Veranderd door mijn plicht
Vorig jaar werd ik tot teamleider gekozen, verantwoordelijk voor het grafisch ontwerp. Omdat ik niet precies de principes en details van alle aspecten begreep, studeerde ik in het begin hard en als ik iets niet wist, vroeg ik mijn broeders en zusters om hulp. Na een tijdje beheerste ik een aantal principes en behaalde ik enig resultaat in mijn plicht. Ik begon genoegen te nemen met de status quo en ik dacht dat het aanvaardbaar was om de dingen zo te doen. Daarna studeerde ik nog maar zelden proactief om mijn professionele vaardigheden te verbeteren. Destijds stelden de kerkleiders voor om meer te leren en te innoveren om nog betere beelden te maken. In woord ging ik akkoord, maar in gedachten vond ik: innovatie is vermoeiend en veel werk en de beelden die we nu maken hebben ook al enig resultaat. Waarom moeten we zoveel meer moeite doen om te innoveren? Daarna nam ik het niet meer serieus. Op een dag zei mijn partner dat ze een nieuwe manier had uitgevonden om beelden te creëren die betere resultaten opleverde en ze raadde me aan om het te leren. Ik dacht: De resultaten zijn zeker beter, maar ik ken deze techniek niet en zelfs als ik hem leer, is het tijdrovend en lastig. Als we dingen met de huidige techniek blijven doen besparen we niet alleen tijd en moeite, maar behalen we ook wel wat resultaat. Waarom zouden we de moeite doen om de nieuwe techniek te leren? Wat we doen, moet gewoon goed genoeg zijn. Dus creëerde ik de beelden nog steeds stap voor stap volgens de oude methode. Als ik het groepswerk volgde, begon ik ook manieren te bedenken om moeite te sparen. Aanvankelijk had ik alleen de leiding over de groep, dus stond ik onder grote druk. Later werden zuster Han en ik partners en daar was ik heel blij mee. Ik dacht: zuster Han doet haar plichten zeer grondig en is bereid een prijs te betalen. Ik kan haar in de toekomst voor meer werk verantwoordelijk maken. Zo kom ik onder minder druk te staan en hoef ik me niet zoveel zorgen te maken. Omdat er zoveel te doen was voor zuster Han zei ze later dat ze onder grote druk stond en het gevoel had dat ze tijd tekort kwam. Niet alleen dacht ik niet over mezelf na, ik gebruikte zelfs het excuus dat dit haar kans was om te praktiseren en bleef haar meer werk geven. Ik voelde me een beetje schuldig in die tijd. Ik vond dat mijn zuster onder te grote druk stond en dat ik haar teveel werk gaf, wat erg onaardig was van mij. Maar om zelf niet zo moe te zijn, ging ik gewoon door.
En dus studeerde en innoveerde ik niet en schoof ik een deel van mijn werk af naar zuster Han, waardoor ik veel vrije tijd voor mezelf overhield. In mijn vrije tijd deed ik dingen die ik leuk vond. In die periode bekeek ik korte seculiere filmpjes, zogenaamd om mijn esthetisch gevoel te verbeteren. Ik bekeek er eentje en meteen daarna nog eentje. Zelfs terwijl ik Gods woord las en tijdens bijeenkomsten doken die videoclips voortdurend op in mijn gedachten, dus kon ik niet kalmeren en Gods woord overdenken. Iedere dag begon ik me op lichamelijk genot richten, hoe ik heerlijke maaltijden kon koken en vaak keek ik online naar diverse nieuwsvideo’s. Soms bekeek ik er teveel en vreesde dat anderen zouden zeggen dat ik mijn plicht verzaakte, dus als iemand langs mijn stoel liep, werd ik nerveus, sloot mijn videoscherm snel, opende het werkinterface en deed net alsof ik aan het werk was. Naarmate dit langer doorging, droeg ik steeds minder last in mijn plicht. Als ik werk volgde, deed ik dat plichtmatig. Als de broeders en zusters zeiden dat er geen moeilijkheden waren en geen problemen, vond ik dat best en ik wilde niet hard werken om oplossingen te vinden als er wel problemen waren. Ik dacht: als ik moeite doe om de problemen op te lossen die iedereen in zijn plichten heeft, hoeveel tijd en hard werken zou me dat niet kosten? Ik laat ze het zelf uitzoeken. Ik zal ze er alleen aan herinneren meer te zoeken bij broeders en zusters die verstand hebben van de technologie. En dus, de frequentie waarmee ik werk volgde zakte geleidelijk van eens per week naar eens per twee weken. Ik voelde me er eigenlijk soms schuldig over. Ik wist dat God van ons verlangt dat we onze plichten met heel ons hart, verstand en met al onze kracht vervullen maar ik probeerde altijd onder mijn plicht uit te komen om tijd te besparen en mijn lichamelijk verlangens te bevredigen, wat niet met de wil van God overeenkwam. Maar van de andere kant had ik de beeldproductie niet vertraagd, was er geen duidelijk probleem met mijn plicht en ging alles normaal, dus ik dacht niet dat het een groot probleem was. Langzaam kon ik Gods aanwezigheid niet meer voelen, beroerden de gebeden me niet meer, werd ik niet meer verlicht door Gods woord en had ik geen inspiratie meer om beelden te creëren. De resultaten van mijn plicht werden steeds slechter. Omdat ik bovendien het werk niet serieus volgde en, als er problemen waren, me dat niets kon schelen en de waarheid niet zocht, waren ze lui in hun plichten, wilden niet vooruit, waren tevreden met de status quo, boekten geen vooruitgang in hun plichten en brachten geen goede resultaten voort in hun werk. Ik voelde alleen dat er iets niet goed was in die tijd en ik was een beetje in de war. Ook als iemand me daaraan herinnerde, kon het me niet schelen.
