Ik bof dat ik dienst mag doen voor God
Almachtige God zegt: “Waardoor is Gods vervolmaking van de mens bereikt? Door Zijn rechtvaardige gezindheid. Gods gezindheid bestaat in de eerste plaats uit rechtvaardigheid, toorn, majesteit, oordeel en vloek en Zijn vervolmaking van de mens komt voornamelijk door oordeel” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen door pijnlijke beproevingen te ervaren, kun je de liefelijkheid van God kennen). “Vóór de tijd van de dienstdoeners, begreep de mens niets van het najagen van het leven, wat het betekent om in God te geloven, of van de wijsheid van Gods werk, noch begreep hij dat Gods werk de mens kan testen. Vanaf de tijd van de dienstdoeners tot en met vandaag, ziet de mens hoe wonderbaarlijk het werk van God is, het is ondoorgrondelijk voor de mens en hij kan zich met zijn hersenen niet voorstellen hoe God werkt en ziet ook hoe klein zijn gestalte is en dat te veel van hem ongehoorzaam is. Toen God de mens vervloekte, was het om zodoende een effect te bereiken en heeft Hij de mens niet ter dood gebracht. Hoewel Hij de mens vervloekte, deed Hij dat met woorden en de mens onderging Zijn vloeken niet echt, want wat God vervloekte was de ongehoorzaamheid van de mens en dus, waren de woorden van Zijn vloeken ook om de mens volmaakt te maken. Of God de mens nou oordeelt of vervloekt, beide maken de mens volmaakt: beide zijn om zodoende wat onzuiver is in de mens volmaakt te maken. Op deze manieren wordt de mens gelouterd en wordt datgene wat er aan de mens ontbreekt volmaakt gemaakt door Zijn woorden en werk. Elke stap in Gods werk, of het nu gaat om harde woorden of oordeel of tuchtiging, vervolmaakt de mens en is absoluut passend. Door de eeuwen heen heeft God nooit werk gedaan zoals dit. Heden werkt Hij in jullie, zodat jullie Zijn wijsheid hebben gewaardeerd. Hoewel jullie van binnen wat pijn hebben geleden, voelen jullie harten standvastig en in vrede. Het is jullie zegen om te kunnen genieten van deze fase van het werk van God. Ongeacht wat jullie in de toekomst kunnen bereiken, is alles liefde wat jullie vandaag de dag zien van Gods werk in jullie. Als de mens Gods oordeel en loutering niet ervaart, zullen zijn daden en vurigheid altijd aan de buitenkant zijn en zal zijn gezindheid altijd onveranderd blijven. Telt dit als door God gewonnen zijn?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen door pijnlijke beproevingen te ervaren, kun je de liefelijkheid van God kennen). Deze woorden van God ontroeren me zeer. Ik kan voelen dat Gods oordeels- en tuchtigingswerk volledig is bedoeld om de mensheid te zuiveren en te redden. Ik wil enig inzicht delen in de eerste beproeving die ik onderging nadat ik Gods werk van het oordeel in de laatste dagen had aanvaard. Dat was de beproeving van de dienstdoeners.
Op een dag in februari 1991 woonde ik zoals altijd een bijeenkomst bij toen een broeder blij tegen ons zei: “De Heilige Geest heeft woorden uitgesproken.” Toen begonnen de broeders en zusters te lezen: “Lof heeft Sion bereikt en Gods woonplaats is tevoorschijn gekomen. De glorieuze heilige naam, door alle volken verheerlijkt, verspreidt zich. O, Almachtige God! Het Hoofd van het universum, Christus van de laatste dagen – Hij is de schijnende Zon die is opgekomen boven de berg Sion, die majesteitelijk en groots boven het hele heelal uittorent …” “U hebt een groep overwinnaars gemaakt en Gods managementplan vervuld. Alle volken zullen bij deze berg samenstromen. Alle volken zullen knielen voor de troon! U bent de enige ware God en u verdient glorie en eer. Alle glorie, lof en gezag komen de troon toe!” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 1). Hoewel ik dat niet helemaal begreep toen ik het hoorde, voelde ik dat het heel speciaal en heel ontroerend was en dat geen mens zulke woorden had kunnen spreken. Ik was er zeker van dat die woorden van God waren gekomen, dat ze de uitspraken van de Heilige Geest waren. Daarna, werden de woorden van de Heilige Geest continu hoofdstuk voor hoofdstuk naar onze kerk gestuurd. Die woorden openbaarden veel waarheden van geloof en mysteries van de Bijbel. Ze maakten voor ons ook de weg vrij om de waarheid te praktiseren en het leven binnen te gaan. Gedurende die tijd hielden we bijna elke dag bijeenkomsten om de woorden van de Heilige Geest te lezen. Het was heel versterkend en voedzaam voor mijn hart. Iedereen ging op in vreugde en verrukking en voelde zich heel gezegend. We dachten allemaal dat we tot de eersten behoorden die voor God waren verheven, dat we de overwinnaars waren die God zou maken, dat we vast een zeker een aandeel zouden hebben in het hemelse koninkrijk, en dat we geschikt zouden zijn om Gods beloftes en zegeningen te ontvangen. Vol geloof putten we onszelf allemaal uit voor God. Sommigen kopieerden als een bezetene de woorden van de Heilige Geest. Anderen zetten ze op muziek om er hymnes van te maken. Onze omstandigheden waren toen ook heel moeilijk. Een groot aantal broeders en zusters werd gearresteerd tijdens bijeenkomsten. Ik was niet verlegen of bang, maar ik bleef me enthousiast uitputten voor God.
