Door Gods woord heb ik mezelf leren kennen
Gods woorden zeggen: “In de laatste dagen gebruikt Christus een verscheidenheid aan waarheden om de mens te onderwijzen, het wezen van de mens te ontmaskeren, en zijn woorden en daden te ontleden. Deze woorden omvatten verscheidene waarheden, zoals de plicht van de mens, hoe de mens God moet gehoorzamen, hoe de mens trouw moet zijn aan God, hoe de mens een normale menselijkheid moet naleven, alsook de wijsheid en de gezindheid van God, enzovoort. Deze woorden doelen allemaal op het wezen van de mens en zijn verdorven gezindheid. In het bijzonder die woorden die aan de kaak stellen hoe de mens God versmaadt, worden gesproken in verband met hoe de mens een belichaming van Satan en een vijandelijke macht tegen God is. […] Wat het werk van oordeel teweegbrengt is het begrip van de mens van het ware gezicht van God en de waarheid over zijn eigen opstandigheid. Door het werk van oordeel vergaart de mens veel begrip over de wil van God, over het doel van Gods werk, en over de mysteriën die onbegrijpelijk voor hem zijn. Het laat de mens ook zijn verdorven essentie herkennen en kennen en de wortels van zijn verdorvenheid, alsmede de afstotelijkheid van de mens ontdekken. Deze resultaten worden allemaal verkregen door het werk van oordeel, want de essentie van dit werk is eigenlijk het werk van het openleggen van de waarheid, de weg en het leven van God voor al degenen die geloof in Hem hebben” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Christus doet het werk van het oordeel met de waarheid). Door deze woorden begrijp ik, dat Gods werk van het oordeel in de laatste dagen wordt gedaan door waarheden uit te drukken en ons te oordelen. Zo kunnen we onze satanische natuur kennen door Gods woorden en werkelijk inzien hoe diep we door Satan zijn verdorven. En dan zullen we wroeging voelen en werkelijk berouw tonen. Ik dacht altijd dat ik iemand was met goede menselijkheid, dat ik tolerant was en geduld had, en als ik zag dat iemand het moeilijk had, deed ik alles om te helpen. Ik dacht dat ik een goed mens was. Maar door Gods werk in de laatste dagen, het ervaren van het oordeel en de openbaring van Zijn woorden zag ik dat, hoewel ik op het oog goed handelde en geen duidelijke zonden beging, ik vanbinnen veel satanische gezindheden had: arrogantie, bedrieglijkheid, wreedheid. Ik kon niet anders dan de waarheid en God weerstreven. Ik zag dat ik zo verdorven was door Satan. Ik had het oordeel en de reiniging van Gods woorden nodig.
Ik weet nog dat ik in maart 2018 de taak in de kerk had om video's te maken. Ik was nieuw in het team en hoorde een zuster zeggen dat broeder Zhao, de teamleider, vrij streng was en hoge kwaliteit eiste. En ik dacht: hij is verantwoordelijk door zo streng te zijn, want daardoor doen wij onze taken beter. Dat is alleen maar goed. Trouwens, dacht ik, ik ben een makkelijke persoon die met iedereen overweg kan. Ik voorzie geen problemen in de samenwerking met broeder Zhao.
Broeder Zhao had een aantal video’s gedownload. Als we die bekeken, zouden we sneller bekend raken met het werk. Het ging over esthetiek, compositie van beelden, belichting en kleurensamenstelling. Ik vond het vrij saai om te leren, en mijn aandacht bleef steeds verslappen. Ik dacht: dit is te veel informatie. Dit ga ik allemaal weer vergeten. Ik zou het vast beter leren begrijpen door het uit te voeren. Op dit moment zou het beter zijn om video's te leren maken met nieuwe software, die onze interesses helpt ontwikkelen. Ik vertelde mijn idee en hoopte dat broeder Zhao het zou overwegen. Maar tot mijn verbazing, liet hij me uitpraten en zei toen streng: “Deze vaardigheden zijn heel erg belangrijk. We moeten ze begrijpen om video's te kunnen maken. We moeten dit stapje voor stapje aanpakken. Niet te veel hooi op onze vork. We doen onze plicht goed door dit allemaal te leren. Door ons te concentreren, zullen we motivatie vinden En dan is het niet meer saai.” Toen hij dat had gezegd, keken alle broeders en zusters naar mij. Mijn hele gezicht en nek werden vuurrood. Ik schaamde me ontzettend. Ik dacht: wat denken ze van me als je zo tegen me praat? Denken ze dat ik mijn plicht voor spek en bonen vervul? Hoe kan ik mijn gezicht hierna nog vertonen? Maar toen dacht ik: ik moet niet zo bekrompen zijn. Broeder Zhao zegt dit voor ons eigen bestwil. Hoe kan ik meewerken in deze plicht als ik overal zo moeilijk over doe? Vanaf dat moment probeerde ik de vaardigheden echt te leren en al snel kon ik een deel ervan goed uitvoeren. En na een tijdje voelde ik me heel stoer. Ik vond mezelf heel wat omdat ik het zo snel oppikte.
