Opstaan uit de duistere onderdrukking
Almachtige God zegt: “Op veel plaatsen heeft God geprofeteerd dat Hij een groep overwinnaars in het land Sinim zal vormen. Aangezien overwinnaars in het Oosten van de wereld moeten worden gevormd, is dus de plek waar God bij Zijn tweede vleeswording voet zet ongetwijfeld het land Sinim, precies waar de grote rode draak opgerold ligt. Daar zal God de nakomelingen van de grote rode draak winnen zodat hij compleet verslagen en te schande gemaakt wordt. God wil deze zwaar lijdende mensen opwekken, ze compleet opwekken, en ze uit de mist laten wandelen en de grote rode draak laten verwerpen. God wil ze opwekken uit hun droom, ze de essentie van de grote rode draak laten weten, ze hun gehele hart aan God laten geven, ze de verdrukking van de duistere machten laten ontstijgen, ze in het Oosten van de wereld laten opstaan en ze bewijs van Gods overwinning laten worden. Pas dan zal God glorie verkrijgen” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Werk en intrede (6)). Ik wil iets vertellen dat betrekking heeft op deze woorden van God.
Op 28 november 2002, was ik samen met anderen het evangelie aan het preken voor een leider van een christelijke kerk, toen er een tiental agenten de kamer binnen gestormd kwamen. Sommigen hadden vuurwapens, anderen een wapenstok, en ze schreeuwden dat we met onze handen op ons hoofd en met ons gezicht naar de muur moesten gaan staan. Ze fouilleerden ons allemaal en pakten zo’n 5000 yuan af, en nog een hoop andere spullen. Twee van de jonge zusters waren doodsbang dus ik fluisterde ze toe: “Wees maar niet bang, het komt goed. We moeten gewoon op God vertrouwen.” Een paar agenten kwamen meteen op me af en begonnen me te slaan met hun wapenstok. Ze haalden de hele tent overhoop. Een zuster had zich in een andere kamer verborgen. Een agent stormde daar naar binnen en sleurde haar eruit. Iemand anders zag dat ze heel mooi was, en begon haar te betasten. Ze kon zich niet losrukken en zette het op een schreeuwen. Gelukkig kwam de huiseigenaar tussenbeide en daarna lieten ze haar met rust. Ik was razend om het weerzinwekkende gedrag van de politie. Daarna stopten ze ons in een busje en namen ons mee naar het bureau waar we geboeid twee dagen zonder eten en drinken in een gang werden achtergelaten. Daarna probeerden ze kerkinformatie uit een broeder te slaan. Toen hij weigerde te praten, werd hij tegen de grond geduwd en propten ze hondenpoep in zijn mond. Daar was zijn geest niet tegen bestand. Toen ik hem zo gemarteld zag worden, werd ik ongelooflijk kwaad. Die agenten waren duivels en geen menselijke wezens. In stilte bad ik tot God. Ik vroeg Hem ons te helpen te getuigen, de folteringen van Satan te doorstaan en standvastig te blijven.