Net toen ik was vervuld met hoop om te worden gezegend en het hemelse koninkrijk binnen te gaan, sprak God nieuwe woorden uit die voor ons de beproeving van de dienstdoeners inluidden. Op een dag in oktober werd me gevraagd om naar een kerkbijeenkomst 40 kilometer verderop te gaan om nieuwe woorden op te halen die door de Heilige Geest waren uitgesproken. Ik dacht dat er fantastisch nieuws moest zijn, dus ik fietste vol enthousiasme naar de bijeenkomst, terwijl ik neuriede en barstte van de energie. Bij aankomst zag ik tot mijn verbazing dat mijn broeders en zusters bezorgd keken en allemaal hun hoofd lieten hangen. Een broeder zei tegen me: “De Heilige Geest heeft woorden uitgesproken. God zegt dat we allemaal dienstdoeners zijn.” Een zuster, met haar ogen vol tranen, zei: “We zijn allemaal dienstdoeners. De Chinezen zijn er alleen om dienst te doen. We krijgen helemaal geen zegeningen.” Ik kon niet geloven dat het waar was. Ik haastte me om de woorden van de Heilige Geest te lezen en las dit van God: “Jullie zullen moeten inzien dat, afgezien van mijn eerstgeboren zonen en mijn volk, alle anderen in China het nageslacht vormen van de grote rode draak en moeten worden verworpen. Jullie zullen moeten beseffen dat China immers een natie is die door mij is vervloekt, en enkele van mijn mensen daar zijn niet meer dan diegenen die ten dienste staan van mijn toekomstig werk. Om het anders te zeggen, afgezien van mijn eerstgeboren zonen is er niemand anders – ze zullen allemaal vergaan. Denk niet dat ik te extreem ben in mijn daden – dit is mijn bestuurlijke decreet. Degenen die mijn vloek ondergaan zijn het voorwerp van mijn haat, dat is zeker” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 95). Toen ik dat had gelezen, was ik sprakeloos. Dienstdoeners kwamen vaak voor in de woorden van de Heilige Geest. Ik had altijd gedacht dat daar de ongelovigen mee werden bedoeld. Maar nu bleek dat het om ons ging. Er stond dat de Chinezen dienstdoeners zijn die worden vervloekt door God. Als ze hun dienst hebben voltooid, worden ze in de bodemloze put geworpen. Ik voelde mijn hele lichaam verslappen. Ik had nooit gedacht dat ik een dienstdoener was. Waren al die jaren van geloof voor niets geweest? Niet alleen zou ik niet worden gezegend in het koninkrijk van de hemel, maar ik zou in de bodemloze put worden geworpen. Het was alsof ik in de afgrond was gegooid. Ik voelde me ellendig, en klachten begonnen de kop op te steken. Ik dacht eraan hoe ik mijn studie had opgegeven om de Heer te volgen, hoe de mensen van de wereld me hadden bespot, hoe mijn vrienden en familie het niet konden begrijpen, hoe de CCP ons vervolgde en hoe ik meerdere keren op het nippertje aan arrestatie was ontsnapt. Maar ik was nooit teruggedeinsd. In plaats daarvan bleef ik me uitputten en offers brengen. Ik had zoveel geleden dat ik dacht dat ik het hemelse koninkrijk zou kunnen binnengaan om van zegeningen te genieten, maar nu was ik een onbeduidende dienstdoener. Ik snapte er niets van. Ik bleef daar even zitten en zuchtte wanhopig. Andere broeders en zusters lieten hun hoofd hangen. Sommigen pinkten tranen weg, anderen bedekten hun gezicht en begonnen hardop te huilen, en sommige broeders begonnen zelfs luidkeels te jammeren.
