Jullie zijn allemaal zo laag van karakter!

Jullie zitten allemaal in zetels van elegantie, lezen degenen van de jongere generaties die van jullie soort zijn de les en laten hen allemaal bij je zitten. Jullie zijn nauwelijks op de hoogte dat jullie ‘afstammelingen’ lang geleden buiten adem zijn geraakt en mijn werk hebben verloren. Mijn glorie schijnt van het land van het oosten tot het land van het westen, maar wanneer deze zich naar de einden van de aarde verspreidt en begint op te stijgen en te stralen, zal ik mijn glorie uit het oosten halen en naar het westen brengen, zodat de mensen van de duisternis, die mij in het oosten hebben verlaten, van dan af aan van illuminatie verstoken zullen zijn. Wanneer dat gebeurt, zullen jullie in de vallei van de schaduw leven. Zelfs al zijn mensen dezer dagen honderd keer beter dan vroeger, dan nog kunnen ze niet aan mijn vereisten voldoen en zijn ze geen getuigenis van mijn glorie. Dat jullie honderd keer beter kunnen zijn dan vroeger, is volledig een resultaat van mijn werk; het is de vrucht van mijn werk op aarde. Toch walg ik nog steeds van jullie woorden en daden, net als van jullie karakter, en ik ben ongelooflijk verontwaardigd over hoe jullie je tegenover mij gedragen, want jullie hebben geen enkel begrip van mij. Hoe kunnen jullie dan komen om mijn glorie uit te leven, en hoe kunnen jullie mijn toekomstige werk volstrekt trouw zijn? Jullie geloof is erg mooi; jullie zeggen dat jullie bereid zijn jullie volledige leven in te zetten voor mijn werk en dat jullie je leven ervoor willen opofferen, maar jullie gezindheden zijn niet veel veranderd. Jullie spreken gewoon arrogant, ondanks het feit dat jullie huidige gedrag bedroevend is. Het is alsof de tongen en lippen van de mensen in de hemel zijn, maar hun benen helemaal beneden op aarde. Als gevolg daarvan, liggen hun woorden en daden en hun reputaties nog altijd aan flarden en in puin. Jullie reputaties zijn verwoest, jullie houding is ontaard, jullie manier van spreken is laag en jullie levens zijn verachtelijk; zelfs jullie hele menselijkheid is tot laagheid verzonken. Jullie zijn bekrompen tegenover anderen, en jullie onderhandelen over elk miniem ding. Jullie twisten over jullie eigen reputaties en status, zelfs zozeer dat jullie bereid zijn af te dalen in de hel en de poel van vuur. Jullie huidige woorden en daden zijn voldoende voor mij om te bepalen dat jullie zondig zijn. Jullie houdingen tegenover mijn werk zijn voldoende voor mij om te bepalen dat jullie onrechtvaardigen zijn, en al jullie gezindheden zijn voldoende om erop te wijzen dat jullie vuile zielen zijn die vol gruwelen zitten. Jullie manifestaties en wat jullie openbaren zijn voldoende om te laten weten dat jullie mensen zijn die zich vol gedronken hebben met het bloed van onreine geesten. Wanneer het binnengaan van het koninkrijk genoemd wordt, openbaren jullie je gevoelens niet. Geloven jullie dat hoe jullie nu zijn genoeg is om door de poort te kunnen wandelen naar mijn hemelse koninkrijk? Geloven jullie dat jullie toegang kunnen verkrijgen tot het heilige land van mijn werk en woorden zonder dat jullie eigen woorden en daden eerst door mij getest worden? Wie kan mij voor de gek houden? Hoe zou ik jullie verachtelijke, lage gedragingen en gesprekken niet kunnen zien? Ik heb vastgesteld dat jullie levens bestaan uit het drinken van het bloed en eten van het vlees van die onreine geesten, omdat jullie hen elke dag tegenover mij imiteren. In mijn bijzijn is jullie gedrag bijzonder slecht geweest; hoe zou ik jullie dan niet walgelijk vinden? Jullie woorden bevatten de onzuiverheden van onreine geesten: jullie flikvlooien, verbergen en vleien, net als zij die tovenarij bedrijven en zij die verraderlijk zijn en het bloed van de onrechtvaardigen drinken. Alle uitdrukkingen van de mens zijn uiterst onrechtvaardig, dus hoe kunnen alle mensen geplaatst worden in het heilige land waar de rechtvaardigen zich bevinden? Denk je dat dat verachtelijke gedrag van jou je kan onderscheiden als heilig vergeleken bij die onrechtvaardigen? Je slangachtige tong zal uiteindelijk de ondergang zijn van dit vlees van je dat verwoestingen aanbrengt en gruwelen begaat, en ook die handen van je die bedekt zijn met het bloed van onreine geesten zullen uiteindelijk je ziel de hel in trekken. Waarom grijp je dan niet deze kans aan om je met vuil bedekte handen te reinigen? En waarom maak je geen gebruik van deze mogelijkheid om die tong van je, die onrechtvaardige woorden spreekt, uit te snijden? Zou het kunnen zijn dat je bereid bent te lijden in de vlammen van de hel omwille van je handen, tong en lippen? Met beide ogen houd ik toezicht op ieders hart, want lang voordat ik de mensheid schiep, vatte ik hun harten met mijn handen. Lang geleden had ik door het hart van de mensen gekeken, dus hoe zouden hun gedachten kunnen ontsnappen aan mijn zicht? Hoe zou het niet te laat kunnen zijn voor hen om te ontsnappen aan verbranding door mijn Geest?

