919 Gods schepping moet Zijn gezag gehoorzamen
1 Ik ben een vuur dat alles verwoest en ik duld geen belediging. Omdat mensen allemaal door mij zijn geschapen, moeten ze gehoorzamen wat ik ook maar zeg en doe, en mogen ze niet in opstand komen. Mensen hebben het recht niet om zich met mijn werk te bemoeien, laat staan dat ze bevoegd zijn om te analyseren wat goed en fout is in mijn werk en woorden. Ik ben de Heer van de schepping, en de schepsels moeten alles wat ik vereis bereiken met een hart vol eerbied voor mij; ze moeten niet proberen met mij te redeneren en moeten zich vooral niet verzetten. Met mijn gezag heers ik over mijn mensen, en allen die onderdeel vormen van mijn schepping moeten zich onderwerpen aan mijn gezag.
2 Hoewel jullie tegenwoordig vrijmoedig en aanmatigend zijn tegenover mij, hoewel jullie ongehoorzaam zijn aan de woorden waarmee ik jullie onderricht en geen angst kennen, beantwoord ik jullie opstandigheid alleen maar met verdraagzaamheid. Ik zal niet in een driftbui uitbarsten en mijn werk aantasten omdat minuscule, onbeduidende maden het vuil in de mestvaalt hebben omgewoeld. Ik gedoog het voortdurende bestaan van alles waarvan ik walg en alle dingen die ik verafschuw omwille van de wil van mijn Vader, en dat zal ik doen tot mijn uitspraken compleet zijn, tot mijn allerlaatste moment.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wanneer vallende bladeren terugkeren naar hun wortels, zul je spijt krijgen van al het kwaad dat je hebt gedaan