Bevrijd uit de ketens van afgunst

31 juli 2022

Door Joylin, Filipijns

In januari 2018 had ik net Almachtige Gods werk van de laatste dagen geaccepteerd. Al snel nam ik een plicht op me en werd leadzanger voor de lofzangen in muziekvideo’s. In het begin merkten veel broeders en zusters me op en zeiden dat ik mooi zong. Overal waar ik kwam, herkenden ze mij. Toen ik dat zag, was ik in mijn hart erg blij. Een paar maanden later werd ik gekozen als kerkleider. Er waren veel nieuwkomers om te begieten en er was veel evangeliewerk om voort te zetten. Om beter grip te krijgen de problemen van de nieuwkomers keek ik vaak naar evangeliefilms om mezelf toe te rusten en de waarheid over Gods werk te begrijpen. Elke keer als zij een bepaalde notie of problemen hadden die ze niet begrepen, kon ik met hen communiceren en hun problemen oplossen. Ik zat ook altijd grote bijeenkomsten voor en mijn broeders en zusters prezen me vaak om mijn goede kaliber en begrip. Ik was zo blij dat ik erkenning kreeg van mijn broeders en zusters. Maar ik was niet zo effectief in het vervolg geven aan evangeliewerk. Elke keer als de leiders de doeltreffendheid van het evangeliewerk bij elke kerk onderzochten, eindigde mijn kerk onderaan. Later werd zuster Cathy overgeplaatst naar onze kerk om het evangelie te prediken. Ik zag dat ze zich snel aanpaste aan haar werk. Ze kon communiceren en alle problemen die anderen bij hun plichten hadden oplossen. Ook communiceerde ze actief wanneer ze bijeenkomsten voorzat. Ik had blij moeten zijn dat zuster Cathy haar plicht zo verantwoordelijk vervulde, maar om voor mij onbekende redenen mocht ik haar niet. Elke keer als ze met de broeders en zusters communiceerde, wilde ik haar niet eens zien. En toen ik hen hoorde zeggen dat zuster Cathy zó goed was dat ze haar graag als evangeliediaken zouden kiezen, voelde ik me nog ongemakkelijker. Ik dacht: voordat jij kwam, prezen de broeders en zusters mij allemaal vanwege mijn goede kaliber, begrip en begieting, en keken ze allemaal naar mij op, maar nu denken ze allemaal dat jij de beste bent en kijken ze naar jou op. Wie kijkt er nu nog naar mij op? Vanaf dat moment werd ik jaloers op zuster Cathy en was ik bezorgd dat zij mijn plaats in het hart van onze broeders en zusters zou innemen.

Vervolgens zag ik dat ze vaak contact zocht om te vragen naar de gesteldheid van nieuwkomers en dat veel nieuwkomers haar opzochten om problemen op te lossen. Een keer had een zuster, die ik had begoten, problemen met het evangeliewerk en ze vroeg mijn mening. Nadat ik met haar gecommuniceerd had, ging ze naar zuster Cathy. Ik was verdrietig toen ik hoorde dat ze naar haar was gegaan. Ik dacht dat ze mijn suggesties misschien niet serieus zou nemen en niet meer tegen me op zou kijken, omdat ze dacht dat zuster Cathy beter was dan ik. Ik dacht droevig: omdat ik zo slecht ben met het evangeliewerk, moet ik mijn gebreken overwinnen. Dan zal ik niet slechter zijn dan zuster Cathy en komen de broeders en zusters voortaan bij mij met hun problemen, in plaats van naar haar te gaan. In de daaropvolgende dagen zag ik dat zuster Cathy elke dag pas laat at en druk bezig was met haar plicht, en dat ze soms de hele nacht doorwerkte. Ik probeerde ook laat op te blijven voor mijn plicht. Zo zouden mijn broeders en zusters zien dat ik ook verantwoordelijk was en niet slechter dan zuster Cathy. De kerk hield later een verkiezing voor evangeliediaken. In feite was zuster Cathy in elk opzicht de beste voor deze plicht, maar ik wilde haar niet kiezen. Ik dacht dat als zij een positie kreeg in de kerk iedereens aandacht geleidelijk naar haar zou verschuiven en dat men zou denken dat zij bekwamer was dan ik. Maar als ik bedacht dat kerkleiders niet al het werk alleen kunnen doen en diakens nodig hebben om hen te helpen, vroeg ik me af of ik voor zuster Cathy moest kiezen. Als ik haar koos, zouden de broeders en zusters zich beslist om haar scharen en mij alleen laten. Maar ik moest toegeven dat zuster Cathy van hoog kaliber was en het werk van een evangeliediaken aankon. Ik dacht er lang over na en koos uiteindelijk met tegenzin voor haar.

