Een beetje menselijke gelijkenis naleven is echt geweldig
Almachtige God zegt: “Vóór het einde van Zijn managementplan van 6000 jaar − voordat Hij het einde van elke categorie mensen openbaart − is Gods werk op aarde ten behoeve van het heil. Het is allemaal bedoeld om degenen die Hem liefhebben volledig te vervolmaken en ze aan Zijn heerschappij te onderwerpen. Hoe God mensen ook redt, alles wordt gedaan door ze te laten breken met hun oude satanische natuur. Dat wil zeggen: Hij redt ze door ze naar het leven te laten streven. Als ze niet naar het leven streven, zullen ze geen manier hebben om Gods heil aan te nemen. […] In het verleden was Zijn middel om redding te brengen de grootste liefde en barmhartigheid tonen, zodanig dat Hij Zich helemaal aan Satan gaf in ruil voor de hele mensheid. Vandaag staat haaks op het verleden. Vandaag komt jullie heil tot stand in de tijd van de laatste dagen, tijdens de classificatie van ieder naar zijn aard. Het middel om jullie heil te bewerkstelligen is niet liefde of barmhartigheid, maar wel tuchtiging en oordeel zodat de mens grondiger kan worden gered. Alles wat jullie krijgen, is dus tuchtiging, oordeel en genadeloze klappen, maar weet dat in deze harteloze klappen geen greintje straf schuilgaat, weet dat ongeacht de hardheid van mijn woorden jullie maar door een paar woorden worden getroffen die volslagen harteloos op jullie overkomen, en weet dat ongeacht de mate van mijn toorn jullie nog steeds worden geraakt met woorden van onderricht. Ik ben er geenszins op uit om jullie iets aan te doen of ter dood te brengen. Is dit niet allemaal een feit? Weet dat alles vandaag, van rechtvaardig oordeel tot harteloze loutering en tuchtiging, ten behoeve van het heil is. Of vandaag nu de classificatie van ieder naar zijn aard plaatsvindt of de categorieën mensen worden blootgelegd, alle woorden en het werk van God zijn bedoeld om degenen te redden die God werkelijk liefhebben. Een rechtvaardig oordeel dient om de mens te zuiveren, harteloze loutering dient om de mens te reinigen, harde woorden of kastijding dienen allemaal om te zuiveren en het heil tot stand te brengen” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Jullie moeten de zegeningen van status opzijzetten en Gods wil begrijpen om de mens heil te brengen).
De kerk wilde vorig jaar een film gaan opnemen, en broeders en zusters bevalen mij aan als regisseur. Ik weet nog dat ik een beetje zenuwachtig was toen ik voor het eerst met die plicht begon, maar ik bad de hele tijd tot God en geleidelijk aan kwamen mijn zenuwen tot bedaren, en kon ik aan de slag. Ik studeerde hard en leerde om films te maken, en begon langzaamaan sommige van die vaardigheden te begrijpen. En toen, bleven broeders en zusters mijn ideeën overnemen. Vooral voor de eerste scène die ik regisseerde, vonden ze het allemaal goed wat ik had gefilmd en de leidster zei dat ik in de wieg was gelegd voor regisseur. Mijn hart zwol op van trots en ik had het gevoel dat ik hier heel goed in was en dat ik een onmisbaar talent was in Gods huis. Als ik vanaf dat moment met broeders en zusters werkte, was ik niet meer zo bescheiden als ik was geweest, maar sprak met zelfvertrouwen en hield mijn hoofd opgeheven. Ik wilde ook in alles het laatste woord hebben en had een lage dunk van alle anderen. Als iemand mijn idee in twijfel trok of een ander voorstel deed, was ik onverzettelijk en ongeduldig en keek op hen neer. Ik vond dat ik hen in elk opzicht overtrof, en dat ze gewoon moesten doen wat ik zei, in plaats van zo moeilijk te doen. En in mijn ogen brachten ze heel onbenullige dingen te berde die het bespreken niet waard waren. Dus ik vroeg altijd: “Is dit een kwestie van principe?” om hen tot zwijgen te brengen. Op een keer liet zuster Zhang, de hoofdrolspeelster, me kostuums bekijken die ze had uitgekozen. Ik dacht: hoe kun je er zo’n vreselijke kijk op hebben? Ik liet haar alles opnieuw kiezen. Ik keurde veel van haar kledingkeuzes af. Ik was vervuld