6. Waarom zegt men dat Gods twee vleeswordingen de betekenis van de vleeswording compleet maken?
Bijbelverzen ter referentie:
“Net zo zeker is het dat Christus, die eenmaal is geofferd om de zonden van velen te dragen, voor een tweede maal zal verschijnen om te redden wie hem verwachten, maar dan gaat het niet meer om de zonde” (Hebr. 9:28).
“In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God” (Joh. 1:1).
Relevante woorden van God:
De eerste incarnatie was bedoeld om de mens van zonde te verlossen, om hem te verlossen door het vleselijke lichaam van Jezus. Dat houdt in dat Hij de mens op het kruis heeft gered, maar de verdorven satanische gezindheid is nog steeds in de mens achtergebleven. De tweede incarnatie is niet langer om te dienen als een zondoffer maar om hen volledig te redden die van zonde waren verlost. Dit is gedaan, zodat degenen die zijn vergeven, van hun zonden kunnen worden bevrijd en volledig gereinigd kunnen worden en door het verkrijgen van een veranderde gezindheid kunnen vrijkomen van Satans duistere invloed en voor de troon van God kunnen terugkeren. Alleen op deze manier kan de mens volledig worden geheiligd. Nadat het Tijdperk van de Wet ten einde kwam en het begin van het Tijdperk van Genade aanbrak, begon God met het reddingswerk, hetgeen voortduurt tot de laatste dagen waarin Hij de mensheid vanwege zijn opstandigheid volledig zal zuiveren door het oordelen en het tuchtigen van het menselijke ras. Pas dan zal God Zijn reddingswerk afronden en de rust binnengaan. Daarom is God in de drie werkfases slechts tweemaal vleesgeworden om Zijn werk Zelf te midden van de mensheid uit te voeren. Dat komt omdat slechts één van de drie werkfases bedoeld is om richting te geven aan het leven van de mensen, terwijl de andere twee bestaan uit het reddingswerk. Alleen door de vleeswording kan God naast de mens leven, het leed van de wereld ervaren en in een normaal vleselijk lichaam leven. Alleen op deze manier kan Hij de mens de praktische weg bieden, die ze als schepsels nodig hebben. Het is door de incarnatie van God dat de mens volledige redding ontvangt van God en niet rechtstreeks uit de hemel in antwoord op zijn gebeden. Want in het vlees zijnde kan de mens de Geest van God niet zien, veel minder nog kan hij naderen tot Zijn Geest. De mens kan alleen maar in contact komen met het geïncarneerde vlees van God en alleen zo is de mens in staat om alle wegen en alle waarheden te bevatten en volledige redding te ontvangen. De tweede incarnatie zal voldoende zijn om de zonden van de mens uit te wissen en hem volledig te zuiveren. Daarom zal de totaliteit van Gods werk in het vlees met de tweede incarnatie tot een einde worden gebracht en zal de waarde van Gods incarnatie compleet worden gemaakt.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (4)
Toen Jezus Zijn werk deed, had de mens nog maar een vage en onduidelijke kennis over Hem. De mens heeft altijd gedacht dat Hij de zoon van David was en verkondigde Hem als een grote profeet, de liefdadige Heer die de mens van zijn zonden verloste. Sommigen werden, door de kracht van hun geloof, alleen al genezen door het aanraken van Zijn mantel: de blinden konden zien en zelfs de doden konden tot leven worden gewekt. De mens was echter niet in staat om de diepgewortelde verdorven satanische gezindheid in zichzelf te ontdekken, noch wist hij hoe hij zich ervan kon ontdoen. De mens ontving veel genade, zoals de vrede en het geluk van het vlees, het geloof van een lid dat zegen bracht aan een hele familie, de genezing van ziekte, enzovoort. De rest bestond uit de goede daden van de mens en zijn goddelijke verschijning. Als de mens zo kon leven, werd hij beschouwd als een aanvaardbare gelovige. Alleen dit soort gelovigen kan na de dood de hemel binnengaan, wat betekent dat ze gered zijn. Maar tijdens hun leven hebben deze mensen de weg van het leven absoluut niet begrepen. Alles wat ze deden, was zondigen om vervolgens