4. Woorden over het onthullen van de mysteriën van de incarnatie

187. De eerste incarnatie was bedoeld om de mens van zonde te verlossen, om hem te verlossen door het vleselijke lichaam van Jezus. Dat houdt in dat Hij de mens op het kruis heeft gered, maar de verdorven satanische gezindheid is nog steeds in de mens achtergebleven. De tweede incarnatie is niet langer om te dienen als een zondoffer maar om hen volledig te redden die van zonde waren verlost. Dit is gedaan, zodat degenen die zijn vergeven, van hun zonden kunnen worden bevrijd en volledig gereinigd kunnen worden en door het verkrijgen van een veranderde gezindheid kunnen vrijkomen van Satans duistere invloed en voor de troon van God kunnen terugkeren. Alleen op deze manier kan de mens volledig worden geheiligd. Nadat het Tijdperk van de Wet ten einde kwam en het begin van het Tijdperk van Genade aanbrak, begon God met het reddingswerk, hetgeen voortduurt tot de laatste dagen waarin Hij de mensheid vanwege zijn opstandigheid volledig zal zuiveren door het oordelen en het tuchtigen van het menselijke ras. Pas dan zal God Zijn reddingswerk afronden en de rust binnengaan. Daarom is God in de drie werkfases slechts tweemaal vleesgeworden om Zijn werk Zelf te midden van de mensheid uit te voeren. Dat komt omdat slechts één van de drie werkfases bedoeld is om richting te geven aan het leven van de mensen, terwijl de andere twee bestaan uit het reddingswerk. Alleen door de vleeswording kan God naast de mens leven, het leed van de wereld ervaren en in een normaal vleselijk lichaam leven. Alleen op deze manier kan Hij de mens de praktische weg bieden, die ze als schepsels nodig hebben. Het is door de incarnatie van God dat de mens volledige redding ontvangt van God en niet rechtstreeks uit de hemel in antwoord op zijn gebeden. Want in het vlees zijnde kan de mens de Geest van God niet zien, veel minder nog kan hij naderen tot Zijn Geest. De mens kan alleen maar in contact komen met het geïncarneerde vlees van God en alleen zo is de mens in staat om alle wegen en alle waarheden te bevatten en volledige redding te ontvangen. De tweede incarnatie zal voldoende zijn om de zonden van de mens uit te wissen en hem volledig te zuiveren. Daarom zal de totaliteit van Gods werk in het vlees met de tweede incarnatie tot een einde worden gebracht en zal de waarde van Gods incarnatie compleet worden gemaakt. Vanaf dat ogenblik zal het werk van God in het vlees geheel tot een einde zijn gebracht. Na de tweede incarnatie zal Hij niet voor een derde keer vlees worden voor Zijn werk. Want Zijn gehele management zal tot een einde gekomen zijn. De incarnatie van de laatste dagen zal Zijn uitverkoren volk volledig hebben gewonnen en de mensheid zal in de laatste dagen zijn onderverdeeld naar soort. Hij zal niet langer het reddingswerk doen, noch zal Hij terugkeren naar het vlees om enig werk te verrichten.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (4)

188. Na het werk van Jehova, is Jezus vlees geworden om Zijn werk onder de mensen te verrichten. Zijn werk stond niet op zichzelf, maar bouwde voort op het werk van Jehova. Het was het werk van een nieuw tijdperk: God had het Tijdperk van de Wet afgesloten. Zo zette God Zijn werk, nadat het werk van Jezus was voleindigd, voort in het tijdperk dat daarna kwam omdat het hele management van God voortdurend verder gaat. Als het oude tijdperk verstrijkt, wordt dit vervangen door een nieuw tijdperk en nadat het oude werk is voltooid zal een nieuw werk het management van God voortzetten. Deze vleeswording is de tweede vleeswording van God, die volgt op de voltooiing van Jezus’ werk. Natuurlijk staat deze vleeswording niet op zichzelf: het is de derde fase in het werk na het Tijdperk van de Wet en het Tijdperk van Genade. Elke nieuwe fase in het werk van God brengt altijd een nieuw begin en een nieuw tijdperk met zich mee. Er vinden dus ook bijbehorende veranderingen plaats in de gezindheid van God, in Zijn werkwijze, in de plaats van Zijn werk en in Zijn Naam. Het is dan ook geen wonder dat de mens het werk van God in het nieuwe tijdperk moeilijk kan aanvaarden. Maar hoe Hij ook wordt tegengewerkt door de mens, toch doet God altijd Zijn werk en leidt Hij de gehele mensheid verder. Toen Jezus in de wereld kwam, bracht Hij het Tijdperk van Genade en maakte Hij een einde aan het Tijdperk van de Wet. In de laatste dagen werd God nogmaals vlees. Toen Hij dit keer vlees werd, maakte Hij een einde aan het Tijdperk van Genade en bracht Hij het Tijdperk van het Koninkrijk. Allen die de tweede vleeswording van God aanvaarden, worden in het Tijdperk van het Koninkrijk ingeleid en kunnen de leiding van God persoonlijk aanvaarden. Jezus deed veel werk onder de mens, maar voltooide alleen de verlossing van alle mensen en werd het zondoffer van de mens. Hij ontdeed de mens niet van heel zijn verdorven gezindheid. Om de mens volledig van de invloed van Satan te redden, was het niet alleen vereist dat Jezus de zonden van de mensheid als zondoffer op Zich nam, maar ook dat God nog belangrijker werk uitvoerde om de mens volledig te ontdoen van zijn gezindheid die door Satan was verdorven. Daarom keerde God nadat de zonden van de mensen waren vergeven terug in het vlees om de mens naar een nieuw tijdperk te leiden. Hij begon het werk van tuchtiging en oordeel, waardoor de mens in een hogere sfeer terechtkwam. Iedereen die zich aan Zijn heerschappij onderwerpt, zal een hogere waarheid genieten en een rijkere zegen ontvangen. Ze zullen echt in het licht leven en de waarheid, de weg en het leven verkrijgen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Voorwoord

189. De betekenis van incarnatie is dat God in het vlees verschijnt en dat Hij, naar het beeld van vlees, komt werken, tussen de mensen die Hij geschapen heeft. God moet dus om te incarneren eerst vlees zijn, vlees met een normale menselijkheid. Dit is het meest fundamentele vereiste. De implicatie van Gods incarnatie is in feite dat God leeft en werkt in het vlees, dat God in Zijn ware essentie vlees wordt, mens wordt.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees

190. Incarnatie houdt in dat de Geest van God vlees wordt, dat wil zeggen dat God vlees wordt. Het werk dat Hij in het vlees doet is het werk van de Geest en het wordt in het vlees gerealiseerd, door middel van het vlees tot uitdrukking gebracht. Niemand anders dan Gods vlees kan de bediening van de vleesgeworden God vervullen, dat wil zeggen, alleen Gods geïncarneerde vlees, deze normale menselijkheid – en niemand anders – kan het goddelijke werk uitdrukken. Als God bij Zijn eerste komst niet voor Zijn negenentwintigste de normale menselijkheid had gehad, als Hij meteen vanaf Zijn geboorte wonderen had kunnen verrichten, als Hij zodra Hij leerde praten meteen de taal van de hemel had gesproken, als Hij vanaf het moment dat Hij voet op aarde zette alle wereldlijke zaken had kunnen bevatten, de gedachten en bedoelingen van ieder mens had kunnen doorzien, dan kon zo iemand geen gewoon mens worden genoemd en had zulk vlees geen menselijk vlees kunnen worden genoemd. Als dat het geval was met Christus, dan zou de betekenis en de essentie van de incarnatie van God verloren gaan. Dat Hij een normale menselijkheid bezit bewijst dat Hij de geïncarneerde God in het vlees is. Het feit dat Hij een normaal menselijk groeiproces doorloopt toont verder aan dat Hij van gewoon vlees is. Bovendien is Zijn werk voldoende bewijs dat Hij Gods woord en Gods Geest is dat vlees werd.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees

191. De vleesgeworden God heet Christus, en Christus is het vlees aangekleed door de Geest van God. Dit vlees is als van geen ander mens van vlees. Dit verschil is er, omdat Christus niet van vlees en bloed is, maar de belichaming van de Geest is. Hij bezit zowel normale menselijkheid als volledige goddelijkheid. Geen mens bezit Zijn goddelijkheid. Zijn normale menselijkheid draagt al Zijn normale lijfelijke handelingen, terwijl Zijn goddelijkheid het werk van God Zelf uitvoert. Maar zowel Zijn menselijkheid als Zijn goddelijkheid onderwerpen zich aan de wil van de Vader in de hemel. Het wezen van Christus is de Geest, dat wil zeggen de goddelijkheid. Daarom is Zijn wezen het wezen van God Zelf; dit wezen staat Zijn eigen werk niet in de weg, en Hij zou met geen mogelijkheid ook maar iets kunnen doen dat Zijn eigen werk teniet zal doen of woorden spreken die tegen Zijn wil ingaan. Daarom zou de vleesgeworden God absoluut nooit iets doen dat Zijn eigen management in de weg staat. Dit is wat alle mensen zouden moeten begrijpen. De essentie van het werk van de Heilige Geest is de mens te redden en is in het belang van Gods eigen management. En zo is ook het werk van Christus de mens te redden, wat in het belang is van Gods wil. Omdat God vlees wordt, neemt Hij Zijn wezen aan in Zijn vlees, zodat Zijn vlees volstaat om Zijn werk te ondernemen. Daarom wordt tijdens Zijn incarnatie al het werk van Gods Geest vervangen door het werk van Christus en centraal in het werk gedurende de hele periode van de incarnatie is het werk van Christus. Het kan niet vermengd worden met werk uit welke andere tijd dan ook. En omdat God vlees wordt, werkt Hij in de identiteit van Zijn vlees; omdat Hij in het vlees is gekomen, voltooit Hij het werk dat Hij moet doen in het vlees. Of het nu de Geest van God is, of het is Christus, beiden zijn God Zelf, en Hij verricht het werk dat Hij moet verrichten en voert de bediening uit die Hij uit moet voeren.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het wezen van Christus is gehoorzaamheid aan de wil van de hemelse Vader

192. Hij die de incarnatie van God is, zal de essentie van God hebben. Hij die de incarnatie van God is, zal de uitdrukking van God hebben. Omdat God vlees wordt, zal Hij het werk voortbrengen dat Hij moet doen. En omdat God vlees wordt, zal Hij uitdrukken wat Hij is en zal Hij in staat zijn de waarheid naar de mens te brengen, het leven te schenken en de weg te wijzen. Vlees dat niet de essentie van God bevat, is zeker niet de vleesgeworden God. Dat lijdt geen twijfel. Als de mens wil onderzoeken of dit het geïncarneerde vlees van God is, moet de mens dit vaststellen aan de hand van de gezindheid die Hij uitdrukt en de woorden die Hij spreekt. Dat betekent dat aan de hand van Zijn wezen beoordeeld moet worden of dit al dan niet het geïncarneerde vlees van God is en of dit al dan niet de ware weg is. Bij het vaststellen of dit het geïncarneerde vlees van God is, is het dus het allerbelangrijkste om aandacht te schenken aan Zijn wezen (Zijn werk, Zijn woorden, Zijn gezindheid en nog veel meer dingen) in plaats van aan de uiterlijke schijn. Als de mens alleen Zijn uiterlijk ziet en aan Zijn wezen voorbijgaat, geeft dat blijk van de onwetendheid en naïviteit van de mens.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Voorwoord

193. De implicatie van Gods incarnatie is in feite dat God leeft en werkt in het vlees, dat God in Zijn ware essentie vlees wordt, mens wordt. Zijn geïncarneerde leven en werk kan in twee stadia worden onderverdeeld. Eerst is er het leven dat Hij vóór het uitvoeren van Zijn bediening leidt. Hij leeft in een gewoon gezin, in volslagen normale menselijkheid, en gehoorzaamt de gewone morele beginselen en wetten van het menselijk leven, heeft gewone menselijke behoeftes (voedsel, kleding, slaap en onderdak), gewone menselijke zwakheden en gewone menselijke emoties. Met andere woorden, in dit eerste stadium leidt Hij een niet-goddelijk, heel gewoon menselijk leven en doet Hij met alle gewone menselijke activiteiten mee. Het tweede stadium is het leven dat Hij leidt nadat Hij met de uitvoering van Zijn bediening is begonnen. Hij verkeert nog steeds in gewone menselijkheid met een gewoon menselijk omhulsel, er is geen teken van het bovennatuurlijke waar te nemen. Toch leeft Hij alleen voor Zijn bediening, en in deze tijd staat Zijn normale menselijkheid geheel in dienst van het gewone werk van Zijn goddelijkheid; Zijn normale menselijkheid is tegen die tijd zover gerijpt, dat Hij Zijn bediening uit kan voeren. Het tweede stadium van Zijn leven is dus de uitvoering van Zijn bediening in Zijn normale menselijkheid, het is een leven van normale menselijkheid én van complete goddelijkheid. De reden dat Hij in het eerste stadium van Zijn leven in heel gewone menselijkheid leeft is dat Zijn menselijkheid nog niet gelijk is aan het geheel van het goddelijke werk, nog niet gerijpt is. Pas als Zijn menselijkheid is gerijpt en Hij Zijn bediening op de schouders kan nemen, kan Hij aan de taak van de uitvoering van Zijn bediening beginnen. Omdat Hij, als vlees, moet groeien en rijpen, is het eerste stadium van Zijn leven dat van de normale menselijkheid. Omdat Zijn menselijkheid in het tweede stadium in staat is het werk te ondernemen en Zijn bediening uit te voeren, is het leven van de geïncarneerde God tijdens Zijn bediening een leven van menselijkheid en complete goddelijkheid. Als de geïncarneerde God vanaf Zijn geboorte Zijn bediening serieus had opgepakt en bovennatuurlijke tekenen had gegeven en wonderen had verricht, dan zou Hij geen lichamelijke essentie hebben. Daarom bestaat Zijn menselijkheid in het belang van Zijn lichamelijke essentie; er kan geen vlees zijn zonder menselijkheid, een persoon zonder menselijkheid is geen menselijk wezen. Zo is de menselijkheid van Gods vlees een wezenlijke eigenschap van het geïncarneerde vlees van God. Het is blasfemie te zeggen dat “als God vlees wordt Hij helemaal goddelijk is en totaal niet menselijk”, omdat een dergelijke uitspraak gewoon niet bestaat en het grondbeginsel van de incarnatie geweld aandoet. Zelfs nadat Hij Zijn bediening begint uit te voeren leeft Hij nog steeds in Zijn goddelijkheid met een menselijk omhulsel als Hij Zijn werk doet. Zijn menselijkheid dient alleen op dat moment het enige doel om Zijn goddelijkheid het werk in het gewone vlees te laten uitvoeren. De handelende factor van het werk is dus de goddelijkheid die Zijn menselijkheid bewoont. Zijn goddelijkheid, niet Zijn menselijkheid, is aan het werk, maar deze goddelijkheid is verborgen in Zijn menselijkheid. In de kern wordt Zijn werk door Zijn complete goddelijkheid gedaan, niet door Zijn menselijkheid. Maar de uitvoerder van het werk is Zijn vlees. Je zou kunnen zeggen dat Hij mens en ook God is, want God wordt een God die in het vlees leeft, met een menselijk omhulsel en een menselijke essentie maar ook met de essentie van God. Omdat Hij een mens met de essentie van God is, staat Hij boven alle geschapen mensen, boven iedere mens die het werk van God kan uitvoeren. En dus is Hij, onder allen met een menselijk omhulsel net als Hij en onder allen die menselijkheid bezitten de enige die de geïncarneerde God Zelf is – alle anderen zijn geschapen mensen. Hoewel ze allen menselijkheid bezitten, hebben geschapen mensen alleen maar menselijkheid, terwijl de vleesgeworden God anders is: in Zijn vlees heeft Hij niet alleen menselijkheid, maar ook – nog belangrijker – goddelijkheid. Zijn menselijkheid kan herkend worden in de uiterlijke verschijning van Zijn vlees en in Zijn dagelijks leven, maar Zijn goddelijkheid is moeilijker waar te nemen. Omdat Zijn goddelijkheid alleen wordt uitgedrukt als Hij menselijkheid heeft, en niet zo bovennatuurlijk is als de mensen zich voorstellen, kunnen zij die slechts met de grootste moeite zien. Zelfs vandaag de dag vinden mensen het nog heel moeilijk de ware essentie van de vleesgeworden God te doorgronden. Ik denk in feite dat zelfs nu ik er al zolang over heb gesproken, de meesten van jullie het nog steeds een mysterie vinden. Het is eigenlijk heel eenvoudig: Omdat God vlees is geworden is Zijn essentie een combinatie van menselijkheid en goddelijkheid. Deze combinatie wordt God Zelf genoemd, God Zelf op aarde.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees

194. De menselijkheid van de vleesgeworden God bestaat om het gewone goddelijke werk in het vlees te behouden; Zijn gewone menselijke denken ondersteunt Zijn normale menselijkheid en al Zijn gewone lichamelijke activiteiten. Je zou kunnen zeggen dat Zijn gewone menselijke denken bestaat om al het werk van God in het vlees te steunen. Als dit vlees geen gewoon menselijk verstand had, zou God niet in het vlees kunnen werken en zou wat Hij in het vlees moet doen nooit tot stand komen. Hoewel de vleesgeworden God een gewoon menselijk verstand heeft is Zijn werk niet aangetast door menselijke gedachten. Hij onderneemt het werk in de menselijkheid met gewoon verstand waarvoor de eerste vereiste is dat Hij menselijkheid met verstand bezit, niet door gewone menselijke gedachten toe te passen. Hoe verheven de gedachten van Zijn vlees ook zijn, Zijn werk kan toch niet als logisch of als denkwerk bestempeld worden. Met andere woorden, Zijn werk is niet door het verstand van Zijn vlees bedacht, maar is een directe uitdrukking van het goddelijke werk in Zijn menselijkheid. Al Zijn werk is de bediening die Hij moet uitvoeren, en Hij heeft niets daarvan met Zijn eigen brein bedacht. Bijvoorbeeld, zieken genezen, duivels verdrijven en de kruisiging waren niet het product van Zijn menselijk verstand, een mens met een menselijk verstand zou daar niet in kunnen slagen. Het huidige overwinningswerk is evenzeer een bediening die uitgevoerd moet worden door de vleesgeworden God, maar het is niet het werk van de menselijke wil, het is het werk dat Zijn goddelijkheid moet uitvoeren, werk waar geen lichamelijk mens toe in staat is. De vleesgeworden God moet dus een gewoon menselijk verstand hebben, normale menselijkheid bezitten, omdat Hij Zijn werk in de menselijkheid met een gewoon verstand moet uitvoeren. Dat is de essentie van het werk van de vleesgeworden God, dat is de ware essentie van de vleesgeworden God.