Op een dag kwam er plotseling een kerkleider bij me op bezoek. Ze vroeg: “Je maakt nu al lang beelden. Hoe komt het dat het werk minder in plaats van meer effectief is? Het is ongelooflijk hoe slecht jouw werk is geworden!” Ook ontmaskerde ze me, omdat ik geen praktisch werk deed, als nutteloos ‘kader’ dat mijn broeders en zusters slordig en inefficiënt maakte, zonder kwaliteit in hun plichten. Ze zei dat ik maar wat aanmodderde als ik in mijn plichten zo deed, dat ik God bedroog en de kerk schaadde en dat als ik niet nadacht en berouw toonde, het te laat zou zijn om het goed te maken wanneer ik mijn plicht kwijt was geraakt. Het was toen pijnlijk om de woorden van de leider te horen, maar ik vond het niet zo ernstig en dacht dus niet na over mezelf. Daarna volgde ik het werk een beetje oppervlakkig en weerhield mezelf ervan video’s te bekijken die geen verband hielden met mijn plicht.
Een maand later werd ik ontslagen vanwege mijn langdurig aanmodderen, verslappen en niet teveel doen, en twee andere zusters verloren hun plichten ook omdat ze geen echt werk deden. Mijn leider legde bloot dat ik mijn plichten verwaarloosde, uitstelde, verslapte en verborgen bedoelingen had, wat inhoudt dat ik God bedrieg, en zei dat ik het werk niet volgde en de problemen van de broeders en zusters niet oploste en dat ik dus in wezen hun gedrag beschermde en vergoelijkte, wat de kerk schaadt. Het verbaasde me de leider mijn gedrag te horen blootleggen. Ik voerde mijn plicht zo slecht uit dat anderen het niet meer konden aanzien, maar ik besefte dat helemaal niet. Ik vond dat ik het werk helemaal niet in de weg stond. Waarom was ik zo gevoelloos? In die tijd dacht ik regelmatig: ik heb die dingen gedaan en ik was me zeer bewust van wat ik deed. Ik wist dat ik trouw moest zijn in mijn plicht, maar waarom kon ik dan nog steeds aanmodderen en me zo sluw gedragen? Wat ben ik eigenlijk voor een persoon? Met mijn pijn en verwarring kwam ik vóór God om te bidden en heb God gevraagd me te begeleiden om mezelf te leren kennen.
