Intro

Het wezen van Christus is de Geest,

dit wezen is de goddelijkheid.

Couplet 1

Het wezen van Christus is dat van God Zelf,

dit staat Zijn eigen werk niet in de weg.

Hij kan onmogelijk iets doen

dat Zijn eigen werk vernietigen zou.

Voor-refrein 1

Hij zou nooit woorden kunnen spreken

die tegen Zijn wil ingaan.

Dus God in ’t vlees zal geen werk doen

dat Zijn management blokkeert.

Refrein 1

Er zit geen ongehoorzaamheid in God;

het wezen van God is enkel goed.

Hij is de uiting van schoonheid,

goedheid en liefde.

Zelfs in ’t vlees gehoorzaamt Hij de Vader.

Zelfs ten koste van Zijn eigen leven

zal Hij dit altijd willen met heel Zijn hart.

Couplet 2

Er zit geen zelfgenoegzaamheid in God;

Hij is niet bedrieglijk of arrogant.

Hoe zwaar ook het werk, hoe zwak het vlees,

Hij onderbreekt nooit het werk van God.

Voor-refrein 2

Hij verloochent de wil van de Vader niet,

zal deze niet trotseren.

Hij lijdt liever vleselijke pijn

dan dat hij ongehoorzaam is.

Refrein 2

De mens maakt zijn eigen keuzes,

Christus zou dat nooit doen.

Ook al heeft Hij de identiteit van God,

Hij zoekt toch de wil van de Vader,

doet wat God Hem in het vlees toevertrouwt.

Dat is iets wat onbereikbaar is voor de mens.

Brug

Iedereen behalve Christus

kan tegen God in opstand komen.

Niemand kan het werk op zich nemen

dat God hem heeft toevertrouwd.

Niemand kan Gods management

als zijn eigen plicht beschouwen.

Refrein 3

Zich onderwerpen aan God de Vaders wil,

dit is het wezen van Christus.

Echter ongehoorzaam zijn aan God

is het kenmerk van Satan.

Deze twee dingen zijn onverenigbaar.

Iemand met Satans trekken

kan geen Christus worden genoemd.

Outro

De mens kan nooit het werk van God doen,

want de mens heeft niet het wezen van God.

De mens werkt voor

zijn eigen belang of toekomst,

terwijl Christus werkt voor Zijn Vaders wil.

Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het wezen van Christus is gehoorzaamheid aan de wil van de hemelse Vader