Voordat Jezus het werk uitvoerde leefde Hij in Zijn normale menselijkheid. Niemand zag dat Hij God was, niemand kwam erachter dat Hij de vleesgeworden God was. De mensen kenden Hem gewoon als een volledig normaal mens. Zijn volslagen gewone, normale menselijkheid was het bewijs dat God in het vlees was geïncarneerd en dat het Tijdperk van Genade het tijdperk van het werk van de vleesgeworden God was, niet het tijdperk van het werk van de Geest. Het was het bewijs dat de Geest van God geheel in het vlees was gerealiseerd, dat in het tijdperk van Gods incarnatie Zijn vlees al het werk van de Geest uit zou voeren. De Christus met normale menselijkheid is vlees waarin de Geest gerealiseerd is met een normale menselijkheid, gewoon verstand en menselijke gedachten. ‘Gerealiseerd worden’ betekent dat God mens wordt, dat de Geest vlees wordt. Duidelijk gezegd, het is als God Zelf vlees bewoont met een normale menselijkheid en hierdoor Zijn goddelijk werk tot uitdrukking brengt. Dit is wat gerealiseerd of geïncarneerd betekent.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees

195. De menselijkheid van Christus is onderworpen aan Zijn goddelijkheid. Hoewel Hij in het vlees is, is Zijn menselijkheid niet helemaal identiek aan die van een mens van vlees. Hij heeft Zijn eigen unieke karakter, en ook dat is onderworpen aan Zijn goddelijkheid. Zijn goddelijkheid kent geen zwakte; de zwakte van Christus heeft betrekking op Zijn menselijkheid. Tot op zekere hoogte beperkt deze zwakheid Zijn goddelijkheid, maar dergelijke beperkingen blijven binnen een bepaald gebied en een zekere tijd, en zijn niet onbegrensd. Als de tijd gekomen is om het werk van Zijn goddelijkheid uit te voeren, gebeurt dit ondanks Zijn menselijkheid. De menselijkheid van Christus wordt geheel aangestuurd door Zijn goddelijkheid. Behalve het normale leven van Zijn menselijkheid worden alle andere handelingen van Zijn menselijkheid beïnvloed, geraakt en aangestuurd door Zijn goddelijkheid. Hoewel Christus menselijkheid bezit, staat dit het werk van Zijn goddelijkheid niet in de weg. Dit is nu juist omdat de menselijkheid van Christus wordt aangestuurd door Zijn goddelijkheid; hoewel Zijn menselijkheid niet volgroeid is in Zijn gedrag naar anderen, heeft dit geen invloed op het normale werk van Zijn goddelijkheid. Wanneer ik zeg dat Zijn menselijkheid niet verdorven is, bedoel ik dat de menselijkheid van Christus rechtstreeks aangestuurd kan worden door Zijn goddelijkheid, en dat Hij een hoger verstand heeft dan de gewone mens. Zijn menselijkheid is het meest geschikt om door de goddelijkheid van Zijn werk aangestuurd te worden; Zijn menselijkheid kan het beste het werk van de goddelijkheid uitdrukken en zich eraan overgeven. Terwijl God in het vlees werkt, verliest Hij de plicht die een mens in het vlees zou moeten vervullen nooit uit het oog; Hij kan God in de hemel met een zuiver hart aanbidden. Hij heeft het wezen van God, en Zijn identiteit is de identiteit van God Zelf. Alleen omdat Hij op aarde is gekomen en een schepsel is geworden, met het omhulsel van een schepsel, en nu een menselijkheid bezit die Hij voorheen niet had, kan Hij God in de hemel aanbidden. Dit is het wezen van God Zelf en is onnavolgbaar voor de mens. Zijn identiteit is God Zelf. Vanuit het perspectief van het vlees aanbidt Hij God; daarom zijn de woorden “Christus aanbidt God in de hemel” niet fout. Wat Hij van de mens vraagt is nu juist Zijn eigen wezen; Hij heeft alles wat Hij van de mens vraagt al bereikt voordat Hij het hem vraagt. Hij zou nooit iets van anderen eisen waar Hij Zelf onderuit zou kunnen, want dit alles vormt Zijn wezen. Hoe Hij Zijn werk ook uitvoert, Hij zou nooit op een aan God ongehoorzame manier handelen. Wat Hij ook van de mens vraagt, geen vraag is onhaalbaar voor de mens. Het enige wat Hij doet is de wil van God doen in het belang van Zijn management. De goddelijkheid van Christus staat boven alle mensen, daarom is Hij het hoogste gezag over alle schepselen. Dit gezag is Zijn goddelijkheid, dat is, de gezindheid en het wezen van God Zelf, hetgeen Zijn identiteit bepaalt. Hoe normaal Zijn menselijkheid dus ook is, Hij heeft ontegenzeggelijk de identiteit van God Zelf; vanuit welk standpunt Hij ook spreekt en hoe Hij ook de wil van God gehoorzaamt, er kan niet gezegd worden dat Hij God Zelf niet is.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het wezen van Christus is gehoorzaamheid aan de wil van de hemelse Vader

196. De vleesgeworden Mensenzoon drukte door Zijn menselijkheid Gods goddelijkheid uit en bracht de wil van God over op de mensheid. En door de uitdrukking van Gods wil en gezindheid openbaarde Hij de mensen ook de God in het spirituele rijk die niet gezien of aangeraakt kan worden. Wat mensen zagen was God Zelf, tastbaar en met vlees en botten. De vleesgeworden Mensenzoon maakte dus dingen zoals Gods eigen identiteit, status, beeld, gezindheid en wat Hij heeft en is concreet en vermenselijkt. Hoewel het uiterlijk voorkomen van de Mensenzoon wat betreft het beeld van God enige beperkingen kende, waren Zijn essentie en wat Hij heeft en is geheel in staat Gods eigen identiteit en status te vertegenwoordigen – er waren slechts enkele verschillen in de uitdrukkingsvorm. Het maakt niet uit of het nu de menselijkheid of goddelijkheid van de Mensenzoon is, we kunnen niet ontkennen dat Hij Gods eigen identiteit en status vertegenwoordigde. Tijdens deze periode werkte God echter door het vlees, sprak Hij vanuit het perspectief van het vlees en stond Hij voor de mensheid met de identiteit en status van de Mensenzoon. Dit bood mensen de gelegenheid de ware woorden en het ware werk van God onder de mensheid te ontmoeten en ervaren. Het stelde mensen ook in staat inzicht te verwerven in Zijn goddelijkheid en grootheid te midden van nederigheid en een voorlopig begrip en een voorlopige definitie te vormen van de authenticiteit en de werkelijkheid van God. Hoewel het werk dat door de Heer Jezus werd voltooid, Zijn manier van werken en het perspectief van waaruit Hij sprak verschilde van Gods echte persoon in het spirituele rijk, representeerde alles aan Hem werkelijk God Zelf zoals mensen Hem nog nooit eerder hadden gezien – dit kan niet worden ontkend! Dat wil zeggen, in welke vorm God ook verschijnt, vanuit welk perspectief Hij ook spreekt of in welk beeld Hij de mensheid ook confronteert, God vertegenwoordigt altijd niets anders dan Zichzelf. Hij kan geen mens vertegenwoordigen – Hij kan geen verdorven mens vertegenwoordigen. God is God Zelf, dit kan niet worden ontkend.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf III

197. De praktische God Zelf, waarvan tegenwoordig gesproken wordt, werkt zowel in menselijkheid als in goddelijkheid. Door de verschijning van de praktische God, zijn Zijn normale menselijke werken en leven en Zijn volledig goddelijke werk bereikt. Zijn menselijkheid en goddelijkheid zijn gecombineerd in één, en het werk van beiden is volbracht door woorden, of het nou in menselijkheid of goddelijkheid is, Hij spreekt de woorden uit. Wanneer God werkt in menselijkheid, spreekt Hij de woorden van de menselijkheid, zodat mensen in contact kunnen komen en het kunnen begrijpen. Zijn woorden zijn duidelijk uitgesproken en zijn eenvoudig te begrijpen, zodat ze aan alle mensen kunnen worden verstrekt. Of deze mensen nu rijk zijn aan kennis, of slecht onderwezen, ze kunnen allen Gods woorden ontvangen. Gods werk in goddelijkheid wordt eveneens uitgedragen door woorden, maar het is vol van voorziening, vol van leven, het is onaangetast door menselijke ideeën, er zijn geen menselijke voorkeuren bij betrokken, en het is zonder menselijke grenzen, het is buiten de grenzen van enig normale menselijkheid. Ook dit wordt uitgevoerd in het vlees, maar het is de directe uitdrukking van de Geest. Als mensen alleen maar Gods werk in menselijkheid accepteren, dan zullen ze zich beperken tot een bepaalde reikwijdte, en zal dus een eeuwigdurende aanpak, snoei en discipline nodig zijn om een kleine verandering in hen teweeg te brengen. Zonder het werk of de aanwezigheid van de Heilige Geest zullen ze echter altijd weer terugvallen op hun oude levenswijze; het is alleen door het werk van goddelijkheid dat deze kwalen en tekortkomingen verholpen kunnen worden, alleen dan kunnen mensen compleet worden. In plaats van gestaag handelen en snoeien, is er behoefte aan positieve voorziening, aan woorden om alle tekortkomingen te compenseren, aan woorden om elke toestand van iemand kenbaar te maken, aan woorden om richting te geven aan hun leven, hun uitspraken, al hun acties, om hun intenties en motivaties bloot te leggen; dit is het echte werk van de praktische God. En dus zou je, in je houding tegenover de praktische God, je moeten onderwerpen aan Zijn menselijkheid, Hem herkennen en erkennen, en bovendien het goddelijke werk en de woorden moeten accepteren en gehoorzamen. Gods verschijning in het vlees betekent dat al het werk en de woorden van Gods Geest gedaan zijn door Zijn normale menselijkheid, en door Zijn vleesgeworden vlees. Met andere woorden, Gods Geest leidt zowel Zijn menselijk werk en voert het goddelijk werk in het vlees uit, en in de geïncarneerde God kun je zowel Gods werk in menselijkheid als Zijn volledig goddelijk werk zien. Dit is de werkelijke betekenis van de praktische verschijning van God in het vlees. Als je dit duidelijk kunt doorzien, ben je in staat om alle verschillende delen van God te verbinden, en zul je ophouden Zijn werk in goddelijkheid een te hoge premie toe te kennen, en te afwijzend te staan tegenover Zijn werk in menselijkheid, en zul je niet tot het uiterste gaan, noch omwegen nemen. Over het algemeen is de betekenis van de praktische God, dat het werk van Zijn menselijkheid en van Zijn goddelijkheid, zoals geleid door de Geest, tot uitdrukking komt door Zijn vlees, zodat de mensen kunnen zien dat Hij levendig is en levensecht, en werkelijk en actueel.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Je zou moeten weten dat de praktische God, God Zelf is

198. De Geest van God heeft het gezag over de hele schepping. Het vlees met het wezen van God heeft ook gezag, maar de vleesgeworden God kan al het werk verrichten dat luistert naar de wil van de Vader in de hemel. Geen mens kan dit bereiken of begrijpen. God is Zelf gezag, maar Zijn vlees kan Zich aan Zijn gezag onderwerpen. Dit is de diepere betekenis van de woorden: “Christus gehoorzaamt de wil van God de Vader.” God is een Geest en kan het reddingswerk verrichten, zoals God ook mens kan worden. Trouwens, God verricht Zijn eigen werk: Hij onderbreekt niet en grijpt niet in, laat staan dat Hij onderling tegenstrijdige werken verricht, want het wezen van het werk door de Geest en door het vlees zijn gelijk. Of het nu de Geest of het vlees is, beiden werken om één wil te vervolbrengen en om hetzelfde werk te beheren. Hoewel de Geest en het vlees twee niet te vergelijken kwaliteiten hebben, zijn zij in wezen hetzelfde: beiden bezitten het wezen van God Zelf en de identiteit van God Zelf. In God Zelf zijn er geen ongehoorzame elementen; Zijn wezen is goed. Hij is de uiting van schoonheid en goedheid, en van alle liefde. Zelfs in het vlees doet God niets wat God de Vader niet gehoorzaamt. Zelf wanneer Hij Zijn leven ervoor moet opofferen, wil Hij dit van ganser harte, en maakt geen andere keuze. In God zijn er geen elementen van zelfingenomenheid en gewichtigheid, of van ijdelheid of hoogmoed; Hij heeft geen onbetrouwbare elementen. Alles wat niet gehoorzaamt aan God komt van Satan; Satan is de bron van alles wat lelijk en kwaad is. De reden dat de mens kwaliteiten heeft zoals die van Satan, is omdat de mens door Satan is verdorven en bewerkt. Christus is niet verdorven door Satan, daarom heeft Hij alleen eigenschappen van God en geen enkele van Satan. Hoe zwaar het werk ook is, of hoe zwak het vlees, zolang God in het vlees leeft zal Hij nooit iets doen dat het werk van God Zelf in de weg staat, laat staan dat Hij in ongehoorzaamheid de wil van God de Vader verloochent. Hij lijdt liever vleselijke pijn dan dat Hij tegen de wil van God de Vader ingaat; het is precies zoals Jezus in Zijn gebed zei: “Vader, als het mogelijk is, laat deze ​beker ​dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.” De mens kiest, maar Christus niet. Hoewel Hij de identiteit van God Zelf heeft, zoekt Hij toch steeds de wil van God de Vader, en vervult Hij de taak die God de Vader aan Hem heeft toevertrouwd vanuit het perspectief van het vlees. Een mens kan dit nooit bereiken. Wat van Satan komt, kan nooit het wezen van God bezitten, het kan alleen ongehoorzaam zijn en opstandig tegen God. Het kan God niet geheel gehoorzamen, laat staan gewillig de wil van God volgen. Met uitzondering van Christus kunnen alle mensen tegen God in opstand komen, en niemand kan direct het werk op zich nemen dat door God aan hem is toevertrouwd; er is er niet één die Gods management als zijn of haar eigen plicht kan beschouwen. De onderwerping aan de wil van God de Vader is het wezen van Christus; ongehoorzaamheid aan God is het kenmerk van Satan. Deze twee eigenschappen zijn onverenigbaar, en wie de eigenschappen van Satan heeft kan geen Christus worden genoemd. De reden dat de mens het werk van God niet in Zijn plaats kan vervullen is dat de mens geen enkel deel van het wezen van God bezit. De mens werkt voor God in zijn eigen belang of in het belang van zijn of haar toekomstperspectief, maar Christus werkt om de wil van God de Vader te doen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het wezen van Christus is gehoorzaamheid aan de wil van de hemelse Vader

