Gods woorden leiden ons op onze weg
Gods woorden zeggen: “Als God mensen ontmaskert, is het niet Zijn bedoeling hen te elimineren, maar ze te laten groeien” (‘Alleen door Gods woorden in praktijk te brengen kan er een verandering van gezindheid optreden’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Omdat ik Gods bedoeling bij het ontmaskeren van mensen verkeerd begreep, bleef ik in het verleden in een staat van negativisme en onbegrip steken, wanneer ik bepaalde vergissingen beging bij het vervullen van mijn plicht, of tegen falen aanliep of met een tegenslag te kampen had. Dan verslapte ik in mijn werk tot een staat van passiviteit, dan zocht ik Gods wil niet en dacht ik van binnen niet na om mijzelf te leren kennen. Dit was er de oorzaak van dat ik veel gelegenheden voorbij liet gaan om de waarheid te verkrijgen. Dankzij de omgeving die God had gecreëerd, en ook dankzij de verlichting en leiding van Zijn woorden, ontdekte ik later de afdwalingen in mijn eigen ervaring en besefte ik dat God mensen niet ontmaskert om ons te elimineren, maar om onze levens in staat te stellen te groeien. Nadat ik Gods wil had begrepen, was ik niet langer negatief en begreep ik God niet langer verkeerd; ik vond een weg om de waarheid te praktiseren en er toegang toe te krijgen.
In de kerk is de plicht die ik vervul het ordenen van documenten. Dank zij Gods leiding had ik een tijd lang enige resultaten geboekt bij het vervullen van mijn plicht. Nadat ik evangeliemateriaal had bewerkt en samengebracht, zodat mijn broeders en zusters die konden bekijken, waren ze niet op problemen gestuit; maar wanneer het ging om het evangeliemateriaal dat ze zelf hadden verzameld, had ik niet alleen enkele onjuistheden kunnen opsporen, maar ook had ik deze onjuistheden voor hen kunnen corrigeren en oplossen. Mijn broeders en zusters hadden in een ongemakkelijke situatie verkeerd, maar ik had mijn eigen ervaring kunnen inbrengen en met hen op basis van Gods woorden kunnen communiceren. Zo stelde ik hen in staat hun toestand van dwaling achter zich te laten. Zodra dit tot mij was doorgedrongen, had ik me opgetogen gevoeld. Ik had het gevoel dat ik het er best goed vanaf had gebracht bij het vervullen van mijn plicht en dat ik werkelijk vooruit was gegaan. Tot mijn grote verrassing echter, hebben zich herhaaldelijk problemen voorgedaan met het evangeliemateriaal dat ik de laatste paar dagen heb samengebracht. Op een dag zei een zuster tegen mij: “De zinnen die jij schrijft in het evangeliemateriaal waren voorheen altijd verfijnder. Hoe komt het dan dat er zoveel fouten staan in dit document?” Omdat ik iemand ben die altijd aardig bedreven is geweest in het bewerken van zinnen, viel het me niet gemakkelijk dit te accepteren. Ik dacht bij mezelf: Ik heb er heel veel moeite in gestoken om dit evangeliemateriaal te bewerken, hoe kan het dan dat er nog steeds problemen zijn met de zinnen daarin? Toen ik de correcties zag die de zuster in het document had aangebracht, voelde ik me heel ongelukkig. Ik had echter Gods wil niet gezocht; ik had dit evangeliemateriaal opnieuw vluchtig doorgenomen en het toen opzij gelegd. Toen de volgende dag dezelfde zuster een ander deel van het evangeliemateriaal dat ik had bewerkt aan het corrigeren was, zei ze onverwachts dat de gedachtegang in mijn bewerking onduidelijk was geweest en dat ik er niet in was geslaagd om het algehele betoog ervan weer te geven. Ze zei zelfs dat de leidinggevende dit materiaal ook had bekeken en haar visie onderschreef. Toen ik dit hoorde, bonsde mijn hart luid in mijn oren. Ik dacht bij mezelf: Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Hoe kan het dat ik er niet in ben geslaagd om een duidelijke gedachtegang weer te geven in mijn zinnen, of de betekenis van de inhoud in zijn algemeenheid over te dragen? Nu denkt niet alleen deze zuster dat mijn werk niet op peil is, maar is ook de leidinggevende die mening toegedaan. Toont dat niet aan dat de gedachtegang in het hele document inderdaad een ernstig gebrek vertoont? Als ik niet in staat was om dergelijke in het oog springende onjuistheden aan te pakken, ben ik dan het werk van de Heilige Geest kwijtgeraakt? Is mijn kaliber als persoon dan problematisch? Ben ik niet geschikt om deze plicht te vervullen? … Hoe meer ik hierover nadacht, hoe zwakker ik me voelde. Ik had God volkomen verkeerd begrepen en ik meende dat God niet langer Zijn werk aan mij verrichtte en mij links liet liggen. Tijdens de lunch zag ik hoe mijn zusters samen praatten en lachten, maar ik kon mezelf niet opvrolijken.