Toen las ik op een dag een passage van Gods woorden. “Noach had maar een paar boodschappen gehoord en op dat moment had God nog niet veel woorden uitgedrukt; daarom staat buiten kijf dat Noach veel waarheden niet begreep. Moderne wetenschap en moderne kennis begreep hij niet. Hij was een uiterst normale man, een onopvallend lid van het menselijk ras. Toch was hij in één opzicht anders dan wie dan ook: hij was in staat naar Gods woorden te luisteren, hij wist hoe hij Gods woorden moest volgen en gehoorzamen, hij wist welke plek de mens toekwam en hij was in staat Gods woorden echt te geloven en te gehoorzamen – niets anders. Deze paar eenvoudige principes waren genoeg om Noach in staat te stellen alles te volbrengen wat God hem had toevertrouwd, en hierin volhardde hij niet slechts een paar maanden, een paar jaren of een paar decennia, maar meer dan een eeuw. Is die tijdspanne niet verbluffend? Wie anders dan Noach had dit kunnen doen? (Niemand.) En hoe komt dat? Sommige mensen zeggen dat het komt doordat men de waarheidniet begrijpt, maar dat stemt niet overeen met de feiten. Hoeveel waarheden begreep Noach? Waarom was Noach tot dit alles in staat? De hedendaagse gelovigen hebben veel van Gods woorden gelezen, ze begrijpen een zekere mate van waarheid – dus waarom zijn zij hiertoe niet in staat? Anderen zeggen dat het komt door de verdorven gezindheden van mensen – maar had Noach geen verdorven gezindheid? Waarom kon Noach dit klaarspelen en kunnen de mensen van tegenwoordig dat niet? (Omdat de mensen van tegenwoordig Gods woorden niet geloven, er niet mee omgaan als de waarheid en zich er niet aan houden als de waarheid.) En waarom kunnen zij Gods woorden niet behandelen als de waarheid? Waarom kunnen zij Gods woorden niet gehoorzamen? Als mensen dan de waarheid niet begrijpen en niet veel waarheden hebben gehoord, hoe komt men dan tot vrees voor God? In de menselijkheid van mensen moeten twee van de allerkostbaarste dingen aanwezig zijn: het eerste is een geweten en het tweede is een verstand van normale menselijkheid. Het bezit van een geweten en een verstand van normale menselijkheid is de minimumnorm om een persoon te zijn; het is de minimumnorm en meest elementaire norm om een persoon aan te meten. Maar in de mensen van tegenwoordig is dit afwezig, waardoor het niet uitmaakt hoeveel waarheden ze horen en begrijpen: de vrees voor God is teveel voor hen. Welk verschil is er dus tussen het wezen van mensen van tegenwoordig en dat van Noach? (Ze hebben geen menselijkheid.) En wat is de essentie van dit gebrek aan menselijkheid? (Beesten en demonen.) ‘Beesten en demonen’ klinkt niet erg fijn, maar het stemt overeen met de feiten; een meer beleefde manier om het te stellen is dat men geen menselijkheid heeft. Mensen zonder menselijkheid en verstand zijn geen mensen, ze zijn zelfs lager dan beesten. Noach was in staat Gods opdracht te vervullen omdat hij, toen hij Gods woorden hoorde, die uit het hoofd kon leren; voor hem was Gods opdracht een levenslange onderneming; zijn geloof was onwankelbaar en zijn wil was onveranderlijk gedurende honderd jaar. Dit kwam doordat hij een hart had dat God vreesde, een echte persoon was en het volledig logisch vond dat God het bouwen van de ark aan hem had toevertrouwd. Mensen met zoveel verstand als Noach zijn erg zeldzaam; het zou heel moeilijk zijn nog iemand als hem te vinden” (Het Woord, Vol. 3, Antichristen ontmaskeren, Uitweiding twee: Hoe Noach en Abraham naar Gods woorden luisterden en Hem gehoorzaamden (deel één)). Gods woorden waren doordringend en pijnlijk om te lezen. Het leek alsof God me recht in mijn gezicht berispte omdat ik niet trouw was in mijn plicht. Ik begreep dat ik mijn plicht niet slecht had uitgevoerd door een laag kaliber en oppervlakkig begrip van de waarheid, en niet omdat ik niet wist hoe ik met een plicht moest omgaan, maar omdat ik geen geweten, rede of menselijkheid had en ik niet met mijn plicht omging met vrees voor God in mijn hart. Ook al had Noach weinig woorden van God gehoord en weinig waarheid begrepen, toch was hij serieus en ijverig toen hij Gods opdracht uitvoerde. Hij onthield elk detail en streefde naar goede resultaten. Noach hield rekening met Gods wil. Hij heeft 120 jaar volhard om van zijn trouw en gehoorzaamheid aan God te getuigen. En ik dan? Ik heb zoveel van Gods woord gelezen, zoveel waarheden en mysteriën gezien en veel meer gekregen dan de mensen in het verleden, maar probeerde nog steeds overal in mijn plicht sluw en lui te zijn. Ik wist hoe ik goede resultaten moest behalen en beter van God kon getuigen, maar vond dat lastig, dus ging ik het uit de weg en maakte misbruik van mijn partner door haar meer werk te geven. Als mijn broeders en zusters moeilijkheden ondervonden, probeerde ik het mezelf makkelijk te maken en wilde ik niet hard werken om oplossingen te vinden. Als ik werk volgde, deed ik dat plichtmatig. Mijn hart was helemaal niet in mijn plichten. Het gevolg was dat ze hun plichten uitvoerden zonder enig gevoel voor urgentie of zorgzaamheid. Ik keek zelfs naar seculiere video’s zogenaamd om mijn plicht te doen, waarin ik nalatig was, en richtte me op hoe ik beter voedsel kon eten en lichamelijk plezier kon vinden. Uit angst ontdekt te worden, probeerde ik dingen te verbergen en gedroeg me bedrieglijk. In feite hield ik het toch koppig vol, terwijl mijn geweten me berispte en ik verstandelijk wist dat dit Gods wil niet was. Ik zag hoe slecht mijn geweten en rede waren. Ik kon niet in de schaduw van Noach staan of van de broeders en zusters die hun plichten trouw uitvoerden. Door mijn plicht zo uit te voeren, probeerde ik God te bedriegen en voor de gek te houden. Door ontslagen te worden kwam Gods rechtvaardige gezindheid op mij neer. Ik was echt over de grens.