199. Hoewel het voorkomen van de vleesgeworden God exact hetzelfde is als dat van een mens, Hij menselijke kennis leert, menselijke taal spreekt en Hij zelfs Zijn ideeën soms uitdrukt in de vorm van menselijke methoden en uitdrukkingen, is de manier waarop Hij mensen ziet, de essentie van de dingen, en de manier waarop verdorven mensen de mensheid en de essentie van de dingen zien, absoluut niet dezelfde. Zijn perspectief en de hoogte waarop Hij staat zijn iets onbereikbaars voor een verdorven persoon. Dit is omdat God waarheid is; het vlees dat Hij draagt bezit ook de essentie van God en Zijn gedachten en wat wordt uitgedrukt door Zijn menselijkheid zijn ook de waarheid. Voor verdorven mensen zijn wat Hij in het vlees uitdrukt voorzieningen van de waarheid, en van het leven. Deze voorzieningen zijn er niet slechts voor één mens, maar voor de hele mensheid. In het hart van een verdorven mens is er slechts plaats voor die paar mensen waarmee hij verwant is. Het zijn alleen die paar mensen waar hij om geeft, waar hij zich zorgen over maakt. Wanneer er een ramp dreigt, denkt hij eerst aan zijn eigen kinderen, partner of ouders, en een meer filantropisch aangelegd persoon denkt hoogstens aan een familielid of een goede vriend; zijn er nog meer mensen waar hij aan denkt? Nooit! Omdat mensen per slot van rekening mensen zijn en alles alleen maar vanuit het perspectief en de hoogte van een mens kunnen bekijken. De vleesgeworden God verschilt echter volledig van een verdorven mens. Hoe gewoon, hoe normaal, hoe nederig Gods geïncarneerde vlees ook is, of zelfs hoe zeer de mensen ook op Hem neerkijken, Zijn gedachten over en Zijn houding ten opzichte van de mensheid zijn dingen die geen mens kon bezitten en die geen mens kon imiteren. Hij zal de mensheid altijd waarnemen vanuit het perspectief van goddelijkheid, vanuit de hoogte van Zijn positie als de Schepper. Hij zal de mensheid altijd zien via de essentie en de mentaliteit van God. Hij kan de mensheid absoluut niet zien vanuit de hoogte van een gemiddeld mens en vanuit het perspectief van een verdorven mens. Wanneer mensen naar de mensheid kijken, kijken ze met een menselijke blik en gebruiken ze dingen zoals menselijke kennis en menselijke regels en theorieën als maatstaf. Dit valt binnen het bestek van wat mensen met hun ogen kunnen zien; het valt binnen het bestek dat verdorven mensen kunnen bereiken. Wanneer God naar de mensheid kijkt, kijkt Hij met goddelijke blik en gebruikt Hij Zijn essentie en wat Hij heeft en is als een maatstaf. Dit bestek omvat dingen die mensen niet kunnen zien, en dit is waar de vleesgeworden God en verdorven mensen totaal verschillend zijn. Dit verschil wordt bepaald door de verschillende essenties die de mens en God hebben, het zijn deze verschillende essenties die hun identiteiten en posities bepalen, alsook het perspectief en de hoogte vanuit welke ze dingen zien.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf III

200. Of je wel of geen sociale ervaringen hebt en hoe je daadwerkelijk leeft en dingen ervaart in je familie kan worden gezien in wat je uitdrukt, hoewel je niet kan zien aan het werk van de geïncarneerde God of Hij wel of geen sociale ervaringen heeft. Hij is Zich wel bewust van de essentie van de mens, Hij kan alle soorten praktijken openbaren met betrekking tot alle soorten mensen. Hij is zelfs nog beter in het openbaren van menselijke verdorven gezindheden en rebels gedrag. Hij leeft niet onder de wereldse mensen, maar Hij is Zich bewust van de aard van de stervelingen en alle verdorvenheden in de wereldse mensen. Dit is wat Hij is. Hoewel hij zich niet inlaat met de wereld, kent hij de regels van omgang met de wereld, omdat Hij volledig de menselijke aard begrijpt. Hij weet van het werk van de Geest dat het mensenoog niet kan zien en mensenoren niet kunnen horen, zowel vandaag als in het verleden. Hier hoort wijsheid bij die niet een filosofie is om volgens te leven, evenals wonderen die voor mensen te moeilijk zijn om te bevatten. Dit is wat Hij is, onthuld aan mensen en ook verborgen voor mensen. Wat Hij uitdrukt is niet wat een buitengewoon persoon is, maar de innerlijke eigenschappen en het wezen van de Geest. Hij reist niet over de wereld, maar Hij weet alles erover. Hij legt contact met de ‘mensachtigen’ die geen kennis of inzicht hebben, maar Hij uit woorden die hoger zijn dan kennis en vooraanstaande mensen te boven gaan. Hij leeft onder een groep onnozele, afgestompte mensen die geen menselijkheid bezitten en die de menselijke conventies en levens niet begrijpen, maar Hij kan de mensheid vragen uit normale menselijkheid te leven, terwijl Hij tegelijkertijd de minderwaardige en lage menselijkheid van de mensheid openbaart. Dit alles is wat Hij is, hoger dan enig persoon van vlees en bloed is. Voor Hem is het niet nodig om een gecompliceerd, omslachtig en smerig sociaal leven te ervaren om het werk te doen dat Hij moet doen en de essentie van de verdorven mensheid volledig te onthullen. Het smerige sociale leven is niet goed voor Zijn vlees. Zijn werk en woorden onthullen de ongehoorzaamheid van de mens alleen maar en bieden de mens geen ervaring en lessen om met de wereld om te gaan. Hij hoeft de maatschappij of het gezin van de mens niet te onderzoeken wanneer hij de mens van leven voorziet. Het blootstellen en oordelen van de mens is niet een uitdrukking van de ervaringen van Zijn vlees; het is bedoeld om de ongerechtigheid van de mens te openbaren na al lange tijd de ongehoorzaamheid van de mens te kennen en de verdorvenheid van de mensheid te verafschuwen. Het werk dat Hij doet is allemaal bedoeld om Zijn gezindheid aan de mens te openbaren en Zijn wezen uit te drukken. Alleen Hij kan dit werk doen, het is niet iets dat een persoon van vlees en bloed zou kunnen bereiken.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

201. Het werk en de uitdrukking van Christus bepalen Zijn wezen. Hij is in staat met een zuiver hart het aan Hem toevertrouwde te volbrengen. Hij is in staat God in de hemel te aanbidden met een zuiver hart, en met een zuiver hart de wil van God de Vader zoeken. Dit is allemaal bepaald door Zijn wezen. En zo wordt ook Zijn natuurlijke openbaring door Zijn wezen bepaald; de reden waarom Zijn natuurlijke openbaring zo wordt genoemd is dat Zijn uitdrukking geen imitatie is, of het resultaat van onderwijs door mensen, of van vele jaren van menselijke beschaving. Hij heeft het niet geleerd of Zich ermee getooid; in tegendeel, het is Hem eigen. De mens kan Zijn werk, Zijn uitdrukking, Zijn menselijkheid en het hele leven van Zijn normale menselijkheid ontkennen, maar niemand kan ontkennen dat Hij met een zuiver hart God in de hemel aanbidt; niemand kan ontkennen dat Hij gekomen is om de wil van de hemelse Vader te vervullen, en niemand kan de oprechtheid ontkennen waarmee Hij God de Vader zoekt. Hoewel Zijn beeld de zintuigen niet behaagt, Zijn woorden geen buitengewone indruk maken, en Zijn werk niet zo wereldschokkend of hemelbestormend is als de mens zich voorstelt, is Hij toch echt Christus die de wil van de hemelse Vader met een zuiver hart volbracht, Zich volledig onderwerpt aan de hemelse Vader en tot de dood gehoorzaamt. Dit komt doordat Zijn wezen het wezen van Christus is. De mens vindt het moeilijk deze waarheid te geloven, maar ze bestaat wel. Als de bediening van Christus helemaal is volbracht, zal de mens aan Zijn werk kunnen zien dat Zijn gezindheid en Zijn wezen de gezindheid en het wezen van God in de hemel vertegenwoordigt. De optelling van al Zijn werk kan op dat moment bevestigen dat Hij inderdaad het vlees, wat het Woord wordt, anders dan een mens van vlees en bloed.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het wezen van Christus is gehoorzaamheid aan de wil van de hemelse Vader

202. De vleesgeworden God wordt Christus genoemd en dus wordt de Christus die de mensen de waarheid kan geven, God genoemd. Hier is niets buitensporigs aan, want Hij bezit het wezen van God en bezit Gods gezindheid en wijsheid in Zijn werk, die onbereikbaar zijn voor de mens. Degenen die zichzelf Christus noemen, maar het werk van God niet kunnen verrichten, zijn fraudeurs. Christus is niet slechts de manifestatie van God op aarde, maar ook, het specifieke vlees dat door God wordt aangenomen terwijl Hij Zijn werk onder de mens uitvoert en voltooit. Dit vlees is er geen dat zomaar door iedereen kan worden vervangen, maar één dat Gods werk op aarde adequaat kan verdragen, de gezindheid van God kan uitdrukken, God in voldoende mate kan vertegenwoordigen en de mens van leven kan voorzien. Vroeg of laat zullen degenen die voordoen als Christus allemaal vallen, want hoewel ze beweren Christus te zijn, bezitten ze niets van het wezen van Christus. En dus zeg ik dat de authenticiteit van Christus niet door de mens kan worden gedefinieerd, maar wordt beantwoord en besloten door God Zelf.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen Christus van de laatste dagen kan de weg van het eeuwige leven aan de mens geven

203. Het vlees dat de Geest van God draagt, is Gods eigen vlees. De Geest van God is oppermachtig; Hij is almachtig, heilig en rechtvaardig. Zo is ook zijn vlees oppermachtig, almachtig, heilig en rechtvaardig. Zulk vlees kan alleen datgene doen wat rechtvaardig en bevorderlijk is voor de mensheid, datgene wat heilig, schitterend en machtig is; Hij is niet in staat iets te doen wat de waarheid geweld aandoet, wat de moraal en gerechtigheid geweld aandoet, laat staan dat Hij in staat is tot iets wat de Geest van God zou verraden. De Geest van God is heilig, en daarom kan Satan Zijn vlees niet bederven; Zijn vlees is van een ander wezen dan het vlees van de mens. Want het is de mens, niet God, die door Satan verdorven wordt; Satan zou onmogelijk het vlees van God kunnen verderven. Daarom is het, ondanks het feit dat de mens en Christus in dezelfde ruimte leven, alleen de mens die door Satan in bezit genomen, gebruikt en in de val gelokt wordt. Christus daarentegen is voor eeuwig onvatbaar voor verderving door Satan, want Satan zal nooit naar de hoogste plek kunnen opstijgen en zal nooit dicht bij God kunnen komen. Jullie moeten tegenwoordig allemaal begrijpen dat het enkel de mensheid is, zo verdorven als ze is door Satan, die mij verraadt. Verraad zal nooit ook maar in het minst een kwestie zijn waarbij Christus betrokken is.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een heel ernstig probleem: verraad (2)

204. God is vlees geworden omdat het doel van Zijn werk niet de geest van Satan is, of iets anders onstoffelijks, maar de mens, die van het vlees is en verdorven door Satan. Juist omdat het vlees van de mens verdorven is, heeft God de lichamelijke mens tot doel van Zijn werk gemaakt. Omdat de mens bovendien het mikpunt van het verderf is, heeft Hij de mens tot het enige doel van Zijn werk gemaakt in alle stadia van Zijn reddingswerk. De mens is sterfelijk, hij is van vlees en bloed, en alleen God kan de mens redden. Zo moet God het vlees worden met dezelfde eigenschappen als de mens om Zijn werk te kunnen doen, zodat Zijn werk betere resultaten kan opleveren. Om Zijn werk te kunnen doen, moet God vlees worden, juist omdat de mens van vlees is en de zonde niet kan overwinnen en zich niet van het vlees kan ontdoen. Hoewel het wezen en de identiteit van de geïncarneerde God heel anders is dan het wezen en de identiteit van de mens, ziet Hij er als een gewoon mens uit Hij heeft de verschijning van een gewone mens, en leidt Hij het leven van een gewoon mens, en allen die Hem zien, zien geen verschil met een gewoon mens. Het gewone uiterlijk en de gewone menselijkheid volstaan voor Hem om Zijn goddelijke werk in gewone menselijkheid te verrichten. Door Zijn vlees kan Hij in gewone menselijkheid Zijn werk doen, het helpt Hem Zijn werk onder de mensen te verrichten. Bovendien helpt Zijn gewone menselijkheid Hem het reddingswerk onder de mensen uit te voeren. Zijn gewone menselijkheid heeft weliswaar nogal wat stof doen opwaaien onder de mensen, maar dit heeft het gewone effect van Zijn werk niet beïnvloed. Kortom, de mens is bijzonder gebaat bij het werk van Zijn gewone vlees. Ondanks dat de meeste mensen Zijn gewone menselijkheid niet accepteren, kan Zijn werk toch effectief zijn, en het effect kan juist dankzij Zijn gewone menselijkheid worden bereikt. Hierover bestaat geen twijfel. De mens heeft tientallen malen meer baat bij Zijn werk in het vlees dan bij de opvattingen die er onder de mensen heersen over Zijn gewone menselijkheid; al die opvattingen zullen uiteindelijk door Zijn werk worden opgeslokt. En het effect dat Zijn werk heeft bereikt, namelijk de kennis die de mens over Hem heeft, is veel groter dan de opvattingen die de mens over Hem heeft. Het werk dat Hij in het vlees doet kan op geen enkele manier voorgesteld of gemeten worden, want Zijn vlees is niet als het vlees van een lichamelijke mens. Het omhulsel is weliswaar hetzelfde, maar het wezen is niet hetzelfde. Zijn vlees brengt veel opvattingen over God voort onder de mensen, maar Zijn vlees kan mensen ook in staat stellen veel kennis te vergaren en kan zelfs eenieder die eenzelfde omhulsel heeft overwinnen. Hij is namelijk niet slechts een mens, maar Hij is God met het omhulsel van een mens, en niemand kan Hem volledig doorgronden of begrijpen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

205. De mens is door Satan verdorven, en hij is de hoogste van alle schepselen van God. Daarom heeft de mens de redding door God nodig. De mens is het onderwerp van Gods redding, niet Satan; wat gered wordt is het vlees en de ziel van de mens, niet de duivel. Satan is het onderwerp van Gods vernietiging, de mens is het onderwerp van Gods redding. Het vlees van de mens is verdorven door Satan, dus het eerste wat gered moet worden is het vlees van de mens. Het vlees van de mens is diep verdorven. Het is iets geworden dat zich tegen God verzet, het bestrijdt en ontkent het bestaan van God zelfs openlijk. Dit verdorven vlees is gewoon te onhandelbaar. Niets is moeilijker om te behandelen of te veranderen dan de verdorven gezindheid van het vlees. Satan dringt het vlees van de mens binnen om er onrust te zaaien, en hij gebruikt het vlees van de mens om het werk van God te verstoren, om afbreuk te doen aan Gods plan. Zo is de mens Satan geworden, de vijand van God. De mens moet eerst overwonnen worden voor hij gered kan worden. Daarom gaat God de uitdaging aan en wordt Hij vlees om Zijn geplande werk te verrichten en de strijd met Satan aan te gaan. Zijn doel is de redding van de mensheid, die verdorven is, en de nederlaag en vernietiging van Satan, die tegen Hem rebelleert. Hij verslaat Satan door Zijn overwinningswerk van de mens, en tegelijkertijd redt Hij de verdorven mensheid. Op zo’n manier wordt het een werk waarmee twee doeleinden tegelijk worden bereikt. Hij werkt in het vlees, spreekt in het vlees en onderneemt al het werk in het vlees zodat Hij zich beter met de mens kan bezighouden en hem beter kan veroveren. De laatste keer dat God vlees wordt zal Zijn werk van de laatste dagen in het vlees worden afgerond. Hij zal alle mensen naar soort indelen, Zijn hele management afronden, en ook al Zijn werk in het vlees afronden. Nadat al Zijn werk op aarde is gedaan, zal Hij helemaal overwinnaar zijn. Door in het vlees te werken heeft God de mensheid helemaal overwonnen en voor zich gewonnen. Betekent dit dan niet dat Zijn hele management ten einde is gekomen? Als God Zijn werk in het vlees af heeft, krijgt Satan geen kans meer om de mens verder te bederven omdat hij verslagen is en God de overwinnaar is. Het werk van de eerste incarnatie van God was de verlossing en de vergeving van de zonden van de mens. Nu is er sprake van overwinningswerk en het winnen van de mensheid voor Zichzelf, zodat Satan zijn werk op geen enkele manier meer kan uitvoeren, en volledig verloren zal hebben, en de totale overwinning voor God is. Dit is het werk van het vlees en het werk wordt door God Zelf gedaan.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