De derde nacht werden we één voor één op het bureau van de districtspolitie verhoord. De adjunct-chef van het bureau probeerde me zo te verleiden: “Als je ons vertelt wie jullie kerkleiders zijn en waar de kerk haar geld bewaart mag je naar huis. Je gezin heeft je veilig en wel thuis nodig. Als je het niet voor jezelf doet, doe het dan voor hen.” Ik kwam een heel klein beetje in verleiding. Ik dacht: als ik ze een paar onbelangrijke dingen vertel, laten ze me misschien gaan. Dan hoef ik niet meer te lijden. Dan kan ik naar huis en voor mijn gezin zorgen. Toen schoten me de woorden van God te binnen: “Ik zal niet meer genadig zijn voor hen die mij in het geheel niet trouw zijn in tijden van verdrukking, want mijn genade reikt maar zover. Bovendien kan ik geen sympathie opbrengen voor degenen die mij eens hebben verraden, nog minder wil ik geassocieerd worden met mensen die de belangen van hun vrienden verraden. Dit is mijn gezindheid, wie de persoon ook maar mag zijn” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bereid voldoende goede daden voor voor je bestemming). Ik kwam weer bij mijn positieven. Overwoog ik niet God te verraden? Ik besefte dat ik in de val van Satan was getrapt. Als ik me zorgen maakte om mijn lichaam en gezin, op gemak uit was, en net als Judas werd, door God en mijn broeders en zusters te verraden, had dat Gods haat over me afgeroepen en had ik Zijn gezindheid beledigd. Ik bad tot God en zei: “Ook al slaan ze me kreupel of dood, ik zal u nooit verraden of net als Judas worden.” Toen ze zagen dat die ‘aardige agent’-strategie mislukte, lieten de agenten zien dat ze vanbinnen duivels zijn. Een agent zette de hak van zijn schoen op mijn grote teen en draaide die uit alle macht rond. En ging een felle pijnscheut door me heen en ik slaakte een kreet. Mijn kleren waren doorweekt van het zweet. Ik bad voortdurend tot God of Hij me door mijn pijn wilde leiden, en mijn hart wilde beschermen om me alle geloof en kracht te geven om niet voor Satan te zwichten. Toen de agent ophield, was mijn grote teen verpletterd, overal lag bloed en mijn hele teennagel had losgelaten. De politie had niets uit me losgekregen, maar ze waren nog niet klaar met me. Ze stuurden mij met een broeder en een zuster naar de Dienst Arrestatieteams voor verder verhoor.
Daar moesten we ons helemaal uitkleden, waarna we aan handen en voeten werden geboeid. Om ons te vernederen dwongen ze ons jumping jacks te doen. Een heel stel agenten kwam lachend om ons heen staan kijken en wijzen. Ik voelde me minder dan een mens. Als ik sprong, voelde ik de vlammen van razernij in me omhoog schieten. Als ik het niet zelf had ondergaan had ik nooit geloofd dat de “Volkspolitie” ons op zulke duivelse, gemene, onmenselijke manieren kon martelen. Ik haatte die duivels, die beesten. Zoals Gods woorden luiden: “Duizenden jaren lang is dit het land van vuil geweest, het is ondraaglijk smerig, ellende heerst alom, geesten waren overal ongebreideld rond met trucjes en misleiding, ze doen ongefundeerde beschuldigingen,[1] zijn meedogenloos en kwaadaardig, vertreden deze spookstad en laten de plaats bezaaid met dode lichamen achter; de stank van ontbinding bedekt het land en doordringt de lucht, en het wordt zwaar bewaakt.[2] Wie kan de wereld voorbij het uitspansel zien? […] Godsdienstvrijheid? De wettelijke rechten en belangen van burgers? Die zijn allemaal trucjes om zonde te bedekken!” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Werk en intrede (8)). Wij gelovigen overtreden de wet niet en doen niemand kwaad. We prediken alleen Gods evangelie opdat anderen Hem aanbidden, de waarheid ontvangen, uit Satans greep kunnen worden bevrijd en gered worden. Maar van de CCP mogen we niet in God geloven en het juiste pad bewandelen, laat staan dat we het evangelie mogen preken. Ze doen er alles aan om ons op te jagen, te arresteren en wreed te martelen, zo graag willen ze iedereen die in God gelooft doden. Nu ik deze waarheid onder ogen zag, dat de CCP door en door verrot is, de waarheid haat en zich verzet tegen God. haatte en verwierp ik haar uit de grond van mijn hart. Ik zou getuigen, Satan te schande maken en hem uiteindelijk verslaan.
