121 Het doel van Gods werk in de laatste dagen
1 Het is Gods werk van de laatste dagen om de geest van elke persoon te veranderen, om de ziel van elke persoon te veranderen, zodat hun hart, dat veel trauma heeft ondergaan, wordt hervormd en hun ziel aldus wordt gered, die zo diep door het kwaad is gekwetst; het is om de geest van mensen op te wekken, om hun kille hart te laten ontdooien en om ze tot vernieuwing te brengen. Dit is Gods grootste wens. Zet praatjes over hoe verheven of diepzinnig het leven en de ervaringen van de mens zijn aan de kant; wanneer het hart van mensen is opgewekt, wanneer ze uit hun dromen zijn ontwaakt en heel goed beseffen welk kwaad de grote rode draak heeft aangericht, zal het werk van Gods bediening zijn voltooid. De dag waarop Gods werk wordt voltooid, is ook de dag waarop de mens officieel begint op het juiste pad van geloof in God. Op dat moment zal Gods bediening tot een einde zijn gekomen. De mens zal officieel de plicht gaan vervullen die hij behoort te vervullen. Dit zijn de stappen van Gods werk.
2 Gods werk is de complete redding van de mens – de mens die is verlost, die nog steeds onder de machten van duisternis leeft en die zichzelf nooit heeft opgewekt – van deze verzamelplaats van demonen; het is opdat de mens bevrijd mag worden van duizenden jaren aan zonde en door God te worden bemind, waarbij de grote rode draak volkomen wordt verslagen, Gods koninkrijk wordt gevestigd en Gods hart sneller rust krijgt, het is om de haat die in jullie opwelt zonder terughoudendheid te ventileren, om die beschimmelde ziektekiemen uit te roeien, om jullie dit leven te laten verlaten dat niet anders is dan dat van een os of een paard, om niet langer een slaaf te zijn, om niet langer vrijelijk vertreden of rond gecommandeerd te worden door de grote rode draak; jullie zullen niet langer van deze mislukte natie zijn, niet langer behoren tot de verschrikkelijke grote rode draak, jullie zullen geen slaaf meer van hem zijn. Het demonennest zal zeker in stukken worden gereten door God en jullie zullen naast God staan – jullie behoren God toe en behoren niet tot dit imperium van slaven.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Werk en intrede (8)