206. Het vlees van de mens is door Satan verdorven en stekeblind gemaakt en diep gewond. De meest fundamentele reden waarom God persoonlijk in het vlees werkt is omdat het doelwit van Zijn redding de mens is, die van het vlees is, en omdat Satan ook van het vlees van de mens gebruik maakt om het werk van God te verstoren. De strijd tegen Satan is eigenlijk het overwinningswerk van de mens en tegelijkertijd is de mens ook het doelwit van Gods redding. Op deze manier is het werk van de vleesgeworden God essentieel. Satan heeft het vlees van de mens verdorven, en de mens werd de belichaming van Satan en het doelwit dat door God verslagen moet worden. Op deze manier vindt het werk van de strijd met Satan en de redding van de mensheid plaats op aarde en moet God mens worden om de strijd met Satan aan te gaan. Dit werk is uiterst praktisch. Als God in het vlees aan het werk is, is Hij eigenlijk strijd aan het leveren met Satan in het vlees. Als Hij in het vlees werkt, werkt Hij in het spirituele rijk en maakt Hij Zijn gehele werk in het spirituele rijk reëel op aarde. Degene die overwonnen wordt, is de mens die Hem ongehoorzaam is. Degene die verslagen is, is de belichaming van Satan (en dit is natuurlijk ook de mens) die in vijandschap met Hem leeft. En degene die uiteindelijk gered wordt, is ook de mens. Zo is het voor Hem nog meer noodzakelijk mens met het omhulsel van een schepsel te worden, zodat Hij echt de strijd met Satan aan kan gaan, de mens kan overwinnen die Hem ongehoorzaam is en hetzelfde omhulsel heeft als Hij, en de mens kan redden die uit hetzelfde omhulsel bestaat als Hij en door Satan is verwond. Zijn vijand is de mens, het doelwit van Zijn overwinning is de mens, en het doelwit van Zijn redding is de mens die Hij heeft geschapen. Daarom moet Hij mens worden en zo wordt Zijn werk eenvoudiger. Hij kan Satan verslaan en de mensheid overwinnen en bovendien kan Hij de mensheid redden.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

207. Gods redding van de mens gebeurt niet rechtstreeks via de methode van de Geest en de identiteit van de Geest, want Zijn Geest kan niet worden aangeraakt, noch worden gezien door de mens, noch kan de mens dichterbij komen. Als Hij zou proberen om de mens rechtstreeks te redden op de manier van de Geest, dan zou de mens niet in staat zijn om Zijn redding te ontvangen. Als God de uiterlijke vorm van een geschapen mens niet zou aannemen, dan zou de mens deze redding geenszins kunnen ontvangen. Want er is voor de mens geen manier om Hem te naderen, zoals ook niemand in de buurt van de wolk van Jehova kon komen. Alleen door een geschapen mens te worden, dat wil zeggen alleen door het leggen van Zijn woord in het lichaam van het vlees dat Hij weldra zal worden, kan Hij persoonlijk het woord overbrengen in allen die Hem volgen. Alleen dan kan de mens Zijn woord persoonlijk zien en horen, en bovendien Zijn woord eigen maken en op deze manier volledig gered worden. Indien God geen vlees was geworden, zou geen mens van vlees en bloed in staat zijn geweest om zo’n grote redding te ontvangen en zou geen enkel mens gered worden. Als de Geest van God rechtstreeks te midden van de mensen zou werken, dan zou de hele mensheid neergeslagen worden, of anders geenszins met God in aanraking kunnen komen en volledig in gevangenschap door Satan weggevoerd worden.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (4)

208. De enige reden dat de geïncarneerde God vlees is geworden is vanwege de behoeften van de verdorven mens. Het is vanwege de behoeften van de mensen maar niet die van God, en al Zijn opofferingen en lijden zijn in het belang van de mensheid en niet van God Zelf. Voor God zijn er geen voor- en nadelen of beloningen; Hij zal niet een of andere oogst binnenhalen in de toekomst, maar alleen wat Hem oorspronkelijk toch al toekwam. Alles wat Hij doet en opoffert voor de mensheid doet Hij niet voor een grote beloning, maar puur in het belang van de mensheid. Hoewel het werk van God in het vlees onvoorstelbare problemen met zich meebrengt, is het uiteindelijke effect veel groter dan van het werk dat rechtstreeks door de Geest wordt gedaan. Het werk in het vlees brengt veel ontberingen met zich mee, en het vlees kan nooit dezelfde identiteit hebben of dezelfde bovennatuurlijke daden uitvoeren als de Geest, laat staan dat Hij hetzelfde gezag kan hebben als de Geest. Toch steekt de essentie van het werk door dit onopvallende vlees met kop en schouders uit boven het werk dat rechtstreeks door de Geest wordt gedaan, en dit vlees Zelf is het antwoord op de behoeften van de hele mensheid. Voor hen die gered moeten worden is de gebruikswaarde van de Geest veel minder dan die van het vlees: het werk van de Geest beslaat het hele universum, alle bergen, rivieren, meren en oceanen, maar het werk van het vlees heeft meer direct en effectief betrekking op ieder persoon met wie Hij contact heeft. Bovendien kan Gods vlees in tastbare vorm beter door de mens begrepen en vertrouwd worden en kan het de kennis van de mens over God verder verdiepen en een diepe indruk achterlaten op de mens van Gods werkelijke daden. Het werk van de Geest is namelijk in mysteries gehuld. Stervelingen vinden het moeilijk te begrijpen en nog moeilijker te zien waardoor ze alleen op loze verbeelding kunnen teruggrijpen. Het werk van het vlees is daarentegen gewoon, gebaseerd op realiteit en van een grote wijsheid vervuld en kan als feit door het menselijk oog worden waargenomen; de mens kan persoonlijk de wijsheid van het werk van God ervaren en hoeft daarvoor zijn overvloedige fantasie niet te gebruiken. Dit is de nauwkeurigheid en werkelijke waarde van het werk van God in het vlees. De Geest kan alleen onzichtbare dingen doen die de mens zich moeilijk kan voorstellen, bijvoorbeeld verlichting van de Geest, beweging van de Geest en leiding van de Geest. Maar voor de mens, die verstand heeft, bieden deze dingen geen duidelijke betekenis. Die bieden slechts beweging, of een algemene betekenis maar kunnen geen instructie met woorden bieden. Het werk van God in het vlees is echter heel anders: het biedt een nauwkeurige leidraad in woorden, heeft een duidelijke wil en vereiste doelen. Zo hoeft de mens niet in het duister te tasten of zijn fantasie te gebruiken, laat staan dat hij moet gissen. Dit is de helderheid van het werk in het vlees en het grote verschil met het werk van de Geest. Het werk van de Geest is alleen geschikt voor beperkte toepassing en kan het werk van het vlees niet vervangen. Het werk van het vlees geeft de mens een veel exacter en noodzakelijker doel en veel echtere en waardevollere kennis dan het werk van de Geest. Werk is voor de verdorven mens het meest waardevol als het nauwkeurige woorden en duidelijk na te streven doelen biedt, als het zichtbaar en tastbaar is. Alleen realistisch werk en tijdige leiding vallen bij de mens in de smaak, en alleen echt werk kan de mens redden van zijn verdorven en verloederde gezindheid. Dit kan alleen door de vleesgeworden God worden bereikt; alleen de vleesgeworden God kan de mens redden van zijn verdorven en verloederde gezindheid. Al is de Geest het eigen wezen van God, dit soort werk kan alleen door Zijn vlees worden verricht. Als de Geest alleen zou werken, zou Zijn werk niet effectief kunnen zijn – dat is de naakte waarheid. De meeste mensen zijn weliswaar Gods vijand geworden vanwege dit vlees, maar als Hij Zijn werk heeft voltooid zullen zij die tegen Hem zijn niet meer Zijn vijand zijn, maar juist Zijn getuigen worden. Zij worden de getuigen die door Hem overwonnen zijn, getuigen die met Hem verenigbaar zijn en van Hem onafscheidelijk zijn. Hij zal ervoor zorgen dat de mens komt te weten hoe belangrijk Zijn werk in het vlees voor de mens is, en de mens zal het belang van dit vlees voor de zin van zijn bestaan en Zijn werkelijke waarde voor de groei van zijn leven kennen en bovendien zal de mens weten dat dit vlees een levende fontein van leven vormt waarvan scheiding voor de mens onverdraaglijk is.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

209. Hoewel het geïncarneerde vlees van God Gods identiteit en positie bij lange na niet evenaart en voor de mens onverenigbaar lijkt met Zijn werkelijk status, kan dit vlees, dat noch Gods ware beeld noch Gods ware identiteit bezit, het werk verrichten dat de Geest van God niet rechtstreeks kan doen. Dat is de ware betekenis en waarde van Gods incarnatie, en het zijn juist deze betekenis en waarde die de mens niet kan waarderen en erkennen. Alle mensen kijken weliswaar op tegen de Geest van God en neer op het vlees van God, hoe ze ook kijken of denken, maar toch is de werkelijke betekenis en waarde van het vlees veel groter dan die van de Geest. Dit heeft natuurlijk alleen betrekking op de verdorven mensheid. Voor iedereen die op zoek is naar de waarheid en verlangt naar het verschijnen van God kan het werk van de Geest slechts beweging of openbaring bieden, en een onverklaarbaar en onvoorstelbaar gevoel van verwondering, een gevoel dat het geweldig, allesovertreffend en bewonderenswaardig is, maar ook voor iedereen onhaalbaar en onbereikbaar. De mens en de Geest van God kunnen elkaar slechts van veraf bekijken, alsof er een grote afstand tussen hen bestaat. Ze kunnen nooit hetzelfde zijn, alsof de mens en God door een onzichtbare afscheiding gescheiden waren. In feite is dit een waanvoorstelling die de Geest de mens voorhoudt, die komt doordat de Geest en de mens niet tot dezelfde soort behoren. De Geest en de mens zullen nooit in dezelfde wereld naast elkaar bestaan, ook omdat de Geest niets van de mens heeft. De mens heeft de Geest dus niet nodig, want de Geest kan het werk dat de mens het hardst nodig heeft niet rechtstreeks verrichten. Het werk van het vlees biedt de mens reële doelen, duidelijke woorden en een gevoel dat Hij werkelijk en normaal is, dat Hij bescheiden en gewoon is. Ook al vreest de mens Hem, de meeste mensen herkennen zich makkelijk in Hem: de mens kan Zijn gezicht zien en Zijn stem horen en hoeft niet van een afstand naar Hem te kijken. De mens denkt dit vlees makkelijker te kunnen benaderen, er is geen afstand, het is te bevatten, zichtbaar en aanraakbaar, want dit vlees bevindt zich in dezelfde wereld als de mens.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

210. Nu ziet men in dat het werk van vleesgeworden God inderdaad buitengewoon is en veel ervan niet kan worden bereikt door de mens. Dit zijn mysteries en wonderen. Daarom hebben velen zich onderworpen. Sommigen hebben zich sinds de dag van hun geboorte nog nooit aan enig mens onderworpen, maar als ze de woorden van God nu zien, onderwerpen zij zich geheel zonder dat ze het zelf door hebben en durven ze niets anders te onderzoeken of te zeggen. De mensheid is gevallen onder het woord en ligt ter aarde geworpen onder het oordeel van het woord. Als de Geest van God rechtstreeks tot de mens sprak, dan zouden ze allemaal gehoorzamen aan Zijn stem en zonder woorden van openbaring neervallen, vergelijkbaar met de manier waarop Paulus op de grond viel bij het licht op de weg naar Damascus. Indien God op deze manier te werk zou blijven gaan, zou de mens nooit door het woord zijn eigen verdorvenheid kunnen leren kennen en zodoende redding verkrijgen. Alleen door de vleeswording kan Hij Zijn woorden persoonlijk in het oor van ieder mens uitspreken, zodat iedereen die oren heeft, Zijn woorden kan horen en Zijn werk van oordeel van het woord kan ontvangen. Alleen is dit eerder het resultaat dat door Zijn woord wordt verkregen, dan de uiting van de Geest om de mens bang te maken zodat hij zich onderwerpt. Het is alleen door middel van dit praktische en toch buitengewone werk dat de oude gezindheid van de mens, vele jaren diep verholen, volledig kan worden blootgegeven, zodat de mens deze kan herkennen en laten veranderen. Deze dingen zijn allemaal het praktische werk van vleesgeworden God, waardoor Hij, met het op een praktische manier uitspreken en vellen van een oordeel, de resultaten boekt door het woord van het oordeel over de mens. Dit is het gezag van vleesgeworden God en de waarde van Gods incarnatie. Het wordt gedaan om het gezag van vleesgeworden God bekend te maken, de geboekte resultaten door het werk van het woord bekend te maken en bekend te maken dat de Geest in het vlees is gekomen en Zijn gezag betoont door de mens met het woord te oordelen. Hoewel Zijn vlees de uiterlijke vorm is van gewone en normale menselijkheid, zijn het de resultaten die door Zijn woorden geboekt worden, die de mens laten zien dat Hij veel gezag heeft, dat Hij God Zelf is en dat Zijn woorden de uitdrukking van God Zelf zijn. Op deze manier toont Hij aan de gehele mensheid dat Hij God Zelf is, God Zelf die vlees is geworden, dat Hij door niemand beledigd mag worden en dat niemand Zijn oordeel door het woord kan overtreffen en geen enkele macht van de duisternis kan zegevieren over Zijn gezag. De mens onderwerpt zich geheel aan Hem, omdat Hij het Woord is dat vlees is geworden, vanwege Zijn gezag en vanwege Zijn oordeel door het woord. Het werk dat Zijn geïncarneerde vlees voortbracht, is het gezag dat Hij bezit. De reden waarom Hij vlees is geworden, is omdat het vlees ook gezag kan hebben, en Hij is in staat om op een praktische manier werk te verrichten onder de mensheid, op zodanige wijze dat het zichtbaar en tastbaar is voor de mens. Dit werk is veel realistischer dan het werk dat rechtstreeks door de Geest van God, die alle gezag bezit, wordt gedaan, en de resultaten ervan zijn ook duidelijk. Dit is omdat Gods geïncarneerde vlees op een praktische manier kan spreken en werken. De uiterlijke vorm van Zijn vlees heeft geen gezag en kan door de mens worden benaderd. Zijn wezen draagt echter wel degelijk gezag, hoewel dit voor niemand zichtbaar is. Wanneer Hij spreekt en werkt, kan de mens het bestaan van Zijn gezag niet opmerken en dit maakt het voor Hem mogelijk om praktisch werk te verrichten. En al dit praktische werk kan resultaten boeken. Hoewel niemand beseft dat Hij gezag draagt, of dat Hij niet beledigd dient te worden, of Zijn toorn ziet, bereikt Hij toch de beoogde resultaten van Zijn woorden door Zijn bedekte gezag, Zijn verborgen toorn en de woorden die Hij openlijk spreekt. Met andere woorden: door de klank van Zijn stem, de ernst van Zijn spreken en alle wijsheid van Zijn woorden is de mens volledig overtuigd. Op deze manier is de mens gehoorzaam aan het woord van vleesgeworden God, die schijnbaar geen gezag heeft en daardoor Gods doel van het redden van de mens bereikt. Dit is een ander aspect van de betekenis van Zijn incarnatie: om realistischer te spreken en te zorgen dat de werkelijkheid van Zijn woorden invloed heeft op de mens, zodat de mens getuige kan zijn van de kracht van het woord van God. Daarom zou dit werk, als het niet via incarnatie zou worden gedaan, niet het geringste resultaat bereiken en zondaren niet volledig kunnen redden. Indien God geen vlees was geworden, zou Hij de Geest blijven die zowel onzichtbaar als ontastbaar is voor de mens. De mens, als schepsel van vlees, en God behoren twee verschillende werelden toe en zijn begiftigd met een verschillende natuur. De Geest van God is onverenigbaar met de mens, die van vlees is, en er is gewoon geen manier om een relatie tussen hen te leggen, om nog maar te zwijgen over de mogelijkheid voor een mens om in een geest te veranderen. Aangezien dit nu eenmaal zo is, moet de Geest van God een schepsel worden om Zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten. God kan zowel opstijgen naar de hoogste plaats als Zichzelf vernederen om mens te worden en werk onder de mensen te verrichten en in hun midden te wonen. Maar de mens kan niet opstijgen naar de hoogste plaats en geest worden en nog minder kan hij afdalen naar de laagste plaats. Dit is waarom God vlees moet worden om Zijn werk uit te voeren. Evenzo kon tijdens de eerste incarnatie alleen het vlees van de geïncarneerde God de mens verlossen door Zijn kruisiging, terwijl de Geest van God geenszins zou kunnen worden gekruisigd als zondoffer voor de mens. God kon rechtstreeks vlees worden om als zondoffer te dienen voor de mens, maar de mens kon niet rechtstreeks naar de hemel opstijgen om het zondoffer aan te nemen dat God voor hem had voorbereid. Zodoende is het alleen maar mogelijk om aan God te vragen om enkele keren tussen de hemel en de aarde heen en weer te reizen. De mens kon namelijk niet opstijgen naar de hemel om deze redding aan te nemen, aangezien de mens gevallen is en de mens dus eenvoudigweg niet kon opstijgen naar de hemel, laat staan dat hij het zondoffer kon verkrijgen. Daarom was het voor Jezus nodig om naar de mens te komen en Zelf het werk te doen dat door de mens eenvoudigweg niet gerealiseerd kon worden. Elke keer dat God vlees wordt, is dat uit absolute noodzaak. Als er ook maar een fase rechtstreeks door de Geest van God kon worden uitgevoerd, zou Hij Zich niet hebben verlaagd tot een vleeswording.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (4)