Op een dag liet broeder Zhao wat nieuwe software aan ons zien. Ik had het al meteen goed begrepen, maar andere broeders en zusters moesten het nog een keer doornemen. Broeder Zhao legde het geduldig nog eens uit, maar ik had minder geduld. Ik dacht: wat is er nou zo moeilijk? Ik snap het al. We hoeven het toch niet te herhalen? Ik begon andere dingen te bestuderen. Broeder Zhao zag dat ik me niet concentreerde en zei: “Zuster, heb je het al begrepen? Kom het maar proberen.” Ik dacht: wat zou ik moeten proberen? Je gelooft gewoon niet dat ik het kan. Ik probeerde het vol zelfvertrouwen, maar halverwege liep ik vast en ineens wist ik niet meer wat ik verder moest doen. De andere broeders en zusters stonden erbij te kijken. Mijn gezicht werd knalrood. Ik wilde zo graag door de grond zakken! Broeder Zhao zei, met een hele strenge blik: “Zuster, je bent arrogant en zelfverzekerd, en je let niet op als je iets moet leren. Hoe kun je je taak dan goed uitvoeren?” Ik was het niet eens, met wat hij had gezegd. Ik dacht: je vindt me gewoon niet aardig. Je vraagt niemand anders, maar juist mij. Je wilde me toch gewoon voor gek zetten? Je geeft me een standje waar iedereen bij is; dat doe je alleen maar, zodat ze me arrogant gaan vinden. Hoe kan ik hierna dan nog met iedereen opschieten? Ik dacht dat broeder Zhao mij expres tot voorbeeld maakte, zodat iedereen mij stom zou vinden. Onbewust, kreeg ik vooroordelen over hem. Vanaf dat moment, ging ik hem halfbewust steeds vaker uit de weg. Als hij me iets over mijn plicht vroeg, dan reageerde ik bijna niet. Maar een paar woorden. Ik was bang voor een standje als hij mijn werk niet goed genoeg zou vinden. Maar hoe meer ik hem uit de weg ging, hoe meer fouten en vergissingen ik maakte. Hij gaf me steeds aanwijzingen en correcties. Ik raakte geïrriteerd en kreeg een hekel aan broeder Zhao. Ik dacht: je zet me steeds voor schut. Als ik jou een keer iets fout zie doen, zal ik dat ook onder de aandacht brengen, dan weet je ook eens hoe het voelt.
Niet veel later, kwam er een nieuwe zuster in onze groep. Ik gaf haar een rondleiding, en vertelde over broeder Zhao. Ik sprak al mijn ergernissen en al mijn vooroordelen uit. Daarna voelde ik me wat ongemakkelijk, en vroeg me af of ik niet aan het roddelen was. Maar toen bekeek ik het anders. Ik gaf haar gewoon mijn eerlijke mening, zodat zij alles over hem te weten kon komen en beter met hem om zou kunnen gaan. En daarna dacht ik er niet meer over na.