Op een keer zocht de kerk een broeder of zuster die goed Filipijns en Engels sprak voor opnames in de MV-groep. Zuster Cathy sprak goed Filipijns en Engels, dus kozen de broeders en zusters haar uiteindelijk uit. Ik voelde me erg gefrustreerd en dacht: mijn Filipijns en Engels zijn ook goed, dus waarom kozen ze haar in plaats van mij? Ik was erg jaloers op haar en voelde wat haat in mijn hart. Destijds onderzochten onze leiders hoe zuster Cathy haar plichten vervulde, omdat ze een wat arrogante gezindheid had. Ze vroegen mij om een evaluatie over haar te schrijven. Dat maakte me erg blij en ik wilde meer van haar gebreken naar voren brengen, zodat onze leiders haar andere plichten zouden geven en ik niet zo vaak meer in haar nabijheid hoefde te zijn. Maar ik wist ook dat die manier van denken fout was en dat ik haar correct hoorde te behandelen. Onze leider communiceerde ook met ons dat, hoewel zuster Cathy verdorven gezindheden had, we haar eerlijk moesten behandelen in overeenstemming met de principes. Maar in mijn hart wilde ik dat ze wegging, zodat ik me geen zorgen hoefde te maken over broeders en zusters die naar haar opkeken. Ik dacht: voordat jij kwam, kwamen de broeders en zusters allemaal naar mij voor antwoorden. Maar nu jij hier bent, lijkt het alsof ze allemaal naar jou gaan in plaats van naar mij. Als ik hierover nadacht, voelde ik me verongelijkt en ellendig. Zelfs als we samen onze plicht vervulden, wilde ik haar niet zien. Afgunst had mijn hart toen echt in de greep.

Daarna stond ik onder grote druk bij het vervolg geven aan kerkelijk werk en had een paar problemen, maar ik kon Gods wil niet voelen en ik wist niet hoe ik ze op moest lossen. Het putte me totaal uit. Ik voelde het werk en de leiding van de Heilige Geest niet en was niet doeltreffend in mijn plichten. Ik besefte helemaal niet dat mijn negatieve gesteldheid haar weerslag al had op mijn plichten, tot ik op een bijeenkomst deze woorden van Almachtige God zag: “Een kerkleider zijn betekent niet alleen dat men leert de waarheid te gebruiken om problemen op te lossen, maar ook dat men leert om talentvolle mensen te ontdekken en te cultiveren, die men beslist niet moet benijden of verdrukken. Als je op die manier praktiseert is dat heilzaam voor de kerk. Als je een paar mensen die de waarheid nastreven voor je in kunt nemen om met je samen te werken bij al het werk dat je doet, en jullie uiteindelijk allemaal een op ervaring gebaseerd getuigenis hebben, zul je een competente leider zijn. Als je het vermogen verwerft om in alle dingen te handelen volgens de principes, doe je je loyaliteit recht. Er zijn mensen die altijd bang zijn dat anderen beter en hoger zijn dan zijzelf, dat anderen gewaardeerd zullen worden en zij veronachtzaamd. Hierdoor vallen ze anderen aan en sluiten hen buiten. Is dit niet een geval van jaloezie jegens anderen die bekwamer zijn dan zijzelf? Is dergelijk gedrag niet zelfzuchtig en verachtelijk? Wat voor een gezindheid is dit? Het is kwaadaardig! Mensen die alleen maar aan hun eigenbelang denken, alleen aan hun eigen verlangens voldoen, geen rekening houden met anderen of met de belangen van Gods huis, hebben een slechte gezindheid en God voelt voor hen geen liefde. Als je echt in staat bent met Gods wil rekening te houden, dan kun je anderen eerlijk bejegenen. Als je een goed iemand aanbeveelt en die training laat ondergaan en die je een taak kunt laten verrichten, waardoor er een getalenteerde persoon aan Gods huis wordt toegevoegd, zal je werk dan niet eenvoudiger zijn? Heb je dan bij deze plicht je loyaliteit geen recht gedaan? Dit is een goede daad tegenover God; het is het minimum aan geweten en verstand waarover iemand die een leider is, hoort te beschikken(‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Na het lezen van Gods woord besefte ik dat ik mijn plicht deed voor reputatie en status, om mensen naar me op te doen kijken en me te laten bewonderen. Toen zuster Cathy naar de kerk kwam, zag ik dat zij kon communiceren over de waarheid en problemen op kon lossen. Wanneer anderen haar opzochten voor communicatie in plaats van mij, was ik bang dat ze mijn plaats in zou nemen. Daarom was ik jaloers en wedijverde met haar bij elke gelegenheid. Ik wilde laten zien dat ik de waarheid begreep en kon communiceren en de problemen van mensen op kon lossen, zodat broeders en zusters naar me op zouden kijken. Toen de kerk een evangeliediaken koos, wist ik dat zuster Cathy de capaciteiten had voor dit werk. Maar ik was bang dat ze mijn eer zou stelen en daarom wilde ik haar niet kiezen, en haatte en verachtte ik haar in mijn hart. Ik had zelfs gemene bedoelingen en probeerde haar gebreken te ontdekken. Ik was blij toen ik zag hoe ze verdorvenheid onthulde. Ik wilde wat slechte dingen over haar schrijven in haar evaluatie, zodat ze weggestuurd zou worden en mijn broeders en zusters mijn sterke kanten zouden zien. Alleen door de openbaringen in Gods woord besefte ik dat ik jaloers was op haar bekwaamheid en niet kon verdragen dat zij beter was dan ik, en dat wat ik onthulde een valse gezindheid was. Naar buiten toe vervulde ik actief mijn plicht, maar in mijn hart hield ik geen rekening met het werk van Gods huis. Zuster Cathy hielp het werk van Gods huis en maakte het evangeliewerk doeltreffender. Ik dacht echter alleen maar aan hoe ik haar kon overtreffen. God onderzoekt ons hart en onze houding ten opzichte van onze plichten. Ik vervulde mijn plicht zonder vrees voor God en gaf alleen maar om het najagen van roem, gewin en status. God walgt van dit soort gedrag.