211. Niemand is geschikter en meer bevoegd dan God in het vlees voor het werk om over de verdorvenheid van het vlees van de mens te oordelen. Als het oordeel rechtstreeks door de Geest van God zou worden uitgevoerd, zou dit niet allesomvattend zijn. Bovendien zou dat werk moeilijk te accepteren zijn voor de mens omdat de Geest niet persoonlijk voor de mens kan verschijnen. Hierdoor zou het effect niet direct zijn, en de mens zou al helemaal niet in staat zijn de niet te beledigen gezindheid van God duidelijk te aanschouwen. Satan kan slechts geheel verslagen worden als God in het vlees de verdorvenheid van de mensheid oordeelt. Hoewel Hij hetzelfde is als een mens met een normale menselijkheid, kan God in het vlees toch rechtstreeks over de onrechtvaardigheid van de mens oordelen. Dit is het teken van Zijn natuurlijke heiligheid, en van Zijn buitengewoonheid. Alleen God is bevoegd en in de positie om over de mens te oordelen, want Hij bezit de waarheid en de rechtvaardigheid en dus is Hij in staat over de mens te oordelen. Degenen zonder de waarheid en rechtvaardigheid zijn niet geschikt om over anderen te oordelen. Als dit werk door de Geest van God zou worden gedaan, zou het geen overwinning op Satan zijn. De Geest is van nature meer verheven dan stervelingen, en de Geest van God is van nature heilig en triomfeert over het vlees. Als de Geest dit werk rechtstreeks zou doen, zou Hij niet kunnen oordelen over de ongehoorzaamheid van de mens en zou Hij niet alle onrechtvaardigheid van de mens aan de kaak kunnen stellen. Het oordeelswerk wordt immers ook door middel van de opvattingen van de mens over God uitgevoerd, en de mens heeft nooit opvattingen over de Geest gehad. Daarom kan de Geest de onrechtvaardigheid van de mens niet beter aan de kaak stellen, laat staan dat Deze die volledig kan onthullen. De vleesgeworden God is de vijand van allen die Hem niet kennen. Door over de opvattingen over en het verzet tegen God van de mens te oordelen, laat Hij de hele ongehoorzaamheid van de mensheid zien. Het effect van Zijn werk in het vlees is duidelijker dan het effect van het werk van de Geest. En zo wordt het oordelen over de hele mensheid niet rechtstreeks door de Geest uitgevoerd, maar is het het werk van de vleesgeworden God. God in het vlees kan gezien en aangeraakt worden door de mens, en God in het vlees kan de mens geheel overwinnen. In zijn relatie met God in het vlees ontwikkelt de mens zich van verzet naar gehoorzaamheid, van vervolging naar aanvaarding, van opvatting naar kennis, van afwijzing naar liefde. Dat is het effect van het werk van de vleesgeworden God. De mens wordt alleen door acceptatie van Zijn oordeel gered, hij leert Hem slechts geleidelijk aan kennen door de woorden uit Zijn mond, wordt tijdens zijn verzet tegen Hem door Hem overwonnen en ontvangt de levensbron van Hem tijdens de aanvaarding van Zijn tuchtiging. Dit hele werk is het werk van God in het vlees en niet het werk van God in Zijn identiteit van de Geest.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

212. Toen God nog geen vlees geworden was, begrepen de mensen niet veel van wat Hij zei omdat wat Hij zei voortkwam uit volledige goddelijkheid. Het perspectief en de context van wat Hij zei was onzichtbaar en onbereikbaar voor de mensheid; het werd uitgedrukt vanuit een spiritueel rijk dat de mensen niet konden zien. Mensen die in het vlees leefden, konden niet doorbreken naar dit spirituele rijk. Nadat God echter vlees geworden was, sprak Hij tot de mensheid vanuit het perspectief van menselijkheid, Hij verliet het bestek van het spirituele rijk en ging het te buiten. Hij kon Zijn goddelijke gezindheid, wil en houding uitdrukken door dingen die mensen zich konden voorstellen en door dingen die ze in hun leven zagen en tegenkwamen. Hij kon methoden gebruiken die mensen konden accepteren, taal die ze konden begrijpen en kennis die ze konden bevatten, en daarmee mensen in staat stellen God te begrijpen en te kennen en Zijn bedoeling en vereiste standaarden te verstaan binnen het bestek van hun mogelijkheden, in de mate waartoe ze daartoe in staat waren. Dit waren de methoden en het principe van Gods werk in Zijn menselijkheid. Gods manieren en Zijn principes van werken in het vlees werden meestal gerealiseerd door of middels Zijn menselijkheid, maar toch bereikte ze werkelijk resultaten die niet hadden kunnen worden bereikt wanneer Hij rechtstreeks in goddelijkheid zou hebben gewerkt. Gods werk in de menselijkheid was concreter, authentieker en doelgerichter, de methoden waren meer flexibel en in vorm overtrof het het Tijdperk van de Wet.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf III

213. God is voornamelijk in het vlees gekomen om mensen in staat te stellen de echte daden van God te zien, de vormloze Geest gedaante te laten aannemen in het vlees, en mensen toe te staan om Hem te zien en aan te raken. Op deze manier zullen zij die door Hem compleet zijn gemaakt Hem naleven, ze zullen door Hem gewonnen zijn, en Zijn hart navolgen. Als God alleen maar in de hemel sprak, en niet daadwerkelijk op aarde was gekomen, dan zouden mensen Hem nog steeds niet kunnen kennen, ze zouden alleen in staat zijn met lege theorie Gods daden te prediken, en zouden Gods woorden niet als realiteit ervaren. God is voornamelijk op aarde gekomen om te handelen als een voorbeeld en een model voor hen die door God gewonnen gaan worden; alleen op deze manier kunnen mensen daadwerkelijk God kennen, en God aanraken, en Hem zien, en alleen dan kunnen ze werkelijk door God gewonnen worden.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Je zou moeten weten dat de praktische God, God Zelf is

214. Alleen wanneer God Zichzelf tot een bepaald punt verootmoedigt, oftewel wanneer God vlees wordt, kan de mens Zijn vertrouweling zijn. God is Geest: hoe is de mens bekwaam om de vertrouweling van deze Geest te zijn, die zo verheven en onvoorstelbaar is? Alleen wanneer de Geest van God neerdaalt in het vlees en een schepsel wordt met hetzelfde uiterlijk als de mens, kan de mens Zijn wil begrijpen en feitelijk door Hem gewonnen worden. Hij spreekt en werkt in het vlees, deelt in de vreugde, het verdriet en de moeilijkheden van de mens, leeft in dezelfde wereld als de mens, beschermt de mens en leidt hem, en hierdoor zuivert Hij de mens en kan Hij de mens Zijn heil en Zijn zegen schenken. Die dingen verkregen hebbende, begrijpt de mens werkelijk Gods wil en alleen dan kan hij een vertrouweling van God zijn. Alleen dat is praktisch. Als God voor de mens onzichtbaar en ontastbaar was, hoe kan hij dan Zijn vertrouweling zijn? Is dat geen holle leer?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen zij die God en Zijn werk kennen, kunnen God behagen

215. Allen die in het vlees leven moeten een doel nastreven om hun gezindheid te veranderen en om God te kennen moeten zij getuigen zijn van de werkelijke daden en het ware gezicht van God. Dit kan alleen bereikt worden door het geïncarneerde vlees van God, en door het gewone en echte vlees. Daarom is de incarnatie noodzakelijk, en heeft de hele verdorven mensheid deze nodig. Omdat de mensen God moeten kennen, moeten de beeltenissen van de vage en bovennatuurlijke Goden uit hun hart worden verbannen, en omdat ze hun verdorven gezindheid af moeten werpen moeten ze eerst hun verdorven gezindheid kennen. Als de mens alleen het werk van het verjagen van de beeltenissen van vage Goden uit het hart van de mensen verricht, dan bereikt hij nog niet het juiste resultaat. De beelden van de vage Goden in het hart van de mensen kunnen niet alleen door woorden aan het licht worden gebracht, verbannen of helemaal verdreven worden. Uiteindelijk zijn ze zo diep geworteld, dat je ze hiermee nog niet uit zou kunnen roeien. Alleen door deze vage en bovennatuurlijke dingen te vervangen door de praktische God en het juiste beeld van God, en door de mens die geleidelijk aan te laten kennen, kan het juiste effect worden bereikt. De mens ziet dan in dat de God waar hij in voorbije tijden naar op zoek was vaag en bovennatuurlijk is. Het rechtstreekse leiderschap van de Geest kan dit effect niet bereiken, laat staan de leer van een bepaald persoon. Dit kan alleen de vleesgeworden God. De opvattingen van de mens komen bloot te liggen wanneer de vleesgeworden God Zijn werk officieel verricht, omdat de vleesgeworden God zo gewoon en werkelijk is, dat Hij de antithese vormt van de vage en bovennatuurlijk God in de verbeelding van de mens. De oorspronkelijke opvattingen van de mens kunnen alleen onthuld worden door de tegenstelling met de vleesgeworden God. Zonder de vergelijking met de vleesgeworden God zouden de opvattingen van de mens niet onthuld kunnen worden; met andere woorden zonder de tegenstelling van de werkelijkheid zouden deze vage dingen niet aan het licht kunnen worden gebracht. Niemand kan woorden gebruiken om dit werk te doen, en niemand kan dit werk in woorden uitdrukken. Alleen God kan Zelf Zijn eigen werk doen, niemand kan dit namens Hem doen. Hoe rijk de taal van de mens ook is, hij kan nooit in woorden vatten hoe werkelijk en normaal God is. De mens kan God alleen praktisch kennen en kan Hem alleen duidelijker zien als God persoonlijk onder de mensen aan het werk is en Zijn beeld en wezen helemaal laat zien. Geen lichamelijk mens kan dit effect bereiken. Gods Geest kan dit effect natuurlijk ook niet bereiken. God kan de verdorven mens uit de invloed van Satan redden, maar dit werk kan niet rechtstreeks door de Geest van God worden volbracht. Het kan alleen door het vlees dat de Geest van God draagt worden verricht, door Gods geïncarneerde vlees. Dit vlees is zowel mens als God. Het is een mens met een normale menselijkheid en het is God met een volledige goddelijkheid. En al is dit vlees niet de Geest van God en is het heel anders dan de Geest, het is toch de vleesgeworden God Zelf die de mens redt, Hij die zowel Geest als vlees is. Hoe Hij ook wordt genoemd, uiteindelijk is het God zelf die de mensheid redt. De Geest van God is immers onafscheidelijk van het vlees en het werk van het vlees is ook het werk van de Geest van God. Dit werk wordt alleen niet gedaan met de identiteit van de Geest, maar met de identiteit van het vlees. Voor het werk dat rechtstreeks door de Geest moet worden gedaan is geen incarnatie nodig, en werk dat het vlees nodig heeft om te worden uitgevoerd, kan niet door de Geest worden verricht maar alleen door de geïncarneerde God. Dat is wat voor dit werk nodig is, en het is wat de verdorven mensheid nodig heeft. In de drie stadia van Gods werk werd er slechts één rechtstreeks door de Geest uitgevoerd. De overgebleven twee stadia worden door de vleesgeworden God uitgevoerd, niet rechtstreeks door de Geest. Voor het werk van het Tijdperk van de Wet dat de Geest heeft verricht heeft de Geest de verdorven gezindheid van de mens niet hoeven veranderen, en het had ook geen betrekking op de kennis van de mens over God. Het werk van Gods vlees in het Tijdperk van Genade en het Tijdperk van het Koninkrijk heeft met de verdorven gezindheid van de mens en zijn kennis over God te maken, en het is een belangrijk en cruciaal onderdeel van het reddingswerk. Daarom heeft de verdorven mensheid de redding van de vleesgeworden God harder nodig en heeft zij het rechtstreeks werk van de vleesgeworden God harder nodig. De mens heeft de vleesgeworden God nodig om hem te leiden, te steunen, te bewateren, voedsel te verschaffen, te oordelen en te tuchtigen en hij heeft meer genade en verlossing nodig van de vleesgeworden God. Alleen God in het vlees kan de vertrouweling van de mens zijn, de herder van de mens, de zeer aanwezige hulp voor de mens. Hierom is de incarnatie nu en in het verleden nodig.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

216. God is naar de aarde gekomen om Zijn werk onder de mens te doen, om Zichzelf persoonlijk te openbaren aan de mens en de mens in staat te stellen Hem te aanschouwen; is dit een kleinigheid? Het is werkelijk van groot belang! Het is niet zoals de mens het zich inbeeldt dat God is gekomen zodat de mens naar hem kijkt, zodat de mens zal begrijpen dat God echt is en niet vaag of leeg en dat God verheven is, maar ook nederig. Zou het zo simpel kunnen zijn? Het is juist omdat Satan het vlees van de mens verdorven heeft gemaakt en dat de mens degene is die God wil redden, dat God het vlees moet aannemen om strijd te voeren met Satan en om de mens persoonlijk te hoeden. Alleen dit is profijtelijk voor Zijn werk. De twee vleesgeworden vlezen van God hebben bestaan om Satan te verslaan en hebben ook bestaan om de mens beter te redden. Dat is omdat degene die de strijd voert met Satan alleen God kan zijn, of het nou de Geest van God is of de vleesgeworden God. Kortom, het kunnen de engelen niet zijn die strijd voeren met Satan, laat staan de mens, die verdorven is gemaakt door Satan. De engelen zijn niet bij machte om het te doen en de mens is nog onmachtiger. Zodoende, als God het leven van de mens wenst te bewerken, als Hij persoonlijk naar de aarde wenst te komen om de mens teredden, dan moet Hij persoonlijk vlees worden, dat wil zeggen dat Hij persoonlijk het vlees moet aannemen en met Zijn innerlijke identiteit en het werk dat Hij moet doen onder de mens moet komen en persoonlijk de mens moet redden. Was dit niet zo, als het de Geest van God of de mens was die dit werk deed, dan zou deze strijd voor eeuwig falen het gewenste effect te behalen en zou de strijd nooit eindigen. Alleen als God vlees wordt om persoonlijk de oorlog aan te gaan met Satan onder de mens heeft de mens een kans op redding. Bovendien is alleen dan Satan beschaamd en achtergelaten zonder mogelijkheden tot uitbuiting te hebben of enige plannen uit te kunnen voeren. Het werk dat door de vleesgeworden God wordt gedaan is onhaalbaar voor de Geest van God en kan al helemaal niet worden gedaan namens God door enige vleselijke mens, want het werk dat Hij doet is omwille van het leven van de mens en om de verdorven gezindheid van de mens te veranderen. Zou de mens deelnemen in deze strijd, dan zou hij enkel vluchten in betreurenswaardige verwarring en zou hij simpelweg niet in staat zijn om de verdorven gezindheid van de mens te veranderen. Hij zou niet in staat zijn de mens te redden van het kruis of de gehele opstandige mensheid kunnen overwinnen, maar hij zou enkel in staat zijn om een beetje oud werk te doen dat niet buiten de principes valt, of anders werk dat niet gerelateerd is aan het verslaan van Satan. Dus waarom de moeite nemen? Wat is de waarde van werk dat de mensheid niet kan winnen, laat staan Satan verslaan? Daarom kan de strijd met Satan enkel worden uitgevoerd door God Zelf en kan het simpelweg onmogelijk worden gedaan door de mens. De plicht van de mens is om te gehoorzamen en te volgen, want de mens is niet in staat werk te verrichten dat op hetzelfde peil staat als het scheppen van de hemelen en de aarde, laat staan dat hij het werk uit kan voeren van de bestrijding van Satan. De mens kan enkel de Schepper behagen onder het leiderschap van God Zelf, waardoor Satan wordt verslagen; dit is het enige dat de mens kan doen. Daarom wordt dit werk, elke keer dat een nieuwe strijd begint, ofwel elke keer dat het werk van een nieuw tijdperk begint, persoonlijk door God Zelf gedaan, waarmee Hij het gehele tijdperk leidt en een nieuw pad opent voor de gehele mensheid. De vooravond van elk nieuw tijdperk is een nieuwe start in de strijd met Satan, waardoor de mens een nieuwere, mooiere wereld binnengaat, een nieuw tijdperk dat persoonlijk door God Zelf wordt geleid.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het normale leven van de mens herstellen en hem meenemen naar een geweldige bestemming