hun zonden te belijden. Dit gebeurde in een constante cyclus zonder dat er een pad was voor het veranderen van hun gezindheid. Dit was de toestand van de mens in het Tijdperk van Genade. Heeft de mens volledige redding ontvangen? Nee! Daarom bleef na beëindiging van die werkfase het werk van het oordeel en tuchtiging over. Deze fase is bedoeld om de mens te zuiveren door middel van het woord en hem daarmee op een weg te leiden die hij volgen kan. Deze fase zou niet vruchtbaar en zinvol zijn als het verder ging met het uitdrijven van demonen, want de mens zou niet worden bevrijd van zijn zondige natuur en zou blijven stilstaan bij de vergeving van de zonde. Door het zondoffer zijn de zonden van de mens vergeven, want het werk van de kruisiging is reeds beëindigd en God heeft gezegevierd over Satan. Maar omdat de verdorven gezindheid van de mens nog steeds in hem is, kan de mens nog steeds zondigen en tegen God in opstand komen, en heeft God de mensheid niet gewonnen. Daarom gebruikt God in deze werkfase het woord om de verdorven gezindheid van de mens bloot te leggen, waardoor hij praktiseert in overeenstemming met het juiste pad. Deze fase heeft meer betekenis dan de vorige en is eveneens vruchtbaarder, want nu is het het woord dat het leven van de mens rechtstreeks voedt en dat het mogelijk maakt dat de gezindheid van de mens volledig wordt vernieuwd. Het is een veel grondigere werkfase. De incarnatie in de laatste dagen heeft de betekenis van Gods incarnatie dus compleet gemaakt en heeft Gods managementplan voor de redding van de mens volledig afgerond.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (4)
Tijdens Zijn eerste incarnatie heeft God het werk van de incarnatie niet afgemaakt. Hij heeft alleen de eerste stap van het werk dat God in het vlees moest doen, afgemaakt. Om het incarnatiewerk dus af te maken is God weer in het vlees teruggekeerd en leeft Hij in alle gewoonheid en realiteit van het vlees, dat wil zeggen dat Hij het Woord van God duidelijk maakt in volkomen normaal en gewoon vlees, waarbij Hij het werk dat Hij nog niet af had nu afmaakt. In essentie is het tweede geïncarneerde vlees hetzelfde als het eerste, maar het is nog werkelijker, nog gewoner dan het eerste. Als gevolg is het lijden dat het tweede geïncarneerde vlees moet ondergaan erger dan de eerste keer, maar dit lijden is een gevolg van Zijn bediening in het vlees, wat anders is dan het lijden van de verdorven mens. Het komt ook uit de normale toestand en de werkelijkheid van Zijn vlees. Omdat Hij Zijn bediening in het volslagen normale en werkelijke vlees uitvoert, moet het vlees veel ontberingen ondergaan. Hoe normaler en reëler dit vlees is, hoe meer Hij bij de uitvoering van Zijn bediening zal lijden. Gods werk wordt tot uitdrukking gebracht in heel gewoon vlees, vlees dat helemaal niet bovennatuurlijk is. Omdat Zijn vlees gewoon is en ook het reddingswerk van de mens op de schouders moet nemen, lijdt Hij zelfs nog meer dan bovennatuurlijk vlees zou doen – al dit lijden komt van de realiteit en de normale toestand van Zijn vlees. Je kan de essentie van het geïncarneerde vlees afleiden uit het lijden dat de twee geïncarneerde vlezen hebben ondergaan terwijl ze Hun bediening uitvoerden. Hoe normaler het vlees, hoe groter de ontbering die Hij moet ondergaan als Hij Zijn werk onderneemt; hoe reëler het vlees dat het werk onderneemt, hoe wreder de opvattingen die de mensen krijgen, en hoe meer gevaar Hij loopt. En toch, hoe reëler het vlees is, en hoe meer het vlees de behoeften en het volledige gevoel van een gewoon mens kent, hoe beter Hij in staat is Gods werk in het vlees op zich te nemen. Het was het vlees van Jezus dat aan het kruis werd genageld, Zijn vlees dat Hij opgaf als zondoffer; het was door middel van vlees met een normale menselijkheid dat Hij Satan wist te verslaan en de mens helemaal redde van het kruis. En het is als volledig vlees dat God tijdens Zijn tweede incarnatie het werk van