Ik dacht in die tijd vaak over dit probleem na. Ik vroeg me af waarom het me dusdanig aan geweten en rede ontbrak. Toen hoorde ik op een dag een hymne van Gods woord: ‘De waarheid van de nasleep van het menselijk verderf door Satan’.
1 Jarenlang hebben de gedachten waarop mensen hebben vertrouwd om te overleven hun harten aangetast, zozeer dat ze verraderlijk, laf en verachtelijk zijn geworden. Niet alleen ontbreekt het hun aan wilskracht en vastberadenheid, ze zijn ook inhalig, arrogant en eigenzinnig geworden. Ze hebben totaal geen vastberadenheid die henzelf overstijgt, en bovendien hebben ze geen greintje lef om de banden van deze duistere invloeden af te schudden.
2 De gedachten en levens van mensen zijn zo verrot, dat hun perspectieven op het geloof in God nog steeds ondraaglijk wanstaltig zijn, en zelfs wanneer mensen het hebben over hun perspectieven op het geloof in God is dat gewoon ondraaglijk om aan te horen. Mensen zijn allemaal laf, incompetent, verachtelijk en breekbaar. Ze voelen geen afkeer van de duistere machten en geen liefde voor het licht en de waarheid; in plaats daarvan doen ze wat ze maar kunnen om die uit te drijven.
uit: Volg het Lam en zing een nieuw lied
Toen ik goed over Gods woorden had nagedacht, begreep ik het. Ik deed het vaak rustig aan en probeerde God voor de gek te houden in mijn plicht omdat ik volgens satanische filosofieën leefde, bijvoorbeeld: ‘Het leven is kort; geniet ervan zolang het kan’, ‘Leef elke dag alsof het je laatste is’, en ‘Pluk de dag voor je plezier, want het leven is kort’. Deze onzin verdierf en vervormde de geest. Ik dacht dat het een verstandige keuze was om ontspannen en comfortabel te leven. Het leven is zo kort, waarom zou ik er dan zo hard aan trekken? Zwoegen is dwaas. Mensen zouden aardig en goed moeten zijn voor zichzelf en zoveel mogelijk genieten. Onder invloed van dit denken werd ik doortrapt en liep ik de kantjes ervan af. Ik werd steeds sluwer. Ik herinner dat ik op school een bijbaantje had. Het was een makkelijk baantje. Als de opzichter weg was, sloop ik terug naar de slaapkamer om uit te rusten en bedacht manieren om minder te werken zonder tegen de lamp te lopen. Op een keer betrapte mijn kamergenoot me en ze zei dat ik te lui was. Ze zei dat als ik later een echte baan zou krijgen, ik beslist zou proberen moeite te sparen. Toen ik dit hoorde, schaamde ik me. Maar toen dacht ik: oké, je kunt zeggen wat je wil. Is het niet dom om te hard te werken? Het gezegde luidt: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen.’ Wie probeert er niet voor zichzelf te leven? Is het niet dom om niet aan jezelf te denken? Toen ik in God ging geloven, richtte ik me niet op de waarheid nastreven en mijn verdorven gezindheid oplossen. Ik bleef leven volgens deze satanische levensfilosofieën en dacht er alleen aan hoe ik lichamelijk gemak en plezier kon verwerven. Dus deed ik in mijn plichten alles wat ik kon om me moeite te sparen en alles wat nodig was om lichamelijk lijden te vermijden. Ik leefde volgens satanische filosofieën, dus was ik me altijd terughoudend in bij mijn plicht, nooit gaf ik alles wat ik had en betaalde nooit oprecht een prijs. Ik heb het altijd gered met list, sluwheid en bedrog. Zelfs toen mijn leider me ontmaskerde en behandelde, werd ik nog niet wakker. Tot op bepaalde hoogte was ik gevoelloos en helemaal door satanische filosofieën beheerst. Ik voerde mijn plicht uit zonder over de voortgang na te denken en het werk volgde ik eigenlijk ook niet echt, waardoor mijn broeders en zusters ook maar wat aanmodderden met hun plichten en niet verder kwamen en er twee andere zusters samen met mij ontslagen werden. Ik schaadde anderen echt door mijn plicht zo uit te voeren. Ik zag dat ik door satanische filosofieën was verdorven en de essentie van het menszijn verloren had. Ik was iemand geworden die lui, zelfzuchtig, sluw en bedrieglijk was. Ik leefde in een meelijwekkende, beschamende gesteldheid. Toen ik dit eenmaal besefte, bad ik in stilte tot God. Ik zei: “God! Ik wil echt niet meer zo leven. Red mij uit de slavernij van mijn satanische gezindheden.”