Op dat moment herinnerde ik me een van Gods uitingen: “Als mensen de waarheid niet begrijpen of in praktijk brengen, leven ze vaak te midden van de verdorven gezindheid van Satan. Ze bestaan te midden van verschillende satanische valstrikken, pijnigen hun hersenen in het belang van hun eigen toekomst, aanzien, status en andere belangen van henzelf. Maar als je deze houding toepast op je plicht, op het zoeken en streven naar de waarheid, dan zul je de waarheid verkrijgen” (‘Hoe je het probleem van achteloosheid en nonchalance bij de uitvoering van je plicht kunt oplossen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden schudden me wakker. Ik werd rustig en begon over de dingen na te denken. Het ene na het andere probleem had zich voorgedaan in de documenten die ik de laatste paar dagen had bewerkt; maar zelfs toen ik zo’n openbaring tegenkwam, had ik Gods wil in het geheel niet gezocht. Ook had ik niet geprobeerd te doorgronden wat ertoe had geleid dat deze problemen bij het vervullen van mijn plicht aan de dag kwamen. Waren ze aan de dag gekomen omdat dit een kwestie was die te maken had met mijn gezindheid en intentie? Of had ik geen kundigheid verworven in mijn werk en had ik bepaalde principes niet erg goed begrepen? Ook had ik niet geprobeerd uit te vinden hoe ik kon voorkomen dat dergelijke vergissingen zich in de toekomst zouden voordoen, zodat ik betere resultaten kon bereiken bij het vervullen van mijn plicht. Ik had geen enkele gedachte gewijd aan deze praktische vragen; in plaats daarvan was mijn geest volstrekt in beslag genomen door de vraag hoe anderen mij zagen en of God mij had willen ontmaskeren en verwijderen. Al mijn tijd had ik doorgebracht met het peinzen over deze kromme wegen, waardoor ik in het geheel niet nadacht over het juiste pad. Ten gevolge daarvan was ik, hoe langer ik peinsde, steeds negatiever en neerslachtiger geworden; ik had mijn belangstelling voor het vervullen van mijn plicht verloren. Toen pas zag ik de afdwalingen in mijn ervaring. Nadat ik was ontmaskerd door God, had ik me niet gericht op het zoeken van de waarheid en op het oplossen van mijn problemen; maar in plaats daarvan had ik gedacht aan mijn reputatie en positie, net als aan mijn toekomst en lotsbestemming. Ik was door Satan bij de neus genomen, die me ertoe had gebracht jarenlang in God te geloven zonder ooit een toegang tot het leven te hebben gekregen. Ik kon niet langer in zo’n toestand van neerslachtigheid blijven. Onder dergelijke omstandigheden moest ik Gods wil zoeken, vanbinnen nadenken om mijzelf te leren kennen en de realiteit van Gods woorden binnengaan.