Later las ik een andere passage van Gods woord: “De noties, inbeeldingen, kennis en persoonlijke voornemens en verlangens die jullie hoofd vullen, hebben nog dezelfde vorm als in het begin. Zodra er status, aanzien of reputatie in het spel is – wanneer mensen bijvoorbeeld horen dat het huis van God verschillende soorten talent wil kweken – klopt ieders hart verwachtingsvol en wil ieder van jullie altijd zijn naam vestigen en erkend worden. Jullie allemaal zullen vechten om status en reputatie. Mensen met een beetje verstand schamen er zich voor om te wedijveren, maar ze voelen zich slecht als ze dat niet doen. Sommigen voelen jaloezie en haat wanneer ze iemand de show zien stelen, worden wrokkig en vinden het oneerlijk. ‘Waarom kan ik de show niet stelen? Waarom komt anderen altijd de roem toe? Waarom is het nooit mijn beurt?’ Ze voelen zich dan wat verontwaardigd. Ze proberen het te onderdrukken, maar dat lukt niet. Ze bidden tot God en dan voelen ze zich even beter. Maar wanneer ze weer op zo’n situatie stuiten, komen ze er nog altijd niet overheen. Getuigt dat niet van een onvolwassen gestalte? Wanneer mensen in dergelijke gesteldheden worden gestort, zijn ze dan niet in de val van Satan getrapt? Dit zijn de ketenen van Satans verdorven natuur die de mensen binden(‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Gods woord onthulde mijn gesteldheid. Ik was jaloers op mijn zuster omdat ik een sterk verlangen had naar roem en status, en omdat ik op wilde vallen en een plek in het hart van mensen wilde hebben. Ik herinner me dat ik op de universiteit wedijverde met mijn klasgenoten om lof en bewondering van anderen. Zolang we op konden vallen, maakt het niet uit of we elkaar pijn deden. Toen ik tot geloof in God was gekomen, bleef ik in Gods huis net zo streberig. Toen ik zag dat zuster Cathy beter was dan ik, wilde ik haar voorbijstreven en ik haatte haar zelfs, want ik wilde meer goedkeuring van mensen krijgen en hoopte ambitieus om bewonderd en aanbeden te worden; dit toonde aan hoe arrogant ik was. Ik zag ook in dat ik reputatie en status najoeg en daarom mijn plichten niet goed kon vervullen, het werk van de Heilige Geest niet kon krijgen en voelde ik dat steeds bekrompener werd. Precies zoals Gods woord onthult: “Dit zijn de ketenen van Satans verdorven natuur die de mensen binden.” Ik herinnerde me wat de Bijbel zegt: “Jaloezie knaagt aan je botten” (Spreuken 14:30). Dat is waar. Jaloezie is een uitdrukking van een satanische gezindheid; het kan leiden tot haat en mensen zelfs onredelijke dingen laten doen.

