Na het verliezen van mijn status
Telkens als ik hoorde over mensen die als leider werd vervangen en hoe ze zich dan terneergeslagen voelden, zwak of verongelijkt, dan keek ik op hen neer. Ik dacht dat het gewoon een kwestie was van verschillende mensen die verschillende functies binnen de kerk hadden, dat er geen onderscheid was tussen hoog of laag, dat wij allen Gods schepselen waren en dat er niets was om je neerslachtig over te voelen. Of ik nu de zorg had voor nieuwe gelovigen of een district moest leiden, ik dacht nooit dat ik veel aandacht had voor mijn status, dat ik zo iemand was. Ik zou in geen miljoen jaren hebben kunnen bedenken dat ik dergelijk beschamend gedrag zou vertonen toen ik zelf vervangen werd …
Aangezien mijn werk al enige tijd geen resultaten had opgebracht, verving mijn leider mij. In die tijd dacht ik dat ik, zelfs als mijn kaliber niet geschikt was voor districtsleider, ik toch zeker het werk van bewateren zou mogen blijven doen. Ik had nooit gedacht dat mijn leider mij zou aan routinewerk zou zetten. Ik was toen verrast, de gedachte dat zo’n waardige districtsleider als ikzelf nu als boodschappenjongen moest fungeren, werk dat iedereen in de kerk zou kunnen doen met een goed stel benen en een beetje hersens. Was mij dit werk laten doen niet duidelijk een verkwisting van mijn talenten? Maar ik hield mijn gevoelens voor me, bang dat mijn zusters zouden zeggen dat ik ongehoorzaam was, dat ik om mijn status gaf. Maar zodra ik thuiskwam viel ik op het bed neer en voelde mij vreselijk. De gedachte vanaf nu geen status te hebben en de vraag hoe mijn broeders en zusters tegen mij aan zouden kijken, vulden mijn hoofd. En om mij klusjes te laten doen – hoe zou ik ooit weer succes kunnen krijgen? Hoe meer ik erover nadacht, hoe vreselijker voelde ik me.
Een paar dagen later zag ik de zuster die de baan voor me had geregeld. Zodra ik haar zag, gaf zij me communicatie door te zeggen: “Het doen van dit werk lijkt gemakkelijk, maar het moet nog steeds met toewijding worden gedaan”, en sprak toen verder door over de waarheid van aspecten zoals wijsheid en gehoorzaamheid. Ik mompelde maar wat vaags, terwijl ik in mijn hart witheet was en dacht: “Geef jij mij communicatie? Alsof ik niets weet! Was ik het niet die jou in het begin communicatie gaf? Nu vertel jij het op jouw beurt aan mij.” Niet één woord van wat mijn zuster aan communicatie gaf, kwam binnen; in plaats daarvan voelde ik weerstand tegen haar breedsprakigheid. Uiteindelijk zei ik ongeduldig, “Verder nog iets? Zo niet, dan ga ik ervandoor!” Toen ik terugkeerde, vroeg ik mij voortdurend af waarom ik zo’n houding had tegenover mijn zuster. Als haar status altijd hoger was geweest dan de mijne of eraan gelijk, zou ik haar dan ook zo behandeld hebben? Nee, dat zou ik niet. Absoluut niet! Was het niet omdat ik haar altijd had geleid, en dat nu zij op haar beurt mij aanwijzingen gaf die mij niet deden overtuigen? Liet dit niet zien dat ik beheerst werd door gedachten van status? Ik voelde mij plotseling vreselijk over mijn eigen beschamend gedrag en Gods woorden van oordeel kwamen tot mij: “Hoe meer je op deze manier zoekt, des te minder je zult oogsten. Hoe groter iemands verlangen naar status, hoe strenger hij behandeld zal moeten worden en hoe meer hij grote loutering zal moeten ondergaan. Zulke mensen zijn waardeloos! Ze moeten in afdoende mate behandeld en geoordeeld worden, zodat ze deze dingen helemaal loslaten. Als jullie op deze manier streven tot het einde, zullen jullie niets oogsten. Wie het leven niet nastreeft, kan niet