Ik kwam voor Gods aangezicht om over mezelf na te denken. Waarom was ik nooit in staat om de feiten die werden geopenbaard te aanvaarden? Waarom leed ik er altijd zo onder, wanneer er een probleem opdook bij het vervullen van mijn plicht? Wat was hiervan nu precies de reden? Door te bidden en te zoeken herinnerde ik mij Gods woorden: “De verdorven gezindheid van de mensheid bevat een praktische kwestie waar jullie je niet bewust van zijn. Het is een heel serieus probleem, een probleem dat in ieders menselijkheid veel voorkomt. Het is het zwakste punt in de mensheid en het is het onderdeel van het wezen van de menselijke natuur dat het moeilijkst aan het licht te brengen en te veranderen is. Mensen zelf zijn voorwerpen van de schepping. Kunnen voorwerpen van de schepping almacht bereiken? Kunnen ze perfectie en onberispelijkheid bereiken? Kunnen ze op alle fronten bekwaamheid bereiken, alles leren begrijpen en alles voor elkaar krijgen? Dat kunnen ze toch niet? In de mensen zit echter een zwakheid. Zodra ze een vaardigheid of een beroep leren, hebben ze het gevoel dat ze bekwaam zijn, dat ze mensen met status en waarde zijn, dat ze een of andere professional zijn. Hoe bekwaam ze ook zijn, wanneer ze met een opmerkelijk talent opvallen, dan willen ze zichzelf verpakken, zichzelf vermommen als een belangrijk figuur, en perfect en onberispelijk lijken zonder een enkel gebrek; dan willen ze groots, machtig, volledig bekwaam, almachtig worden in de ogen van anderen. […] Zwakte, tekortkoming, onwetendheid, dwaasheid of een gebrek aan begrip van normale menselijkheid pakken ze in, verpakken ze en laten ze niet zien aan anderen. Dan gaan ze door met hun vermomming. Zulke mensen lopen toch altijd met hun hoofd in de wolken? Dromen ze niet? Ze weten niet wie ze zelf zijn en ze weten niet hoe ze een normale menselijkheid moeten naleven. Nog nooit hebben ze als een praktisch mens geleefd. Met dit gedrag, als mensen dit type pad kiezen – altijd met het hoofd in de wolken lopen in plaats van met beide benen op de grond, altijd hoog willen vliegen – zullen ze onvermijdelijk problemen tegenkomen. Om eerlijk te zijn, als je dit doet, dan maakt het niet uit hoezeer je in God gelooft, je zult de waarheid niet begrijpen en ook niet kunnen verkrijgen, omdat zo’n pad dat je in je leven kiest, niet goed is en je uitgangspunt niet klopt. Je moet leren hoe je op de grond moet lopen, hoe je gestaag moet lopen, stap voor stap. Als je kunt lopen, loop dan. Probeer niet te leren rennen. Als je stap voor stap kunt lopen, probeer dan niet twee stappen tegelijk te nemen. Je moet een mens zijn die met beide benen stevig op de grond staat. Probeer geen supermens te zijn, groots of hoogstaand.
Menselijke wezens, gedomineerd door hun satanische gezindheid, koesteren enige ambitie en verlangen in zich, welke verborgen ligt in hun menselijkheid. Dat wil zeggen, mensen willen nooit op de grond blijven, ze blijven er maar naar streven op te stijgen in de lucht. En voor wie is de lucht een plaats om te verblijven? Dat is een plaats voor Satan, geen plaats voor mensen. Toen God mensen schiep, zette Hij ze op de grond zodat je dagelijkse leven volledig normaal kon zijn en je levensstijl gedisciplineerd, zodat je algemene kennis kon opdoen over hoe een menselijk wezen te zijn en te leren hoe je leven te leiden en God te aanbidden. God gaf je geen vleugels. Hij stond je niet toe in de lucht te blijven. Degenen met vleugels zijn vogels en degenen die zich in de lucht ophouden zijn Satan, boze geesten en vuile demonen. Dat zijn geen menselijke wezens! Als mensen dergelijke ambities blijven koesteren, altijd buitengewoon en superieur willen worden, anders dan anderen en speciaal, dan vormt dat een probleem! Ten eerste is de oorsprong van je gedachten verkeerd. ‘Buitengewoon en superieur’ − wat is dat voor manier van denken? ‘Met kop en schouders boven anderen uitsteken’, ‘iedere vergelijking tarten’, ‘onberispelijk en feilloos’ […]” (‘De vijf toestanden die mensen doormaken voor ze op het juiste spoor van geloof in God komen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “Onder normale omstandigheden is niemand overal goed in, niemand is ‘meester in alles’. Hoe ontwikkeld je verstand ook is, hoe veelomvattend je inzichten, er blijft altijd iets dat je niet begrijpt en waarvan je je niet bewust bent, beroepen die je niet kent en vaardigheden die je niet hebt. In iedere branche of iedere baan zijn er altijd hiaten in je eigen kennis waarvan je je niet bewust bent, er zal altijd iets zijn dat je niet kunt of dat te moeilijk is voor jou” (‘Alleen door Gods woorden in