Later zag ik een andere passage van Gods woord die me hielp de kern en de gevolgen van het najagen van reputatie en status te begrijpen. Almachtige God zegt: “Sommige mensen geloven in God, maar streven de waarheid niet na. Ze leven altijd naar het vlees, klampen zich altijd vast aan de genoegens van het vlees, bevredigen altijd hun eigen zelfzuchtige verlangens. Hoeveel jaar zulke mensen ook in God geloven, de werkelijkheid van de waarheid zullen ze nooit binnengaan. Dit is het teken van het te schande hebben gemaakt van God. Je zegt: ‘Ik heb niets gedaan, hoe heb ik God dan te schande gemaakt?’ Al je ideeën en gedachten zijn kwaadaardig. Met de bedoelingen, oogmerken en beweegredenen achter je handelingen, en met de gevolgen van wat je doet, stel je Satan op elke mogelijke manier tevreden, ben je het mikpunt van zijn spot en laat je toe dat hij belastend materiaal over je in handen krijgt. Je hebt niets van het getuigenis afgelegd dat een christen hoort af te leggen. Je bent iemand die aan Satan toebehoort. Je onteert Gods naam in alle dingen en bezit geen waar getuigenis. Zal God de dingen die je hebt gedaan onthouden? Welke conclusie zal God uiteindelijk trekken over je handelingen en de plicht die je hebt vervuld? Moet dat niet ergens toe leiden, een vorm van verklaring? In de Bijbel zegt de Heer Jezus: ‘Velen zullen op die dag tot mij zeggen: “Heer, Heer, hebben we niet in uw naam geprofeteerd? En in uw naam duivelen uitgeworpen? En in uw naam vele wonderlijke werken gedaan?” En dan zal ik hun verklaren: “Ik heb u nooit gekend. Ga weg van mij, u die zonde begaat”’ (Matteüs 7:22-23). Waarom zei de Heer Jezus dit? Waarom zijn degenen die in de naam van de Heer zieken hebben genezen en duivels hebben uitgeworpen, die reizen om in de naam van de Heer te prediken, boosdoeners geworden? Wie zijn deze boosdoeners? Zijn het degenen die niet in God geloven? Nee, het zijn mensen die in God geloven maar de waarheid niet in praktijk brengen. Ze geloven allemaal in God en volgen God. Ze geven ook dingen voor God op, putten zichzelf uit voor God en vervullen hun plicht. Bij het vervullen van hun plicht ontbreekt het hen echter aan devotie en getuigenis, en ze zijn losgeslagen en worden boosdoeners. Dit is de reden dat de Heer Jezus heeft gezegd: ‘Ga weg van mij, u die zonde begaat’(‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Na het lezen van deze passage van Almachtige Gods woord, voelde ik dat er over me geoordeeld was en voelde ik me beschaamd. Ik zag in dat mijn eigen ideeën, gedachten, bedoelingen en motivaties totaal niet gericht waren op het behagen van God, maar volledig op bewonderd worden door anderen. Toen ik zag dat mijn broeders en zusters meer aandacht schonken aan zuster Cathy dan aan mij, werd ik jaloers en competitief, en wilde ik haar voorbijstreven. Ik hoopte zelfs dat ze zou worden overgeplaatst naar een andere kerk. Ik zag in dat ik als kerkleider niet was gericht op het opkweken van mensen om kerkelijk werk te doen. Ik negeerde mijn plicht, was het verkeerde pad opgegaan, was jaloers op talent en leefde in een gesteldheid van het najagen van roem en status. Ik ben hetzelfde als de boosdoeners die door de Heer Jezus werden veroordeeld. Hoewel zij leden en werkten, hadden ze geen loyaliteit aan God, geen getuigenis, en streefden ze ernaar hun reputatie en status te behouden en anderen naar hen op te laten kijken. Ook ik was zo. Ik leed en zette mezelf in om geprezen te worden door mijn broeders en zusters, en mijn reputatie en status in stand te houden. Terwijl ik druk pronkte, waren mijn bedoelingen met mijn plicht niet langer correct. Daardoor kon ik onmogelijk het werk van de Heilige Geest verkrijgen. Mijn communicatie bevatte geen licht en ik kon geen problemen oplossen voor nieuwkomers. Afgunst is werkelijk iets slechts en het is iets dat God verafschuwt. De Heer Jezus zei: “Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ‘Heer, Heer, hebben we niet in uw naam geprofeteerd? En in uw naam duivelen uitgeworpen? En in uw naam vele wonderlijke werken gedaan?’ En dan zal ik hun verklaren: ‘Ik heb u nooit gekend. Ga weg van mij, u die zonde begaat’(Matteüs 7:22-23). God haat echt degenen die ogenschijnlijk voor Hem reizen en lijden, maar die in feite alleen maar werken om hun eigen bedoelingen en motieven te bevredigen. Wat ze doen is voor eigen gewin. Het is helemaal niet om God tevreden te stellen of van Hem te getuigen. Daarom erkent God het vele werk dat ze hebben verzet niet. Ik zag dat ik hetzelfde deed. Ogenschijnlijk vervulde ik mijn plichten, maar ik streefde de waarheid niet na. Evenmin probeerde ik over mezelf na te denken, mezelf te kennen of te leren van de sterke kanten van mijn partner. In plaats daarvan sloeg ik het verkeerde pad in van het najagen van reputatie en status, dus ik verschilde niet van die boosdoeners. Geloven in God om roem en status na te jagen in plaats van de waarheid, is het pad van verzet tegen God. Het maakt niet uit hoeveel we ogenschijnlijk opgeven en ons inzetten, God hecht er nooit Zijn goedkeuring aan. Ik dacht aan Paulus, hoeveel hij zich inzette, alleen maar om gekroond te worden en anderen naar hem op te laten kijken en hem te laten aanbidden. Hij probeerde nooit zijn verdorven gezindheden te veranderen, en wat hij deed getuigde niet van God, het getuigde van hemzelf. Uiteindelijk strafte God hem daarvoor. Als ik mijn plichten bleef vervullen met mijn zelfzuchtige verlangens, zou ik het werk van Gods huis beschadigen en hinderen, onbewust een boosdoener worden net als Paulus, en door God worden verworpen en geëlimineerd. Toen ik dit eenmaal besefte, kwam ik tot God en bad. Ik zei: “Almachtige God, ik leef in een gesteldheid van het najagen van reputatie en status. Ik ben jaloers op mijn zuster, ik vergelijk me en wedijver met haar. God, ik wil niet dat mijn verdorven gezindheid mijn plicht in de weg staat. Ik wil mijn verdorven gezindheid oplossen en samenwerken met mijn zuster om mijn plicht te vervullen. Leid mij alstublieft, God, zodat ik dit probleem kan oplossen.”