Toen ik na de bijeenkomst naar huis ging, had ik nauwelijks de kracht om te fietsen. Ik vroeg me de hele tijd af: hoe kan ik een dienstdoener zijn? Hoe meer ik erover nadacht, hoe onrechtvaardiger ik het vond en mijn tranen bleven maar komen. Thuis had ik nergens zin in. Ik liet mijn hoofd hangen en wilde met niemand praten. Zelfs ademen was vermoeiend. Ik kon mezelf er niet bij neerleggen dat ik een dienstdoener was die aan het einde niet zou worden gezegend.
Hoofdstuk na hoofdstuk van Gods woorden werden uitgegeven. Ik las ze allemaal gretig, in de hoop dat Zijn woorden zouden aangeven dat mijn einde zou kunnen worden veranderd. "Niet alleen zag ik niets over de zegeningen waarop ik hoopte, maar het was allemaal één hardvochtig oordeel." Enkele van Gods woorden in het bijzonder zeiden: “Degenen die diensten leveren en degenen die de duivel toebehoren zijn doden zonder geest en moeten tot niets worden vernietigd. Dit is een mysterie van mijn managementplan; het is iets in mijn managementplan dat de mensheid niet kan doorgronden, maar ik heb het wel aan iedereen openbaar gemaakt. Degenen die mij niet toebehoren zijn tegen mij; degenen die mij wél toebehoren zijn verenigbaar met mij. Dit staat volledig buiten kijf en het is het principe van mijn oordeel over Satan. Dit principe moet aan iedereen bekend zijn, zodat men mijn rechtvaardigheid en billijkheid kan zien – allen die van Satan komen zullen worden geoordeeld, verbrand en tot as worden gemaakt. Dit is ook mijn toorn en het geeft dieper inzicht in mijn gezindheid” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 108). “Nadat zij mij vandaag gediend hebben, moeten zij allemaal vertrekken! Blijf niet in mijn huis, wees niet schaamteloos en wees geen profiteur. Degenen die tot Satan behoren zijn allemaal zonen des duivels die voor immer zullen omkomen” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 109). Toen ik zag dat God over dienstdoeners oordeelde en ze vervloekte, verloor ik alle hoop en voelde het echt alsof ik recht in de bodemloze put was gevallen. Ik kan dat gevoel van ellende niet eens omschrijven. Ik dacht aan hoe ik pas nog Gods omhelzing en Zijn liefde had gekoesterd, maar nu was ik verworpen, veroordeeld en vervloekt door God en in de bodemloze put geworpen. Ik zonk weg in de loutering van ellende en werd heel negatief. Ik had geen energie om te bidden, naar hymnes te luisteren of Gods woorden te lezen. Ik kreeg zelfs spijt van alles wat ik eerder had gedaan en opgeofferd. Als ik had geweten dat het zo zou aflopen, had ik een uitweg opengelaten, maar nu had ik niets meer. Als mijn ongelovige vrienden en familieleden wisten dat ik een dienstdoener was die met lege handen zou komen te staan, zouden ze me dan niet enorm bespotten? Hoe kon ik mijn gezicht laten zien? Wat kon ik doen? Toen ik daarover nadacht, voelde ik me berispt. Terugdenkend aan mijn jaren van geloof, besefte ik dat ik flink had geleden, maar ook veel van Gods genade en zegeningen had genoten. Vandaag was ik verheven door God om Zijn nieuwe woorden te horen, en ik had veel mysteries en waarheden geleerd. Ik kon God hoe dan ook niet verlaten.
