Hoofdstuk 6
Mensen zijn met stomheid geslagen wanneer ze Gods uitspraken lezen, en ze denken dat God een grote daad volbracht heeft in het spirituele rijk, iets waartoe de mens niet in staat is en wat God Zelf persoonlijk moet volbrengen. Daarom spreekt God weer eens woorden van verdraagzaamheid tot de mens. In hun harten is er conflict: “God is geen God van genade en goedertierenheid, Hij is een God Die de mens alleen maar neerslaat. Waarom is Hij verdraagzaam jegens ons? Zou het kunnen dat God opnieuw op de methode is overgeschakeld?” Wanneer deze noties, deze gedachten, in hun harten opkomen, proberen ze uit alle macht om ertegen te strijden. Maar nadat Gods werk enige tijd doorgaat, doet de Heilige Geest groots werk binnen de kerk, begint iedereen zijn taak uit te voeren en gaan alle mensen Gods methode binnen, want niemand kan enige onvolkomenheid zien in wat God zegt en doet. Wat betreft welke precies de volgende stap van God zal zijn, daarvan heeft niemand het geringste idee. Zoals God heeft gezegd: “Wie van allen onder de hemel bevindt zich niet in mijn handen? Wie handelt er niet volgens mijn leiding?” Maar ik geef jullie advies: bij zaken die jullie niet duidelijk zijn, moet niemand van jullie iets zeggen of doen. Dit zeg ik niet om je enthousiasme te doen bekoelen, maar om je in staat te stellen Gods leiding te volgen bij wat je doet. In geen geval mag je, omdat ik het over ‘onvolkomenheden’ had, de moed verliezen of in twijfel raken; mijn doel is vooral om je eraan te herinneren dat je aandacht moet schenken aan Gods woorden. Mensen zijn weer met stomheid geslagen wanneer ze deze woorden van God lezen: “Wees opmerkzaam waar het zaken van de geest betreft, let goed op mijn woord en wees werkelijk in staat om mijn Geest en mijn wezen, en mijn woord en mijn wezen, als een onscheidbaar geheel te zien, zodat alle mensen mij tevreden kunnen stellen in mijn aanwezigheid.” Gisteren lazen ze waarschuwende woorden, woorden over de verdraagzaamheid van God, maar vandaag spreekt God plotseling over geestelijke zaken. Wat is er aan de hand? Waarom blijft God Zijn methode van spreken veranderen? Waarom moet dit alles als een ondeelbaar geheel worden beschouwd? Zou het kunnen dat Gods woorden niet praktisch zijn? Als men de woorden van God zorgvuldiger leest, komt men erachter dat wanneer het vlees van God en Zijn Geest gescheiden worden, het vlees een fysiek lichaam met vleselijke eigenschappen wordt – datgene wat mensen een wandelend lijk noemen. Het geïncarneerde vlees komt uit de Geest: Hij is de belichaming van de Geest, het vleesgeworden Woord. Met andere woorden, God Zelf leeft in het vlees. Zodanig serieus is de scheiding van Gods Geest van Zijn wezen. Als gevolg daarvan behoort Hij, hoewel Hij mens wordt genoemd, niet tot de mensheid. Hij is zonder menselijke eigenschappen, Hij is het wezen waarmee God Zichzelf kleedt, het wezen dat God goedkeurt. Gods woord belichaamt de Geest van God, en het woord van God wordt rechtstreeks onthuld in het vlees – waaruit bovendien blijkt dat God in het vlees leeft en de meer praktische God is. Dit bewijst het bestaan van God en beëindigt het tijdperk van de opstandigheid van de mens tegen God. Nadat Hij mensen heeft verteld van het pad om God te kennen, verandert God opnieuw van onderwerp en begint Zich bezig te houden met de andere kant van de kwestie.