217. Waarom zeg ik dat de bedoeling van de incarnatie niet klaar was met het werk van Jezus? Omdat het Woord niet geheel vlees werd. Wat Jezus deed was slechts een deel van het werk van God in het vlees: Hij deed alleen het verlossingswerk en niet het werk om de mens geheel voor Zich te winnen. Hierom is God nogmaals vleesgeworden in de laatste dagen. Dit stadium van het werk wordt ook in gewoon vlees gedaan, door een buitengewoon normaal mens, een van wie de menselijkheid zelfs niet een beetje transcendent is. Met andere woorden, God is een compleet menselijk wezen geworden en het is een persoon met de identiteit van God, een compleet menselijk wezen, compleet vlees, die het werk uitvoert. In de ogen van de mens is Hij slechts vlees dat in het geheel niet transcendent is, een heel gewoon persoon die de taal van de hemel spreekt, die geen wonderbaarlijke tekenen laat zien, geen wonderen verricht, laat staan in grote ontmoetingsplaatsen een religieuze waarheid onthult aan ingewijden. Het werk van het tweede geïncarneerde vlees lijkt voor de mensen in helemaal niets op dat van het eerste, zo sterk zelfs dat deze twee niets gemeen lijken te hebben, en niets van het eerste werk deze keer kan worden herkend. Hoewel het werk van het tweede geïncarneerde vlees anders is dan dat van het eerste, dat bewijst dat nog niet dat Zij niet uit dezelfde bron voortkomen. Of de bron hetzelfde is hangt af van de aard van het werk dat door beide vlezen wordt gedaan en niet van Hun omhulsel. Gedurende de drie stadia van Zijn werk is God tweemaal geïncarneerd en beide keren luidt het werk van God een nieuw tijdperk in, kondigt het nieuw werk aan; de incarnaties vullen elkaar aan. Het menselijke oog kan onmogelijk zien dat deze twee vlezen uit dezelfde bron stammen. Het hoeft geen betoog dat dit de mogelijkheden van het menselijk oog en het menselijk verstand te boven gaat. Maar in essentie zijn Zij hetzelfde, want Hun werk vindt zijn oorsprong in dezelfde Geest. Of de beide geïncarneerde vlezen voortkomen uit dezelfde bron kan niet worden vastgesteld aan de hand van het tijdperk en de plaats waar Zij geboren zijn, of andere dergelijke factoren, maar aan de hand van het goddelijke werk dat Zij tot uitdrukking hebben gebracht. Het tweede geïncarneerde vlees verricht niets van het werk dat Jezus verrichtte, want Gods werk houdt zich niet aan gewoontes maar opent steeds een nieuw pad. Het tweede geïncarneerde vlees heeft niet als doel de indruk die het eerste vlees op het verstand van de mensen maakte dieper of meer solide te maken, maar om deze aan te vullen en te vervolmaken, om de kennis van de mens over God te verdiepen, om alle regels die in het hart van de mens leven te overtreden, en de valse beelden van God in het hart van de mens weg te vagen. Je kunt zeggen dat geen enkel stadium van Gods eigen werk de mens volledige kennis van Hem kan bieden; ieder stadium biedt slechts een deel, niet het geheel. Hoewel God Zijn gezindheid helemaal duidelijk heeft gemaakt, blijft de kennis van de mens door zijn beperkte verstandelijke vermogens toch onvolledig. Met het gebruik van menselijke taal kan het geheel van Gods gezindheid onmogelijk worden overgedragen. Hoeveel moeilijker is het dan niet voor één enkel stadium van Zijn werk om God helemaal duidelijk te maken? Hij werkt in het vlees onder het mom van Zijn normale menselijkheid, en je kunt Hem alleen kennen door de uitdrukking van Zijn goddelijkheid, niet door Zijn lichamelijk omhulsel. God wordt vlees om zich door de mens te laten kennen door middel van Zijn diverse werken, en geen twee stadia van Zijn werk zijn hetzelfde. Alleen zo kan de mens volledige kennis over Gods werk in het vlees verwerven zonder tot één aspect te zijn beperkt. Hoewel het werk van de twee geïncarneerde vlezen anders is, is de essentie van de vlezen en de bron van Hun werk identiek. Ze bestaan alleen om de twee verschillende stadia van het werk uit te voeren, en ze ontstaan in twee verschillende tijdperken. Hoe dan ook, Gods geïncarneerde vlezen hebben dezelfde essentie en oorsprong – dit is een waarheid die niemand kan ontkennen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees

218. Tijdens Zijn eerste incarnatie heeft God het werk van de incarnatie niet afgemaakt. Hij heeft alleen de eerste stap van het werk dat God in het vlees moest doen, afgemaakt. Om het incarnatiewerk dus af te maken is God weer in het vlees teruggekeerd en leeft Hij in alle gewoonheid en realiteit van het vlees, dat wil zeggen dat Hij het Woord van God duidelijk maakt in volkomen normaal en gewoon vlees, waarbij Hij het werk dat Hij nog niet af had nu afmaakt. In essentie is het tweede geïncarneerde vlees hetzelfde als het eerste, maar het is nog werkelijker, nog gewoner dan het eerste. Als gevolg is het lijden dat het tweede geïncarneerde vlees moet ondergaan erger dan de eerste keer, maar dit lijden is een gevolg van Zijn bediening in het vlees, wat anders is dan het lijden van de verdorven mens. Het komt ook uit de normale toestand en de werkelijkheid van Zijn vlees. Omdat Hij Zijn bediening in het volslagen normale en werkelijke vlees uitvoert, moet het vlees veel ontberingen ondergaan. Hoe normaler en reëler dit vlees is, hoe meer Hij bij de uitvoering van Zijn bediening zal lijden. Gods werk wordt tot uitdrukking gebracht in heel gewoon vlees, vlees dat helemaal niet bovennatuurlijk is. Omdat Zijn vlees gewoon is en ook het reddingswerk van de mens op de schouders moet nemen, lijdt Hij zelfs nog meer dan bovennatuurlijk vlees zou doen – al dit lijden komt van de realiteit en de normale toestand van Zijn vlees. Je kan de essentie van het geïncarneerde vlees afleiden uit het lijden dat de twee geïncarneerde vlezen hebben ondergaan terwijl ze Hun bediening uitvoerden. Hoe normaler het vlees, hoe groter de ontbering die Hij moet ondergaan als Hij Zijn werk onderneemt; hoe reëler het vlees dat het werk onderneemt, hoe wreder de opvattingen die de mensen krijgen, en hoe meer gevaar Hij loopt. En toch, hoe reëler het vlees is, en hoe meer het vlees de behoeften en het volledige gevoel van een gewoon mens kent, hoe beter Hij in staat is Gods werk in het vlees op zich te nemen. Het was het vlees van Jezus dat aan het kruis werd genageld, Zijn vlees dat Hij opgaf als zondoffer; het was door middel van vlees met een normale menselijkheid dat Hij Satan wist te verslaan en de mens helemaal redde van het kruis. En het is als volledig vlees dat God tijdens Zijn tweede incarnatie het werk van de overwinning uitvoert en Satan verslaat. Alleen vlees dat geheel normaal en werkelijk is kan het overwinningswerk in zijn geheel uitvoeren en een krachtige getuigenis afleggen. Dat wil zeggen, dat de overwinning op de mens effectief wordt gemaakt door de realiteit en normaalheid van God in het vlees, niet door bovennatuurlijke wonderen en openbaringen. De bediening van deze geïncarneerde God is te spreken, en daardoor de mens te overwinnen en volmaakt te maken, met andere woorden, het werk van de Geest gerealiseerd in het vlees, de taak van het vlees, is te spreken en daardoor de mens te overwinnen, te openbaren, volmaakt te maken en volledig te verdrijven. En dus is het in het overwinningswerk dat Gods werk in het vlees helemaal wordt volbracht. Het aanvankelijke verlossingswerk was slechts het begin van het incarnatiewerk. Het vlees dat het overwinningswerk uitvoert zal het gehele incarnatiewerk afmaken. Qua geslacht is de mens een man of een vrouw; hierin is de betekenis van Gods incarnatie afgerond. Het verjaagt de misvattingen van de mens over God: God kan zowel man als vrouw worden, en de vleesgeworden God is in essentie geslachtloos. Hij heeft zowel de man als de vrouw gemaakt, en voor Hem is geen indeling naar geslacht. In dit stadium van het werk verricht God geen tekenen en wonderen, zodat het werk resultaat op zal leveren door middel van woorden. Dat komt bovendien omdat deze keer het werk van de vleesgeworden God niet de genezing van zieken en de uitdrijving van duivels inhoudt, maar de verovering van de mens door te spreken. Dit betekent dat het aangeboren vermogen dat het geïncarneerde vlees van God bezit het spreken van woorden en de verovering van de mens is, niet de genezing van zieken en verdrijving van duivels. Zijn werk in de normale menselijkheid is niet het verrichten van wonderen, niet de genezing van zieken en de uitdrijving van duivels, maar het spreken. En zo lijkt het tweede geïncarneerde vlees voor de mensen veel gewoner dan het eerste. De mensen zien dat de incarnatie van God geen leugen is, maar deze geïncarneerde God is anders van de geïncarneerde Jezus. Hoewel beiden de geïncarneerde God zijn, zijn Zij niet helemaal hetzelfde. Jezus bezat een normale menselijkheid, een gewone menselijkheid, maar Hij werd door vele wonderen en tekenen vergezeld. In deze vleesgeworden God ziet het menselijk oog geen tekenen of wonderen, geen genezing van zieken of uitdrijving van duivels, geen lopen over het meer of veertig dagen vasten. … Hij doet niet hetzelfde werk als Jezus, niet omdat Zijn vlees in essentie anders is dan dat van Jezus, maar omdat het niet Zijn bediening is zieken te genezen en duivels uit te drijven. Hij breekt Zijn eigen werk niet af en verstoort het niet. Omdat Hij de mens met Zijn echte woorden overwint, hoeft Hij hem niet met wonderen te onderwerpen. Zo is dit stadium er om het incarnatiewerk af te ronden.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees

219. Ieder stadium van het werk dat God doet heeft een eigen praktische betekenis. Destijds, toen Jezus kwam, was Hij man. Maar wanneer God dit keer komt, is Hij vrouw. Hier kun je uit concluderen dat God zowel de man als de vrouw heeft geschapen ten behoeve van Zijn werk en dat Hij geen onderscheid maakt tussen de geslachten. Als Zijn Geest komt, kan Hij ieder soort vlees aannemen dat Hij wenst en dat vlees kan hem vertegenwoordigen. Of het nu mannelijk of vrouwelijk vlees is, het kan God vertegenwoordigen zo lang het maar Zijn geïncarneerde vlees is. Als Jezus bij Zijn komst als vrouw verschenen was, met andere woorden, als er van de Heilige Geest een meisje was ontvangen in plaats van een jongetje, dan zou dat stadium van het werk toch voltooid zijn. Als dat het geval was geweest, dan zou het huidige stadium van het werk in plaats daarvan door een man moeten worden voltooid, maar het werk zou toch voltooid worden. Het werk dat in beide stadia wordt gedaan is even belangrijk; geen van beide stadia van het werk wordt herhaald of is tegenstrijdig aan de ander. Toen Jezus destijds Zijn werk deed, werd Hij de enige Zoon genoemd, en “Zoon” houdt het mannelijke geslacht in. Waarom wordt de enige Zoon dan in dit stadium niet genoemd? Dat komt doordat de vereisten van het werk een verandering van geslacht, anders dan dat van Jezus, noodzakelijk hebben gemaakt. Bij God bestaat er geen onderscheid tussen de geslachten. Hij doet Zijn werk zoals Hij dat wil en is daarbij niet aan beperkingen onderhevig, maar Hij is vooral vrij. Ieder stadium van het werk heeft echter een eigen praktische betekenis.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De twee incarnaties voltooien de betekenis van de incarnatie

220. Jezus heeft een fase van het werk gedaan die alleen de kern van “het Woord was bij God” vervulde: de waarheid van God was bij God en de Geest van God was bij het vlees en was onafscheidelijk van Hem. Dat wil zeggen, het vlees van de geïncarneerde God was bij de Geest van God, wat een groter bewijs is dat de vleesgeworden Jezus de eerste incarnatie van God was. Deze fase van het werk vervulde de kernbetekenis van “het Woord wordt vlees”, gaf een diepere betekenis aan “het Woord was bij God, het Woord was God” en maakt het voor je mogelijk om standvastig deze woorden te geloven: “In het begin was het Woord.” Dat wil zeggen, in de tijd van de schepping was God bezeten van woorden, Zijn woorden waren bij Hem en onafscheidelijk van Hem en het laatste tijdperk maakt de macht en het gezag van Zijn woorden nog duidelijker en stelt de mensen in staat om alles van Zijn weg te zien – al Zijn woorden te horen. Dat is het werk van het laatste tijdperk. Je moet deze dingen door en door gaan begrijpen. Het is niet een kwestie van het vlees kennen, maar van hoe je het vlees en het Woord begrijpt. Dit is de getuigenis die je moet uitdragen, wat iedereen moet weten. Want dit is het werk van de tweede incarnatie – en de laatste keer dat God vlees wordt – het maakt de betekenis van de incarnatie helemaal compleet, voert Gods werk in het vlees helemaal uit en zendt het uit en brengt de tijd dat God in het vlees is tot een einde.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Praktijk (4)

221. God is voornamelijk op aarde gekomen om “het vleesgeworden Woord” te bewerkstelligen. Dat wil zeggen: Hij is gekomen zodat Zijn woorden vanuit het vlees zullen uitgaan (niet zoals in de tijd van Mozes in het Oude Testament, toen God rechtstreeks vanuit de lucht sprak). Daarna zullen al Zijn woorden vervuld worden tijdens het Tijdperk van het Duizendjarig Koninkrijk. Ze zullen voor de ogen van mensen zichtbare feiten worden, en mensen zullen ze zonder enig verschil met eigen ogen aanschouwen. Dit is de opperste betekenis van Gods vleeswording. Dat wil zeggen: het werk van de Geest wordt volbracht door het vlees en door woorden. Dit is de ware betekenis van “het vleesgeworden Woord” en “de verschijning van het Woord in het vlees”. Alleen God kan de wil van de Geest spreken en alleen God in het vlees kan namens de Geest spreken. De woorden van God worden duidelijk in de vleesgeworden God en iedereen wordt er verder door geleid. Niemand is uitgezonderd, iedereen bestaat binnen dit opzicht. Alleen uit deze woorden kunnen mensen tot kennis komen. Mensen die niet op deze manier kennis verkrijgen, zijn aan het dagdromen als ze menen dat ze woorden uit de hemel kunnen ontvangen. Zo is het gezag dat van het vlees van de vleesgeworden God uitgaat: allen tot geloof brengen. Zelfs de meest eerbiedwaardige experts en religieuze voorgangers kunnen deze woorden niet spreken. Ze moeten zich er allemaal aan onderwerpen en niemand kan opnieuw beginnen. God zal woorden gebruiken om het universum te overwinnen. Dat zal Hij niet doen door Zijn vleesgeworden vlees, maar door de uitspraken uit de mond van de vleesgeworden God te gebruiken om alle mensen in het hele universum te overwinnen. Alleen dit is het vleesgeworden Woord en alleen dit is de verschijning van het Woord in het vlees. Misschien schijnt het mensen toe dat God niet veel werk heeft gedaan – maar God hoeft slechts Zijn woorden te uiten om mensen volkomen te overtuigen en versteld te doen staan. Mensen schreeuwen en gillen als er geen feiten zijn. Met de woorden van God vallen ze stil. God zal dit feit zeker bewerkstelligen, want dit is Gods reeds lang gemaakte plan: de komst van het Woord op aarde bewerkstelligen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het Duizendjarig Koninkrijk is gekomen