Broeder, hoe kon je dat lijden achter je laten? Tijdens een bijeenkomst lazen we eens deze woorden van God: “Ik verlang alleen dat jullie mij al jullie kracht bieden met jullie hele hart en geest en naar jullie beste vermogen. Of het nu vandaag of morgen gebeurt, of jullie nu iemand zijn die voor mij diensten verleent of iemand die zegeningen verwerft, jullie zullen allemaal jullie deel van jullie kracht voor mijn koninkrijk moeten inzetten. Dit is een verplichting die alle geschapen mensen op zich moeten nemen en het moet op deze manier worden gedaan en uitgevoerd. Ik zal alle dingen mobiliseren om dienst te verlenen voor de schoonheid van mijn koninkrijk zodat deze eeuwig nieuw wordt gemaakt, en voor mijn huis zodat dit harmonieus en verenigd wordt. Het wordt niemand toegestaan mij te trotseren; wie dat doet zal het oordeel ondergaan en worden vervloekt” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 100). De kerkleider communiceerde toen ook over die woorden. “Veel mensen vinden het beschamend om dienstdoener te zijn, maar dat is helemaal onjuist. Dat we God nu kunnen dienen is door Hem voorbestemd, en sterker nog, God heeft ons daartoe uitverkoren. In feite is de opperste en almachtige God dienen best eervol! Wij zijn mensen die zo diep door Satan zijn verdorven en in het aangezicht van God zijn we allemaal slechts kleine schepseltjes. Wie is er geschikt om God te dienen? Van de hele mensheid zijn wij degenen die God heeft gekozen om Hem te dienen. We hebben veel gewonnen en dit is echt een grote verheffing door God. Dit is de eerlijkste uitspraak, en als je dit niet kunt begrijpen, ben je onredelijk arrogant. Laat me je in alle eerlijkheid vertellen: God heeft ons toegestaan − ons, die het aan iedere menselijkheid ontbreekt − om Hem te dienen. Maar weet je wel hoeveel vernedering Hij heeft ondergaan? Iedere dag wordt Hij geconfronteerd met verdorven mensen als wij, maar wie van ons heeft ooit gedacht aan de grote vernedering die God heeft ondergaan? We komen altijd in opstand tegen Hem en trotseren Hem, we beoordelen Hem op basis van onze eigen ideeën en fantasieën en we hebben Zijn hart gebroken. Hoeveel pijn heeft God geleden? Hoor mij als ik zeg dat we vol zijn van verdorven gezindheid en dat we niet voldoen aan Zijn eisen, als we Hem dienen. Na dergelijk gedrag zijn we niet eens meer geschikt om God te dienen. Hoe kunnen we geschikt zijn om Zijn volk te zijn?” Die woorden schudden me wakker. God is de Schepper en Hij is de Allerhoogste. Ik ben onbeduidend en nietig, dus God toont Zijn barmhartigheid door me te verheffen en dienst voor Hem te laten doen. Maar ik kende mijn eigen identiteit of status niet. Ik had geen zin om voor God zo’n onbeduidende dienstdoener te zijn. Ik was heel arrogant en onredelijk. Zelfs toen ik enthousiast werkte, offers bracht en me uitputte, was het alleen om te worden gezegend en van de zegeningen van het hemelse koninkrijk te genieten. Gods woorden van beloftes en zegeningen voor de mensheid hadden me zeer gemotiveerd, en ik bleef doorgaan, zelfs toen de CCP met vervolging dreigde. Maar toen ik Gods woorden had gelezen dat we dienstdoeners waren die in de bodemloze put zouden worden geworpen, begon ik te klagen en God de schuld te geven. Ik wilde God zelfs verraden en verlaten. Wat was ik nou voor ware gelovige? Wat ik had gegeven, mijn offers en mijn inzet, was allemaal bezoedeld door mijn motieven en bijbedoelingen. Ik wilde zegeningen verwerven, God te slim af zijn en met God onderhandelen. Ik was heel egoïstisch en verachtelijk. Ik had veel genoten van Gods genade en zegeningen, het voeden en begieten door Zijn woorden, maar ik wilde Hem verraden zodra het leek alsof ik niet zou worden gezegend. Het ontbrak mij volledig aan geweten en verstand. Die gedachte vulde me met spijt en zelfverwijt. Ik was het nageslacht van de grote rode draak. Ik was van Satan en niet van Gods huis. Zelfs mijn geloof was een verlangen naar zegeningen. God is heilig en rechtvaardig, en Zijn gezindheid duldt geen belediging. Op basis van mijn gedrag en houding tegenover God was ik het niet eens waard om een dienstdoener te zijn. God had me lang geleden moeten verdoemen en naar de hel moeten sturen. God strafte me niet, maar liet me gewoon doorademen zodat ik een kans had om Zijn uitspraken te horen, Zijn voeding voor het leven te aanvaarden en dienst te doen voor God, de Allerhoogste. Dat was een buitengewone verheffing, en ik moest God danken. Welk recht had ik om te klagen? Ik wist dat ik voor God goed dienst moest doen.