“Alles wat er is heb ik betreden, ik heb de enorme uitgestrektheid van het universum beschouwd en ik heb te midden van alle mensen gewandeld en het zoet en het bitter onder de mensheid geproefd.” Hoewel deze woorden eenvoudig zijn, begrijpt de mensheid ze niet gemakkelijk. Het onderwerp is veranderd, maar blijft in wezen hetzelfde: het stelt mensen nog steeds in staat om de vleesgeworden God te kennen. Waarom zegt God dat Hij het zoet en het bitter onder de mensheid heeft geproefd? Waarom zegt Hij dat Hij te midden van alle mensen heeft gewandeld? God is de Geest, en Hij is ook het vleesgeworden wezen. De Geest, niet gebonden aan de beperkingen van het vleesgeworden wezen, kan alles wat er is betreden, de Geest kan de enorme uitgestrektheid van het universum beschouwen en aantonen dat de Geest van God de gehele kosmos vult, dat Hij de aarde bedekt van pool tot pool, dat er niets is wat niet door Gods hand wordt beschikt en dat er geen plek is waar Gods voetsporen niet te vinden zijn. Hoewel de Geest vleesgeworden is en als mens is geboren, doet het bestaan van de Geest niet alle menselijke behoeften teniet; Gods wezen eet, kleedt Zichzelf, slaapt en woont zoals gebruikelijk is, en Hij doet wat mensen gewoonlijk horen te doen wat normaal is. Maar omdat Zijn innerlijke essentie anders is, is Hij niet dezelfde als ‘de mens’ over wie men spreekt. En hoewel Hij lijdt te midden van de mensheid, verzaakt Hij de Geest niet door toedoen van dit lijden. Hoewel Hij gezegend is, vergeet Hij de Geest niet door toedoen van deze zegeningen. De Geest en het wezen werken in een stille verstandhouding. De Geest en het wezen kunnen niet worden gescheiden, noch zijn Zij ooit gescheiden, want het wezen is de belichaming van de Geest, Hij komt voort uit de Geest, de Geest die een vorm heeft. Daarom is transcendentie onmogelijk voor de Geest in het vlees; dat wil zeggen: de Geest is niet in staat tot bovennatuurlijke dingen, ofwel de Geest kan het fysieke lichaam niet verlaten. Als Hij het vleselijke lichaam zou verlaten, zou Gods incarnatie alle betekenis verliezen. Alleen wanneer de Geest volledig tot uitdrukking komt in het fysieke lichaam, kan de mensheid de praktische God Zelf kennen, en alleen dan zal Gods wil worden gedaan. Pas nadat Hij het vleselijke lichaam en de Geest afzonderlijk van elkaar aan de mens heeft voorgesteld, wijst God op de blindheid en ongehoorzaamheid van de mens: “Maar de mens heeft mij nooit echt gekend, hij heeft tijdens mijn reizen nooit aandacht aan mij geschonken.” Aan de ene kant zegt God dat Hij Zich heimelijk verbergt in het vleselijke lichaam en nooit iets bovennatuurlijks doet wat mensen kunnen zien; aan de andere kant klaagt Hij dat de mens Hem niet kent. Hierin is geen tegenspraak. In feite is het, als je naar de details kijkt, niet moeilijk om te zien dat God Zijn doelen bereikt langs deze twee wegen. Als God bovennatuurlijke tekens en wonderen zou vertonen, zou het voor Hem niet nodig zijn om groots werk te ondernemen. Met Zijn eigen mond zou Hij mensen eenvoudigweg dodelijk vervloeken, en ze zouden onmiddellijk sterven, waardoor alle mensen overtuigd zouden raken – maar hiermee wordt het doel dat God heeft met vlees worden niet bereikt. Als God werkelijk op deze manier zou handelen, zouden mensen nooit bewust in Zijn bestaan kunnen geloven. Ze zouden geen waar geloof kunnen hebben en zouden bovendien de duivel voor God aanzien. Nog belangrijker is het dat mensen Gods gezindheid nooit zouden kunnen kennen – en is dit niet één aspect van de betekenis van Gods wezen in het vlees? Als mensen niet in staat zouden zijn om God te kennen, zou die vage God, die bovennatuurlijke God, altijd de scepter zwaaien onder de mensen. En zouden mensen dan niet bevangen worden door hun eigen noties? Om het duidelijker te stellen: zou het niet Satan zijn, de duivel, die de scepter zou zwaaien? “Waarom zeg ik dat ik de macht weer in handen heb genomen? Waarom zeg ik dat de incarnatie zo veel betekenis heeft?” Het moment dat God vlees wordt, is het moment waarop Hij weer macht in handen neemt, en het is ook de tijd waarop Zijn goddelijkheid zich rechtstreeks doet gelden om te handelen. Alle mensen leren de praktische God stukje bij beetje kennen; zo bannen ze Satans plek in hun hart volledig uit en geven ze God en diepere plek in hun hart. Vroeger zagen mensen de God in hun gedachten als een beeld van Satan, als een God die onzichtbaar en onaanraakbaar was; toch geloofden ze niet alleen dat deze God bestond, maar geloofden ze dat Hij allerlei tekens en wonderen kon verrichten en veel mysteries kon onthullen, zoals de lelijke gezichten van hen die bezeten zijn door demonen. Dit bewijst afdoende dat de God in de gedachten van mensen niet het beeld van God is, maar het beeld van iets anders dan God. God heeft gezegd dat Hij 0,1 procent van de harten van de mensen wil innemen. Dit is de allerhoogste norm die Hij van mensen vereist. Behalve wat zich aan de oppervlakte ervan bevindt, zit er aan deze woorden ook een praktische kant. Als het niet op deze manier werd uitgelegd, zouden mensen de eisen die God aan hen stelt als te laag beschouwen, alsof God te weinig van hen begreep. Is dat niet de mentaliteit van de mens?