praktijk te brengen kan er een verandering van gezindheid optreden in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Pas nadat ik Gods woorden had overdacht en ze had vergeleken met mijn situatie, kwam ik tot de ontdekking dat ik nooit in staat was geweest om te aanvaarden dat ik door Hem werd ontmaskerd. De reden hiervan was dat ik in de greep was geweest van mijn hoogmoedige, Satanische natuur; altijd had ik ernaar gestreefd om een volmaakt, onberispelijk, verheven en heldhaftig mens te zijn. Waar ik ook heen ging of waar ik mijn plicht ook vervulde, ik had altijd een voortreffelijk, bewonderenswaardig mens willen worden. Ik had het gevoel gehad dat ik zo’n mens moest worden om succesvol te zijn, en dat ik anders een nietsnut en een mislukking zou zijn. Daarom had ik elke keer dat een probleem zich voordeed terwijl ik mijn plicht vervulde, dit niet rustig onder ogen gezien, of een dergelijke ontmaskering door God aanvaard en mijn eigen gebreken toegegeven. Maar wel voelde ik me dan verbijsterd en meende ik dat ik helemaal geen fouten had mogen begaan, terwijl ik me afvroeg hoe het had kunnen gebeuren. Dat ging zover dat ik zelfs in een toestand van negativisme en onbegrip verkeerde, zonder dat ik in staat was mijzelf op de juiste wijze te behandelen. Ik kende mijzelf werkelijk niet heel goed en ik had een veel te hoge dunk van mijzelf! Gods woorden lieten duidelijk zien dat ik er altijd naar had gestreefd een volmaakt, onberispelijk en verheven mens te zijn; dit was geheel en al voortgekomen uit Satans ambitie en begeerten. Satan was het geweest die mij plaagde en verdierf, terwijl ik in feite slechts een voorwerp van schepping was, voor altijd onbekwaam om volmaaktheid te bereiken. God heeft nooit van ons geëist dat we verheven of volmaakt zouden zijn; Hij wilde dat we met beide benen op de grond zouden staan, voortdurend vooruit zouden gaan en onszelf volkomen eerlijk zouden gedragen. Van welk soort niveau of gestalte ik mij ook bediende, ik moest mijn functie in het spel brengen, leren me te onderwerpen aan Gods werk en mijn best doen om mijn plicht te vervullen; alleen dan zou ik de redelijkheid bezitten die passend is voor een schepsel. Niemand is volmaakt; alle gewone mensen hebben hun eigen fouten en manieren waarop ze tekortschieten. Het was heel normaal dat zich bij het vervullen van mijn plicht afdwalingen en problemen hadden voorgedaan; doordat ik feitelijk was ontmaskerd, had ik mijn tekortkomingen ontdekt. Alleen door mijzelf voortdurend te verbeteren en door te werken aan die gebreken zou ik in staat zijn steeds meer vooruitgang te boeken en steeds beter te presteren bij het vervullen van mijn plicht. Als ik niet op de juiste wijze kon omgaan met mijn moeilijkheden en tekortkomingen, en als ik niet de waarheid zocht om ze op te lossen, hoe zou ik dan vooruitgang kunnen boeken? Pas toen besefte ik hoezeer ik in de greep was geweest van begeerten en ambitie. Ik was zo aanmatigend geworden, dat ik geen enkele zelfkennis had; mijn streven om een volmaakt mens te worden was volkomen strijdig met Gods wil geweest, en als zodanig kon ik onmogelijk Zijn zegeningen en leiding verkrijgen.
Opnieuw las ik Gods woorden: “Als God mensen ontmaskert, is het niet Zijn bedoeling hen te elimineren, maar ze te laten groeien. Sterker nog, soms denk je dat je ontmaskerd wordt, maar in feite is dat dan niet zo. Omdat het kaliber van mensen zwak is en ze de waarheid niet begrijpen, waar nog bij komt dat ze een arrogante gezindheid hebben, vinden ze het vaak heerlijk om op te scheppen. Ze hebben een rebelse gezindheid, ze zijn gewetenloos, achteloos en onverschillig, ze doen hun werk slecht en voeren hun plicht niet goed uit. Aan de andere kant herinner je je soms de principes die je meegedeeld zijn niet, ze gingen het ene oor in en het andere oor uit. Je doet wat je wilt, handelt voordat je meer met anderen communiceert en bepaalt je eigen wet. Wat je doet sorteert weinig effect en druist tegen het principe in. Hierin zou je gedisciplineerd moeten worden − maar hoe kan er gezegd worden dat je geëlimineerd bent? Je moet dit op de juiste manier benaderen. Wat is de juiste manier? In zaken waar je de waarheid niet begrijpt, moet je op zoek gaan. Dat betekent niet dat je gewoon een doctrine probeert te begrijpen en verder niets. Je moet Gods wil begrijpen en het principe begrijpen hoe Gods familie een bepaald werk verricht. Wat is het principe? Het principe is geen doctrine. Het heeft diverse criteria en jij moet op zoek naar het oordeel over de werkregelingen over dergelijke zaken, wat de boven heeft bevolen over dergelijk