerd en ontslagen, mogen zulke mensen nooit meer worden bevorderd en ingezet – dit is het principe.

Als het gaat om mensen in verschillende situaties, zijn dit de principes voor het bevorderen en inzetten van hen. De minimumnorm is dat ze in staat zijn om zich in te spannen en dienst te doen in Gods huis zonder hinder te veroorzaken; in dat geval kunnen ze een plicht vervullen in Gods huis. Als ze zelfs niet aan deze minimumnorm kunnen voldoen, dan zijn ze, ongeacht hun menselijkheid en sterke punten, niet geschikt om een plicht te vervullen, en dit soort mensen moet worden geëlimineerd uit de gelederen van degenen die plichten vervullen. Als iemands menselijkheid kwaadwillig is en gelijkstaat aan die van een antichrist, dan zal Gods huis, zodra is bevestigd dat hij een antichrist is, hem nooit inzetten, noch bevorderen of opleiden. Sommige mensen zeggen misschien: “Is het goed om hem dienst te laten doen?” Dat hangt van de situatie af. Als zijn dienstdoen een negatieve invloed kan hebben en nadelige gevolgen kan hebben voor Gods huis, dan zal Gods huis hem niet eens de gelegenheid geven om dienst te doen. Als hij weet dat hij een kwaadaardige persoon of antichrist is die is verdreven, maar hij is bereid om dienst te doen, en zal doen wat de kerk hem opdraagt, en op een welgemanierde manier dienst kan doen zonder de belangen van Gods huis te schaden, dan kan hij in dat geval worden behouden. Als hij er zelfs niet in slaagt om naar behoren dienst te doen, en zijn dienst meer kwaad dan goed doet, dan zal hij niet eens de gelegenheid krijgen om dienst te doen. Zelfs als hij dienst doet, zal Gods huis hem nog steeds niet inzetten, omdat hij niet eens in aanmerking komt of voldoet aan de criteria om dienst te doen. Dus dit soort mensen moet niet terugkomen – laat hen gaan waarheen ze willen. Sommige mensen zeggen misschien: “Als Gods huis mij niet inzet, dan predik ik zelf het evangelie, en de mensen die ik door het prediken van het evangelie win, zal ik aan Gods huis overdragen.” Zou dat goed zijn? (Ja.) Sommigen zeggen misschien: “Je zou die persoon niet eens gebruiken om dienst te doen, dus op welke gronden zou hij jou de mensen moeten geven die hij wint door het evangelie te prediken? Op welke gronden zou hij voor jou het evangelie moeten prediken?” Gods huis zet hen om verschillende redenen niet in. Ten eerste voldoen ze niet aan de principes van Gods huis voor het inzetten van mensen. Ten tweede durft Gods huis dit soort mensen niet in te zetten, want zodra ze worden ingezet, zal er geen einde komen aan de problemen. Hoe moeten we deze kwestie van hun bereidheid om het evangelie te prediken dan uitleggen? Waarvan ze getuigen bij het prediken van het evangelie is God, en het is dankzij Gods woorden en Gods werk dat ze in staat zijn om mensen te winnen. Hoewel deze mensen zijn gewonnen door het prediken van het evangelie door die persoon, telt dit geenszins als zijn verdienste. Op zijn best is het slechts het vervullen van zijn verantwoordelijkheden als mens. Ongeacht of je een antichrist of een kwaadaardige persoon bent, of dat je bent verwijderd of verdreven, het vervullen van je verantwoordelijkheden als mens is iets wat je behoort te doen. Waarom zeg Ik dat het iets is wat je behoort te doen? Je hebt zoveel waarheden van God ontvangen, en dit is ook het bloed van Gods hart. Gods huis heeft je zoveel jaren begoten en voor je gezorgd, maar eist God iets van je? Nee. Alle verschillende boeken die door Gods huis worden verspreid zijn gratis, niemand hoeft er een cent voor uit te geven. Evenzo zijn de ware weg van het eeuwige leven en de woorden van het leven die God aan mensen schenkt gratis, en de preken en communicatie van Gods huis zijn allemaal gratis voor mensen om naar te luisteren. Daarom, of je nu een gewoon mens bent of lid van een speciale groep, je hebt zoveel waarheden gratis van God ontvangen dat het toch niet meer dan juist is dat je Gods woorden en Gods evangelie aan mensen verkondigt en mensen tot God brengt, nietwaar? God heeft alle waarheden aan de mensheid geschonken; wie kan zo’n grote liefde terugbetalen? Gods genade, Gods woorden en Gods leven zijn onbetaalbaar, en geen enkel mens kan ze terugbetalen! Is het leven van de mens zo kostbaar? Kan het evenveel waard zijn als de waarheid? Daarom kan niemand Gods liefde en genade terugbetalen, en dat geldt ook voor degenen die door de kerk zijn verwijderd, verdreven en geëlimineerd – zij zijn geen uitzondering. Zolang je enig geweten, verstand en menselijkheid hebt, moet je, ongeacht hoe Gods huis je behandelt, je plicht vervullen om Gods woorden te verkondigen en van Zijn werk te getuigen. Dit is de onontkoombare verantwoordelijkheid van de mens. Daarom, ongeacht aan hoeveel mensen je Gods woorden en Zijn evangelie predikt, of hoeveel mensen je wint, is dit niets om je voor te prijzen. God heeft zoveel waarheden uitgedrukt en toch luister je er niet naar of aanvaard je ze niet. Een beetje dienst doen en het evangelie aan anderen prediken is toch wat je zou moeten doen, nietwaar? Aangezien je vandaag zo ver bent gekomen, zou je dan geen berouw moeten hebben? Zou je geen kansen moeten zoeken om Gods liefde terug te betalen? Dat zou je echt moeten doen! Gods huis heeft bestuurlijke decreten, en het verwijderen, verdrijven en elimineren van mensen gebeurt volgens de bestuurlijke decreten en volgens Gods vereisten – dit doen is correct. Sommige mensen zeggen misschien: “Het is enigszins gênant om mensen in de kerk te aanvaarden die zijn gewonnen door de evangelieprediking van degenen die zijn verwijderd of verdreven.” In feite is dit de plicht die mensen moeten doen, en er is niets om je voor te schamen. Mensen zijn allemaal schepselen. Zelfs als je bent verwijderd of verdreven, veroordeeld als een kwaadaardige persoon of een antichrist, of tot doelwit van eliminatie bent gemaakt, ben je dan niet nog steeds een schepsel? Zodra je bent verwijderd, is God dan niet meer jouw God? Worden de woorden die God tot je heeft gesproken en de dingen die God je heeft gegeven in één klap uitgewist? Bestaan ze niet meer? Ze bestaan nog steeds, alleen heb je ze niet gekoesterd. Alle bekeerde mensen, ongeacht wie hen heeft bekeerd, zijn schepselen en moeten zich onderwerpen aan de Schepper. Daarom zullen we, als deze mensen die zijn verwijderd of verdreven bereid zijn om het evangelie te prediken, hen hierin niet tegenhouden; maar hoe ze ook prediken, de principes van Gods huis voor het inzetten van mensen en de bestuurlijke decreten van Gods huis zijn onveranderlijk, en dit zal nooit, maar dan ook nooit veranderen.