Als men het bovengenoemde combineert met het voorbeeld van Petrus hieronder, komt men erachter dat Petrus echt beter dan wie dan ook God kende. Hij was immers in staat om de vage God de rug toe te keren en de kennis van de praktische God na te streven. Waarom wordt er speciaal genoemd dat zijn ouders demonen waren die zich tegen God verzetten? Het bewijst dat Petrus niet de God in zijn hart nastreefde. Zijn ouders waren de weergave van de vage God; dit is waarom God hen heeft genoemd. De meeste mensen schenken niet veel aandacht aan dit feit. In plaats daarvan concentreren ze zich op de gebeden van Petrus. De gebeden van Petrus zijn altijd op de lippen en doorlopend in de gedachten van sommige mensen; toch vergelijken ze nooit de vage God met de kennis van Petrus. Waarom keerde Petrus zich tegen zijn ouders en zocht hij de kennis van God? Waarom dreef Petrus zichzelf aan met de lessen van degenen die gefaald hadden? Waarom nam hij het geloof en de liefde van allen die door de eeuwen heen God hadden liefgehad in zich op? Petrus kwam erachter dat alle positieve dingen van God afkomstig zijn en rechtstreeks uit Hem voortkomen, zonder door Satan bewerkt te worden. Dit toont aan dat de God die hij kende de praktische God was, niet de bovennatuurlijke God. Waarom wordt er gezegd dat Petrus zich richtte op het in zich opnemen van het geloof en de liefde van allen die door de eeuwen heen God hadden liefgehad? Hieruit kan worden opgemaakt dat het falen van mensen door de tijden heen voornamelijk komt doordat ze alleen geloof en liefde hadden, maar niet in staat waren om de praktische God te kennen. Als gevolg hiervan bleef hun geloof vaag. Waarom noemt God het geloof van Job herhaaldelijk zonder te zeggen dat hij God kende, en waarom zegt God dat Job niet de gelijke van Petrus was? Jobs woorden – “Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd” – tonen aan dat hij alleen geloof bezat en geen kennis had. De woorden “Het contrast tussen Petrus’ ouders gaf hem een grotere kennis van mijn goedertierenheid en genade” zijn voor de meeste mensen vaak aanleiding voor een hele reeks vragen: waarom had Petrus een contrast nodig om God te kennen? Waarom was hij niet in staat om God rechtstreeks te kennen? Hoe kwam het dat hij alleen Gods genade en goedertierenheid kende en dat God over niets anders praatte? Het is alleen mogelijk om de kennis van de praktische God te zoeken nadat men de onwerkelijkheid van de vage God heeft herkend; het doel van deze woorden is om mensen de vage God uit hun hart te laten verdrijven. Als mensen, van de tijd van de schepping tot tegenwoordig, altijd Gods ware gezicht hadden gekend, zouden ze niet in staat zijn om de daden van Satan te onderscheiden, want dat bekende gezegde van de mens, “je merkt een vlakte pas op als je een berg over bent gegaan”, maakt duidelijk wat God met deze woorden wil zeggen. Omdat Hij mensen een grondiger begrip wil geven van de waarachtigheid van het voorbeeld dat Hij gaf, benadrukt God bewust genade en goedertierenheid, waarmee Hij bewijst dat het tijdperk waarin Petrus leefde het Tijdperk van Genade was. Vanuit een ander perspectief gezien, onthult dit des te meer het afschuwelijke gelaat van de duivel, die de mens alleen maar schaadt en verderft, waardoor Gods genade en goedertierenheid een steeds scherper contrast vormen.
