9. Woorden over het onthullen van het verschil tussen het werk van God en het werk van de mens

310. Het werk van God Zelf heeft betrekking op het werk van de gehele mensheid en het vertegenwoordigt ook het werk van het gehele tijdperk. Dat wil zeggen, dat Gods eigen werk de beweging en ontwikkeling van al het werk van de Heilige Geest vertegenwoordigt, terwijl het werk van de apostelen na Gods eigen werk komt en daaruit voortvloeit. En het is niet zo, dat hun werk het tijdperk leidt, of ontwikkelingen van het werk van de Heilige Geest in een geheel tijdperk vertegenwoordigt. Zij doen enkel het werk dat de mens behoort te doen, dat helemaal niets van het managementwerk omvat. Gods eigen werk is het project binnen het managementwerk. Het werk dat door de mens gedaan wordt is enkel de plicht van de mens die gebruikt wordt en heeft geen relatie met het managementwerk. Vanwege verschillende identiteiten en representaties van het werk, ook al zijn ze beiden het werk van de Heilige Geest, zijn er duidelijke en substantieve verschillen tussen Gods eigen werk en het werk van de mens. Bovendien varieert de omvang van het werk van de Heilige Geest aan werkobjecten met verschillende identiteiten. Dit zijn de principes en de reikwijdte van het werk van de Heilige Geest.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

311. Het werk van de vleesgeworden God opent een nieuw tijdperk, en zij die Zijn werk voortzetten zijn de mensen die door Hem zijn gebruikt. Het werk dat door de mens wordt gedaan valt helemaal binnen de bediening van God in het vlees en kan dat niet overschrijden. Als de vleesgeworden God niet komt om Zijn werk te doen, kan de mens het oude tijdperk niet teneinde brengen of een nieuw tijdperk inluiden. Het werk dat de mens doet ligt enkel in de lijn van de menselijk mogelijke plicht en vertegenwoordigt niet het werk van God. Alleen de vleesgeworden God kan het werk dat Hij zou moeten doen komen afmaken, en behalve Hijzelf kan niemand anders dit voor Hem doen. Waar ik het over heb, gaat natuurlijk over het incarnatiewerk.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De verdorven mensheid heeft meer behoefte aan redding door de vleesgeworden God

312. De woorden van God kunnen niet worden gesproken als menselijke woorden. Nog veel minder kunnen menselijke woorden worden gesproken als het woord van God. Een mens die door God wordt gebruikt, is niet de vleesgeworden God en de vleesgeworden God is geen mens die door God wordt gebruikt. Hier is sprake van een wezenlijk verschil. Misschien accepteer je na het lezen van deze woorden niet dat ze woorden van God zijn en aanvaard je ze alleen als de woorden van een mens die is verlicht. In dat geval word je verblind door onwetendheid. Hoe kunnen de woorden van God hetzelfde zijn als de woorden van een mens die is verlicht? De woorden van de vleesgeworden God luiden een nieuw tijdperk in, bieden leiding aan de gehele mensheid, onthullen mysteriën en wijzen de mens richting in een nieuw tijdperk. De verlichting die door de mens is verkregen is slechts eenvoudige praktijk of kennis. Deze kan niet de hele mensheid een nieuw tijdperk inleiden of het mysterie van God Zelf onthullen. God is immers God en de mens is mens. God heeft het wezen van God en de mens heeft het wezen van de mens. Als een mens de woorden die God heeft gesproken als eenvoudige verlichting door de Heilige Geest ziet en de woorden van de apostelen en profeten beschouwt als woorden die door God persoonlijk zijn gesproken, heeft de mens het bij het verkeerde eind. Je moet hoe dan ook nooit het goede verdraaien, vernederend over het hoge spreken of diepzinnige dingen oppervlakkig maken – nooit welbewust iets ontzenuwen waarvan je weet dat het de waarheid is. Iedereen die gelooft dat er een God is, moet dit probleem vanuit het juiste standpunt bezien en Zijn nieuwe werk en woorden als een schepsel van God zien, anders zal hij door God worden geëlimineerd.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Voorwoord