Onder deze verschillende soorten mensen die zijn verwijderd, is het onwaarschijnlijk dat de meerderheid werkelijk berouw zal tonen en zij mogen dan ook absoluut niet opnieuw worden ingezet. Alleen voor degenen die werden verwijderd of van wie de toegewezen plicht is aangepast omdat ze werkervaring misten en het werk daardoor tijdelijk niet aankonden, is er ruimte om hen opnieuw te bevorderen en in te zetten. Dit soort mensen heeft voldoende kaliber en er zijn geen grote problemen met hun menselijkheid; het gaat slechts om enkele kleine tekortkomingen, ondeugden of slechte gewoonten die ze vanuit hun familie hebben meegekregen – geen van deze dingen is een groot probleem. Als Gods huis hen nodig heeft, kunnen ze op het juiste moment opnieuw worden bevorderd en ingezet; dit is redelijk, omdat het geen kwaadaardige mensen zijn en ze zullen geen antichristen worden. Hun kaliber is voldoende, alleen hebben ze nog niet lang werk verricht en ontbrak het hen aan ervaring, waardoor ze niet bekwaam waren, wat geen ernstig probleem is. Als ze om deze redenen zijn verwijderd, dan hebben ze in de toekomst ruimte om zich te ontwikkelen en kunnen ze veranderen. Zolang iemand arbeidsvermogen heeft, over kaliber beschikt en zijn menselijkheid aan de norm voldoet, zal dit soort mensen gedurende de periode waarin ze Gods werk ervaren en hun plicht vervullen, geleidelijk veranderen. Hun menselijkheid zal veranderen, hun ingang in het leven zal groeien, er zullen enige overeenkomstige veranderingen in hun gezindheid zijn, en er zal enige vooruitgang zijn in hun begrip van de waarheid. Afhankelijk van de omgeving, de plichten die ze vervullen en hun persoonlijke vastberadenheid, zullen ze in verschillende mate veranderen en groeien, dus kan worden gezegd dat dit soort mensen in aanmerking komt om te worden bevorderd en ingezet. Dit zijn in het algemeen de principes voor het opnieuw bevorderen en inzetten van de verschillende soorten mensen die eerder zijn verwijderd.

