968 Gods gezindheid is heilig en onberispelijk
1 Ongeacht hoe boos God op de Ninevieten was geweest, zodra ze een periode van vasten afkondigden en in zak en as liepen, verzachtte Zijn hart zich geleidelijk en begon Hij Zijn hart te veranderen. Toen Hij hun verkondigde dat Hij hun stad zou vernietigen – het moment voorafgaand aan hun belijdenis en berouw van hun zonden – was God nog steeds boos op hen. Toen ze eenmaal een aantal berouwvolle handelingen hadden verricht, veranderde Gods woede voor het volk van Nineve geleidelijk in genade en verdraagzaamheid.
2 God spreekt een felle toorn uit als reactie op slechte daden van mensen; Zijn toorn is feilloos. Gods hart wordt bewogen door het berouw van mensen, en het is dit berouw dat aldus Zijn hart verandert. Zijn bewogenheid, Zijn verandering van hart evenals Zijn genade en verdraagzaamheid jegens de mens zijn volkomen onberispelijk; ze zijn schoon, puur, smetteloos en onvervalst. Gods tolerantie is pure tolerantie; Zijn genade is pure genade.
3 Zijn gezindheid zal toorn onthullen, evenals genade en verdraagzaamheid, in overeenstemming met het berouw van de mens en zijn verschillende gedrag. Wat Hij ook onthult en tot uitdrukking brengt, alles is zuiver; het is allemaal direct; het wezen ervan is verschillend van wat dan ook in de schepping. De principes van daden die God tot uitdrukking brengt, Zijn gedachten en ideeën of een bepaalde beslissing, evenals elke daad, zijn vrij van gebreken of onvolkomenheden.
Naar Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, God Zelf, de unieke II