de overwinning uitvoert en Satan verslaat. Alleen vlees dat geheel normaal en werkelijk is kan het overwinningswerk in zijn geheel uitvoeren en een krachtige getuigenis afleggen. Dat wil zeggen, dat de overwinning op de mens effectief wordt gemaakt door de realiteit en normaalheid van God in het vlees, niet door bovennatuurlijke wonderen en openbaringen. De bediening van deze geïncarneerde God is te spreken, en daardoor de mens te overwinnen en volmaakt te maken, met andere woorden, het werk van de Geest gerealiseerd in het vlees, de taak van het vlees, is te spreken en daardoor de mens te overwinnen, te openbaren, volmaakt te maken en volledig te verdrijven. En dus is het in het overwinningswerk dat Gods werk in het vlees helemaal wordt volbracht. Het aanvankelijke verlossingswerk was slechts het begin van het incarnatiewerk. Het vlees dat het overwinningswerk uitvoert zal het gehele incarnatiewerk afmaken. […] In dit stadium van het werk verricht God geen tekenen en wonderen, zodat het werk resultaat op zal leveren door middel van woorden. Dat komt bovendien omdat deze keer het werk van de vleesgeworden God niet de genezing van zieken en de uitdrijving van duivels inhoudt, maar de verovering van de mens door te spreken. Dit betekent dat het aangeboren vermogen dat het geïncarneerde vlees van God bezit het spreken van woorden en de verovering van de mens is, niet de genezing van zieken en verdrijving van duivels. Zijn werk in de normale menselijkheid is niet het verrichten van wonderen, niet de genezing van zieken en de uitdrijving van duivels, maar het spreken. En zo lijkt het tweede geïncarneerde vlees voor de mensen veel gewoner dan het eerste. De mensen zien dat de incarnatie van God geen leugen is, maar deze geïncarneerde God is anders van de geïncarneerde Jezus. Hoewel beiden de geïncarneerde God zijn, zijn Zij niet helemaal hetzelfde. Jezus bezat een normale menselijkheid, een gewone menselijkheid, maar Hij werd door vele wonderen en tekenen vergezeld. In deze vleesgeworden God ziet het menselijk oog geen tekenen of wonderen, geen genezing van zieken of uitdrijving van duivels, geen lopen over het meer of veertig dagen vasten. … Hij doet niet hetzelfde werk als Jezus, niet omdat Zijn vlees in essentie anders is dan dat van Jezus, maar omdat het niet Zijn bediening is zieken te genezen en duivels uit te drijven. Hij breekt Zijn eigen werk niet af en verstoort het niet. Omdat Hij de mens met Zijn echte woorden overwint, hoeft Hij hem niet met wonderen te onderwerpen. Zo is dit stadium er om het incarnatiewerk af te ronden.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees
Waarom zeg ik dat de bedoeling van de incarnatie niet klaar was met het werk van Jezus? Omdat het Woord niet geheel vlees werd. Wat Jezus deed was slechts een deel van het werk van God in het vlees: Hij deed alleen het verlossingswerk en niet het werk om de mens geheel voor Zich te winnen. Hierom is God nogmaals vleesgeworden in de laatste dagen. Dit stadium van het werk wordt ook in gewoon vlees gedaan, door een buitengewoon normaal mens, een van wie de menselijkheid zelfs niet een beetje transcendent is. Met andere woorden, God is een compleet menselijk wezen geworden en het is een persoon met de identiteit van God, een compleet menselijk wezen, compleet vlees, die het werk uitvoert. In de ogen van de mens is Hij slechts vlees dat in het geheel niet transcendent is, een heel gewoon persoon die de taal van de hemel spreekt, die geen wonderbaarlijke tekenen laat zien, geen wonderen verricht, laat staan in grote ontmoetingsplaatsen een religieuze waarheid onthult aan ingewijden. Het werk van het tweede geïncarneerde vlees lijkt voor de mensen in helemaal niets op dat van het eerste, zo sterk zelfs dat deze twee niets gemeen lijken te hebben, en niets van het eerste werk deze keer kan worden herkend. Hoewel het werk van het tweede geïncarneerde vlees anders is dan dat van het eerste, dat bewijst dat nog