Je lippen zijn vriendelijker dan duiven, maar je hart is duisterder dan die aloude slang. Je lippen zijn zelfs zo mooi als Libanese vrouwen, maar toch is je hart niet aardiger dan hun harten, en het kan zich zeker niet meten met de schoonheid van de Kanaänieten. Wat is je hart verraderlijk! De dingen die ik veracht, zijn alleen de lippen van de onrechtvaardigen en hun harten, en mijn vereisten van mensen zijn helemaal niet hoger dan wat ik van de heiligen verwacht. Het is alleen zo dat ik walging voel voor de slechte daden van de onrechtvaardigen. Ik hoop dat ze hun vuiligheid kunnen afwerpen en kunnen ontsnappen uit hun huidige benarde situatie, zodat ze kunnen afsteken bij die onrechtvaardigen en kunnen leven en heilig zijn met degenen die rechtvaardig zijn. Jullie bevinden je in dezelfde omstandigheden als ik, en toch zijn jullie bedekt met vuil; er is in jullie nog niet het kleinste beetje oorspronkelijke gelijkenis met de mensen die in het begin geschapen zijn. Omdat jullie de gelijkenissen van die onreine geesten dagelijks imiteren, door te doen wat zij doen en te zeggen wat zij zeggen, is bovendien elk deel van jullie – zelfs jullie tongen en lippen – doorweekt van hun vuile water, zozeer dat jullie volledig bedekt zijn met zulke vlekken en geen enkel deel van jullie gebruikt kan worden voor mijn werk. Het is zo hartverscheurend! Jullie leven in zo’n wereld van paarden en vee, maar het stoort jullie niet eens; jullie zijn vol vreugde en leven vrijelijk en zonder zorgen. Jullie zwemmen rond in dat vuile water, maar jullie hebben niet eens door dat jullie in zo’n parket beland zijn. Elke dag verkeren jullie met onreine geesten en gaan jullie om met ‘uitwerpselen’. Jullie levens zijn uiterst vulgair, maar toch besef je niet eens dat je totaal niet bestaat in de mensenwereld en dat je geen controle over jezelf hebt. Weet je niet dat je leven lang geleden vertrapt is door die onreine geesten, of dat je karakter lang geleden bezoedeld is door vuil water? Denk je dat je in een aards paradijs woont en dat je je te midden van het geluk bevindt? Weet je niet dat je een leven naast onreine geesten hebt geleefd, en dat je hebt samengeleefd met alles wat ze voor je hebben voorbereid? Hoe zou je manier van leven enige betekenis kunnen hebben? Hoe zou je leven enige waarde kunnen hebben? Je hebt je uitgesloofd voor je ouders, ouders van onreine geesten, maar in feite heb je geen idee dat degenen die je in de val lokken die ouders van onreine geesten zijn die je op de wereld hebben gezet en hebben opgevoed. Bovendien ben je je er niet van bewust dat je al je vuiligheid in feite van hen hebt gekregen; het enige wat je weet, is dat ze je ‘plezier’ kunnen schenken, ze je niet tuchtigen of over je oordelen en je al helemaal niet vervloeken. Ze zijn nooit tegen je in woede uitgebarsten, maar behandelen