154 Het werk en de uiting van Christus bepalen Zijn wezen
Vers 1
Christus’ essentie is bepaald door Zijn werk en uitdrukking.
Met een oprecht hart vervolledigt Hij wat Hem is toevertrouwd,
aanbidt God in de hemel en zoekt Zijn Vaders wil.
Dit is allemaal bepaald door Zijn essentie, en zo ook Zijn natuurlijke openbaringen.
Zo genoemd omdat Zijn uitdrukkingen geen nabootsingen zijn,
noch van jaren van menselijke vorming of opleiding.
Ze zijn niet aangeleerd of zelf opgesierd, maar inherent. Ah …
Ze zijn niet aangeleerd of zelf opgesierd, maar inherent. Ah …
Vers 2
De mens mag Zijn werk, Zijn uitdrukkingen en menselijkheid ontkennen,
ze mogen zelfs Zijn leven van normale menselijkheid ontkennen,
maar niet Zijn oprechte hart, God in de hemel aanbiddend.
Niemand kan ontkennen dat Hij hier is om de wil van de hemelse Vader te vervullen.
En niemand kan de oprechtheid ontkennen waarmee Hij God de Vader zoekt.
Zijn beeld mag dan niet aangenaam zijn om te zien,
Zijn woorden mogen dan geen sfeer van sensatie hebben,
Zijn werk mag dan niet zo aarde-of-hemel-brekend zijn,
zoals voorgesteld in de menselijke verbeelding.
Maar inderdaad Hij is Christus, die Zijn Vaders wil vervult,
met een oprecht hart, en totale onderwerping en uiterste gehoorzaamheid. Ah …
Dat is omdat Zijn essentie die van Christus is.
Een waarheid die moeilijk te geloven is maar wel bestaat.
Een waarheid die moeilijk, moeilijk te geloven is maar wel bestaat.
Een waarheid die moeilijk, moeilijk te geloven is maar wel bestaat. Ah …
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het wezen van Christus is gehoorzaamheid aan de wil van de hemelse Vader