Later vond ik een praktisch pad door Gods woorden te lezen. God zegt: “Alles wat God van de mensen vraagt om te doen, en alle verschillende soorten werk in het huis van God – voor al die dingen zijn mensen nodig om ze te verrichten en ze gelden allemaal als plichten die mensen hebben. Ongeacht het werk dat mensen verrichten, dit is de plicht die zij moeten vervullen. Plichten bestrijken een zeer breed terrein en omvatten vele gebieden – maar welke plicht je ook vervult, dit is gewoon je plicht, het is iets wat je moet doen. Welke plicht je ook vervult, zolang je ernaar streeft om het goed te doen, zal God je prijzen, en zal Hij je erkennen als iemand die echt in God gelooft. Wie je ook bent, als je steeds probeert je plicht te ontlopen of je ervoor te verbergen, dan is er een probleem: om het maar zacht uit te drukken, je bent te lui, te bedrieglijk, je bent laks, je houdt van vrije tijd en verafschuwt arbeid. Om het nog ernstiger uit te drukken: je bent niet bereid je plicht te vervullen, je hebt geen toewijding, geen gehoorzaamheid. Als je niet eens de moeite op kunt brengen voor deze kleine taak, wat kun je dan wel doen? Wat kun je naar behoren doen? Als iemand werkelijk toegewijd is en verantwoordelijkheidsgevoel heeft ten opzichte van zijn plicht, dan zal hij, zolang het door God vereist wordt en zolang het nodig is voor het huis van God, zonder onderscheid, alles doen wat hem gevraagd wordt. Is het niet een van de beginselen van de plichtsbetrachting om alles op zich te nemen en te volbrengen wat men kan en zou moeten doen? (Ja.) Sommigen die handenarbeid verrichten, zijn het daar niet mee eens en zeggen: ‘Jullie doen de hele dag je plicht in je kamer, beschut tegen weer en wind. Dat is helemaal niet moeilijk en is veel aangenamer dan onze plicht. Plaats je zelf in onze schoenen, laten we eens kijken of je het kunt uithouden nadat je een paar uur buiten in de wind en de regen hebt gewerkt.’ In feite brengt elke plicht enige ontbering met zich mee. Fysieke arbeid brengt fysieke ontberingen met zich mee, en mentale arbeid brengt mentale ontberingen met zich mee; elk heeft zijn moeilijkheden. Alles is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Wanneer mensen werkelijk handelen, moet je in één opzicht naar hun karakter kijken, en moet je in een ander opzicht kijken of zij de waarheid liefhebben. Laten we het eerst hebben over het karakter van mensen. Als iemand een goed karakter heeft, ziet hij overal het positieve van in en is hij in staat om deze dingen vanuit een positief perspectief en op basis van de waarheid te accepteren en te begrijpen; dat wil zeggen dat zijn hart, karakter en geest rechtvaardig zijn – dit is vanuit het perspectief van karakter. Laten we het vervolgens hebben over een ander aspect – of men de waarheid liefheeft of niet. De waarheid liefhebben verwijst naar het vermogen om de waarheid te aanvaarden, dat wil zeggen als je – ongeacht of je Gods woorden begrijpt of niet, en ongeacht of je Gods wil begrijpt of niet, en ongeacht of je mening, opinie en perspectief ten aanzien van het werk en de plicht die je geacht wordt te vervullen, in overeenstemming zijn met de waarheid – die nog steeds van God kunt aanvaarden, en je gehoorzaam en oprecht bent, dan is dit voldoende, dan ben je goed genoeg om je plicht te vervullen, dit is de minimumvereiste. Als je gehoorzaam en oprecht bent, dan ben je bij het uitvoeren van een taak niet achteloos en oppervlakkig, en ben je niet op zoek naar manieren om te verslappen, maar leg je er heel je lichaam en ziel in. Wanneer je de verkeerde gesteldheid hebt, brengt dit negativiteit voort, waardoor mensen hun gedrevenheid verliezen, en dus onzorgvuldig en slordig worden. Mensen die in hun hart heel goed weten dat hun gesteldheid niet juist is, en deze toch niet proberen te herstellen door de waarheid te zoeken: zulke mensen hebben geen liefde voor de waarheid, en zijn slechts in geringe mate bereid om hun plicht te vervullen. Zij zijn niet geneigd om zich in te spannen