Ik zie de waarheid van mijn verdorvenheid

Door Li Heng, provincie Jiangsu

Tussen de woorden waardoor God de mens openbaart, trof ik deze passage aan: “Er is eerder gezegd dat deze mensen de nakomelingen van de grote rode draak zijn. Om duidelijk te zijn: ze belichamen in feite de grote rode draak” (‘Hoofdstuk 36’ van Interpretaties van de mysteriën van Gods woorden aan het gehele universum in Het Woord verschijnt in het vlees). Ik dacht dat deze woorden van God waren bedoeld om die atheïstische, autoritaire bestuurders te openbaren, omdat zij de gedachten van mensen onderdrukken en mensen streng verbieden in God te geloven en God te vereren; wreed vervolgen ze Gods uitverkoren volk, ze verstoren en vernietigen Gods werk waar ze maar kunnen, ze doen veel kwalijke dingen en ze zijn pervers en goddeloos, terwijl ze God in alles tegenwerken. Ik daarentegen ben iemand die in God gelooft en die zijn taak uitvoert in de kerk; en hoewel ik verdorven gezindheden heb, ben ik in de verste verte niet zo kwaadaardig als zij – hoe zou ik dan de belichaming en het kind van de grote rode draak kunnen zijn? Zo bleef het totdat ik aan de kaak werd gesteld door Gods werk: pas toen besefte ik dat het wezen van mijn natuur hetzelfde was als dat van de grote rode draak en dat ik zonder twijfel de belichaming van de grote rode draak was.

In onze kerk was er een diaken die nauw verbonden was met haar familie en daardoor werd beheerst. Ten gevolge daarvan was ze niet gewetensvol in het vervullen van haar plichten, en vergat ze vaak groepsbijeenkomsten bij te wonen. Ik ging met haar in gesprek en zei: “Je mag niet zo onverantwoordelijk en slordig met je plichten omgaan. Je bent een diaken van de kerk en draagt verantwoordelijkheid voor het leven van onze broeders en zusters. God heeft je zo’n belangrijke opdracht toevertrouwd, en God zal het verafschuwen en haten als je daar luchthartig mee omgaat!” Nadat ik zo met haar had gesproken, stelde ze zich niet alleen afwijzend op, maar ook kwam ze met verontschuldigingen en gaf ze redenen om mij tegen te spreken. Ik dacht: Ze is niet één met God. Het kan toch zeker niet zo zijn dat God iemand als haar wil redden? Ze is toch zeker ongeschikt om God van dienst te zijn, en ze is toch zeker iemand die door God zal worden geopenbaard en geëlimineerd? Ik ging naarstig op zoek naar een vervanging in onze kerk. Ik was van plan van haar af te komen zodra ik de juiste persoon voor de taak zou hebben gevonden. Maar voor het moment kwam niemand daarvoor in aanmerking, en daarom had ik geen andere keus dan opnieuw met haar te overleggen. Daarna zag ze in dat ze had gefaald in het vervullen van haar plichten en dat ze onverantwoordelijk en onachtzaam was geweest, en ze wilde boeten voor haar eerdere vergissingen. Maar nog steeds had ik het gevoel dat het niet genoeg was, en ook daarna had ik weinig genegenheid voor haar. Eens verzocht ik haar een samenkomst te houden met een gastfamilie die zich nogal ver weg bevond van de plaats waar zij woonde; ze weigerde echter en was niet bereid te gaan. In mijn hart borrelde woede op toen ze dat zei. Ik dacht bij mijzelf: Je bent te kieskeurig bij het vervullen van je plichten, want je doet wat je wilt en negeert wat je niet wilt doen. Je hebt geen greintje gehoorzaamheid in je en je weerlegt alles wat tegen je wordt gezegd. De kerk kan mensen als jij niet gebruiken en daarom moet je gewoon worden weggestuurd. Hoe dan ook, je hebt dit aan jezelf te danken doordat je je plicht niet goed hebt uitgevoerd. Ook al wist ik dat het willekeurig wegsturen van mensen ingaat tegen de principes, toch was dit idee heel sterk en het bleef me maar voor de geest komen; ik had er geen controle over, en in mijn hart kwelde het me voortdurend, waardoor ik in een toestand van snelle neergang terecht kwam. In mijn pijn kon ik me alleen maar wenden tot God en tot Hem bidden: “O God! De zuster luistert niet naar mij, en daarom heb ik het gevoel dat ik haar zo snel mogelijk wil wegsturen. Ik weet dat deze gedachte verkeerd is, maar ik kan er niets aan doen. O God! Ik vraag u mij te redden en mij deze zuster op de juiste manier te laten benaderen, en me niet iets te laten doen wat tegen u ingaat.” Na mijn gebed was ik veel rustiger en mijn wens om haar weg te sturen was niet meer zo sterk als daarvoor.

