695 De houding van Petrus tegenover beproevingen
1. Ik heb hem zo vaak beproefd, waarbij hij halfdood was. Maar zelfs te midden van die honderden beproevingen verloor hij nooit het geloof in mij. Nooit was hij gedesillusioneerd. Zelfs toen ik zei dat ik hem had verworpen, verslapte hij niet en verviel niet tot wanhoop. Hij ging door zoals daarvoor en voerde zijn principes uit om mij op een praktische manier lief te hebben. Ik vertelde hem – hoewel hij van me hield – dat ik hem niet zou belonen, maar hem aan het einde van zijn leven aan Satan zou overleveren. Te midden van deze beproevingen, die zijn vlees niet raakten, maar die beproevingen waren aan de hand van woorden, bad hij nog steeds tot mij.
2 “O God! Onder de hemelen en de aarde en de ontelbare dingen, is er één mens, één schepsel of iets wat niet in handen is van u, de Almachtige? Wanneer u mij genade wilt betonen, verheugt mijn hart zich in afwachting van uw genade. Wanneer u het oordeel over mij wenst te vellen, dan voel ik – hoe onwaardig ik ook mag zijn – des te meer het diepe mysterie van uw daden, omdat u vervuld bent van gezag en wijsheid. Ook al lijdt mijn vlees ontberingen, mijn geest wordt getroost. Hoe zou ik uw wijsheid en daden niet kunnen verheerlijken? Zelfs als ik zou sterven na u te hebben leren kennen, zou ik er altijd gewillig en klaar voor zijn.”
3 Hoewel Petrus te midden van dit soort beproevingen niet in staat was om mijn bedoelingen precies te begrijpen, is het duidelijk dat hij het als een kwestie van trots en persoonlijke glorie zag om door mij gebruikt te worden. Hij was allesbehalve bedroefd door deze beproevingen. Vanwege zijn trouw in mijn aanwezigheid, en vanwege mijn zegeningen voor hem, is hij duizenden jaren lang een voorbeeld en een model voor de mensheid geweest. Is dit niet precies het voorbeeld dat jullie zouden moeten volgen? Jullie moeten op dit moment goed nadenken en uitvinden waarom ik jullie dit lange verhaal over Petrus heb verteld. Het zou jullie als gedragscode moeten dienen.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 6