of ontberingen te lijden, en zoeken altijd naar manieren om te verslappen. God heeft dit alles reeds gezien, waarom schenkt Hij dan geen aandacht aan deze mensen? God wacht slechts tot Zijn uitverkorenen wakker worden om hen te identificeren voor wat zij werkelijk zijn, om hen te ontmaskeren en hen te verstoten. Zulke mensen denken echter nog steeds bij zichzelf: Kijk eens hoe slim ik ben. We eten hetzelfde voedsel, maar na het werken zijn jullie helemaal uitgeput. Ik ben helemaal niet moe. Ik ben de slimmerik; iedereen die echt werk doet is een idioot. Is het juist dat zij op die manier naar eerlijke mensen kijken? Nee. In feite is het zo, dat mensen die bij het vervullen van hun plicht echt werk verrichten de waarheid beoefenen en God tevreden stellen, en daarom zijn zij de slimste mensen van allemaal. Wat maakt hen slim? Zij zeggen: ‘Ik doe niets wat God mij niet vraagt te doen en ik doe alles wat Hij mij vraagt te doen. Ik doe alles wat Hij vraagt en ik stop mijn hart erin, ik stop er alles in wat ik kan, ik haal helemaal geen trucjes uit. Ik doe dit niet voor een persoon, ik doe het voor God. God houdt zoveel van me, ik moet dit doen om God tevreden te stellen.’ Dit is de juiste gemoedsgesteldheid, en het resultaat is dat wanneer de tijd komt dat de kerk gereinigd wordt, zij die onbetrouwbaar zijn in het uitvoeren van hun plicht allemaal zullen worden verstoten, terwijl zij die eerlijke mensen zijn en het nauwkeurige toezicht van God aanvaarden, zullen blijven. De gesteldheid van deze eerlijke mensen gaat van kracht tot kracht en zij worden door God beschermd in alles wat hun overkomt. En waardoor verdienen zij deze bescherming? Omdat zij in hun hart eerlijk zijn. Zij vrezen geen ontberingen of uitputting wanneer zij hun plicht doen, en zijn niet kieskeurig over alles wat hun wordt toevertrouwd. Zij vragen niet waarom, zij doen gewoon wat hun wordt opgedragen, zij gehoorzamen, zonder te onderzoeken of te analyseren, of iets anders in overweging te nemen; zij hebben geen bijbedoelingen, maar zijn in alle dingen tot gehoorzaamheid in staat. Hun innerlijke gesteldheid is altijd heel normaal; wanneer zij met gevaar worden geconfronteerd, beschermt God hen, wanneer zij door ziekte of pest worden overvallen, beschermt God hen ook – zij zijn ten zeerste gezegend” (Het Woord, Vol. 3, Antichristen ontmaskeren, Artikel tien: Ze verachten de waarheid, schenden in het openbaar principes en negeren de regelingen van Gods huis (deel vier)). Nadat ik Gods woorden had overdacht, begreep ik het. We zouden onze plichten met een eerlijk hart en op een praktische manier moeten uitvoeren, niet aan persoonlijk gewin of verlies denken, geen trucjes uithalen. En als er zich dan problemen voordoen, zouden we die onmiddellijk op moeten lossen en geen moeite sparen in onze plichten. Alleen zo kunnen wij eerlijke mensen zijn vóór God en Zijn bescherming en zegeningen verkrijgen. Ik dacht eraan hoe zelfzuchtig, verachtelijk, bezorgd om het vlees ik was, hoe ik geen moeite wilde doen voor mijn plichten en geen goede resultaten met mijn beelden voortbracht, en ik voelde me heel schuldig. Later maakte ik in mijn vrije tijd nog steeds beelden en probeerde ik bewust te veranderen. Ik begon nieuwe technieken aan te leren, stelde vragen aan mensen en probeerde op nieuwe manieren te leren. Als ik moeilijkheden tegenkwam, bad ik tot God en herzag regelmatig het werk op basis van de suggesties van anderen. Iedere keer dat ik een nieuw beeld bedacht, bekeek ik het van alle kanten om te ontdekken of er op een andere manier pionierswerk was te verrichten. Na een poosje zo in mijn plicht te hebben gepraktiseerd, zag ik Gods zegening. Ik had een paar doorbraken in mijn compositieconcept en techniek en mijn broeders en zusters zeiden dat de beelden die ik maakte nu beter waren dan vroeger. Ik vond de motivatie om mijn plicht te vervullen en het lukte me mijn broeders en zusters in die van hun te inspireren. Iedereen wilde innoveren, doorbraken hebben en het beter doen.