Later las ik een andere passage van Gods woord. “Doe dingen niet altijd voor jezelf en denk niet voortdurend aan je eigen belangen; denk niet aan de belangen van de mens, houd niet je eigen trots, reputatie of status voor ogen. Je moet allereerst rekening houden met de belangen van Gods huis en die tot je eerste prioriteit maken. Je moet rekening houden met Gods wil en allereerst nagaan of je wel of niet onzuiver bent geweest bij het vervullen van je plicht, of je trouw bent geweest, of je je verantwoordelijkheden hebt vervuld, of je jezelf geheel hebt gegeven, en of je wel of niet met heel je hart aandacht hebt geschonken aan je plicht en het werk van de kerk. Die dingen moet je overwegen. Denk er vaak aan en zoek er duidelijkheid over, dan zal het je makkelijker vallen om je plicht goed te vervullen. Als je van laag kaliber bent, als je ervaring oppervlakkig is, of als je niet bedreven bent in je professionele werk, dan is het mogelijk dat er in je werk fouten of tekortkomingen voorkomen en de resultaten niet zo heel goed zijn – maar dan zul je je uiterste best gedaan hebben. Denk bij alles wat je doet niet aan je eigen zelfzuchtige verlangens en stel niet je eigen belangen veilig; houd in plaats daarvan het werk en de belangen van Gods huis voortdurend in gedachten. Hoewel je je plicht mogelijk niet goed vervult, is je hart verbeterd. Als je bovendien de waarheid kunt zoeken om de problemen in je plicht op te lossen, zal je plicht goed genoeg zijn en zul je de werkelijkheid van de waarheid kunnen binnengaan. Dit is het afleggen van getuigenis(‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Gods woord gaf mij een beoefeningspad. We horen onze plichten niet in het zicht van anderen uit te voeren, zodat zij ons prijzen en bewonderen. We moeten onze reputatie opzij zetten, denken aan de belangen van Gods huis en onze plichten vooropstellen. Dat komt overeen met Gods wil. Zuster Cathy was goed in evangeliewerk en verantwoordelijk in haar plichten. Ik had niet jaloers op haar moeten zijn. Ik had moeten leren van haar sterke kanten om mijn tekortkomingen goed te maken, met haar op te schieten en mijn plicht met haar te vervullen.