313. Het werk dat uitgevoerd wordt door degene die door God wordt gebruikt dient om bij te dragen aan het werk van Christus of de Heilige Geest. God heeft deze mens doen opstaan onder de mensen; hij is hier om alle uitverkorenen van God te leiden. God heeft hem ook op doen staan om het werk van de menselijke samenwerking uit te voeren. Met zo iemand, die het werk van de menselijke samenwerking kan uitvoeren, kunnen meer eisen van God aan de mens en het werk dat de Heilige Geest onder de mensen uit moet voeren via hem verwezenlijkt worden. Je kunt het ook zo zeggen: Gods doel bij het gebruiken van deze mens is dat alle mensen die God volgen Gods wil beter kunnen begrijpen en meer van Gods vereisten kunnen vervullen. Omdat de mensen niet in staat zijn om Gods woorden of Gods wil rechtstreeks te begrijpen, heeft God iemand doen opstaan, die wordt gebruikt om zulk werk uit te voeren. Deze persoon kan ook worden beschreven als een medium via wie God de mens begeleidt, als de ‘vertaler’ die als tolk optreedt tussen God en de mens. Zodoende is zo iemand niet als alle anderen die in Gods huishouden werken of die Zijn apostelen zijn. Net als zij is hij iemand van wie gezegd kan worden dat hij God dient. Maar in het wezen van zijn werk en in de onderliggende reden waarom hij gebruikt wordt door God, verschilt hij in grote mate van de andere werkers en apostelen. Wat betreft het wezen van zijn werk en de onderliggende reden waarom hij gebruikt wordt, doet God de mens die door Hem gebruikt wordt opstaan. Hij wordt door God voorbereid op Gods werk en doet mee aan het werk van God Zelf. Geen enkele persoon zou zijn werk ooit over kunnen nemen; dit is de menselijke samenwerking die naast het goddelijke werk onmisbaar is. Het werk dat uitgevoerd wordt door andere werkers of apostelen, is daarentegen slechts de overdracht en implementatie van de vele aspecten van de regelingen voor de kerken tijdens elke periode, of het werk van het eenvoudigweg geven van leven om het kerkleven in stand te houden. Deze werkers en apostelen zijn niet aangesteld door God, laat staan dat zij kunnen worden gezien als mensen die door de Heilige Geest worden gebruikt. Ze worden gekozen uit de kerken en nadat ze training hebben ondergaan en gedurende een tijd gevormd zijn, mogen zij die geschikt zijn blijven. Degenen die ongeschikt zijn, worden teruggestuurd naar waar zij vandaan kwamen. Omdat deze mensen zijn gekozen uit de kerken, laten sommigen van hen hun ware aard zien wanneer zij leiders zijn geworden. Sommigen doen zelfs veel slechte dingen en worden uiteindelijk geëlimineerd. De persoon die door God gebruikt wordt, is echter iemand die door God is voorbereid en die een zeker kaliber bezit en menselijkheid heeft. Hij is van tevoren voorbereid en volmaakt gemaakt door de Heilige Geest en hij wordt volledig geleid door de Heilige Geest. Met name waar het om zijn werk gaat, wordt hij geleid en geïnstrueerd door de Heilige Geest. Daardoor wijkt hij niet af van het pad van het leiden van Gods uitverkorenen, want God neemt zeker verantwoordelijkheid voor Zijn eigen werk en God doet altijd Zijn eigen werk.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Over het gebruik door God van de mens

314. Als God, – komende in het vlees, – het goddelijke werk alleen doet zonder daarnaast harmonieus met een paar mensen naar Gods hart samen te werken, dan is er voor de mens geen manier om Gods wil te begrijpen of met God in contact te komen. God moet normale mensen naar Zijn hart gebruiken om dit werk te voltooien, om op de kerken toe te zien en deze te hoeden, en op het niveau te komen dat er een beroep kan worden gedaan op de cognitieve processen van de mens, zijn brein. Met andere woorden: God gebruikt een klein aantal mensen naar Zijn hart om het werk dat Hij binnen Zijn goddelijkheid verricht te ‘vertalen’, zodat dit kan worden opengesteld. Dat wil zeggen dat de goddelijke taal wordt omgezet in de menselijke taal, waardoor alle mensen deze kunnen bevatten en begrijpen. Als God dit niet zou doen, zou niemand Gods goddelijke taal begrijpen, omdat de mensen naar Gods hart tenslotte een kleine minderheid zijn en de mens weinig bevattingsvermogen heeft. Daarom kiest God deze methode alleen wanneer Hij in het geïncarneerde vlees werkt. Als er alleen goddelijk werk was, zou er voor de mens geen manier zijn om God te leren kennen of met Hem in contact te komen, omdat de mens Gods taal niet verstaat. De mens kan deze taal alleen maar verstaan door de tussenkomst van de mensen naar Gods hart die Zijn woorden verklaren. Als er echter alleen zulke mensen zouden zijn die binnen de menselijkheid werkten, dan zou dat alleen maar het normale leven van de mens in stand houden; het zou de gezindheid van de mens niet kunnen omvormen. Gods werk zou dan geen nieuw startpunt kunnen hebben. Het zou gewoon hetzelfde liedje zijn: dezelfde platgetreden paden. Alleen door de tussenkomst van de vleesgeworden God, die alles zegt wat er gezegd moet worden en alles doet wat er gedaan moet worden tijdens de periode van Zijn incarnatie, waarna mensen zullen werken naar Zijn woorden en deze zullen ervaren, alleen zo kan hun levensgezindheid veranderen en kunnen zij met de tijd meegaan. Hij die werkt binnen het goddelijke vertegenwoordigt God, terwijl zij die werken binnen de menselijkheid mensen zijn die door God worden gebruikt. Dat wil zeggen: de vleesgeworden God is wezenlijk anders dan de mensen die door God worden gebruikt. De vleesgeworden God kan het werk van goddelijkheid verrichten, terwijl de mensen die door God worden gebruikt dat niet kunnen. Aan het begin van ieder tijdperk spreekt Gods Geest persoonlijk om het nieuwe tijdperk van start te laten gaan en de mens naar een nieuw begin te brengen. Wanneer Hij klaar is met spreken, betekent dit dat Gods werk binnen Zijn goddelijkheid klaar is. Daarna volgen alle mensen hen die door God gebruikt worden om hun levenservaring binnen te gaan. Evenzo is dit ook de fase waarin God de mens in het nieuwe tijdperk brengt en iedereen een nieuw startpunt geeft. Hiermee wordt Gods werk in het vlees afgesloten.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het wezenlijke verschil tussen de vleesgeworden God en de mensen die door God gebruikt worden

