165 Niemand is zich bewust van Gods aankomst
Vers 1
Niemand is zich bewust van Gods aankomst,
niemand verwelkomt Zijn komst.
En bovendien, niemand weet
alle dingen die Hij zal doen.
Vers 2
Het leven van de mens blijft onveranderd;
het hart blijft hetzelfde,
de dagen verlopen als normaal.
God leeft onder ons
als een povere aanhanger, een normale gelovige.
Hij heeft Zijn eigen bezigheden, doelen,
en goddelijkheid die gewone mensen niet hebben.
Niemand heeft het bestaan ervan opgemerkt, of het verschil opgemerkt tussen
Gods en het menselijk wezen.
Niemand is zich bewust van Gods aankomst,
niemand verwelkomt Zijn komst.
En bovendien, niemand weet
alle dingen die Hij zal doen.
Vers 3
We leven allemaal samen met Hem, ongehinderd, zonder angst,
want Hij is slechts een povere gelovige in onze ogen.
Onze daden worden door Hem gezien,
onze gedachten openbaren zich aan Hem.
Niemand is zich bewust van Gods aankomst.
Niemand verwelkomt Zijn komst.
En bovendien, niemand weet
alle dingen die Hij zal doen.
Vers 4
Niemand toont interesse in Gods bestaan,
noch stelt zich Zijn functie voor.
Niemand raadt wie Hij is.
We gaan gewoon door met ons streven,
alsof God helemaal niets, niets van doen heeft met ons,
alsof God helemaal niets, niets van doen heeft met ons.
Niemand is zich bewust van Gods aankomst,
niemand verwelkomt Zijn komst.
En bovendien, niemand weet
alle dingen die Hij zal doen.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bijlage 4: Het aanschouwen van de verschijning van God in Zijn oordeel en tuchtiging