Op een keer wilde ik het evangelie verkondigen aan mijn neef, maar hij had diepe religieuze noties. Ik wist niet hoe ik voor hem moest getuigen van Gods werk in de laatste dagen. Ik maakte me ook zorgen dat mijn communicatie niet helder zou zijn, dus wilde ik een zuster vinden om me bij te staan. Ik dacht aan zuster Cathy, maar ik aarzelde. Ik dacht: als ik haar als mijn partner neem, bewijst dat dan niet dat ik slechter ben? Dat ik geen getuigenis kan afleggen van Gods werk of religieuze noties kan oplossen? Als mijn broeders en zusters hier achter komen, zouden ze dan op me neerkijken? Als zuster Cathy de religieuze noties van mijn neef oplost, zullen mijn broeders en zusters beslist tegen haar opkijken. Toen die gedachte bij me opkwam, besefte ik dat ik opnieuw met haar wedijverde om roem en gewin, dus bad ik in stilte tot God. Later herinnerde ik me een passage van Gods woord: “Je moet leren deze dingen los te laten en opzij te zetten, anderen aan te bevelen en op te laten vallen. Sloof je niet uit en haast je niet om het moment te benutten dat je de kans krijgt op te vallen of roem te behalen. Deze dingen moet je opzij kunnen zetten, maar je moet de vervulling van je plicht niet uitstellen. Wees een persoon die onopvallend rustig werkt en die niet pronkt tegenover anderen terwijl je loyaal je plicht vervult. Hoe meer je je prestige en je status laat varen, en hoe meer je je eigen belangen laat varen, hoe vrediger je zult worden, hoe meer licht er in je hart zal zijn en hoe beter je gesteldheid zal worden. Hoe meer je worstelt en wedijvert, des te duisterder je gesteldheid wordt. Als je het niet gelooft, probeer het dan eens en kijk zelf!(‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Gods woord verlichtte me. Ik moest mijn trots afleggen en met haar samenwerken. Op die manier praktiseren zou me helpen met mijn plichten. Als ik jaloers op haar bleef en met haar wedijverde om roem en gewin, zou mijn gesteldheid alleen maar negatiever en duisterder worden, want het najagen van roem en status is de weg van Satan. Ik bad tot God: “Almachtige God, ik weet dat ik nog steeds een verdorven gezindheid heb. Ik ben jaloers op mijn zuster en wil met haar wedijveren om roem en gewin, maar ik moet mijn reputatie en status opzijzetten. Help me, alstublieft, om mijn vlees te verzaken en de waarheid te praktiseren om u te behagen.” Na mijn gebed voelde ik me meer ontspannen. Ik ging naar zuster Cathy om haar de situatie uit te leggen. Ze stemde onmiddellijk in en besprak met mij hoe we het zouden aanpakken. Toen ik dat zag, werd ik diep geraakt. Ik bedacht hoe ik altijd geleefd had voor mijn eigen reputatie en had gedaan alsof ik met zuster Cathy op kon schieten, maar ze had mijn werkelijke gedachten nooit geweten. Dus besloot ik om me voor haar open te stellen.

Na het eten sprak ik met haar en communiceerde over alle verdorvenheid die ik vertoonde. Toen ze dit had gehoord, zei ze: “Het is goed. Ik ben in dit opzicht in feite meer verdorven dan jij. Dit soort communicatie is heel goed.” Nadat ik me had blootgelegd, voelde ik me erg opgelucht en kon ik mijn afgunst op haar laten varen. Nu kan ik mijn plichten samen met zuster Cathy vervullen. Ik heb een sterk gevoel van veiligheid en bevrijding. Dit werd allemaal bewerkstelligd door het oordeel van Gods woord. De waarheid beoefenen maakt dat we ons vredig en op ons gemak voelen. God zij dank!

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Neem contact op via Messenger