Het zevende item van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers is: “Zet verschillende soorten mensen verstandig in, op basis van hun menselijkheid en sterke punten, zodat ieder optimaal wordt benut.” In onze communicatie zojuist werd de betekenis van het optimaal benutten van mensen al duidelijk uitgelegd. Zolang er ook maar de geringste waarde is in het opleiden van iemand, en op voorwaarde dat zijn menselijkheid aan de norm voldoet, zal Gods huis hem kansen geven. Zolang iemand de waarheid nastreeft en van positieve dingen houdt, zal Gods huis hem niet zomaar opgeven of elimineren. Zolang je menselijkheid en kaliber voldoen aan de normen waarover Ik zojuist heb gecommuniceerd, zal Gods huis beslist een plek voor je hebben om een plicht te vervullen, en zal het je beslist verstandig inzetten en je voldoende ruimte geven om je bekwaamheid tot zijn recht te laten komen. Kortom, als je sterke punten en expertise hebt in een bepaald beroep die nodig zijn voor het werk van de kerk, dan zal Gods huis je beslist een geschikte plicht laten vervullen. Echter, als je geen vastberadenheid of wil hebt en niet naar boven wilt streven, doe dan gewoon wat je kunt, vervul een plicht die binnen je vermogen ligt, en niets meer. Als je vastberadenheid hebt en je zegt: “Ik wil meer waarheden begrijpen en verkrijgen, en zo snel mogelijk het pad naar redding inslaan en de werkelijkheid van de waarheid binnengaan. Ik ben bereid om rekening te houden met Gods last, bereid om een zware last te dragen in Gods huis, meer tegenspoed te lijden dan anderen, mezelf meer in te spannen en meer te verzaken dan anderen,” en als je in alle opzichten geschikt bent, maar nog steeds niemand je aanbeveelt, dan kun je ook jezelf aanbieden. Is dat niet redelijk? Samenvattend zijn dit alle principes van Gods huis voor het inzetten van allerlei soorten mensen, met als doel niets anders dan mensen in staat te stellen om de werkelijkheid van de waarheid binnen te gaan. Wat zijn de manifestaties van het binnengaan in de werkelijkheid van de waarheid? Dat zijn het begrijpen van de waarheid, het begrijpen van de principes van de waarheid bij het uitvoeren van alle verschillende werkzaamheden, en in staat zijn om de overeenkomstige waarheden in praktijk te brengen bij de omgang met allerlei soorten mensen, gebeurtenissen en dingen in het dagelijks leven, in plaats van in de war en radeloos te zijn telkens wanneer je iets overkomt – dit is het doel. Nu dit doel is gesteld, moeten jullie ernaar streven!

Hier eindigt onze communicatie over het zevende item van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers. Sommige mensen zeggen misschien: “U bent nog niet klaar met communiceren, U hebt valse leiders met betrekking tot dit item nog niet ontmaskerd.” Dan zeg Ik dat het niet nodig is om hen te ontmaskeren. Enerzijds hebben valse leiders een pover kaliber en zijn ze niet in staat om werkelijk werk te doen; anderzijds zijn ze verstoken van geweten en verstand, dragen ze geen last, wijden ze zich totaal niet aan hun werk en kunnen ze zelfs sommige eenvoudige dingen niet goed doen. Telkens wanneer ze een complex probleem tegenkomen, of een probleem dat verband houdt met de principes van de waarheid, kunnen ze het totaal niet onderscheiden, en nog minder kunnen ze de essentie van het probleem doorzien. Dus is het niet nodig om hen te ontmaskeren. Zelfs als ze werden ontmaskerd, zouden ze het niet aanvaarden, en het zou zonde van de woorden zijn. Bovendien, als je vertelt wat ze hebben gedaan, word je er misselijk en woedend van. Het toewijzen van zulk belangrijk werk aan deze valse leiders was een fout bij het inzetten van mensen. Het onvermogen om hun werk te doen, maakt al dat ze zich een nietsnut voelen, en als ze worden ontmaskerd en geanalyseerd, zullen ze zich nog ellendiger voelen. Dus laat deze valse leiders zichzelf maar vergelijken en hun eigen problemen onderzoeken, zoveel als ze kunnen. Als je je problemen kunt ontdekken, kijk dan of je in de toekomst verbeteringen kunt aanbrengen; als je ze niet kunt ontdekken, dan moet je blijven onderzoeken, en je kunt ook de mensen om je heen vragen om je te helpen analyseren en de zaken op een rijtje te zetten. Als anderen met je hebben gecommuniceerd en je je ervoor hebt ingezet, maar nog steeds je eigen problemen niet kunt ontdekken, en nog steeds niet weet hoe je ze moet herkennen of hoe je ze moet oplossen, dan ben je werkelijk een valse leider en moet je worden geëlimineerd.

6 maart 2021

Vorige: De verantwoordelijkheden van leiders en werkers (5)

Volgende: De verantwoordelijkheden van leiders en werkers (9)

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Wie ben jij trouw?

Op dit moment is elke dag die jullie leven cruciaal en van het uiterste belang voor jullie bestemming en jullie lot. Daarom moeten jullie...

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek

Neem contact op via Messenger