Vier dagen later ondervroegen de agenten me weer. Ze wilden informatie over de kerk. Ik weigerde te praten, dus sleurden ze mij en de andere broeder de binnenplaats op. Met geboeide handen en voeten en een zwarte zak over ons hoofd, hingen ze ons midden op de binnenplaats aan een grote boom. Die gestoorde types lieten een massa mieren op de boom los, die over ons heen kropen en ons beten. Het leek wel of ze op mijn botten knaagden, en ik wilde dood. Ik wist dat ik het niet kon volhouden en bad tot God of Hij me wilde helpen, Hem niet te verraden. Ik vroeg om de kracht en de wil om vol te houden en overeind te blijven. Gods woorden kwamen tot me: “Opdat mijn glorie het heelal mag vervullen, moeten alle mensen de laatste narigheden voor mij ondergaan. Begrijpen jullie mijn wil? Dit is het laatste wat ik van de mens eis, ik hoop echter dat alle mensen een sterke, klinkend getuigenis zullen geven over mij voor de grote rode draak, dat zij zich om mijnentwille kunnen opofferen voor een laatste keer en mijn eisen nog een keer zullen inwilligen. Kunnen jullie dit echt wel aan? Jullie waren niet in staat om mijn hart te bevredigen in het verleden. Kunnen jullie dit patroon veranderen tijdens het laatste stadium?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 34). Gods woorden stemden me beschaamd. Ik had God nooit tevreden gestemd en nu ik dan eindelijk moest standhouden tegenover Satan, wist ik dat ik God niet mocht verraden en Zijn hart niet mocht breken vanwege de pijn in mijn lijf. God is de ware Schepper en boven alle dingen verheven. Om ons allen te redden, werd Hij Zelf vlees en onderging vernederingen, werd achtervolgd door de CCP, verworpen door de wereld, en toch uit Hij de waarheid voor iedereen. God heeft zo’n prijs voor de mensheid betaald. Wat stelde dat beetje lijden van mij helemaal voor? Ik besloot dat ik bereid was te sterven om God tevreden te stellen en te verheffen. Toen ik dat bedacht, keerde mijn kracht terug. Zo steunde ik op God om deze foltering minuut voor minuut te doorstaan. Na nog eens twee dagen stond ik op het punt te breken. Het was vroeg in de winter en het regende. Ik droeg alleen een dun overhemd en hing daar met blote voeten. Twee dagen kreeg ik niets te eten of te drinken, en ik had overal pijn. Ik verging van de pijn en wilde dood. Dus ik bleef tot God bidden omdat ik bang was dat ik Hem in mijn zwakte zou verraden. Door mijn pijn heen dacht ik aan de apostel Stefanus in het Tijdperk van Genade die door een menigte was gestenigd tot de dood erop volgde omdat hij het evangelie van de Heer preekte. Voordat hij stierf, vroeg hij God zijn geest te ontvangen, dus ik zei dit gebed tot God: “Beminde God, ik kan deze pijn niet langer verdragen. Ontvang alstublieft mijn geest. Ik sterf liever dan dat ik u verraad.” En toen gebeurde er een verbazingwekkend wonder: Mijn geest verliet mijn lichaam. Ik bevond me op een weidse grasvlakte, met felgroen gras en vee zover als het oog reikte. Ik voelde me heel vredig en begon onwillekeurig een loflied op God te zingen: “Loof Almachtige God met luide stem, alles in de hemel en op aarde looft u, looft u, zal u loven. Laat uw engelen u loven. Laat uw hemelse scharen u loven, heel het universum looft u, Almachtige God. De stralende sterren loven u. De hemel, de aarde en de wateren loven u, iedereen zal u loven. Laat de bergen en heuvels u loven, Almachtige God, laat de golven en woeste zeeën u loven. U loven op de hoogste plek, Almachtige God. U luid loven, Almachtige God. De luide donderslagen loven u, loven u luid, loven u luid. Het grootse uitspansel looft Almachtige God. Laat alles wat adem heeft u loven. Het zingen van lof doet de hele aarde schudden. Loof God.” Ik werd volledig overspoeld door onvergelijkelijke vreugde en vrede, een toestand van totale ontspanning. De pijn, honger en kou die ik hangend aan die boom voelde, de pijn die ik voelde van de mierenbeten, verdwenen allemaal. Toen ik bijkwam, was het avond, en de agenten haalden me uit de boom. Ik leefde nog en bovendien was mijn geest vernieuwd. Dankzij Gods almachtige en wonderbaarlijke bescherming. Ik dankte en loofde Almachtige God. Ik zag in dat het aan God is of we leven of sterven, en mijn geloof in Hem groeide. Ik nam me nog vaster voor om voor God te getuigen.
