Dit soort dienst is werkelijk verachtelijk

07 maart 2019

Door Ding Ning Heze Stad, Provincie Shandong

Afgelopen dagen heeft de kerk een verandering in mijn werk geregeld. Toen ik deze nieuwe opdracht kreeg, dacht ik: Ik moet een laatste kans grijpen om een samenkomst bijeen te roepen met mijn broeders en zusters, om duidelijk te spreken over dingen, en een goede indruk achter te laten. Ik ontmoette daarom verschillende diakenen, en aan het einde van ons samenzijn zei ik: “Ik ben gevraagd om hier te vertrekken en elders ander werk te gaan doen. Ik hoop dat jullie de leider die mij komt vervangen aanvaarden en dat jullie eendrachtig met haar zullen samenwerken.” Zodra ze mij deze woorden hoorden zeggen, verbleekten enkele van de aanwezige zusters, en de glimlach verdween van hun gezicht. Sommigen onder hen namen mijn hand beet, sommigen omhelsden mij, en huilend zeiden ze, “je mag ons niet verlaten! Je mag onze noden niet aan de kant zetten en negeren! …” Vooral de zuster die gastvrouw was, was niet bereid om mij te laten gaan. Ze zei tegen me, “Het is goed dat je hier bij ons bent. Jij bent iemand die tegenslag kan verdragen, en je bent goed in het communiceren over de waarheid. Waar we je maar nodig hadden, je was er altijd om ons geduldig te helpen. Als jij vertrekt, wat zullen wij dan doen? …” Bij het zien van hun terughoudendheid om afscheid van mij te nemen, werd mijn hart vervuld van blijdschap en tevredenheid. Ik troostte hen met deze woorden: “Vertrouw op God. Wanneer ik kan, zal ik terugkomen en jullie bezoeken …”