je met genegenheid en vriendelijkheid. Hun woorden voeden je hart en hebben je zo in de ban, dat je gedesoriënteerd raakt. Zonder het te merken, word je er door aangetrokken en ben je bereid in dienst van hen te staan en hun uitlaatklep en dienaar te worden. Je hebt totaal niets te klagen, maar bent bereid voor hen te werken als honden, als paarden; je wordt door hen misleid. Om deze reden heb je totaal geen reacties op het werk dat ik doe. Geen wonder dat je altijd heimelijk tussen mijn vingers door wilt glippen, en geen wonder dat je altijd zoete woorden wilt gebruiken om bedrieglijk gunsten aan me te ontfutselen. Het blijkt dat je al een ander plan had, een andere regeling. Je kunt een beetje zien van mijn handelingen als de Almachtige, maar je hebt niet de geringste kennis van mijn oordeel en tuchtiging. Je hebt geen idee wanneer mijn tuchtiging is begonnen; je weet alleen hoe je me moet oplichten – maar toch weet je niet dat ik geen enkele schending door de mens zal dulden. Omdat je je al voorgenomen hebt me te dienen, zal ik je niet loslaten. Ik ben een jaloerse God, en ik ben een God die jaloers is op de mensheid. Omdat je je woorden al op het altaar hebt geplaatst, zal ik niet toestaan dat je wegrent, nog wel onder mijn ogen, en zal ik niet toestaan dat je twee meesters dient. Dacht je dat je een tweede liefde kon hebben na je woorden op mijn altaar en voor mijn ogen te hebben geplaatst? Hoe zou ik mensen kunnen toestaan mij op zo’n manier voor gek te zetten? Dacht je dat je achteloos met je tong geloftes en eden aan mij kon afleggen? Hoe zou je eden kunnen zweren op mijn troon, de troon van mij, de Allerhoogste? Dacht je dat je eden al heengegaan waren? Laat me jullie zeggen: zelfs al kan jullie vlees heengaan, jullie eden kunnen dat niet. Op het einde zal ik jullie veroordelen op grond van jullie eden. Maar jullie geloven dat jullie met mij kunnen omgaan door jullie woorden vóór mij te plaatsen, en dat jullie harten onreine geesten en boze geesten kunnen dienen. Hoe zou mijn toorn die hondachtige, varkensachtige mensen die mij oplichten kunnen gedogen? Ik moet mijn bestuurlijke decreten uitvoeren en al die muffe, ‘vrome’ mensen die geloof in mij hebben ontfutselen aan de handen van onzuivere geesten, zodat deze mensen mij op gedisciplineerde wijze kunnen ‘bedienen’, mijn ossen kunnen zijn, mijn paarden kunnen zijn en overgeleverd kunnen zijn aan slachting door mij. Ik zal ervoor zorgen dat je je eerdere vastberadenheid opvat en mij opnieuw dient. Ik zal geen enkel schepsel gedogen dat mij oplicht. Dacht je dat je maar lukraak verzoeken kon doen en tegenover mij kon liegen? Dacht je dat ik je woorden en daden niet had gehoord of gezien? Hoe zou ik je woorden en daden niet in het zicht kunnen hebben gehad? Hoe zou ik ooit kunnen toestaan dat mensen mij op die manier misleiden?