Niet lang daarna, hoorde ik dat een zuster aan een kerkleider had verteld dat broeder Zhao wat problemen had. Ik dacht: dit is een goede kans voor mij om mijn zegje te doen. De leider gaat broeder Zhao vast aanpakken als wij iets zeggen, en dan… weet hij ook eens hoe het voelt. En misschien wordt hij daarna zelfs wel uit zijn plicht ontheven, dan hoef ik hem ook niet meer dag in dat uit te zien. Met dit in gedachten deelde ik al zijn verdorvenheden en gebreken met de leider. Ik dacht dat hij zou worden vervangen, maar verrassend genoeg, toen de leider een aantal dagen later iedereens evaluatie pakte, zei ze dat broeder Zhao wat verdorvenheid had getoond, maar ook zelfbewustzijn, en dat hij zijn verantwoordelijkheden nam en dat hij praktisch kon werken. Hij mocht aanblijven als teamleider. Ik was teleurgesteld toen ik dat hoorde. Wat later, wilde de leider communiceren. “Zuster, toen wij over broeder Zhao spraken, benoemde jij alleen zijn verdorvenheden. Ben je bevooroordeeld over hem? Hij is een directe persoon, dus als hij iemand iets fout ziet doen, of iets wat niet met de waarheid overeenkomt, draait hij er niet omheen. Soms kan hij een beetje bot zijn, maar hij wil vooral dat broeders en zusters het werk van de kerk goed blijven doen. We moeten dit goed aanpakken. Als hij een andere plicht zou krijgen, loopt het werk van de kerk vertraging op. Wanneer wij over Broeder Zhao spreken, moeten we onderzoeken of onze woorden in overeenstemming zijn met de waarheid, of onze motieven juist zijn en of er verdorvenheid is…” Door deze opmerking begon ik te denken dat ik zelf een probleem had. Ik dacht aan mijn gedrag tijdens het werken met broeder Zhao, en voelde me ongemakkelijk. Ik bracht mijn gesteldheid voor God in gebed.
En later las ik deze woorden van God: “De broeders en zusters die altijd lucht geven aan hun negativiteit zijn hielenlikkers van Satan en hinderen de kerk. Ooit moeten zulke mensen worden verdreven en geëlimineerd. Als mensen in hun geloof in God geen hart van verering voor God hebben, geen hart van gehoorzaamheid jegens God hebben, dan zullen ze niet alleen helemaal geen werk voor Hem kunnen doen, maar zullen ze integendeel degenen worden die Zijn werk hinderen en die zich tegen Hem verzetten. In God geloven zonder Hem te gehoorzamen of te vereren, en Hem in plaats daarvan te weerstreven, is voor een gelovige de grootste schande. […] Mensen die oprecht in God geloven, hebben Hem altijd in hun hart en dragen in zich altijd een godvererend hart, een godminnend hart. Zij die in God geloven, moeten dingen voorzichtig en behoedzaam doen, en alles wat ze doen moet overeenstemmen met Gods vereisten en moet Zijn hart tevreden kunnen stellen. Ze moeten niet eigengereid zijn en doen wat ze maar willen; dat past niet bij heilig fatsoen. Mensen moeten zich niet misdragen en met de vlag van God zwaaien terwijl ze dik doen en de boel oplichten; dit is de meest opstandige vorm van gedrag. Gezinnen hebben hun regels en naties hebben hun wetten – en is dat zelfs niet nog sterker het geval in het huis van God? Zijn de normen niet nóg strenger? Met nóg meer bestuurlijke decreten? Het staat mensen vrij om te doen wat ze willen, maar de bestuurlijke decreten van God kunnen niet naar wens veranderd worden. God, tolereert geen belediging. […]” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een waarschuwing aan hen die de waarheid niet beoefenen). Deze woorden van God, raken precies de kern. Ik zag meteen dat Gods gezindheid geen belediging toestaat, dat er bestuurlijke decreten in Gods huis zijn, en dat Hij eisen stelt. Als iemand spreekt en handelt zonder toewijding aan God, zich misdraagt als een ongelovige, anderen veroordeelt, onenigheid zaait en het werk van de kerk verstoort, dan is die persoon een hulpje van Satan. God zou zo iemand nooit in de kerk laten blijven. Ik dacht na over mijn eigen gedrag en hoe ik me bij broeder Zhao had gedragen. Ik had een vooroordeel omdat hij mij op mijn fouten wees, waar anderen bij waren, en dat had mijn trots verwond. Ik had mijn vooroordelen zelfs gedeeld met een nieuwe zuster en hem achter zijn rug over hem geoordeeld. Ik wilde haar voor mij winnen en hem isoleren. Toen ik hoorde dat iemand anders ook klachten had over zijn gedrag, greep ik mijn kans om hem te veroordelen, omdat ik hoopte dat de leider hem zou vervangen, hem weg zou sturen. Was dit niet een hatelijke satanische gezindheid? Dit was toch niet het gedrag van een gelovige? Ik besefte dat, door tekortkomingen in het vervullen van mijn plicht aan te wijzen, broeder Zhao zijn werk voor Gods huis deed, en mij wilde helpen. Maar ik had een vooroordeel over hem, omdat mijn trots was gekrenkt. Ik oordeelde over hem en wilde onenigheid zaaien, hopend dat hij zou verdwijnen. Waar was ik mee bezig? Was ik niet het werk van Gods huis aan het verstoren? Was ik niet het hulpje van Satan? Ik werd bang van die gedachte. Als de kerkleider dit niet volgens de waarheid had bekeken en hem in zijn plicht had gehouden, was het werk van het team beïnvloed. Ik voelde spijt en zelfverwijt, en een beetje schuld over broeder Zhao. Ik had totaal geen menselijkheid. Zonder het oordeel en de openbaring van Gods woorden had ik, nooit mezelf zo bekeken of leren kennen. Dan was ik het werk van de kerk blijven verstoren en zou God me hebben geëlimineerd. Ik besefte eindelijk, hoe gevaarlijk het was als mijn hatelijke satanische gezindheid niet zou worden opgelost. Ik begon me af te vragen, wat de ware bron was achter deze satanische gezindheid.
