930 Alle dingen leven in de regels en wetten van God
1 Er zijn duizenden jaren verstreken en de mensheid geniet nog steeds van het licht en de lucht die door God zijn geschonken, ademt nog steeds de adem uit die God Zelf heeft uitgeademd, geniet nog steeds van de bloemen, vogels, vissen en insecten die door God zijn geschapen en geniet van alle dingen die door God zijn gegeven; dag en nacht vervangen elkaar nog steeds voortdurend; de vier seizoenen wisselen elkaar af zoals gebruikelijk; de ganzen in de lucht vertrekken deze winter en keren nog steeds terug in de volgende lente; de vissen in het water verlaten nooit de rivieren en meren − hun huis.
2 de cicades op de grond zingen het hoogste lied tijdens de zomerdagen; de krekels in het gras brommen zachtjes in de tijd naar de wind in de herfst; de ganzen verzamelen zich in kudden, terwijl de arenden eenzaam blijven; de trots van leeuwen houdt stand door te jagen; de eland verdwijnt niet van het gras en de bloemen. … Elk levend wezen onder alle dingen vertrekt en keert terug en vertrekt weer, een miljoen veranderingen die in een oogwenk gebeuren − maar wat niet verandert, zijn hun instinct en de wetten om te overleven. Ze leven onder de zorg en voeding van God en niemand kan hun instinct veranderen en niemand kan hun overlevingsregels schaden.
Naar Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, God Zelf, de unieke I