van de gedachte dat ik de regisseur was, en dat mijn gevoel dus het juiste was en ze naar me moesten luisteren. Uiteindelijk voelden de broeders en zusters zich door me ingeperkt en wilden geen voorstellen meer doen. Het gaf me een naar gevoel toen ik dat zag maar toen dacht ik, dat ik alleen dacht aan ons werk en er niet al te ver naast kon zitten. Dus ik stond er verder niet bij stil. In die tijd communiceerde mijn leidster met me en stelde me aan de kaak, en zei dat ik te arrogant was en graag mensen controleerde, en waarschuwde om mijn blik niet op anderen te richten, maar na te denken over mezelf en de waarheid te praktiseren om mijn eigen problemen op te lossen. Zo is het. Maar ik begreep toen niets van mijn eigen natuur. Ik vond dat ik heel verantwoordelijk was in mijn werk. Ik bleef in die opstandige, koppige gesteldheid leven, en kon niet meer goed samenwerken met broeders en zusters. In de loop van de tijd, bleven zich in ons werk problemen voordoen die onze vooruitgang belemmerden.
Op een dag, hoorde ik dat er een regisseur was ontslagen, die zo arrogant was dat het werk vertraging opliep, en die niet in staat was de waarheid te aanvaarden en broeders en zusters inperkte. Dat maakte me een beetje bang. Ik wist dat ik me net zo had gedragen als die regisseur. Ik dacht dat God me waarschuwde, en besloot dat ik niet langer zo de baas kon blijven spelen. In plaats daarvan moest ik me beheersen, vriendelijker spreken, en mijn best doen om met anderen te communiceren en het werk te bespreken. Maar ik kende nog steeds mijn eigen natuur niet, dus ik zocht niet naar de waarheid om die te verhelpen.
Na een tijdje, vorderde ons team zo langzaam, dat de leidster regelde dat zuster Liu met me zou samenwerken. Eerst kon ik dat gewoon niet accepteren. Ik dacht dat de leidster zeker twijfelde aan mijn capaciteiten, maar omdat het al geregeld was, beet ik met tegenzin door de zure appel heen. Ik merkte dat de leidster daarna tijdens werkbesprekingen, steeds zuster Liu om advies vroeg. Ik was erg ongerust en dacht dat de leidster me niet hoog aansloeg. Ik begon een hekel aan haar te krijgen. Maar ik verzette me nog meer tegen zuster Liu. Ik kon haar niet accepteren. Dus elke keer als we ons werk bespraken zat ik daar in stilte nors voor me uit te kijken. Op een keer, ontdekte ze wat problemen met het werk van het team en deed enkele voorstellen die onze broeders en zusters allemaal heel goed vonden. Maar ik wilde er niets van weten. Ik weigerde naar haar voorstellen te luisteren. Toen iedereen me naar mijn mening vroeg, kropte ik mijn boosheid op en zei: “Jullie doen maar.” Toen pakte de leidster me aan en zei dat ik het werk van Gods huis niet steunde. Ik voelde me echt naar en ik wist dat ik mijn frustratie niet kon blijven afreageren in het werk van Gods huis. Maar ik kon het echt niet verkroppen. Ik dacht: als jullie altijd naar zuster Liu luisteren, wat valt er dan nog te bespreken? Ik dacht nog steeds dat ik in alles gelijk had, dus tijdens de paar volgende werkbesprekingen hield ik vast aan mijn meningen en sprak zuster Liu tegen, zelfs als haar voorstellen redelijk waren. Ik vond dat ze opschepte. Toen ze een bepaalde acteur aanbeviel bracht ik allerlei problemen met die acteur ter sprake en boorde haar voorstel de grond in. Ik was gewoon niet bereid om naar haar te luisteren. Ik wilde de leiding hebben over al het werk. Uiteindelijk voelde zuster Liu zich ingeperkt door mij en deed geen voorstellen meer. In die tijd, leefde ik in zo’n arrogante, zelfgenoegzame gezindheid, zonder de waarheid te zoeken, dat mijn geest langzaam in duisternis verviel. Ik voelde me elke dag terneergeslagen en God leek Zich voor me te verbergen. Ik had niets tegen God te zeggen als ik bad en Gods woorden drongen niet tot me door als ik ze las. Mijn geest was leeg en ik was afgestompt in mijn werk. Ik kon helemaal geen problemen zien. Ik leefde in een gesteldheid van onrust en had steeds het gevoel dat er iets ging gebeuren.