Later, las ik deze woorden van God: “De mens, geboren in zo’n smerig land, is ernstig aangetast door de maatschappij. Hij is beïnvloed door een feodale ethiek en is geschoold in ‘instituten voor hoger onderwijs’. Het achterlijke denken, de verdorven moraliteit, de minderwaardige kijk op het leven, de verachtelijke levensfilosofie, het uiterst waardeloze bestaan, en de verdorven levensstijl en gewoonten – al die dingen zijn diep het mensenhart binnengedrongen, en hebben zijn geweten ernstig ondermijnd en aangevallen. De mens raakt daardoor steeds verder van God verwijderd en keert zich steeds meer tegen Hem. De gezindheid van de mens wordt met de dag kwaadaardiger, en niemand zal uit zichzelf iets opgeven voor God, niemand zal uit zichzelf God gehoorzamen en niemand zal bovendien uit zichzelf de verschijning van God zoeken. Onder het domein van Satan doet de mens juist niets anders dan het najagen van plezier, en hij geeft zich over aan de verdorvenheid van het vlees in het land van drek. Ook al horen ze de waarheid, mensen die in duisternis leven denken er niet aan om die in praktijk te brengen, noch zijn ze geneigd om God te zoeken, ook al hebben ze Zijn verschijning gezien. Hoe kan een mensheid die zo verdorven is enige kans op redding hebben? Hoe kan een mensheid die zo decadent is in het licht leven?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God). “Mensen denken vaak als volgt: als jij niet aardig bent, dan ga ik niet rechtvaardig zijn. Als jij onbeleefd bent, dan doe ik ook onbeleefd. Als je mij niet waardig behandelt, waarom zou ik dat dan met jou doen? Wat is dat voor manier van denken? Is dat geen wraakzuchtige manier van denken? Is dit soort perspectief niet uitvoerbaar vanuit het gezichtspunt van een gewoon persoon? ‘Oog om oog, tand om tand’; ‘Een koekje van eigen deeg’ – onder ongelovigen zijn dat allemaal steekhoudende overwegingen die volledig overeenkomen met menselijke opvattingen. Maar zou je als iemand die in God gelooft – die de waarheid wil begrijpen en naar een verandering in gezindheid streeft – zeggen dat zulke woorden goed of verkeerd zijn? Hoe onderscheid je dat? Waar komen zulke dingen vandaan? Ze komen van de kwaadaardige natuur van Satan; ze bevatten gif, en ze bevatten het ware gezicht van Satan in al zijn lelijkheid. Ze bevatten de essentie van die natuur. Wat is het karakter van de perspectieven, gedachten, uitingen, spraak, en zelfs de acties die de essentie van die natuur bevatten? Komen die niet van Satan? Stroken die aspecten van Satan met menselijkheid? Stroken ze met de waarheid, of met de werkelijkheid van de waarheid? Moeten volgelingen van God die acties ondernemen, en die gedachten bezitten?” (‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Ik begreep uit Gods woorden, dat deze kwaadaardige satanische gezindheid en die onmenselijke acties geen tijdelijke verdorvenheid waren. Ik werd bestuurd door Satans gif en natuur. Door het nationale onderwijs en door de sociale normen, onderwerpt Satan mensen aan zijn gif, zoals: ‘We zullen niet aanvallen, tenzij wij zelf worden aangevallen’, ‘Oog om oog, tand om tand’ en ‘Een koekje van eigen deeg.’ Verdorven en vergiftigd door deze opvattingen, worden mensen steeds arroganter, egoïstischer, achterbakser en leugenachtiger. Ze zullen er alles voor over hebben, om hun imago en belangen veilig te stellen. Mensen kunnen niet goed met elkaar omgaan. Ze begrijpen het niet goed en hebben geen geduld. Zodra de woorden of daden van een ander hen schaden, krijgen ze een vooroordeel, ze verachten en verstoten hem, en nemen zelfs wraak. Net zoals de CCP. Om aan de macht te kunnen blijven, en het imago te houden van ‘groots, glorieus en juist,’ mag niemand hun kwaadaardigheid tonen, hoe erg het ook is. Men mag ze alleen maar prijzen. Zij die de waarheid spreken en de CCP blootleggen, krenken het ‘glorieuze’ imago, en worden zeker gestraft. Ze sluiten mensen op om allerlei verzonnen aanklachten, en deinzen zelfs niet terug voor moord! Inderdaad, de grote rode draak is zo wreed! Dat klopt. Al sinds mijn jeugd word ik door de grote rode draak gevuld met satanistische gezindheden. Ik ben arrogant, en schuw de waarheid. En niemand mag mijn verdorvenheid tonen. Ik kan niet omgaan met iemand die mijn belangen schaadt, ik behandel ze zelfs als vijand. Toen broeder Zhao me eerlijk op mijn tekortkomingen wees, was ik niet in staat om zijn hulp bescheiden te accepteren. Ik ontwikkelde zelfs een wrok tegen hem, omdat mijn reputatie eronder leed. Ik roddelde, ondermijnde hem en wilde dat hij werd vervangen. Ik was Satans hulpje zonder dat ik het zelf doorhad, en verstoorde het werk van de kerk. Toen zag ik pas hoe diep Satan me had verdorven. Ik was arrogant, leugenachtig en kwaadaardig. Ik toonde slechts satanische gezindheid en geen menselijkheid. Ik wist dat God me zou vernietigen als ik niet zou veranderen. Toen ik dacht dat ik tolerant en geduldig was en een goede menselijkheid had, kwam dat omdat mijn belangen niet werden geschaad, maar zodra dat wel gebeurde, kwam mijn satanische natuur omhoog. Ik ging mezelf steeds meer haten. Ik wilde niet meer leven met mijn satanische gezindheid. Ik bad tot God, toonde berouw en wilde de waarheid nastreven en het oordeel en de reiniging van God woorden accepteren.
Even later, las ik dit in God woorden: “Als mensen in hun geloof in God niet frequent in Zijn aangezicht leven, zullen ze geen verering voor Hem hebben, en dus niet in staat zijn om kwaad te vermijden. Deze dingen zijn verbonden. Als je hart vaak voor Gods aangezicht leeft, zul je in bedwang worden gehouden en dan zul je God in vele dingen vrezen. Je zult niet te ver gaan of iets losbandigs doen. Je zult niet doen wat God verafschuwt en zult geen woorden spreken die nergens op slaan. Als je Gods supervisie en discipline aanvaardt, zul je vermijden dat je veel slechte dingen doet. Zul je op die manier het kwaad dan niet vermeden hebben?” (‘Alleen als je te allen tijde voor Gods aangezicht leeft, kun je het pad van redding bewandelen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Ik zag in Gods woorden dat toewijding aan God absoluut cruciaal is. We moeten altijd voor God leven en zijn keuring accepteren in woord en daad. Ook al is het moeilijk te accepteren, of voelen we weerstand als iets onze belangen schaadt, als ons hart is toegewijd aan God, kunnen we onszelf door gebed opzijzetten en de waarheid zoeken, met aandacht voor het werk van Gods huis en onze plicht, en daarbij God niet weerstreven of tegenstaan. Toen ik ging leven volgens Gods woorden, liet ik mijn vooroordelen over broeder Zhao langzaam los en voelde ik dat zijn aandacht voor mijn problemen me beter kon maken en dat hij het deed om onze taak beter te kunnen vervullen. Wanneer ik nu een probleem heb, spreek ik met hem met de juiste houding, en door zijn suggesties en hulp heb ik mezelf verbeterd. En sinds deze verandering, vervul ik mijn taak veel beter, en ik voel me ontspannen en vredig. Alleen door het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden kon ik veranderen. Ik zag hoe praktisch Gods werk is om de mensheid te redden.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.