222. De vleesgeworden God manifesteert Zichzelf slechts aan een deel van de mensen die Hem volgen gedurende deze periode waarin Hij Zijn werk persoonlijk uitvoert, en niet aan alle schepselen. Hij is alleen vlees geworden om één fase van Zijn werk te voltooien en niet om de mens Zijn beeltenis te tonen. Hij moet Zijn werk echter Zelf uitvoeren, dus is het noodzakelijk voor Hem om dat in het vlees te doen. Wanneer dit werk is voltooid, zal Hij uit de mensenwereld vertrekken; Hij kan niet langdurig onder de mensen blijven uit vrees om het komende werk in de weg te staan. Wat Hij manifesteert aan de menigte is alleen Zijn rechtvaardige gezindheid en al Zijn daden, en niet de beeltenis van toen Hij twee keer vlees werd, want de beeltenis van God kan alleen worden getoond door Zijn gezindheid en is niet te vervangen door de beeltenis van Zijn geïncarneerde vlees. De beeltenis van Zijn vlees wordt slechts aan een beperkt aantal mensen getoond, alleen aan hen die Hem volgen terwijl Hij in het vlees werkt. Dit is waarom het werk dat nu wordt uitgevoerd in het geheim plaatsvindt. Zo toonde Jezus Zichzelf ook alleen aan de Joden toen Hij Zijn werk deed, en toonde Hij Zichzelf nooit in het openbaar aan enige andere natie. Dus toen Hij Zijn werk eenmaal had voltooid, verliet Hij de mensen meteen en bleef Hij niet; daarna was Hij het niet, deze beeltenis van een mens, die Zichzelf aan de mens toonde, maar de Heilige Geest die het werk rechtstreeks uitvoerde. Zodra het werk van de vleesgeworden God volledig is voltooid, vertrekt Hij van de sterfelijke wereld en doet Hij nooit weer het soort werk dat Hij deed toen Hij in het vlees was. Hierna wordt het werk allemaal rechtstreeks door de Heilige Geest gedaan. In deze periode is de mens nauwelijks in staat om de beeltenis van Zijn vleselijke lichaam te zien; Hij toont Zichzelf helemaal niet aan de mens, maar blijft voor altijd verborgen. De tijd voor het werk van de vleesgeworden God is beperkt. Het wordt uitgevoerd in een specifiek tijdperk, periode, natie en onder specifieke mensen. Dit werk vertegenwoordigt alleen het werk gedurende de periode van Gods vleeswording en is speciaal voor het tijdperk; het vertegenwoordigt het werk van de Geest van God in één bepaald tijdperk en niet Zijn gehele werk. Daarom zal de beeltenis van de vleesgeworden God niet aan alle volken worden getoond. Wat de menigte te zien krijgt, is de rechtvaardigheid van God en Zijn gehele gezindheid, niet zozeer Zijn beeltenis toen Hij twee keer vlees werd. Het is niet de ene beeltenis die aan de mens wordt getoond, evenmin zijn het de twee beeltenissen gecombineerd. Daarom is het noodzakelijk dat Gods geïncarneerde vlees van de aarde vertrekt nadat het werk is voltooid dat Hij moet doen, want Hij komt alleen om het werk te doen dat Hij behoort te doen en niet om de mensen Zijn beeltenis te tonen. Ook al is de betekenis van de vleeswording al vervuld doordat God twee keer vlees is geworden, dan nog zal Hij Zichzelf niet openlijk manifesteren aan enige natie die Hem nooit eerder heeft gezien. Jezus zal Zichzelf nooit weer tonen aan de Joden als de Zon der gerechtigheid, evenmin zal Hij de Olijfberg beklimmen en aan alle volken verschijnen; alles wat de Joden hebben gezien, is het portret van Jezus gedurende Zijn tijd in Judea. Dit komt omdat het werk van Jezus in Zijn vleeswording tweeduizend jaar geleden is geëindigd; Hij zal niet terugkeren naar Judea in de gedaante van een Jood en Zichzelf al helemaal niet in de gedaante van een Jood aan welk heidenvolk dan ook tonen, want de beeltenis van de vleesgeworden Jezus is niet meer dan de beeltenis van een Jood, en niet de beeltenis van de Zoon des mensen die Johannes zag. Ook al beloofde Jezus Zijn volgelingen dat Hij terug zou komen, Hij zal Zichzelf niet gewoonweg in de gedaante van een Jood tonen aan allen in de heidense naties. Jullie dienen te weten dat het werk van de vleesgeworden God het openen van een tijdperk is. Dit werk is beperkt tot enkele jaren en Hij kan niet al het werk van de Geest van God voltooien. Zo kan ook de beeltenis van Jezus als Jood alleen de beeltenis van God vertegenwoordigen zoals Hij werkte in Judea, en Hij kon alleen het werk van de kruisiging doen. In de periode toen Jezus in het vlees was, kon Hij niet het werk doen om het tijdperk ten einde te brengen of de mensheid te vernietigen. Daarom steeg Hij na de voltooiing van Zijn kruisiging en Zijn werk op en verborg Hij Zich voor altijd voor de mens. Vanaf dat moment waren die trouwe gelovigen uit de heidense landen niet in staat om de manifestatie van de Heer Jezus te zien, maar alleen het portret van Hem dat zij aan de muur hadden gehangen. Dit portret is slechts door de mens getekend en is niet de beeltenis die God Zelf aan de mens toonde. God zal Zichzelf niet openlijk tonen aan de menigte in de gedaante van toen Hij twee keer vlees was geworden. Het werk dat Hij onder de mensen doet, is ervoor zorgen dat ze Zijn gezindheid kunnen begrijpen. Dit wordt allemaal aan de mens getoond door middel van het werk van de verschillende tijdperken; het wordt tot stand gebracht door de gezindheid die Hij bekend heeft gemaakt en het werk dat Hij heeft gedaan, veeleer dan door de manifestatie van Jezus. Dat wil zeggen, de beeltenis van God wordt niet aan de mens bekendgemaakt door de vleesgeworden gedaante, maar veeleer door het werk van de vleesgeworden God, die zowel beeltenis als vorm heeft; en door Zijn werk toont Hij Zijn beeltenis en wordt Zijn gezindheid kenbaar gemaakt. Dit is de betekenis van het werk dat Hij wenst te doen in het vlees.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (2)

223. Overal in het hele universum is God de grootste en ook in het rijk dat zich daarboven bevindt. Zou Hij Zichzelf dan volledig kunnen laten zien door een verschijning in het vlees? God bekleedt Zich met dit vlees om één fase van Zijn werk uit te voeren. Deze verschijning in het vlees heeft geen specifieke betekenis, het heeft niets te maken met het verstrijken van tijdperken, noch ook maar iets met Gods gezindheid. Waarom liet Jezus dit beeld van Hem niet voortbestaan? Waarom liet Hij de mens Zijn verschijning niet schilderen, zodat deze aan latere geslachten kon worden doorgegeven? Waarom stond Hij niet toe dat mensen erkenden dat Zijn beeld het beeld van God was? Ook al werd de mens naar Gods beeld geschapen, had de menselijke verschijning het verheven beeld van God kunnen weerspiegelen? Wanneer God vlees wordt, daalt Hij alleen vanuit de hemel neer in een bepaald soort vlees. Het is Zijn Geest die afdaalt in een vlees, waardoor Hij het werk van de Geest doet. Het is de Geest die in het vlees wordt weergegeven, en het is de Geest die Zijn werk in het vlees doet. Het werk dat in het vlees wordt gedaan vertegenwoordigt de Geest volledig, en het vlees is ten gunste van het werk, maar daarom vervangt het beeld van het vlees nog niet het ware beeld van God Zelf; dit is niet het doel of de betekenis van de vleesgeworden God. Hij wordt alleen vlees zodat de Geest een plaats kan vinden om te verblijven die past bij Zijn werk, om Zijn werk in het vlees des te beter te volbrengen, zodat mensen Zijn daden kunnen zien, Zijn gezindheid kunnen begrijpen, Zijn woorden kunnen horen, en het wonder van Zijn werk leren kennen. Zijn naam weerspiegelt Zijn gezindheid, Zijn werk weerspiegelt Zijn identiteit, maar Hij heeft nooit gezegd dat Zijn verschijning in het vlees Zijn beeld weerspiegelt; dat is slechts een opvatting van de mens. En dus zijn de cruciale aspecten van de vleeswording van God Zijn naam, Zijn werk, Zijn gezindheid en Zijn geslacht: ze duiden Zijn management in dit tijdperk aan. Zijn vleesgeworden verschijning staat los van Zijn management, omdat die louter ter wille van Zijn werk op dat moment was. Toch moet de vleesgeworden God wel een bepaalde verschijning hebben, en dus kiest Hij de geschikte familie om Zijn verschijning te bepalen. Als Gods verschijning een representatieve betekenis zou hebben, zou iedereen met soortgelijke gelaatstrekken God ook weerspiegelen. Zou dat geen flagrante misvatting zijn? Het portret van Jezus werd geschilderd door de mens opdat de mens Hem zou aanbidden. In die tijd gaf de Heilige Geest geen speciale instructies, en dus gaf de mens dat ingebeelde portret door tot op de dag van vandaag. Volgens Gods oorspronkelijke bedoeling had de mens dit eigenlijk niet moeten doen. Het is uitsluitend de ijver van de mens die ertoe heeft geleid dat het portret van Jezus tot op de dag van vandaag onveranderd is gebleven. God is Geest, en de mens zal nooit kunnen bevatten wat Zijn beeld uiteindelijk inhoudt. Zijn beeld kan alleen worden uitgedrukt door Zijn gezindheid.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De visie van Gods werk (3)

224. God wordt geen vlees met de bedoeling om de mens Zijn vlees te laten leren kennen of om de mens de verschillen tussen het vlees van de vleesgeworden God en dat van de mens te laten onderscheiden; God wordt ook geen vlees om het onderscheidingsvermogen van de mens te trainen en Hij doet dat al helemaal niet met de bedoeling om de mens het geïncarneerde vlees van God te laten aanbidden, om zo groots verheerlijkt te worden. Geen van deze dingen is de oorspronkelijke bedoeling van God bij Zijn vleeswording. God wordt ook geen vlees om de mens te veroordelen, de mens opzettelijk aan de kaak te stellen of om dingen moeilijk voor hem te maken. Geen van deze dingen is de oorspronkelijke bedoeling van God. Telkens wanneer God vlees wordt, is het een vorm van werk dat onvermijdelijk is. Het is ten behoeve van Zijn grotere werk en Zijn grotere management dat Hij doet zoals Hij doet en niet om de redenen die de mens zich voorstelt. God komt alleen naar de aarde voor zover Zijn werk dat vereist en alleen als dat noodzakelijk is. Hij komt niet naar de aarde met de bedoeling om eenvoudigweg op aarde rond te kijken, maar om het werk uit te voeren dat Hij behoort te doen. Waarom zou Hij anders zo’n zware last op Zich nemen en zulke grote risico’s nemen om dit werk uit te voeren? God wordt alleen vlees wanneer dat nodig is en altijd met een unieke betekenis. Als het alleen was om mensen de gelegenheid te bieden Hem te zien en hun horizon te openen, dan zou Hij, met absolute zekerheid, nooit zo lichtvaardig onder de mensen komen. Hij komt naar de aarde ten behoeve van Zijn management en Zijn grotere werk en opdat Hij meer mensen zal kunnen verkrijgen. Hij komt om het tijdperk te vertegenwoordigen, Hij komt om Satan te verslaan en om Satan te verslaan neemt Hij het vlees op Zich. Bovendien komt Hij om alle mensen te leiden in hun levenswandel. Dit alles gaat Zijn management aan en het gaat het werk van het ganse universum aan. Als God vlees werd alleen maar om mensen Zijn vlees te laten leren kennen en om de ogen van mensen te openen, waarom zou Hij dan niet naar iedere natie gaan? Is dit geen kwestie van bovenmatig gemak? Maar dat deed Hij niet, maar Hij koos in plaats daarvan een geschikte plaats om Zich in te vestigen en het werk te beginnen dat Hij behoorde te doen. Alleen al dit vlees op zich is van aanzienlijke betekenis. Hij vertegenwoordigt een heel tijdperk en voert ook het werk van een heel tijdperk uit; Hij brengt het eerdere tijdperk tot een einde en luidt het nieuwe tijdperk in. Dit is allemaal een belangrijke kwestie die Gods management betreft en het is de betekenis van één fase van het werk dat God op aarde komt uitvoeren.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (3)

225. Hoewel Christus op aarde namens God Zelf kan werken, komt Hij niet met de bedoeling alle mensen Zijn beeld in het vlees te laten zien. Hij komt niet zodat alle mensen Hem kunnen zien; Hij komt om de mensen bij de hand te nemen en hen een nieuw tijdperk binnen te leiden. De functie van het vlees van Christus is voor het werk van God Zelf, dat wil zeggen, voor het werk van God in het vlees, en niet om het wezen van Zijn vlees volledig begrijpelijk te maken voor de mens. Hoe Hij ook werkt, het is niet onhaalbaar voor het vlees. Hoe Hij ook werkt, Hij werkt in het vlees met een normale menselijkheid, en openbaart het ware gezicht van God niet volledig aan de mens. Daar komt nog bij dat Zijn werk in het vlees nooit zo bovennatuurlijk of onschatbaar is als de mens denkt. Ook al vertegenwoordigt Christus God Zelf in het vlees en voert Hij persoonlijk het werk uit dat God Zelf zou moeten doen, Hij ontkent het bestaan van God in de hemel niet en verkondigt niet koortsachtig Zijn eigen daden. In tegendeel, Hij blijft nederig verborgen in Zijn vlees. Behalve Christus ontberen allen die onterecht claimen Christus te zijn Zijn eigenschappen. Wanneer de arrogantie en zelfverheerlijkende gezindheid van de valse Christussen hiermee wordt vergeleken, wordt het duidelijk wat voor vlees waarlijk Christus is. Hoe onechter zij zijn, hoe meer de valse Christussen opscheppen, en hoe kundiger zij zijn in het tonen van tekenen en het verrichten van wonderen om de mens te misleiden. Valse Christussen hebben geen eigenschappen van God; Christus is niet besmet door een element dat aan een valse Christus toebehoort. God wordt alleen vlees om het werk van het vlees te volbrengen, niet alleen zodat de mens Hem kan zien. Integendeel, Hij laat Zijn werk Zijn identiteit bekrachtigen, en Zijn openbaring Zijn wezen bevestigen. Zijn wezen is niet ongegrond; Zijn identiteit werd niet door Zijn hand in beslag genomen; deze wordt door Zijn werk en Zijn wezen bepaald.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het wezen van Christus is gehoorzaamheid aan de wil van de hemelse Vader

226. Als Zijn werk in het vlees klaar is, zullen Zijn volgers het werk dat Hij onder hen heeft verricht, beginnen te verspreiden. Het beste aan Zijn werk in het vlees is dat Hij nauwkeurige woorden en vermaningen achter kan laten, en Zijn specifieke wil ten aanzien van de mensheid aan Zijn volgers kan doorgeven. Zijn volgers kunnen dan achteraf Zijn hele werk in het vlees en Zijn wil ten aanzien van de hele mensheid nauwkeuriger en concreter doorgeven aan hen die deze weg aanvaarden. Alleen door het werk van God in het vlees onder de mensen wordt het feit volbracht dat God onder de mensen is en samen met hen leeft. Alleen dit werk bevredigt het verlangen van de mens om Gods gezicht te zien, getuige te zijn van het werk van God en het persoonlijke woord van God te horen. De vleesgeworden God maakt een einde aan het tijdperk waarin alleen de achterkant van Jehova aan de mens werd getoond en aan het tijdperk waarin de mensheid in een vage God geloofde. In het bijzonder, het werk van de laatste vleesgeworden God brengt de hele mensheid in een tijdperk dat realistischer, praktischer en aangenamer is. Hij beëindigt niet alleen het tijdperk van de wet en de doctrine, maar, wat meer is, Hij onthult een God aan de mensheid die echt en normaal is, rechtvaardig en heilig, die het werk van het managementplan ontsluit en de mysteries en bestemming van de mensheid laat zien, die de mensheid heeft geschapen en het managementwerk volbrengt en die duizenden jaren verborgen is gebleven. Hij maakt een definitief einde aan het tijdperk van vaagheid, Hij beëindigt het tijdperk waarin de hele mensheid Gods aangezicht wilde zoeken, maar dit niet kon, Hij beëindigt het tijdperk waarin de hele mensheid Satan diende en leidt de hele mensheid naar een geheel nieuw tijdperk. Dit is het resultaat van het werk van God in het vlees in plaats van het werk van Gods Geest. Als God in Zijn vlees werkt, zoeken en tasten Zijn volgers niet meer naar dingen die zowel lijken te bestaan als niet te bestaan en gissen zij niet langer naar de wil van een vage God. Als God Zijn werk in het vlees verspreidt, zullen zij die Hem volgen het werk dat Hij in het vlees heeft verricht doorgeven aan alle religies en denominaties, die vervolgens al Zijn woorden zullen doorgeven ten gehore van de hele mensheid. Zij die Zijn evangelie horen zullen slechts de feiten van Zijn werk vernemen, dingen die persoonlijk door de mens gezien en gehoord zijn. Het zullen feiten zijn, en geen informatie uit tweede hand. De feiten vormen het bewijs waarmee Hij Zijn werk verspreidt, en ook zijn zij het gereedschap waarmee Hij Zijn werk verspreidt. Zonder het bestaan van feiten zou Zijn evangelie niet over alle landen en naar alle plaatsen kunnen worden verspreid. Zonder feiten maar met slechts de fantasie van de mens zou Hij het veroveringswerk van het hele universum nooit kunnen doen. De Geest is ongrijpbaar en onzichtbaar voor de mens, en het werk van de Geest kan geen verder bewijs of meer feiten leveren over Gods werk voor de mens. De mens zal het ware gezicht van God nooit aanschouwen en zal altijd geloven in een vage God die niet bestaat. De mens zal het gezicht van God nooit aanschouwen, en nooit zal de mens woorden horen die God persoonlijk heeft uitgesproken. De voorstellingen van de mens zijn uiteindelijk leeg en kunnen het ware gezicht van God niet vervangen; de eigenlijke gezindheid van God en het werk van God Zelf kan niet door een mens worden nagespeeld. De onzichtbare God in de hemel en Zijn werk kunnen alleen naar de aarde worden gebracht door de vleesgeworden God die Zijn werk persoonlijk onder de mensen verricht. Dit is de meest ideale manier waarop God aan de mens verschijnt, waarop de mens God ziet en Zijn ware gezicht leert kennen, en dit kan niet door een niet-vleesgeworden God worden bereikt. Nu God Zijn werk tot dit stadium heeft volbracht, heeft Zijn werk het optimale effect al bereikt en is het een doorslaand succes. Het persoonlijke werk van God in het vlees heeft al negentig procent van het werk van Zijn hele management voltooid. Dit vlees heeft al Zijn werk een betere start gegeven en is er een samenvatting van, het heeft Zijn werk tot gemeengoed gemaakt en de laatste gedetailleerde aanvullingen eraan toegevoegd. Van nu af aan zal er geen nieuwe geïncarneerde God komen om het vierde stadium van Gods werk te doen en er komt geen wonderbaarlijk werk meer van de derde incarnatie van God.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