Enkele dagen later kwam onze leidster om een bijeenkomst met ons te houden. Ze stelde mijn gezindheid aan de kaak en zei dat ik te arrogant was, dat ik autocratisch en eigenzinnig was in mijn plicht en echt ons werk verstoorde. Ze zei dat ik naar huis moest gaan en serieuze godsdienstoefeningen moest doen en over mezelf nadenken. Ik was geschokt toen ik dat hoorde, maar ik bad serieus tot God en zei: “O God, welke situatie ik ook tegenkom, ik geloof dat het allemaal is bewerkstelligd door u en ik ben bereid om me te onderwerpen.” Ik kon die nacht helemaal niet slapen. Ik bedacht dat ik zo lang regisseur was geweest, maar dat ik hier morgen moest vertrekken. Ik kon het niet loslaten, was erg van streek, en kon mijn tranen niet bedwingen. Ik wilde die kans aangrijpen om aan mijn godsdienstoefeningen te werken en over mezelf na te denken, zodat ik mezelf weer overeind kon helpen waar ik was gestruikeld. Maar eenmaal thuis kon ik me niet concentreren op Gods woorden en had ik het echt moeilijk. Ik kon alleen maar voor God komen en Hem steeds weer aanroepen. Ik zei: “God, ik heb zoveel pijn. Alstublieft, help me en bescherm mijn hart zodat ik uw wil in deze situatie kan begrijpen en mezelf kan kennen.” Door voortdurend tot God te bidden, kon ik eindelijk een beetje rust voelen.
Enkele broeders en zusters kwamen de volgende dag bij me langs, om met me te communiceren en me te helpen en ze spraken over enkele van mijn problemen. Ik weet nog dat één zuster zei: “Je bent zo veranderd sinds je regisseur bent. Je kijkt zelfs anders naar anderen en je wil in alles het laatste woord hebben. Je bent echt overheersend en er valt gewoon niet met je te werken.” Een broeder zei: “Tijdens werkbesprekingen zijn we allemaal ontspannen als jij er niet bent. Maar zodra je verschijnt, zijn we allemaal nerveus, en bang dat je onze gedachten en ideeën de grond in boort.” Elk woord dat uit hun mond kwam was als een dolkstoot in mijn hart. Ik durfde hen niet aan te kijken en voelde me zo vreselijk. Mijn hele leven had ik me als mens niet zo’n mislukkeling gevoeld. Het was zo erg geworden dat broeders en zusters me niet durfden te benaderen en bang waren als ze me zagen. Ik dacht: ben ik nog wel een fatsoenlijk mens? Hoe kon ik zo ongevoelig zijn? Ik had nooit beseft dat mijn arrogante gezindheid anderen zo kon inperken en kwetsen. Ik wist al dat ik arrogant was en de leidster communiceerde vaak met me, maar ik stond er nooit bij stil. In plaats daarvan dacht ik dat ik arrogant was doordat ik van een superieur kaliber was. Wie is er niet arrogant als hij begaafd en van hoog kaliber is? Daarom zocht ik nooit naar de waarheid om het te verhelpen. Maar door de hulp en communicatie van broeders en zusters had ik eindelijk rust in mijn hart gevonden en kon ik mezelf tot bedaren brengen om na te denken over mijn gedrag.