Eind november ontvingen we meer nieuwe woorden van God. Almachtige God zegt: “Nadat ik ben teruggekeerd naar Sion, zullen de mensen op aarde mij blijven prijzen zoals in het verleden. Al die trouwe dienstdoeners zullen blijven wachten om mij te dienen, maar hun functie zal ten einde moeten komen. Het beste dat ze kunnen doen is nadenken over het feit dat ik op aarde ben. In die tijd zal ik catastrofes brengen over hen die rampspoed lijden. Maar zoals allen geloven dat ik een rechtvaardige God ben, zal ik die trouwe dienstdoeners zeker niet straffen en zij zullen alleen mijn genade ontvangen. Want ik heb gezegd dat ik alle boosdoeners zal straffen, en dat degenen die goede daden verrichten, materieel genot zullen ontvangen dat door mij geschonken is. Dit is een openbaring waaruit blijkt dat ik zelf de God van gerechtigheid en trouw ben” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 120). Ik zag dat God ons helemaal niet had verlaten, en dat Hij ons niet strafte omdat we het nageslacht van de grote rode draak waren. God stond nog steeds toe dat we toegewijde dienstdoeners voor Hem waren die Hem op aarde eerden. Dat gaf me een warm gevoel en ik kreeg veel energie. Ik was ervan overtuigd dat dienst kunnen doen voor God betekende dat ik door Hem werd verheven en dat het een zegening was. Gedurende die tijd, zongen we de hymne ‘Het is ons geluk om God te dienen’ tijdens elke bijeenkomst. “Alleen door het oordeel van Gods woord zien we dat we verdorven zijn. Gevuld met een doel om te worden gezegend, hoe kunnen we het verdienen om voor God te leven? Ongeschikt om de hemel te betreden, met Gods gratie doen we dienst aan Hem. O, bij de gratie Gods doen we dienst en dienst doen is ons geluk. Of ik nu zegeningen ontvang of tegenslagen onderga, ik ben bereid om tot het einde dienst te doen” (‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’).
Toen we eenmaal blij waren om dienstdoeners te zijn en bereid waren om dienst te doen voor God, sprak Almachtige God nieuwe woorden uit. Dit was op 20 februari 1992. Hij verhief ons tot mensen van het koninkrijk en bracht de beproeving van de dienstdoeners tot een einde. “De situatie is niet meer wat die geweest is, en mijn werk is een nieuw tijdperk ingegaan. Daarom zal ik een nieuwe aanpak hanteren: wie mijn woorden lezen en ze als leven accepteren, zullen tot mijn koninkrijk gerekend worden. En omdat zij zich in mijn koninkrijk bevinden, zullen zij tot mijn volk gerekend worden. Hoewel ze mijn volk worden genoemd, is dit niet minder dan mijn ‘zonen’ te worden genoemd, omdat ze zich door mijn woorden laten leiden” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 1). Toen ik zag dat God dienstdoeners had veranderd in Zijn mensen van het Tijdperk van het Koninkrijk, voelde ik zowel geluk als spijt en zelfverwijt. Ik had spijt dat ik negatief en zwak was geweest en de hoop had verloren tijdens de beproeving van de dienstdoeners. Ik had zelfs bij God geklaagd, Hem verkeerd begrepen en Hem de schuld gegeven. Ik was niet bereid geweest om Zijn dienstdoener te zijn. Ik had totaal geen toewijding en gehoorzaamheid aan God. Daardoor had ik nu spijt en stond ik bij God in het krijt. Ik was blij dat wij, het nageslacht van de grote rode draak, zo opstandig en verdorven, het tijdens de beproeving niet hadden opgegeven. Nu had God ons verheven tot mensen van het koninkrijk, tot leden van Zijn huis. Ik kon Gods grote liefde voor ons voelen. Dankbaarheid en eer voor God vervulden mijn hart.
Na die beproeving zag ik de ongelooflijke wijsheid in Gods werk. Met Zijn woorden oordeelt Hij over mensen. Hij tuchtigt en vervloekt ze zelfs. Hoewel Zijn woorden hardvochtig zijn, pijn doen en ons bang maken, is het allemaal om ons te zuiveren en te transformeren. Hoewel ik ben gelouterd door Gods woorden, heb ik Zijn rechtvaardige gezindheid gezien. Hij walgt van onze motieven en onzuiverheden, en Hij walgt van geloof dat alleen uit is op zegeningen. Na deze ervaring is mijn kijk op geloof nogal veranderd. Ik staakte mijn blinde jacht op zegeningen en toegang tot het hemelse koninkrijk. Als ik als dienstdoener dienst doe voor de Schepper word ik juist door God verheven en gezegend. Ik voel me trots en vereerd.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.