227. En al is dit vlees normaal en echt, Hij is geen gewoon vlees: Hij is niet van menselijk vlees alleen, maar van zowel menselijk als goddelijk vlees. Dit is het verschil met de mens, en het teken van de identiteit van God. Alleen dit soort vlees kan het werk doen dat Hij van plan is, en de bediening van God in het vlees vervullen, en Zijn werk tussen de mensen helemaal afmaken. Als het niet zo was zou Zijn werk onder de mensen altijd leeg en gebrekkig zijn. Al kan God met de Geest van Satan strijden en als overwinnaar uit de bus komen, dan nog kan de oude natuur van de verdorven mens niet opgelost worden. Zij die Hem niet gehoorzamen en zich tegen Hem verzetten kunnen nooit werkelijk aan Zijn heerschappij worden onderworpen. Dit betekent dat Hij de mensheid nooit kan overwinnen en nooit de hele mensheid voor Zich kan winnen. Als Zijn werk op aarde niet opgelost kan worden, komt Zijn management nooit teneinde en zal de hele mensheid nooit rust vinden. Als God geen rust kan vinden met al Zijn schepselen zal er nooit een resultaat voor het managementwerk zijn en zal de glorie van God vervolgens verdwijnen. Hoewel Zijn vlees geen gezag heeft, bereikt het werk dat Hij doet wel resultaat. Dit is de onvermijdelijke richting van Zijn werk. Ongeacht of Zijn vlees nu wel of niet gezag heeft, zolang Hij het werk van God Zelf kan doen, is Hij God Zelf. Ongeacht hoe normaal en gewoon dit vlees is, Hij kan het werk uitvoeren dat Hij zou moeten doen, want Zijn vlees is God en niet slechts mens. De reden dat dit vlees het werk kan uitvoeren waartoe de mens niet in staat is, is dat Zijn innerlijke wezen anders is dan dat van de mens, en de reden dat Hij de mens kan redden is dat Zijn identiteit anders is dan die van enig mens. Het vlees is zo belangrijk voor de mensheid omdat Hij mens is en nog meer God, omdat Hij het werk kan doen dat een gewoon mens van vlees niet kan en omdat Hij de verdorven mens kan redden, die met Hem samenleeft op aarde. Hoewel Hij identiek is aan de mens, is de vleesgeworden God belangrijker voor de mensheid dan enig persoon van waarde, want Hij kan het werk doen dat niet door de Geest van God kan worden gedaan en Hij kan beter dan de Geest van God getuigen voor God Zelf en de mensheid geheel voor Zich winnen. En hoewel dit vlees normaal en gewoon is, is Hij als gevolg daarvan zeer kostbaar door Zijn bijdrage aan de mensheid en Zijn betekenis voor het bestaan van de mensheid en is de werkelijke waarde en betekenis van dit vlees van onschatbare waarde voor de mens. Hoewel dit vlees Satan niet rechtstreeks kan vernietigen, kan Hij Zijn werk gebruiken om de mensheid te overwinnen en Satan te verslaan en hem helemaal aan Zijn heerschappij te onderwerpen. Juist omdat God geïncarneerd is, kan Hij Satan verslaan en is Hij in staat de mensheid te redden. Hij vernietigt Satan niet rechtstreeks, maar Hij wordt vlees voor het overwinningswerk van de mensheid, die door Satan verdorven is. Zo kan Hij beter onder alle schepselen voor Zichzelf getuigen en kan Hij de verdorven mens beter redden. De nederlaag van Satan door de vleesgeworden God is een betere getuigenis, en meer overtuigend, dan de rechtstreekse vernietiging van Satan door de Geest van God. God in het vlees kan de mens beter de Schepper laten leren kennen en kan onder alle schepselen betere getuigenis afleggen over Zichzelf.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

228. Deze keer komt God niet in een spiritueel lichaam werken, maar in een heel gewoon lichaam. Niet alleen is dit het lichaam van Gods tweede incarnatie, maar ook het lichaam waarin Hij terugkeert. Het is een heel gewoon vlees. Je zult aan Hem niets ontdekken dat anders is dan bij andere mensen. Wel kun je de waarheden van Hem ontvangen die je nog nooit eerder hebt gehoord. Dit onbetekenende vlees is de belichaming van alle woorden van de waarheid van God; datgene wat Gods werk gedurende de laatste dagen onderneemt. Het is de uitdrukking van heel Gods gezindheid zoals de mens deze mag leren kennen. Wens je niet vurig om God in de hemel te aanschouwen? Wens je niet vurig om God in de hemel te begrijpen? Wens je niet vurig om de bestemming van de mensheid te zien? Hij zal je al deze geheimen vertellen die niemand je ooit heeft kunnen vertellen, en Hij zal je ook alle waarheden vertellen die je nog niet hebt begrepen. Hij is je poort naar het koninkrijk en je gids naar het nieuwe tijdperk. Dit gewone vlees draagt talloze ondoorgrondelijke mysteries met zich mee. Misschien zullen Zijn daden voor jou ondoorgrondelijk zijn, maar het doel van al het werk dat Hij verricht, volstaat om je te laten inzien dat Hij niet een eenvoudig vlees is, zoals de mens denkt. Want Hij vertegenwoordigt Gods wil en de zorg waarmee God de mens gedurende de laatste dagen omringt. Hoewel je de woorden die Hij spreekt, die hemel en aarde lijken te laten schudden, niet kunt horen, en Zijn ogen, die vuur lijken te spuwen, niet kunt zien, en evenmin de discipline van Zijn ijzeren roede kunt voelen, kun je Gods woede in Zijn woorden horen en kun je weten dat God voor de mens barmhartig is. Dan zie je de rechtvaardige gezindheid en wijsheid van God, en word je je er bovendien van bewust dat God de hele mensheid koestert en verzorgt. Het werk dat God in de laatste dagen verricht, laat de mens zien dat de God in de hemel onder de mensen op aarde leeft. Zo wordt de mens in staat gesteld God te kennen, gehoorzamen, vereren en liefhebben. Dat is de reden dat Hij voor de tweede maal naar het vlees is wedergekeerd. Ofschoon de mens nu een God ziet die gelijk is aan de mens, een God met een neus en twee ogen, en een onopvallende God, zal God jullie uiteindelijk laten zien dat, zonder het bestaan van deze mens, hemel en aarde een enorme verandering zullen ondergaan. Zonder het bestaan van deze mens zal de hemel vervagen, heerst er op aarde chaos en valt de hele mensheid ten prooi aan honger en plagen. Hij zal jullie tonen dat God de mens, zonder de redding door de vleesgeworden God in de laatste dagen, al heel lang geleden in de hel had vernietigd. Zonder het bestaan van dit vlees zouden jullie voor eeuwig de grootste zondaars en lijken zijn. Jullie moeten weten dat zonder het bestaan van dit vlees de mensheid zou worden overvallen door een onvermijdelijke wereldramp en het moeilijk zou vinden om aan Gods strengere straf in de laatste dagen te ontkomen. Indien dit gewone vlees niet geboren was, zouden jullie allemaal in een staat verkeren die noch dood noch leven kende, ongeacht hoe jullie ernaar zouden zoeken. Zonder het bestaan van dit vlees zouden jullie nu noch de waarheid kunnen ontvangen noch voor Gods troon kunnen verschijnen. In plaats daarvan zouden jullie door God worden gestraft voor alle ernstige zonden die jullie hebben begaan. Weten jullie dat? Als God niet terug in het vlees was gekomen, zou niemand de kans hebben gehad op redding; en als God niet in dit vlees was gekomen, zou God al lang geleden een eind aan het oude tijdperk hebben gemaakt. Als zodanig, hoe kunnen jullie dan toch Gods tweede incarnatie afwijzen? Waarom zouden jullie Hem niet graag accepteren, als jullie van deze gewone mens zoveel voordeel krijgen?

Het werk van God is datgene wat je niet kunt begrijpen. Als je niet kunt overzien of je beslissing juist is en niet weten of Gods werk zal slagen, waarom zou je dan niet je geluk beproeven en eens kijken of deze gewone mens zo’n geweldige hulp voor jou zal zijn, en of God geweldig werk heeft verricht. Echter, ik moet je wel vertellen dat de mensen in Noachs tijd zo mateloos aten en dronken en trouwden, dat God het niet meer kon aanzien en daarom een grote vloed over de aarde zond om de mensheid volledig te vernietigen, met uitzondering van Noachs familie van acht en allerlei soorten dieren en vogels. In de laatste dagen zal God echter alle mensen bewaren die Hem tot het einde toe trouw zijn gebleven. Hoewel beide periodes zozeer verdorven waren dat God het niet meer kon aanzien, en de mens in beide tijdperken zo verdorven was dat hij God als zijn Heer verloochende, vernietigde God heel de mensheid in de tijd van Noach. De mensen in beide tijdperken hebben God veel verdriet gedaan, maar toch is God tot nu toe geduldig gebleven met de mensen in de laatste dagen. Waarom? Hebben jullie hierover nooit nagedacht? Als jullie het werkelijk niet weten, laat mij het dan vertellen. De reden dat God zo welwillend kan zijn tegenover mensen van de laatste dagen is niet dat zij minder verdorven zijn dan in Noachs tijd of berouw aan de dag leggen tegenover God; laat staan dat God het niet zou kunnen verdragen om de mensen van de laatste dagen te vernietigen, waarin de technologie al zo geavanceerd is. De reden is veeleer, dat God in de laatste dagen werk te doen heeft onder een groep mensen, en dat dit werk door de geïncarneerde God Zelf zal worden verricht. Daar komt bij dat God uit deze groep een deel zal kiezen als voorwerp van Zijn reddingswerk. Deze mensen zijn de vrucht van Zijn managementplan en mogen God vergezellen naar een volgend tijdperk. Hoe dan ook, de prijs die God heeft betaald, maakt daarom deel uit van de voorbereiding van het werk van Zijn incarnatie in de laatste dagen. Het feit dat jullie tot de dag van vandaag zijn gekomen, is dank zij dit vlees. Omdat God in het vlees leeft, hebben jullie de kans om te leven. Al dit geluk is jullie verkregen door deze gewone mens. En dat niet alleen: uiteindelijk zal elke natie deze gewone mens vereren. Zij zullen deze onbetekenende mens ook dankbaar zijn en Hem gehoorzamen omdat door de waarheid, het leven en de weg die Hij heeft gebracht, heel de mensheid is gered, het conflict tussen de mens en God is verzacht en zij nader tot elkaar zijn gekomen en er een verbinding is geopend tussen de gedachten van God en die van de mens. Hij is ook degene die God zelfs nog grotere glorie heeft gebracht. Is zo’n gewoon mens niet jouw vertrouwen en bewondering waard? Is het niet passend zo’n gewoon vlees Christus te noemen? Kan zo’n gewoon mens niet de uitdrukking van God onder de mensen zijn? Is zo’n mens die ertoe bijdraagt dat de mens een catastrofe bespaard blijft niet waardig dat jullie Hem liefhebben en behouden? Wat zal straks jullie lot zijn, als jullie de waarheden afwijzen die door Zijn mond worden verkondigd, en ook een afkeer hebben van Zijn bestaan onder jullie?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wist je het al? God heeft iets groots onder de mensen tot stand gebracht

229. Al het werk van God wordt in de laatste dagen door deze gewone mens verricht. Niet alleen kan Hij je alles schenken; Hij kan bovendien alles over je beslissen. Kan deze man zo zijn als jullie denken: zo eenvoudig dat Hij niet vermeldenswaardig is? Is Zijn waarheid niet voldoende om jullie helemaal te overtuigen? Zijn jullie niet helemaal overtuigd door getuige te zijn van Zijn daden? Of lijkt jullie de weg waarover Hij jullie leidt het volgen niet waard? Waarom voelen jullie zo’n aversie tegen Hem dat je Hem verwerpt of Hem liever mijdt? Hij is het die de waarheid uitdrukt, Hij is het die jullie de waarheid voorziet; en Hij is het die jullie een pad geeft om te volgen. Is het misschien zo dat jullie in deze waarheden nog steeds geen sporen van Gods werk kunnen herkennen? Zonder Jezus’ werk had de mensheid niet van het kruis neer kunnen komen; maar zonder de incarnatie van dit moment zou de van het kruis neergekomen mens nooit door God geprezen kunnen worden of het nieuwe tijdperk kunnen binnengaan. Zonder de komst van deze gewone mens zouden jullie nooit in de gelegenheid zijn of in aanmerking komen om het ware gezicht van God te zien, want jullie hadden allemaal al lang geleden vernietigd moeten zijn. Dankzij de komst van de tweede incarnatie van God heeft God jullie vergiffenis geschonken en Zijn genade betoond. Hoe het ook zij, de woorden die ik jullie uiteindelijk zal nalaten, zijn nog steeds aldus: Deze gewone mens, die de vleesgeworden God is, is van levensbelang voor jullie! Dit is de grootse daad die God al onder de mensen heeft verricht.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wist je het al? God heeft iets groots onder de mensen tot stand gebracht

230. Degenen die het leven willen verkrijgen zonder te vertrouwen op de waarheid gesproken door Christus zijn de meest belachelijke mensen op aarde en zij die de weg van het leven die door Christus is gebracht niet accepteren, zijn verloren in fantasie. En dus zeg ik dat de mensen die Christus van de laatste dagen niet accepteren, voor eeuwig veracht worden door God. Christus is gedurende de laatste dagen voor de mens de poort tot het koninkrijk, die niemand mag omzeilen. Niemand zal door God worden vervolmaakt dan alleen door Christus. Je gelooft in God en dus moet je Zijn woorden accepteren en Zijn weg gehoorzamen. Je moet niet alleen denken aan het verkrijgen van zegeningen zonder de waarheid te ontvangen, of zonder de voorziening van het leven te aanvaarden. Christus komt tijdens de laatste dagen zodat iedereen die echt in Hem gelooft, van leven kan worden voorzien. Zijn werk is bedoeld om het oude tijdperk te beëindigen en het nieuwe binnen te gaan en is het pad dat moet worden gevolgd door iedereen die het nieuwe tijdperk zou binnengaan. Als je niet in staat bent Hem te erkennen en in plaats daarvan Hem veroordeelt, lastert of zelfs vervolgt, dan ben je bestemd om te branden in eeuwigheid en zul je nooit het koninkrijk van God binnengaan. Want deze Christus is Zelf de uitdrukking van de Heilige Geest, de uitdrukking van God, Degene die God Zijn werk op aarde heeft toevertrouwd. En dus zeg ik dat als je niet alles kunt accepteren wat gedaan is door Christus van de laatste dagen, je de Heilige Geest lastert. De vergelding die moet worden geleden door hen die de Heilige Geest lasteren, is voor iedereen vanzelfsprekend. Ik zeg je ook dat als je je verzet tegen Christus van de laatste dagen en Hem verloochent, er niemand is die de gevolgen voor jou kan dragen. Bovendien zul je vanaf deze dag geen nieuwe kans meer hebben om de goedkeuring van God te krijgen; zelfs als je het goed probeert te maken, zul je nooit meer het aangezicht van God zien. Want waar je tegen bent is geen mens, wat je veracht, is niet een nietig wezen, maar Christus. Ben je je bewust van deze consequentie? Je hebt geen kleine fout gemaakt, maar een gruwelijke misdaad begaan. En daarom adviseer ik iedereen om niet je tanden te laten zien aan de waarheid, of achteloze kritieken te uiten, want alleen de waarheid kan je het leven brengen en niets anders dan de waarheid kan je in staat stellen om herboren te worden en het aangezicht van God te aanschouwen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen Christus van de laatste dagen kan de weg van het eeuwige leven aan de mens geven

Vorige: 3. Woorden over het afleggen van getuigenis van Gods verschijning en werk

Volgende: 5. Woorden over het verband tussen ieder stadium van Gods werk en de naam van God

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek

Neem contact op via Messenger