296 Geen hart is beter dan dat van God
1
Nu ik ervoor heb gekozen God lief te hebben, gehoorzaam ik Hem, wat Hij ook van me afneemt.
Ondanks een beetje pijn uit ik geen klacht.
Met zijn verdorven gezindheid verdient de mens oordeel en tuchtiging.
Gods woord is de waarheid. Ik kan Gods wil niet verkeerd begrijpen.
Wanneer ik over mezelf nadenk, vind ik altijd te veel onzuiverheid.
Als ik niet strijd, kan ik niet worden vervolmaakt.
Hoewel de ontberingen op dit moment talrijk zijn, is het een eer van Gods liefde te genieten.
Door ontbering leer ik onderwerping. Geen hart is beter dan dat van God.
2
Nu ik dag en nacht met God ben, zie ik hoe beminnelijk God is.
Door de openbaring en het oordeel van Gods woorden zie ik de waarheid van mijn verdorvenheid.
Door Gods toetsing voel ik hoezeer ik in gebreke blijf.
Ik open mijn hart voor communicatie en begrijp de waarheid duidelijk.
Ik beef bij de gedachte Gods gezindheid te beledigen.
Ik waarschuw mezelf niet opnieuw te rebelleren en God meer pijn te bezorgen.
Hoewel ik ervoor kies God lief te hebben, is mijn liefde verwaterd met mijn eigen ideeën.
Ik moet ernaar streven een geest als die van Petrus te verwezenlijken.
Hoe God mijn liefde ook ontvangt,
mijn enige wens is Hem tevreden te stellen.
Hoewel de ontberingen op dit moment talrijk zijn, is het een eer van Gods liefde te genieten.
Door ontbering leer ik onderwerping. Geen hart is beter dan dat van God.