Toen ik echt hard aan mijn plicht werkte en mijn hart erin legde, voelde ik me veilig als ik mijn plicht uitvoerde. Ik had iets te vertellen als ik tot God bad. Ook verwierf ik enig inzicht in sommige problemen en boekte vooruitgang in mijn vak. En als ik al mijn inspanning aan mijn plicht wijdde, voelde ik me echt niet te moe. Soms vergde het weliswaar een beetje meer denkwerk, maar ik voelde me tevreden en blij. Ik zag dat God nooit het onmogelijke verlangt van mensen, dat alles met een beetje moeite kon worden bereikt en ik was God bijzonder dankbaar. Een tijdje later werd ik teruggeplaatst naar mijn plicht bij de broeders en zusters. Op dat moment was ik heel dankbaar, maar ook voelde ik me onwaardig, dus bad ik tot God. Ik zei: “God! Met een menselijkheid als de mijne ben ik het vervullen van een plicht en deze verheerlijking niet waard. Ik wil graag mijn best doen in deze plicht en als ik die nog steeds behandel zoals ik dat eerst deed, vraag ik u mij te straffen en disciplineren, zodat ik oprecht berouw kan hebben en trouw mijn plicht kan vervullen om uw liefde te beantwoorden.”
Toen regelde de leider dat ik en drie andere broeders en zusters samen een aantal nieuwe effecten moesten maken. Het productieproces vergde veel tijd en inspanning en er was ook een grote vraag naar beelden op dat moment, dus mijn plicht was eigenlijk best vermoeiend. Vooral wanneer veel dingen zich opstapelden en afgehandeld moesten worden, stond mijn hoofd op barsten. Omdat ik de beelden niet op tijd af had, vroeg mijn partner een keer waarom ik zo traag werkte. Dat krenkte me op dat moment en ik dacht: zie je wel hoe iedereen zich alleen concentreert op het maken van beelden, ik daarentegen moet nieuwe technieken en effecten leren naast het maken van beelden. Dat kost mij meer tijd en inspanning. En als ik minder beelden zou maken, wat zouden mijn broeders en zusters dan van me denken? Misschien moet ik met onze leider praten en zeggen dat ik al deze nieuwe effecten niet aankan en dat ze dus maar iemand anders moesten vinden om dat te doen. Als ik zo dacht, wist ik dat ik weer rekening hield met het vlees, dus at en dronk ik bewust de relevante passage van Gods woord. Almachtige God zegt: “Je moet een eerlijk mens zijn, je moet verantwoordelijkheidsbesef hebben als je met problemen te maken krijgt, en je moet manieren vinden om de waarheid te zoeken om problemen op te lossen. Wees geen verraderlijk persoon. Als je verantwoordelijkheid uit de weg gaat en je handen ervan aftrekt als er problemen rijzen, zullen zelfs ongelovigen je veroordelen. Denk je dat Gods huis dat dan niet zal doen? Gods uitverkoren volk veracht en verwerpt dergelijk gedrag. God houdt van eerlijke mensen, maar haat bedrieglijke en geslepen mensen. Als je verraderlijk handelt en trucjes probeert uit te halen, zal God je dan niet haten? Zal Gods huis je maar gewoon ongestraft je gang laten gaan? Vroeg of laat zul je ter verantwoording worden geroepen. God houdt van eerlijke mensen en heeft een hekel aan verraderlijke mensen. Iedereen dient dit duidelijk te begrijpen, niet meer in de war te raken en geen dwaze dingen te doen. Kortstondige onwetendheid is begrijpelijk, maar de waarheid weigeren te aanvaarden is een koppige weigering om te veranderen. Eerlijke mensen kunnen verantwoordelijkheid nemen. Ze calculeren hun eigen baten en lasten niet in, maar beschermen het werk en de belangen van Gods huis. Ze hebben een vriendelijk en eerlijk hart dat lijkt op een kom helder water waarvan men de bodem in één oogopslag kan zien. Er schuilt ook transparantie in hun daden. Een bedrieglijke persoon haalt altijd trucjes uit, verbergt en verhult altijd dingen, en omhult zich zo strak met schone schijn dat niemand erdoor heen kan kijken. Mensen kunnen je innerlijke gedachten niet ontrafelen, maar God kan de diepste dingen in je hart zien. Als God ziet dat je geen eerlijk mens bent, dat je geslepen bent, dat je de waarheid nooit aanvaardt, dat je Hem altijd probeert te bedriegen en dat je je hart niet aan Hem overgeeft, dan zal God je niet liefhebben. Hij zal je haten en laten vallen. Allen die voorspoedig zijn onder de ongelovigen – mensen die welsprekend en gevat praten – wat voor mensen zijn