Toen kwam mij een passage uit Gods woorden voor de geest: “De manifestaties van de grote rode draak zijn verzet tegen mij, gebrek aan begrip en inzicht in de betekenis van mijn woorden, frequente vervolging van mij en het streven naar plannen om mijn management te verstoren. Satan wordt als volgt gemanifesteerd: met mij strijden om macht, mijn uitverkoren volk in bezit willen nemen en negatieve woorden uiten om mijn volk te misleiden” (‘Hoofdstuk 96’ van Uitspraken van Christus aan het begin in Het Woord verschijnt in het vlees). Gods woorden brachten bij mij een schok teweeg. Was mijn openbaring niet precies die van de grote rode draak? De grote rode draak echter was in staat om dingen te doen die ik niet had gedaan. Ik dacht erover na hoe God Zijn werk van de laatste dagen uitvoert om de mens te redden; toch onderdrukt de grote rode draak als een dolle, en wreed kwelt en vervolgt hij Gods uitverkoren volk, terwijl hij al het mogelijke doet om geruchten te verspreiden waarmee hij De Kerk van Almachtige God belastert en in opspraak brengt en de mensen afhoudt van het geloven in en het navolgen van God; zo probeert hij hun kansen om te worden gered weg te nemen en verstoort en onderbreekt hij Gods werk. Was dat niet precies wat ik aan het doen was? Toen ik zag dat mijn zuster tekortkomingen had, sprak ik niet met haar over de waarheid, uit liefde, om haar te helpen haar overtredingen te erkennen, Gods wil om de mensheid te redden te begrijpen en in staat te zijn om zich te onderwerpen aan Gods werk; in plaats daarvan blies ik haar tekortkomingen op en analyseerde ik ze al te diep; ik wilde mijn eigen verlangen volgen om haar weg te sturen en haar kans om te worden gered vernietigen. Probeerde ik zo niet Gods werk van redding onder de mensen te verstoren en te vernietigen? Was ik inderdaad niet de belichaming van de grote rode draak? In een preek las ik: “Zie hoe de grote rode draak God vervolgt en hoe wreed hij Gods uitverkoren volk schade toebrengt; zie dan onder ogen hoezeer je je verzet en in opstand komt tegen God en hoe onbekwaam je bent om in vrede te leven met Gods uitverkoren volk. Je zit vol grieven en bent al te zelfzuchtig. Wat is dan nog het verschil tussen jou en de grote rode draak? […] Veel mensen hebben geen oog voor de vergiften van de grote rode draak die zich in hen schuilhouden. Ze denken altijd dat de grote rode draak al te slecht is en dat wanneer zij aan de macht komen, ze veel beter zullen zijn dan de grote rode draak; maar is dat echt wel zo? Als je op dit moment de macht zou grijpen, hoeveel beter zou je dan zijn dan de grote rode draak? Zou je het er zoveel beter vanaf kunnen brengen dan de grote rode draak? De waarheid is dat de grote rode draak die aan de macht is, in niets verschilt van welke andere verdorven mensensoort dan ook die aan de macht is. Als de grote rode draak 80 miljoen mensen kan doden, hoeveel zul jij er dan doden als je aan de macht bent? Sommige mensen zeggen: ‘Als ik aan de macht was, zou ik niemand doden.’ Net als je dit zegt zal er iemand opstaan en je vervloeken; dan zul je woedend worden en zeggen: ‘Dan dood ik er maar één, bij wijze van uitzondering.’ Wanneer een groep tegen jou in opstand komt, zul je zeggen: ‘Een groep doden stelt niet veel voor, de grote rode draak doodde er 80 miljoen. Ik dood maar een kleine groep, wat in het niet valt bij wat de grote rode draak deed.’ Als er 10 miljoen mensen tegen jou in opstand komen, zul je zeggen: ‘Ook deze 10 miljoen mensen kan ik doden, want zo niet, hoe zal ik dan aan de macht blijven?’ Zie je het probleem hiervan niet? Wanneer je geen macht hebt, doe je geen kwaad; maar er is geen garantie dat je geen kwade daden zult verrichten wanneer je aan de macht bent, omdat de menselijke naturen allemaal hetzelfde zijn” (‘Hoe mensen moeten meewerken aan Gods werk van het vervolmaken van de mens’ in ‘Preken en communicatie III’). Dankzij de verlichting en de illuminatie van Gods woorden en dankzij het analyseren van deze preek zag ik eindelijk mijn eigen ware kleuren: ik was de belichaming van de grote rode draak, en mijn verdorven wezen verschilde in niets van de essentie van de natuur van de grote rode draak. Toen mijn zuster de waarheid niet duidelijk begreep en slordig en onverantwoordelijk was in het vervullen van haar plichten, hielp ik haar helemaal niet met een liefhebbend hart; maar in plaats daarvan sprak ik haar gebiedend toe, op hoge toon. Toen ze mij terugwees en mijn voorschriften niet volgde en gehoorzaamde, werd ik kwaad en veroordeelde ik haar als iemand die door God zou worden ontmaskerd en geëlimineerd; kwade bedoelingen kwamen op in mijn hart en ik wilde haar uit de kerk zetten. Gedroeg ik me niet net zo als de grote rode draak, met zijn politiek van: ‘Verheerlijk alleen mij’, ‘Laat zij die zich onderwerpen floreren en zij die zich verzetten tenonder gaan’, ‘Blaas dingen buiten proportie op’, en ‘Slacht de onschuldigen in groten getale af’? Dat zijn allemaal klassieke voorbeelden van de vergiften van de grote rode draak! De grote rode draak slacht onschuldigen in groten getale af en doodt talloze mensen; hij heeft nooit enig ontzag gehad voor mensenlevens; en als iemand het met hem oneens is of hem niet gehoorzaamt, of hem op de een of ander manier beledigt, dan brengt hij hem om. Als ik aan de macht was, zou ik net zo zijn als de grote rode draak; er zou geen kwaad zijn dat ik niet zou doen en ik zou volkomen boven de wet staan. Wanneer de werkregelingen en de principes die zijn vastgelegd door de kerk mij niet in bedwang zouden houden, en wanneer mijn broeders en zusters mij niet in het oog zouden houden, had ik vast en zeker al lang geleden het hoofd van mijn zuster op het hakblok gelegd. Uit mijn eigen gedachten en ideeën maakte ik op dat, omdat ik zulke dingen had geopenbaard, ik alleen maar de macht en de positie nodig had om in staat te zijn dezelfde daden te verrichten als de grote rode draak, namelijk onschuldigen in grote getale vermoorden. Gods verlichting en leiding stelden mij in staat om mijn eigen lelijke en kwaadaardige natuur en wezen te kennen; Gods oordeel en tuchtiging waren het die mij de kans gaven om tot inkeer te komen. Mijn hart was vol dankbaarheid aan God, en ook kreeg ik nog sterker een hekel aan en berouw over mijn daden.

Deze ervaring gaf me enig echt begrip van mijn verdorven wezen. Ik zag dat ik echt iemand was zonder verstand en geweten, zonder twijfel het voortbrengsel van de grote rode draak. Maar ook liet deze ervaring mij voelen dat, hoe doordringend Gods woorden ook mogen zijn en of ze nu met menselijke opvattingen overeenkomen of niet, elke uitspraak de eeuwige, onveranderlijke waarheid is; vroeger of later zal de verdorven mensheid daarvan geheel en al overtuigd raken. O God! Ik wil mijn plichten goed vervullen om u terug te betalen voor de genade van uw redding; ik wil vrede sluiten met mijn broeders en zusters en mijn vroegere vergissingen goedmaken; en ik wil een nieuw mens worden die aan uw wensen voldoet.

Vorige: Ik ben inderdaad een nakomeling van de grote rode draak

Volgende: Ik ben bereid de supervisie van allen te accepteren

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek

Neem contact op via Messenger