getransformeerd worden, en wie niet snakt naar de waarheid, kan de waarheid niet verwerven. Je richt je niet op het nastreven van persoonlijke transformatie en intreden, maar op extravagante wensen en dingen die je liefde voor God beperken en verhinderen dat je dichtbij Hem komt. Kunnen die dingen je transformeren? Kunnen ze je het koninkrijk binnenbrengen? Als het doel van je streven niet het zoeken van de waarheid is, kun je net zo goed deze gelegenheid te baat nemen en terugkeren naar de wereld om het daar te maken. Je tijd op deze manier verspillen is het echt niet waard – waarom zou je jezelf pijnigen?” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Waarom ben je niet bereid een contrast te zijn?). Kijkend naar Gods woorden en nadenkend over mijzelf, besefte ik dat wat ik nastreefde helemaal niet de waarheid was, noch zocht ik God tevreden te stellen, maar in plaats daarvan zocht ik roem, gewin en status. Met status werd mijn vertrouwen honderdvoud vermenigvuldigd; zonder was ik nors en zo terneergeslagen dat ik het niet kon opbrengen om te werken. Ik werd werkelijk meegesleept door mijn status, de hele dag drukdoend met deze onbelangrijke en waardeloze dingen en zo veel tijd verspillend; en wat bracht het mij uiteindelijk? Het beschamend gedrag dat ik vandaag had vertoond? Terwijl ik dacht aan wat God allemaal voor mij had gedaan, besefte ik dat ik niet alleen Gods hart niet had getroost met het vertrouwen dat Hij in mij had gesteld, maar ik daarentegen ook verontwaardigd was over de plicht die Hij me had gegeven, omdat die zo nederig was, en ik het niet wilde doen. Leefde ik zo overeenkomstig mijn eigen geweten? Ik dankte God voor Zijn onthulling die me de schande van mijn najagen van mijn eigen bekendheid, gewin en status deed inzien, en deed beseffen dat ik te trots, te arrogant was, en veel te veel belang hechtte aan status. Toen kwam een lied van de woorden van God in mijn gedachten: “O, God! Of ik nou status heb of niet, nu begrijp ik mezelf. Als mijn status hoog is, komt dat door uw verheffing, en als deze laag is, komt dat door uw verordening. Alles ligt in uw handen. Ik heb geen keuzes en ook geen klachten. […] en het enige wat ik moet doen, is volledig gehoorzaam zijn onder uw heerschappij, omdat alles binnen uw verordening valt. […] Als u mij gebruikt, ben ik een schepsel. Als u mij vervolmaakt, ben ik nog altijd een schepsel. Als u mij niet vervolmaakt, zal ik nog steeds van u houden, want ik ben niets meer dan een schepsel” (‘Ik ben maar een klein geschapen wezen’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Ik zong dit lied steeds maar weer, terwijl de tranen uit mijn ogen stroomden en ik tot gebed voor God kwam: O God! Door uw woorden ben ik uw bedoelingen komen te begrijpen. Ongeacht of mijn status hoog of laag is, ben ik uw schepsel en moet ik volledig gehoorzamen aan uw beschikkingen, mijn uiterste doen om de plicht te vervullen die van één van uw schepselen wordt verwacht en niet kieskeurig zijn over wat u mij hebt toevertrouwd om te doen. O God! Ik wil graag uw beschikkingen gehoorzamen, voor u staan terwijl ik werk als een paard en tot uw beschikking zijn, en nooit meer dingen doen die mijzelf leed berokkenen of die u kwetsen omwille van status. O God! Ik wens slechts dat u mij nog meer behandelt en oordeelt, zodat ik mijn najagen van status kan neerleggen, die zaken op kan geven die mij ervan weerhouden dichtbij u te komen en u lief te hebben, en mijn uiterste best kan doen om mijn plicht in alle eerlijkheid te vervullen.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.