Terwijl ik nadacht, las ik twee passages die ik nu zou willen delen. God zegt: “Als je echt de waarheid in je hebt, dan is het pad dat je begaat vanzelf het correcte pad. Zonder de waarheid is het makkelijk kwaad te doen, en doe je dat in weerwil van jezelf. Als je bijvoorbeeld arrogantie en verwaandheid in je had, zou je het onmogelijk vinden om God niet te trotseren. Je zou je gedwongen voelen om Hem te trotseren. Je zou het niet expres doen, je zou het doen omdat je arrogante en verwaande natuur over je heerst. Door je arrogantie en verwaandheid zul je op God neerkijken en Hem als onbelangrijk beschouwen, ze zouden je ertoe brengen jezelf te verheffen, jezelf voortdurend op de voorgrond te plaatsen en ten slotte op Gods plaats te gaan zitten en getuigenis af te leggen voor jezelf. Uiteindelijk zou je je eigen ideeën, gedachten en opvattingen veranderen tot waarheden die moeten worden aanbeden. Zie toch hoeveel kwaad wordt gedaan door mensen die in de greep zijn van hun arrogante en verwaande natuur!” (‘Alleen door de waarheid na te streven kun je veranderingen in je gezindheid realiseren’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “Arrogantie is de wortel van de verdorven gezindheid van de mens. Hoe arroganter mensen zijn, hoe groter het risico wordt dat ze zich tegen God verzetten. Hoe ernstig is dit probleem? Mensen met een arrogante gezindheid beschouwen niet alleen ieder ander als minder dan zij, maar het ergste is dat ze zelfs tegen God neerbuigend doen. Sommige mensen lijken misschien op het eerste gezicht in God te geloven en Hem te volgen, maar ze behandelen Hem absoluut niet als God. Ze hebben altijd het gevoel dat ze de waarheid in pacht hebben en vinden zichzelf geweldig. Dit is de essentie en de wortel van de arrogante gezindheid, en het komt bij Satan vandaan. Daarom moet het probleem van de arrogantie worden opgelost. Het gevoel hebben dat je beter bent dan anderen is triviaal. De kwestie waar het om draait is dat die arrogante gezindheid iemand ervan weerhoudt zich te onderwerpen aan God, Zijn bewind en Zijn regelingen; zo iemand voelt altijd de neiging met God te wedijveren om de macht over anderen. Dit soort persoon vereert God niet in de verste verte, laat staan dat hij God liefheeft of zich aan Hem onderwerpt” (Gods communicatie). Door Gods woorden zag ik in dat mijn arrogantie en verwaandheid zorgden dat ik opstandig was en me verzette tegen God. Sinds ik mijn taak had gedaan als regisseur, dacht ik dat het door mijn eigen harde werken kwam als ik een beetje succes had, en dat ik beter was dan anderen. Ik begon anderen te negeren en bleef koppig op mijn stuk staan, en wilde in alles het laatste woord hebben. Als ik geen resultaten behaalde in mijn taak dacht ik er nooit over na of het probleem bij mij lag, maar concentreerde me op mijn broeders en zusters. Ik behandelde anderen neerbuigend en las ze de les. Uit arrogantie en verwaandheid keek ik op iedereen neer. Ik kon de sterke punten van anderen niet zien en dacht dat mijn ideeën de beste waren. Ik keurde telkens de voorstellen van iedereen af en was overheersend. Ik kende mezelf niet door mijn arrogantie en verwaandheid en zelfs nadat ik vele keren was gesnoeid en behandeld, wilde ik het niet accepteren of over mezelf nadenken. Ik had totaal niet het hart van een zoeker. Toen mijn werk vertraging opliep en duidelijk werd dat ik het werk niet aankon, wilde ik nog steeds niet samenwerken met anderen en liet niet toe dat ze zich met mijn taken bemoeiden. Ik dacht dat dat mijn gezag in het geding zou brengen en mijn reputatie en positie zou bedreigen. Ik wilde de volledige controle hebben en het laatste woord hebben. Bewandelde ik niet de weg van verzet tegen God? Toen zuster Liu wat succes had in haar plicht en mijn positie bedreigde, wist ik heel goed dat ze gelijk had en dat haar voorstel het werk van Gods huis ten goede zou komen, maar ik wilde het niet accepteren. In plaats daarvan begon ik te muggenziften. En als ik zag dat onze broeders en zusters het met haar eens waren, kon ik het niet accepteren en reageerde mijn frustratie af op het werk voor de kerk. Ik was bereid om het werk van Gods huis eronder te zien lijden om mijn eigen reputatie en status te beschermen. Waar was mijn I finally realized Waar waren mijn geweten en verstand? Ik zag dat ik mijn arrogante en verwaande satanische gezindheid had nageleefd, mijn eigen gedachten en meningen had opgedrongen aan broeders en zusters alsof ze de waarheid