Maar nadien, steeds wanneer ik terugdacht aan dat tafereel van afscheid van mijn broeders en zusters, was ik onrustig in mijn hart. Ik vroeg me af: “Waren zulke uitdrukkingen van verdriet vanzelfsprekend? Waarom gedroegen ze zich alsof mijn vertrek zo verschrikkelijks was? Waarom wilde de kerk eigenlijk dat ik van aanstelling veranderde?” Ik kon het maar niet begrijpen, en dus kwam ik vaak voor God om antwoorden te zoeken. Op een dag las ik een leerrede en kwam ik dit gedeelte tegen: “Degenen die God willen dienen, moeten God in alles verheffen en van God getuigen. Alleen op deze manier kunnen ze de vrucht dragen anderen kennis met God te laten maken, en alleen door God te verheffen en van Hem te getuigen, kunnen ze anderen in de tegenwoordigheid van God brengen. Dit is een van de principes van het dienen van God. De uiteindelijke vrucht van Gods werk die moet worden gedragen, is andere mensen voor God te laten komen door middel van de kennis van het werk van God. Als degenen die als leiders dienen God niet verheffen en niet van Hem getuigen, maar in plaats daarvan constant zichzelf voor het voetlicht halen …, dan plaatsen ze zichzelf in feite lijnrecht tegenover God. Ze zitten op Gods plaats en laten zich door mensen als God behandelen. Hun werk wordt werk dat met God om mensen concurreert. Is dit niet precies dezelfde manier als waarop Satan zich tegen God verzet? Er zijn momenteel vele leiders die elk een entourage van volgelingen hebben, en ze stimuleren en leiden mensen naar eigen goeddunken op. Uiteindelijk heeft God niemand verworven die Zijn hart kent. Voor wie doen mensen al hun werk? Hoeveel mensen hebben ze opgeleid die werkelijk op één lijn zitten met God? Hoeveel mensen hebben ze tot het werkelijk kennen en liefhebben van God geleid? Daarom, als de dienst van mensen God niet verheerlijkt en niet van God getuigt, dan staat het vast dat ze met zichzelf pronken. Alhoewel ze beweren dat ze God dienen, werken ze in werkelijkheid voor hun eigen status en voor de genietingen van hun vlees. Ze werken in geen geval om God te verheffen of van God te getuigen. Als iemand dit principe van de dienst van God schendt, dan bewijst dat dat ze God trotseren” (‘Principiële kwesties die moeten worden begrepen om God te dienen’ in ‘Werkregelingen’). Hoe meer ik las, hoe meer mijn hart bezwaard werd. Hoe meer ik las, hoe banger ik werd. Mijn gevoel van zelfverwijt nam enorm toe. Uit de houding die mijn broeders en zusters tegenover mij betoond hadden, kon ik zien dat mijn werk er niet echt uit had bestaan om mijn broeders en zusters in Gods aanwezigheid te brengen, maar eerder om hen in mijn aanwezigheid te brengen. Nu moest ik wel als vanzelf de verschillende taferelen onderzoeken uit de tijd die ik met mijn broeders en zusters had doorgebracht. Ik heb dikwijls gezegd tegen de zuster die gastvrouw was: “Zie hoeveel geluk jullie allen hebben. Je hele familie bestaat uit gelovigen. Wanneer ik thuis ben, mishandelt mijn man mij de hele dag. Wanneer hij mij niet slaat, vervloekt hij mij. Ik heb mijn plicht tot mijn beste vermogen vervuld, en zie hoeveel bitterheid ik heb doorstaan voor mijn geloof in God.” Wanneer mijn broeders en zusters tegenspoed ondervonden, communiceerde ik niet Gods wil tegen hen; ik gedroeg me niet als een getuige van Gods werk en Gods liefde. In plaats daarvan plaatste ik de hele tijd het vlees op de eerste plaats en probeerde ik ervoor te zorgen dat mensen mij aardig en attent vonden. Wanneer ik zag dat een broeder of zuster iets deed dat inging tegen de principes, was ik altijd bang om aanstoot te geven, dus hielp ik niet en gaf ik geen aanwijzingen, ik probeerde steeds de relaties tussen de mensen te beschermen. In alles wat ik deed, was ik het meest bezorgd over mijn positie en mijn imago in de harten van de mensen. … Mijn grootste doel was altijd om medeleven en bewondering van anderen te verkrijgen; dit werd mijn grootste bevrediging. Dit laat werkelijk zien dat ik bezig was mezelf was op een voetstuk te plaatsen en voor mezelf getuigde. Alles wat ik deed ging eigenlijk in tegen God. Ik dacht aan Gods woorden, die zeggen: “Nu, wanneer ik onder jullie werk, gedragen jullie je op deze manier – als de dag komt waarop er niemand is om over jullie te waken, zullen jullie dan niet als bandieten zijn die zichzelf tot koningen hebben uitgeroepen? Wanneer dat gebeurt en jullie een catastrofe veroorzaken, wie zal er dan zijn om jullie troep op te ruimen?(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een heel ernstig probleem: verraad (1)). De woorden van God maakten mij er opnieuw van bewust dat mijn dienst aan God er in feite op neerkwam dat ik getuigde van mezelf en dat ik mezelf op een voetstuk plaatste en hielpen me om de ernstige gevolgen van dit gedrag in te zien. De woorden van God hielpen me in te zien dat mijn natuur, zoals die van de aartsengel, mij zou kunnen maken tot een tirannieke bandiet, en dat ik een grote catastrofe zou kunnen veroorzaken. Ik dacht na over hoe mijn dienst aan God niet was vervuld volgens de juiste principes van de dienst; het verheerlijkte God niet en gaf geen getuigenis over God, het was niet mijn plicht vervullen. In plaats daarvan bracht ik mijn dagen door met mezelf in de aandacht te brengen, te getuigen van mezelf en mijn broeders en zusters in mijn aanwezigheid te brengen. Is dit soort dienst niet verachtelijk? Is dit niet simpelweg het soort ‘dienst’ van de antichrist? Zonder Gods verdraagzaamheid en genade, zou ik reeds door God vervloekt en neergeslagen zijn.

Op dat moment sidderde ik van angst en schaamte; een gevoel van een enorme schuld die ik schuldig was overspoelde mijn hart, en ik strekte mezelf uit op de grond, weende bitter tot God en pleitte: “O God! Zonder uw openbaring en verlichting, weet ik niet in wat voor diepten ik zou vallen. Ik ben u werkelijk meer schuldig dan ik ooit kan terugbetalen. Dank u voor de redding die u mij aanbiedt! Dank u om mijn lelijke en afschuwelijke zelf in de diepten van mijn ziel te tonen. Dank u om mij te laten zien dat mijn dienst aan u werkelijk een weerstreven van u was. Indien ik zou worden geoordeeld op basis van mijn daden, verdiende ik niets dan uw vervloeking, maar u heeft mijn ogen geopend, mij geleid en mij een kans gegeven om berouw te tonen en een nieuwe start te maken. O God, ik ben bereid om deze ervaring te gebruiken als een les die ik de rest van mijn leven met mij meedraag. Moge uw tuchtiging en oordeel mij steeds vergezellen, en moge ze mij spoedig helpen om mij van mijn oude zelf van Satan te ontdoen en mij helpen om een werkelijk eerbiedige dienaar van God te worden, zodat ik kan beginnen terugbetalen wat ik schuldig ben.”

Voetnoot:

a. Een Chinees gezegde dat letterlijk betekent: “Boeven die de bergen bezetten en zichzelf tot koning uitroepen.

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Mijn hart geven aan God

Door Xinche, Zuid-Korea In juni 2018 ging ik meedoen aan de repetities voor de Koninkrijkshymne kooruitvoering. Toen ik dacht aan hoe ik op...

Geef een reactie

Neem contact op via Messenger