334 Wanneer de dag van God komt
1 De meeste mensen spreken zelfs over voorwaarden in hun dienst aan God. Het maakt ze niet uit of Hij God of een mens is, ze praten alleen over hun eigen voorwaarden en proberen alleen hun eigen verlangens te bevredigen. Wanneer jullie voor mij koken, eisen jullie een vergoeding voor dienstverlening, wanneer jullie voor mij hardlopen, vragen jullie om een hardloopvergoeding, wanneer jullie voor mij werken, eisen jullie betaling van jullie arbeidskosten, wanneer jullie iets aan de kerk leveren, eisen jullie een onkostenvergoeding, wanneer jullie spreken, eisen jullie een sprekersvergoeding. De mensen die ik heb aangepakt, eisen zelfs een beloning van mij. Dit is jullie hoogstaande en verheven menselijkheid, en dit zijn de daden die jullie warme geweten voorschrijft. Waar is jullie verstand? Waar is jullie menselijkheid?
2 De dag waarop ik jullie mijn rug toekeer, is de dag waarop jullie sterven, het is de dag dat duisternis over jullie komt en de dag dat het licht jullie zal verlaten! Wanneer mijn dag komt, zal ik mijn verzengende vlammen voor alle eeuwigheid doen neerregenen op de kinderen van de ongehoorzaamheid die mijn brandende toorn ooit hebben opgewekt. Ik zal mijn eeuwigdurende straf opleggen aan die dieren die mij ooit hebben bestookt met beschimpingen en mij in de steek hebben gelaten. Ik zal voor altijd met het vuur van mijn toorn de zonen van de ongehoorzaamheid verbranden die ooit met mij samen gegeten en geleefd hebben maar niet in mij geloofden, en die mij beledigd en verraden hebben.
3 Ik zal iedereen die mijn toorn heeft opgewekt aan mijn straf onderwerpen. Ik zal al mijn toorn doen neerkomen op die beesten die ooit als mijn gelijken naast mij wilden staan, maar mij niet aanbeden of gehoorzaamd hebben; de roede waarmee ik de mens sla, zal neerkomen op die dieren die ooit hebben genoten van mijn zorg en de mysteries die ik sprak, en die hebben geprobeerd om materiële geneugten van mij te verkrijgen. Ik zal niemand vergeven die probeert mijn plaats in te nemen. Ik zal niemand sparen die probeert mij voedsel en kleding te ontfutselen.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God