De volgende dag ondervroegen de agenten me weer. Ze wilden dat ik de kerk zou verraden en God zou belasteren en verraden. Verontwaardigd zei ik: “Almachtige God is de Schepper, de enig ware God die over alles heerst. Jullie noemen zwart ‘wit’ en luizen onschuldige mensen erin.” Een kleerkast van een agent werd heel kwaad en begon me als een bezetene te slaan met een bank. Er stroomde bloed uit mijn mond en ik viel bewusteloos op de grond. Ze maakten me wakker met ijswater, trokken me overeind en begonnen me weer te slaan. Ik voelde me heel zwak maar dacht aan Gods woorden: “Hebben jullie ooit de zegeningen aanvaard die jullie zijn gegeven? Hebben jullie ooit naar de beloften gestreefd die er vanwege jullie gedaan zijn? Onder leiding van mijn licht zullen jullie de wurggreep van de duistere krachten doorbreken. In het donker zullen jullie zeker het licht dat jullie begeleidt niet uit het oog verliezen. Jullie zullen beslist meester van de schepping zijn. Jullie overwinnen Satan beslist. Als het koninkrijk van de grote rode draak ten onder gaat, zullen jullie ongetwijfeld opstaan tussen de talloze massa’s om mijn overwinning te bewijzen. Jullie zullen beslist resoluut en standvastig zijn in het land van Sinim. Door jullie lijden zullen jullie de zegen erven die van mij komt, en zullen jullie mijn glorie door het hele universum uitstralen” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 19). Ik voelde me diep geroerd en zei dit gebed tot God: “Ze kunnen me doodslaan, maar ik zal u nooit verraden.” Nadat ik dagen achtereen was gemarteld, zat ik onder de blauwe plekken en had ik zwaar inwendige letsel. Een week later was mijn urine nog steeds rood en bloederig. Mijn rechternier was zo erg beschadigd dat die nog steeds pijn doet.
Een maand later had de politie nog steeds geen bewijzen, dus lieten ze me een verklaring ondertekenen met vervalst bewijsmateriaal waarna ze me naar een detentiecentrum stuurden. Drie maanden later, klaagde de CCP me aan voor “het ondermijnen van de wetshandhaving” en werd ik tot een jaar dwangarbeid veroordeeld. In het werkkamp, was niet genoeg te eten en ik moest ruim tien uur per dag werken. Alle bewakers scholden me uit, ze gebruikten hun stroomstokken en stopten me in de isoleer. Als God me niet had beschermd, had dat duivelsgebroed me doodgemarteld. Op 7 november 2003, werd ik vrijgelaten en kon ik eindelijk ontsnappen aan die hel op aarde.
Mijn lichaam had ernstig letsel opgelopen van de martelingen door de CCP, maar ik had wel inzicht verworven. Ik was getuige geweest van de demonische natuur van de CCP die de waarheid en God haat, en ik was getuige geweest van Gods wonderbaarlijke daden en Zijn almachtige soevereiniteit. Daardoor werd mijn geloof in God sterker. Ook proefde ik de macht van Gods woorden. Gods woorden hielpen me Satans streken te doorzien. En toen ik bijna dood was, gaven Gods woorden me het vertrouwen en de kracht om door te gaan totdat ik de duivels van de CCP had verslagen en hun martelingen en verleidingen had overleefd. Deze ervaring zorgde dat ik de grote rode draak afwees en het maakte mijn geloof in God nog sterker.
Voetnoten:
1. “Ze doen ongefundeerde beschuldigingen” verwijst naar de methoden waardoor de duivel mensen schade toebrengt.
2. “Zwaar bewaakt” geeft aan dat de methoden waardoor de duivel mensen leed berokkent bijzonder kwaadaardig zijn en mensen zozeer onder de duim houden dat ze geen ruimte hebben om te bewegen.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.