waren, en mensen had gedwongen om bij alles naar me te luisteren. Had ik niet op gelijke voet willen staan met God en anderen willen overheersen? “De mens moet zichzelf niet groter maken of verheerlijken. Hij moet God aanbidden en verheerlijken” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De tien bestuurlijke decreten waaraan Gods uitverkoren volk moet gehoorzamen in het Tijdperk van het Koninkrijk). Ik besefte eindelijk dat ik in een benarde situatie zat. Het leek alsof ik elke dag mijn plicht deed en me hartstochtelijk uitputte, maar ik liet op alle manieren een satanische gezindheid zien. Mijn daden waren allemaal in strijd met de waarheid, ik verstoorde het werk van de kerk. Ik deed slechte dingen, verzette me tegen God en beledigde Zijn gezindheid. Ik vroeg me af hoe het zo ver met me was gekomen. Het kwam doordat ik zo’n arrogante, onbuigzame natuur had. Ik accepteerde nooit de waarheid, en ten slotte riep ik Gods toorn over me af. Ik zag dat ik zo grondig was verdorven door Satan dat ik de werkelijkheid van de waarheid helemaal ontbeerde. Dat ik zo’n belangrijke plicht op me kon nemen, kwam doordat God me verhief. En dat ik enig succes had in mijn plicht was volledig te danken aan het werk van de Heilige Geest, en kwam helemaal niet doordat ik enige capaciteiten had. Ik zag dat toen ik in mijn plicht op mijn arrogante natuur vertrouwde, de Heilige Geest ophield met werken en ik niets meer kon uitvinden of oplossen. Maar toch dacht ik nog steeds dat alles met me in orde was. Ik was onredelijk arrogant, zonder een greintje zelfkennis. Pas toen begon ik afkeer en haat voor mijn arrogante natuur te voelen.
Later las ik deze woorden van God: “Jullie leven allen in een wereld van zonde en losbandigheid; jullie zijn allen losbandig en zondige mensen. Vandaag kunnen jullie God niet alleen zien, maar belangrijker: jullie hebben tuchtiging en oordeel ontvangen, en zo de diepst mogelijke redding ontvangen, dat wil zeggen, Gods grootste liefde ontvangen. Alles wat Hij doet, is echte liefde voor jullie; Hij heeft geen slechte bedoeling. Hij oordeelt jullie op grond van jullie zonden, zodat jullie goed naar jezelf zullen kijken en die geweldige redding zullen ontvangen. Dit alles is gedaan met het doel de mens compleet te maken. God heeft vanaf het begin tot het einde Zijn uiterste best gedaan om de mens te redden en Hij wil zeker niet de mens die Hij eigenhandig heeft geschapen volledig vernietigen. Nu is Hij onder jullie gekomen om Zijn werk te doen; is dat niet nog duidelijker verlossing? Als Hij jullie zou haten, zou Hij dan nog een dergelijk groot werk verrichten om jullie persoonlijk te leiden? Waarom zou Hij zo lijden? God haat jullie niet en heeft geen slechte bedoelingen met jullie. Jullie zouden moeten weten dat Gods liefde de meest wezenlijke liefde is. Alleen omdat de mensen ongehoorzaam zijn, moet Hij hen redden door middel van het oordeel; anders zouden zij niet gered worden” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De innerlijke waarheid van het werk van de overwinning (4)). Ik las Gods woorden steeds weer opnieuw. Ik had zo’n gevoel van warmte en ik was zo geroerd. Ik zag dat God me niet veroordeelde of elimineerde door me zo te ontmaskeren, en dat Hij het me niet met opzet moeilijk maakte. Hij deed het echt voor mijn redding. Ik heb zo’n arrogante, onbuigzame natuur en God wist wat ik nodig had. Doordat ik mijn taak was kwijtgeraakt en was gesnoeid en behandeld door broeders en zusters, leerde ik mijn arrogante gezindheid kennen en kon ik nadenken over de weg die ik had genomen en God echt berouw tonen zodat ik niet meer opstandig tegen Hem zou zijn en me tegen Hem zou verzetten. Hoewel ik tijdens dat proces pijn en negativiteit ervoer, had mijn verdoofde hart zonder zo’n oordeel en tuchtiging niet kunnen worden wakker geschud. Dan had ik niet kunnen nadenken over mijn gedrag of Gods rechtvaardige gezindheid leren kennen. Dan had ik God niet echt berouw kunnen tonen, maar was ik alleen maar doorgegaan met wedijveren met en me verzetten tegen Hem, en had ik uiteindelijk Zijn gezindheid beledigd en zou ik zijn gestraft. Ik ervoer eindelijk voor mezelf dat het oordeel en de openbaring van Gods woorden Zijn bescherming voor mij en de meest waarachtige liefde waren. Ik was God zo dankbaar toen ik dit besefte en voelde dat ik in de toekomst serieus naar de waarheid moest streven zodat ik me kon ontdoen van mijn verdorven gezindheid en gauw een menselijke gelijkenis kon naleven.