niet dat Zij niet uit dezelfde bron voortkomen. Of de bron hetzelfde is hangt af van de aard van het werk dat door beide vlezen wordt gedaan en niet van Hun omhulsel. Gedurende de drie stadia van Zijn werk is God tweemaal geïncarneerd en beide keren luidt het werk van God een nieuw tijdperk in, kondigt het nieuw werk aan; de incarnaties vullen elkaar aan. Het menselijke oog kan onmogelijk zien dat deze twee vlezen uit dezelfde bron stammen. Het hoeft geen betoog dat dit de mogelijkheden van het menselijk oog en het menselijk verstand te boven gaat. Maar in essentie zijn Zij hetzelfde, want Hun werk vindt zijn oorsprong in dezelfde Geest. Of de beide geïncarneerde vlezen voortkomen uit dezelfde bron kan niet worden vastgesteld aan de hand van het tijdperk en de plaats waar Zij geboren zijn, of andere dergelijke factoren, maar aan de hand van het goddelijke werk dat Zij tot uitdrukking hebben gebracht. Het tweede geïncarneerde vlees verricht niets van het werk dat Jezus verrichtte, want Gods werk houdt zich niet aan gewoontes maar opent steeds een nieuw pad. Het tweede geïncarneerde vlees heeft niet als doel de indruk die het eerste vlees op het verstand van de mensen maakte dieper of meer solide te maken, maar om deze aan te vullen en te vervolmaken, om de kennis van de mens over God te verdiepen, om alle regels die in het hart van de mens leven te overtreden, en de valse beelden van God in het hart van de mens weg te vagen. Je kunt zeggen dat geen enkel stadium van Gods eigen werk de mens volledige kennis van Hem kan bieden; ieder stadium biedt slechts een deel, niet het geheel. Hoewel God Zijn gezindheid helemaal duidelijk heeft gemaakt, blijft de kennis van de mens door zijn beperkte verstandelijke vermogens toch onvolledig. Met het gebruik van menselijke taal kan het geheel van Gods gezindheid onmogelijk worden overgedragen. Hoeveel moeilijker is het dan niet voor één enkel stadium van Zijn werk om God helemaal duidelijk te maken? Hij werkt in het vlees onder het mom van Zijn normale menselijkheid, en je kunt Hem alleen kennen door de uitdrukking van Zijn goddelijkheid, niet door Zijn lichamelijk omhulsel. God wordt vlees om zich door de mens te laten kennen door middel van Zijn diverse werken, en geen twee stadia van Zijn werk zijn hetzelfde. Alleen zo kan de mens volledige kennis over Gods werk in het vlees verwerven zonder tot één aspect te zijn beperkt.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees
Jezus heeft een fase van het werk gedaan die alleen de kern van “het Woord was bij God” vervulde: de waarheid van God was bij God en de Geest van God was bij het vlees en was onafscheidelijk van Hem. Dat wil zeggen, het vlees van de geïncarneerde God was bij de Geest van God, wat een groter bewijs is dat de vleesgeworden Jezus de eerste incarnatie van God was. Deze fase van het werk vervulde de kernbetekenis van “het Woord wordt vlees”, gaf een diepere betekenis aan “het Woord was bij God, het Woord was God” en maakt het voor je mogelijk om standvastig deze woorden te geloven: “In het begin was het Woord.” Dat wil zeggen, in de tijd van de schepping was God bezeten van woorden, Zijn woorden waren bij Hem en onafscheidelijk van Hem en het laatste tijdperk maakt de macht en het gezag van Zijn woorden nog duidelijker en stelt de mensen in staat om alles van Zijn weg te zien – al Zijn woorden te horen. Dat is het werk van het laatste tijdperk. Je moet deze dingen door en door gaan begrijpen. Het is niet een kwestie van het vlees kennen, maar van hoe je het vlees en het Woord begrijpt. Dit is de getuigenis die je moet uitdragen, wat iedereen moet weten. Want dit is het werk van de tweede incarnatie – en de laatste keer dat God vlees wordt – het maakt de betekenis van de incarnatie helemaal compleet, voert Gods werk in het vlees helemaal uit en zendt het uit en brengt de tijd dat God in het vlees is tot een einde.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Praktijk (4)