dat? Is dit duidelijk voor jullie? Wat is hun wezen? We kunnen zeggen dat ze allemaal buitengewoon geslepen zijn, dat ze allemaal uitermate listig en gladjes zijn, dat ze de echte duivel Satan zijn. Zou God zulke mensen kunnen redden? God haat niets meer dan duivels – mensen die sluw en achterbaks zijn. God zal zulke mensen absoluut niet redden, dus wat jullie ook doen, wees niet zo’n persoon. Zij die steeds op hun hoede zijn en in hun spreken met alle scenario’s rekening houden, die zien hoe de wind waait en bedrieglijk te werk gaan – ik zeg je dat God zulke mensen het meest veracht, voor zulke mensen is geen verlossing meer mogelijk. […] Als mensen door hun hele leven van geloof in God de waarheid niet nastreven, maakt het niet uit hoeveel jaar ze gelovig zijn geweest; uiteindelijk verkrijgen ze niets. Als ze God willen winnen, moeten ze de waarheid verkrijgen. Alleen als ze de waarheid begrijpen, de waarheid in praktijk brengen en de werkelijkheid van de waarheid binnengaan, zullen ze de waarheid verkrijgen en door God worden gered. Alleen dan zullen ze Gods goedkeuring en zegeningen verkrijgen; en alleen dit is God winnen”(Het Woord, Vol. 4, Verantwoordelijkheden van leiders en werkers). Toen ik Gods woord had gelezen, besefte ik dat ik nog steeds een aantal verkeerde denkbeelden had. Vroeger bewonderde ik sluwe mensen. Ik vond dat ze alleen iets deden om er goed uit te zien en dat ze steeds de juiste kortste weg namen. Ik vond zulke slim en ik streefde ernaar zo iemand te worden. Pas toen ik Gods woorden had gelezen, begreep ik dat God dit sluwheid vond, en geen slimheid. Om hun doel te bereiken, kunnen ze allerlei verachtelijke middelen gebruiken. Zulke mensen zijn ondoorgrondelijk en hebben een duivelse aard. God houdt van eenvoudige en eerlijke mensen, mensen zonder bedrog in hun hart, mensen zonder zoveel slinkse motieven, die de opdrachten die God hen toevertrouwt op zich kunnen nemen en dingen met heel hun hart en op een praktische manier doen. God onderzoekt ons hart en onze gedachten en behandelt ons naar onze essentie. Gods houding tegenover bedrog is walging. Hij verlicht die mensen niet met begrip van de waarheid en uiteindelijk elimineert Hij ze, maar eerlijke mensen verlicht en zegent Hij. Toen dacht ik over mezelf na. Toen ik in mijn plicht een prijs moest betalen en lichamelijk lijden moest verdragen, wilde ik mijn plicht uit de weg gaan zodat ik niet moe zou worden. Dat was egoïstisch en bedrieglijk, een uitdrukking van sluwheid. Als ik dat deed, zou God mij verachten en zou ik het werk van de Heilige Geest niet ontvangen en in zo’n omgeving zou ik zeker de waarheid nooit verkrijgen. Toen besefte ik ineens dat ik op de proef werd gesteld met deze plicht. Hij wilde zien of ik vooruitgang had geboekt, of ik verantwoordelijkheidsgevoel had voor mijn plicht en of ik correct kon kiezen tussen plicht en lichamelijk gemak. Als ik mijn plicht uit de weg ging om mijn eigen belangen te beschermen, zou ik mijn getuigenis in deze proef verliezen. Ik dacht terug aan het recente verleden. Hoewel mijn vlees een beetje had geleden, was mijn hart vol geweest. Ik had meer zorgen en moeilijkheden in mijn plicht, maar ik was ook dicht bij God om de waarheid en principes meer te zoeken. Ieder dag kreeg ik iets in mijn plicht en dat voelde heel zinvol. Vroeger hunkerde ik naar lichamelijk gemak en hoewel ik niet moe was, voelde ik geen plezier en had de Heilige Geest me verlaten. Die pijn was erger dan fysieke pijn. Ik kon niet meer terugvallen op list en bedrog. Daarna evalueerde ik het onderhanden werk nog een keer en waar zich een echt probleem voordeed, zocht ik hulp bij de verantwoordelijke zuster, besteedde ik alle moeite die ik te bieden had en deed zo goed als ik kon wat ik moest doen. Hierdoor voelde ik me meer op mijn gemak.
Het was het oordeel en de openbaring van Gods woorden die mij zuiveren en veranderen, die me bevrijdde van de zucht naar lichamelijk gemak en leven als een dier, die me schaamte leerde en die me in staat stelde mijn plicht uit te voeren op een praktische manier en een menselijke gelijkenis uit te leven. Dit was waarlijk Gods redding voor mij! God zij dank!
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.