Daarna bleef ik bidden en zoeken. Ik vroeg me af hoe ik kon ophouden volgens mijn arrogante gezindheid te leven en me te verzetten tegen God. Terwijl ik zocht, las ik deze woorden van God: “Een arrogant natuur maakt je koppig. Wanneer mensen zo’n koppige gezindheid hebben, zijn ze dan niet geneigd weerspannig te zijn? Hoe moet je die weerspannigheid van je dan overwinnen? Wanneer je een idee hebt, kom je daarmee voor de dag en zeg je wat je denkt en gelooft over deze zaak, en dan communiceer je erover met iedereen. Om te beginnen kun je licht werpen op jouw standpunt en de waarheid nastreven; dit is de eerste stap om in praktijk te brengen om die weerspannige gezindheid te overwinnen. De tweede stap volgt wanneer anderen een andere mening ventileren – wat voor aanpak kun je dan inzetten om te voorkomen dat je weerspannig wordt? Om te beginnen moet je nederig zijn, datgene wat jij als juist beschouwt opzij zetten, en iedereen de kans geven om te communiceren. Ook al geloof je dat jouw aanpak de juiste is, je moet er niet op blijven hameren. Dat is om te beginnen al een soort vooruitgang; daar spreekt een houding uit dat je de waarheid nastreeft, jezelf verloochent en Gods wil vervult. Zodra je eenmaal die houding hebt en tegelijkertijd niet vasthoudt aan je eigen mening, bid je. Aangezien jij het onderscheid tussen goed en kwaad niet kent, laat je God onthullen en je vertellen wat het beste, meest gepaste is om te doen. Terwijl iedereen meedoet aan de communicatie, brengt de Heilige Geest jullie allen verlichting” (Gods communicatie). Ik vond een weg om te praktiseren in Gods woorden. Als ik niet in arrogantie wilde leven of eigenmachtig zijn in mijn plicht, moest ik een hart hebben dat de waarheid zocht en eerbied voor God had. Ik moest samenwerken met broeders en zusters en als er een meningsverschil was, moest ik in staat zijn mezelf te verloochenen en mijn ego opzij te zetten, tot God bidden en de waarheid zoeken. Alleen met die instelling zou ik makkelijker verlicht worden door de Heilige Geest, en zou ik nooit meer zo ver gaan dat ik opstandig zou zijn en me zou verzetten tegen God en het werk van Gods huis schade zou berokkenen door vast te houden aan mijn eigen ideeën. Toen ik dat allemaal besefte, was het alsof er een licht in mijn hart scheen. Ik zei dit gebed: “God, van nu af aan wil ik in harmonie samenwerken met broeders en zusters zodat we samen de waarheid kunnen zoeken en onze plicht kunnen doen in overeenstemming met principes.”