werk doen, wat Gods woorden zeggen over een dergelijke plicht vervullen en hoe je aan Gods wil kunt voldoen. Wat zijn de criteria om aan Gods wil te voldoen? Handelen volgens de principes van de waarheid. De algemene richting is het belang van Gods familie en het werk van Gods familie voorop te stellen. Preciezer gesteld, zouden er bij alle aspecten geen grote problemen moeten zijn en zou God geen schaamte moeten worden bezorgd. Als mensen deze principes onder de knie krijgen, zullen hun zorgen dan geleidelijk aan verdwijnen? En zullen hun misverstanden dan ook langzaam verdwijnen? Als je je misverstanden eenmaal opzij hebt gezet en geen onredelijke ideeën over God hebt, hebben de negatieve dingen geleidelijk aan geen overheersende plaats meer in jou, en dan zul je dergelijke zaken correct benaderen. Het is dus belangrijk om op zoek te gaan naar de waarheid en om Gods wil te proberen te begrijpen” (‘Alleen door Gods woorden in praktijk te brengen kan er een verandering van gezindheid optreden’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden deden mij begrijpen dat Zijn ontmaskering van mij niet bedoeld was om mij te verwijderen, maar om mij in staat te stellen enerzijds de tekortkomingen in de vervulling van mijn plicht te ontdekken, anderzijds te leren welke delen van mijn verdorven gezindheid mij nog steeds afhielden van het vervullen van mijn plicht. Zo kon ik deze problemen tijdig oplossen, de resultaten van mijn werk voortdurend tot grotere hoogte brengen en zo snel mogelijk mijn levensgezindheid transformeren. Toen ik Gods wil begrepen had, bracht ik mezelf tot bedaren en zocht ik naar de reden achter de problemen die zich voorgedaan hadden in mijn beide recente bewerkingen van evangeliemateriaal. Terwijl ik daar heel zorgvuldig over nadacht, besefte ik dat ik, telkens wanneer ik enige verbetering bespeurde in mijn ordening van stukken, me koesterde in zelfwaardering en zelftevredenheid. Ik streefde niet meer naar vooruitgang en ging bij de daaropvolgende behandeling van materiaal onzorgvuldig te werk – ik deed het slechts plichtmatig. Wat betreft de details van de waarheid waarop het materiaal betrekking heeft: de principes daarachter zocht ik niet uit, zelfs al begreep ik ze niet. Ik had slechts grofweg een idee wat ze betekenden en volhardde in mijn verwarde toestand. Was het dan een wonder dat zich problemen voordeden bij de vervulling van mijn plicht? In mijn overpeinzing realiseerde ik me dat deze problemen eigenlijk vermeden zouden kunnen worden als ik de waarheid zou zoeken om mijn eigen verdorvenheid op te lossen, en meer moeite zou doen voor het ijverig volbrengen van mijn taken. Door de feiten te bloot te leggen had God mij in staat gesteld om niet alleen mijn eigen verdorven gezindheid te herkennen, maar ook de houding die ik had bij het volbrengen van mijn plicht. Zo kon ik de waarheid zoeken om deze problemen op te lossen. Was dit niet juist de liefde die God voor mij had? Dit besef deed mijn hart opklaren: ik besefte dat ik ermee moest ophouden God verkeerd te begrijpen en met spoed mijn toestand moest bijstellen om mijn hart te wijden aan de vervulling van mijn plicht. Daarna kwam ik met de leidinggevende samen om de argumentatie in dat evangeliemateriaal nader te onderzoeken en om, op basis van de principes, de richting te bepalen waarin het zou moeten worden bewerkt. Toen ik het de volgende dag nog eens naliep, zag ik tot mijn verrassing dat er enkele markeringen waren toegevoegd. Eenmaal klaar met de bewerking voelde ik me veel meer zelfverzekerd en op mijn gemak.
Deze ervaring deed mij beseffen dat ik niet bang moet zijn als er afdwalingen of problemen voorkomen in de vervulling van mijn plicht en niet moet vrezen als God mij ontmaskert. Wat beangstigend is, is als ik tijdens mijn ontmaskering de waarheid niet zoek om mijn problemen op te lossen en vervolgens verkeer in een staat van negativisme, terwijl ik mezelf voortdurend beperk en daardoor niet alleen veel kansen verspeel om de waarheid te verkrijgen, maar ook mijn voortgang in het leven vertraag. Met welke tegenslagen of mislukkingen ik ook te maken krijg, van nu af aan is het mijn wens altijd de waarheid voor Gods aangezicht te zoeken, me bezig te houden met zelfreflectie om mezelf te leren kennen, Gods woorden aan te wenden om mijn verdorven gezindheid op te lossen en een ingangsweg naar de waarheid te vinden. Alleen door op die manier te praktiseren, zal ik in staat zijn in het leven steeds meer vooruitgang te boeken en mijn plicht op een steeds bekwamere manier te vervullen.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.