Ik ben onder jullie geweest en heb me meerdere lentes en herfsten met jullie ingelaten; ik heb een tijdlang onder jullie gewoond, en heb met jullie gewoond. Hoeveel van jullie verachtelijke gedrag is nota bene onder mijn ogen weggeglipt? Die welgemeende woorden van jullie weerklinken doorlopend in mijn oren; miljoenen en miljoenen van jullie aspiraties zijn op mijn altaar geplaatst – te veel om zelfs maar te tellen. Maar wat betreft jullie toewijding en dat wat jullie besteden, jullie spenderen nog geen cent. Jullie plaatsen nog geen miniem drupje oprechtheid op mijn altaar. Waar zijn de vruchten van jullie geloof in mij? Jullie hebben eindeloze genade van mij ontvangen, en eindeloze mysteriën uit de hemel gezien; ik heb jullie zelfs de vlammen van de hemel laten zien, maar ik heb het niet over mijn hart kunnen verkrijgen om jullie te verbranden. Niettemin, hoeveel hebben jullie mij in ruil gegeven? Hoeveel zijn jullie bereid mij te geven? Je houdt het voedsel dat ik je heb gegeven in de hand, draait je om en offert het aan mij, en je gaat zelfs zo ver dat je zegt dat het iets was wat je kreeg in ruil voor het zweet van je eigen harde werk, en dat je me alles offert wat je bezit. Hoe kun je niet weten dat jouw ‘bijdragen’ aan mij allemaal alleen maar dingen zijn die van mijn altaar zijn gestolen? Bovendien, nu je ze aan mij offert, ben je me niet aan het oplichten? Hoe kun je niet weten dat wat ik tegenwoordig geniet, bestaat uit alle offeranden op mijn altaar; niet uit dat wat jij met je harde werk hebt verdiend en vervolgens aan mij hebt geofferd? Jullie durven me nota bene op deze manier op te lichten; hoe kan ik jullie dan vergeven? Hoe kunnen jullie van me verwachten dat ik dit nog langer verdraag? Ik heb jullie alles gegeven. Ik heb alles voor jullie geopend, in jullie behoeften voorzien en jullie de ogen geopend, en toch lichten jullie me op deze manier op en negeren jullie je geweten. Onbaatzuchtig heb ik jullie alles geschonken zodat jullie, ook al lijden jullie, nog altijd alles van me hebben gewonnen wat ik uit de hemel heb meegenomen. Ondanks dat hebben jullie geen enkele toewijding, en zelfs als jullie een kleine bijdrage hebben geleverd, proberen jullie achteraf met mij ‘de rekening te vereffenen’. Zal je bijdrage niet op niets neerkomen? Wat je me hebt gegeven, is maar een korreltje zand, en niettemin heb je een ton goud van me gevraagd. Ben je niet gewoon onredelijk? Ik werk te midden van jullie. Er is geen enkel spoor van de tien procent die ik zou moeten krijgen, laat staan van enige bijkomende offers. Bovendien worden die tien procent die de vromen bijdragen in beslag genomen door de boosaardigen. Zijn jullie niet allemaal uit mijn buurt verspreid? Staan jullie niet allemaal vijandig tegenover mij? Zijn jullie niet allemaal mijn altaar aan het kapotmaken? Hoe zouden zulke mensen in mijn ogen als schatten kunnen worden gezien? Zijn zij niet de zwijnen en honden die ik veracht? Hoe zou ik naar jullie slechte daden kunnen verwijzen als schatten? Voor wie wordt mijn werk eigenlijk gedaan? Zou het zo kunnen zijn dat het doel ervan alleen maar is om jullie allemaal neer te slaan om mijn gezag te onthullen? Hangen jullie levens niet allemaal af van een enkel woord van mij? Waarom is het zo dat ik alleen woorden gebruik om jullie te onderrichten, en heb ik geen woorden in feiten veranderd om jullie zo gauw als ik kon neer te slaan? Is het doel van mijn woorden en werk alleen maar om de mensheid neer te slaan? Ben ik een God die de onschuldigen willekeurig doodt? Hoeveel van jullie verschijnen op dit precieze moment voor mij met jullie hele wezen om het juiste pad van het menselijk leven te zoeken? Het zijn alleen jullie lichamen die zich voor mij bevinden; jullie harten zijn nog steeds op de vlucht en zijn heel ver weg van mij. Omdat jullie niet weten wat mijn werk in feite is, wil een aantal van jullie van mij vertrekken en zich van mij verwijderen, hopend om in plaats daarvan in een paradijs zonder tuchtiging of oordeel te leven. Is dit niet wat mensen in hun hart wensen? Ik probeer je beslist niet te dwingen. Welk pad je ook maar neemt, is je eigen keuze. Het tegenwoordige pad is er een dat vergezeld gaat van oordeel en vervloekingen, maar jullie moeten allemaal weten dat alles wat ik jullie heb geschonken – of het nu oordelen of tuchtigingen zijn – de beste gaven zijn die ik jullie kan schenken, en het zijn allemaal dingen die jullie dringend nodig hebben.

Vorige: Het werk van het verspreiden van het evangelie is ook het werk van de redding van de mens

Volgende: Het werk in het Tijdperk van de Wet

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek

Neem contact op via Messenger