Kort daarna werd me gevraagd om een paar regels te kalligraferen voor mijn plicht. Toen ik dat hoorde, dacht ik: een paar regels kalligraferen stelt niets voor. Ik heb kalligrafie geleerd, dus ik heb hier wel vertrouwen in. Ik schreef een paar versies op en toen ze die had bekeken zei zuster Liu: “Dat is niet slecht, denk ik.” Toen voelde ik me opnieuw geërgerd over haar en dacht: je zei dat met zoveel tegenzin. Was mijn kalligrafie echt zo slecht? Ik heb dit gestudeerd. Het is iets waar ik goed in ben. Weet ik er soms niet meer van dan jij? Ik zie dat je geen kijk hebt op zulke dingen en je bent opzettelijk aan het muggenziften. Maar terwijl die gedachten door mijn hoofd speelden, besefte ik opeens dat ik het mis had. Gaf ik niet weer blijk van een arrogante gezindheid? Ik aarzelde niet om voor God te komen in gebed. “O God, ik wil een zoekende en gehoorzame houding hebben, mezelf opzijzetten, en alles geven voor mijn plicht.” Met die instelling schreef ik nog een versie, en toen zuster Liu die zag, deed ze meer suggesties en vroeg of ik het netter kon maken. Een aantal broeders en zusters zei dat het er prima uitzag. Vroeger zou er, als ik dacht dat ik gelijk had en anderen het ook met me eens waren, niets meer te zeggen zijn geweest en had ik mijn been nog meer stijf gehouden. Maar zo dacht ik toen niet. Ik dacht: de broeders en zusters opperen verschillende standpunten terwijl ze nadenken over onze plicht. Niemand doet het om het iemand moeilijk te maken, en mijn ideeën zijn niet per se juist. Uiteindelijk moeten we beslissen wat de beste resultaten zal opleveren in onze plicht. Met dit in gedachte nam ik het initiatief en zei: “Laat ik nog een versie maken. Dan kunnen jullie beslissen welke de beste is. Gebruik de versie die jullie het beste bevalt.” Toen ik met die instelling schreef, voelde ik me zo kalm en vredig, dat ik zelfs niet aan gezichtsverlies dacht. Toen ik klaar was, vroeg ik hen om meer feedback en de broeders en zusters deden nog meer suggesties. Ze waren allemaal zinvol. Toen voelde ik dat ik eigenlijk veel gebreken had en dat de broeders en zusters veel sterke punten hadden die ik niet bezat. Veel van hun ideeën en suggesties compenseerden mijn zwakheden. Dus door ieders hulp en door elkaars zwakke punten aan te vullen, hadden we ten slotte meer succes in onze plicht. Nadat ik een tijdje op deze manier met broeders en zusters had gewerkt begon ik me heel vredig, en veel dichter bij alle anderen te voelen. Ik was ook niet meer zo onbeschaamd of uit de hoogte als voorheen, en ik deed niet zo moeilijk als anderen dichter bij mij kwamen. Ik ontdekte ook dat het niet zo moeilijk was om voorstellen van broeders en zusters te accepteren, en ik kon goed overweg met hun kritiek op me. Er gebeurde wel wat dingen die me niet bevielen en ik toonde een beetje arrogantie, maar door de opmerkingen van broeders en zusters kon ik direct voor God komen. Ik was bereid om mezelf opzij te zetten, de waarheid te zoeken en mijn plicht uit te voeren in overeenstemming met principes. Nadat ik dat allemaal had meegemaakt, ervoer ik vanuit mijn hart een gevoel van echt geluk. Ik zag dat ik eindelijk enige woorden van God in praktijk kon brengen, wat voorheen zo moeilijk voor me was geweest. Mezelf opzijzetten en voorstellen van anderen accepteren was zo moeilijk, maar ik kan nu een klein beetje van Gods woorden praktiseren. Ik kan eindelijk een beetje menselijke gelijkenis naleven. Ik ben niet zo onbeschaamd als ik was, ik ben niet zo verachtelijk voor God en ik perk anderen niet in zoals ik voorheen deed. Als ik aan dat alles denk, ben ik God zo dankbaar. Als God me niet had behandeld en gesnoeid, en zonder het oordeel en de openbaringen van Zijn woorden, weet ik niet hoe arrogant of ontaard ik nu zou zijn. Het kleine beetje inzicht en verandering dat ik vandaag heb bereikt is geheel te danken aan het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.