God schetst ook de feiten over Petrus’ beproevingen en beschrijft de ware omstandigheden ervan, wat voor mensen een aanvullende aanwijzing is dat God niet alleen genade en goedertierenheid bezit, maar ook majesteit en toorn, en dat zij die in vrede leven niet noodzakelijk te midden van Gods zegeningen leven. Het vertellen aan mensen van de ervaringen van Petrus na zijn beproevingen is een zelfs nog sterker bewijs van de waarachtigheid van de woorden van Job: “Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?” Zo wordt aangetoond dat Petrus’ kennis van God inderdaad tot ongekende hoogten was gestegen, hoogten die door mensen uit het verleden nooit werden bereikt. Dit was ook het resultaat van zijn integratie van het geloof en de liefde van allen die door de eeuwen heen God hadden liefgehad en zijn aanmoediging van zichzelf door middel van de lessen van mensen die in het verleden hadden gefaald. Om deze reden worden allen die de ware kennis van God verkrijgen ‘vruchten’ genoemd, en Petrus is één van hen. De gebeden van Petrus tot God geven blijk van zijn ware kennis van God tijdens zijn beproevingen. De moeilijkheid was echter dat hij niet in staat was Gods wil volledig te begrijpen; dit is waarom God, afgaande op Petrus’ kennis van Hem, alleen vroeg om “0,1 procent van de harten van de mensen in te nemen”. Dat zelfs Petrus, de man die het best bekend was met God, niet in staat was om Gods wil goed te begrijpen, toont aan dat het mensen ontbreekt aan het vermogen om God te kennen, zozeer zijn ze door Satan verdorven; dit stelt alle mensen in staat om de kern van de mensheid te kennen. Deze beide randvoorwaarden – het onvermogen van mensen om God te kennen en het feit dat ze volledig van Satan zijn doordrongen – vormen een contrast met Gods grote kracht, want God werkt alleen met woorden, Hij onderneemt geen enkel werk, en zo neemt Hij een zekere plek in de harten van mensen in. Maar waarom hoeven mensen alleen maar die 0,1 procent te bereiken om aan Gods wil te voldoen? Dit wordt verklaard door het feit dat God dit vermogen niet in de mens heeft geschapen. Als mensen, terwijl ze dit vermogen ontbeerden, 100 procent kennis van God zouden verwerven, zou elke zet van God glashelder voor hen zijn en zouden ze, met het oog op hun aangeboren natuur, onmiddellijk tegen God in opstand komen; ze zouden in verzet komen en zich openlijk tegen Hem keren; dit is hoe Satan ten val kwam. Daarom onderschat God de mensen nooit, juist omdat Hij hen al grondig heeft ontleed en alles over hen haarscherp weet; Hij weet zelfs precies hoeveel water zich in hun bloed bevindt. Hoeveel duidelijker is de natuur van de mens dan wel niet voor Hem? God maakt nooit fouten en kiest de woorden van Zijn uitspraken uiterst nauwkeurig. Daarom is er geen conflict tussen Petrus’ onnauwkeurige begrip van Gods wil en het feit dat hij de meeste kennis over God heeft; bovendien is er geen enkel verband tussen beide zaken. Het was niet om de aandacht van mensen op Petrus te vestigen dat God hem als voorbeeld noemde. Waarom was iemand als Job niet in staat om God te kennen, maar Petrus wel? Waarom zou God zeggen dat de mens in staat is dit te bereiken en niettemin zeggen dat het door Zijn grote kracht komt? Zijn mensen werkelijk van nature goed? Het is voor mensen niet eenvoudig om dit te weten; niemand zou het innerlijke belang hiervan beseffen als ik er niet over praatte. Het doel van deze woorden is mensen een inzicht aanreiken, zodat ze het geloof kunnen hebben om met God samen te werken. Alleen dan kan God met medewerking van de mens te werk gaan. Dit is de werkelijke toestand in het spirituele rijk, en deze is volledig ondoorgrondelijk voor de mens. Het elimineren van Satans plek in de harten van mensen en die plek in plaats daarvan aan God geven – dit is wat het betekent om de aanval van Satan af te slaan, en alleen op die manier kan worden gezegd dat Christus op aarde is neergedaald, alleen op die manier kan worden gezegd dat de koninkrijken op aarde het koninkrijk van Christus zijn geworden.
Op dit punt aangekomen: het vermelden dat Petrus een paar duizend jaar een model en een voorbeeld is geweest wil niet alleen maar zeggen dat hij een model en een voorbeeld was; deze woorden geven de strijd weer die in het spirituele rijk wordt gevoerd. Gedurende deze hele tijd heeft Satan in de mens gewerkt in de vergeefse hoop om hem te verslinden en daarmee te zorgen dat God de wereld vernietigt en Zijn getuigenissen verliest. Niettemin heeft God gezegd: “Ik zal eerst een model maken, zodat ik de kleinste positie binnen de mensenharten kan innemen. In dit stadium stelt de mensheid mij niet tevreden en kent ze mij niet volledig. Door mijn grote kracht zullen mensen niettemin in staat zijn om zich volledig aan mij te onderwerpen en niet langer tegen mij in opstand te komen, en dit voorbeeld zal ik gebruiken om Satan te overwinnen. Dat wil zeggen: die 0,1 procent van de mensenharten die ik heb ingenomen zal ik gebruiken om alle machten te onderdrukken die Satan over de mens heeft uitgeoefend.” God noemt Petrus dus vandaag als een voorbeeld, zodat hij kan dienen als model dat de hele mensheid kan navolgen en in de praktijk kan brengen. Tezamen met de openingspassage toont dit de waarachtigheid aan van wat God heeft gezegd over de toestand in het spirituele rijk: “Vandaag is anders dan het verleden: ik zal dingen doen die nooit zijn aanschouwd sinds de tijd van de schepping, ik zal woorden spreken die door de tijden heen nooit zijn gehoord, want ik vraag dat alle mensen mij in het vlees leren kennen.” Dit maakt duidelijk dat God vandaag is begonnen Zijn woorden in de praktijk te brengen. Mensen kunnen alleen zien wat er aan de buitenkant gebeurt, ze kunnen niet zien wat er in feite gaande is in het spirituele rijk. Daarom zegt God rechtstreeks: “Dit zijn de stappen van mijn management, maar de mens heeft daar niet het minste besef van. Hoewel ik duidelijk heb gesproken, blijven de mensen verward; het is moeilijk om tot hen door te dringen. Is dit niet de laagheid van de mens?” Er zijn woorden binnen deze woorden: ze leggen uit dat er een strijd gevoerd wordt in het spirituele rijk, precies zoals hierboven beschreven.
Gods wil is niet volledig gerealiseerd na Zijn korte beschrijving van het verhaal van Petrus, dus stelt God de volgende eis aan de mens met betrekking tot de kwesties van Petrus: “In de hele kosmos en het uitspansel, te midden van alles in de hemel en op aarde, doen alle dingen op aarde en in de hemel hun uiterste best voor de laatste fase van mijn werk. Jullie willen toch zeker geen toeschouwers zijn die worden gekoeioneerd door de machten van Satan?” Mensen zijn ten diepste verlicht nadat ze lezen over de kennis van Petrus, en om nóg effectiever te zijn toont God aan de mensen het gevolg van hun losbandigheid, ongeremdheid en gebrek aan kennis van God. Bovendien vertelt Hij de mensheid – weer eens, en met grotere nauwgezetheid – over wat er daadwerkelijk aan de hand is in de strijd in het spirituele rijk. Alleen zó zijn mensen er meer voor op hun hoede dat Satan hen gevangenneemt. Verder maakt het duidelijk dat als mensen deze keer vallen, ze niet door God gered zullen worden zoals deze keer het geval was. Bij elkaar genomen verdiepen deze waarschuwingen de indruk van de mensheid van Gods woorden, ze zorgen ervoor dat mensen Gods genade meer koesteren en Gods waarschuwende woorden koesteren, zodat Gods doel om de mensheid te redden werkelijk bereikt kan worden.