315. Zelfs iemand die door de Heilige Geest wordt gebruikt, kan God Zelf niet vertegenwoordigen. Dit wil niet alleen zeggen dat zo iemand God niet kan vertegenwoordigen, maar ook dat het werk dat hij doet God niet rechtstreeks kan vertegenwoordigen. Met andere woorden: de menselijke ervaring kan niet rechtstreeks binnen het management van God worden geplaatst en kan het management van God niet vertegenwoordigen. Het werk dat God Zelf doet, is geheel het werk dat Hij beoogt te doen in Zijn eigen managementplan en heeft betrekking op het grootse management. Het werk dat door de mens wordt verricht voorziet in hun persoonlijke ervaring. Het bestaat uit het zoeken naar een nieuw ervaringspad buiten de platgetreden paden, en het begeleiden van hun broeders en zusters terwijl ze door de Heilige Geest geleid worden. Deze mensen voorzien in hun persoonlijke ervaring of de geestelijke geschriften van geestelijke mensen. Hoewel deze mensen door de Heilige Geest worden gebruikt, heeft het werk dat ze doen niets te maken met het grote managementwerk in het plan van zesduizend jaar. Het zijn slechts mensen die de Heilige Geest heeft doen opstaan in verschillende perioden om het volk in de stroom van de Heilige Geest te leiden, tot de taken aflopen die ze kunnen uitvoeren of tot hun leven erop zit. Het werk dat ze doen, is alleen om een geschikt pad te bereiden voor God Zelf of om een bepaald aspect van het management van God Zelf op aarde voort te zetten. Deze mensen zijn uit zichzelf niet in staat om het grotere werk in Zijn management te doen, evenmin kunnen ze nieuwe uitwegen openen en echt niemand van hen kan al Gods werk uit het voorgaande tijdperk afronden. Daarom vertegenwoordigt het werk dat ze doen slechts een schepsel dat zijn taak uitvoert en kan het niet God Zelf vertegenwoordigen die Zijn bediening ter hand neemt. Dit komt omdat het werk dat ze doen anders is dan wat God Zelf doet. Het werk om een nieuw tijdperk in te luiden, is niet iets wat de mens in Gods plaats kan doen. Dat kan niemand anders dan alleen God Zelf doen. Al het werk dat de mens doet, bestaat uit het uitvoeren van zijn taak als schepsel en wordt gedaan wanneer de Heilige Geest iemand daartoe aanspoort of verlicht. De leiding die deze mensen verschaffen, bestaat volledig uit het tonen van het pad van de praktijk aan de mens in het dagelijks leven en hoe hij dient te handelen in overeenstemming met Gods wil. Het werk van de mens behelst niet het management van God en vertegenwoordigt evenmin het werk van de Geest. Het werk van Witness Lee en Watchman Nee was bijvoorbeeld om voor te gaan op de weg. Of de weg nu nieuw of oud was, het werk was gericht op het principe om Bijbels te blijven. Of het nu was om de lokale kerk te herstellen of de lokale kerk op te bouwen, hun werk had te maken met het vestigen van kerken. Het werk dat ze deden, was een voortzetting van het werk dat Jezus en Zijn apostelen niet hadden afgemaakt of niet verder hadden ontwikkeld in het Tijdperk van Genade. Wat ze deden in hun werk was herstellen wat Jezus in Zijn vroege werk aan de generaties na Hem had gevraagd te doen, zoals hun hoofd bedekken, de doop ondergaan, brood breken of wijn drinken. Je kunt zeggen dat het hun werk was zich aan de Bijbel te houden en paden binnen de Bijbel te zoeken. Ze zetten geen nieuwe stappen voorwaarts. […] Aangezien het werk van de mens die door de Heilige Geest wordt gebruikt verschilt van het werk dat God Zelf doet, zijn hun identiteit en de personen ten behoeve van wie ze handelen eveneens verschillend. Het werk dat de Heilige Geest voor ogen heeft, is namelijk anders, daarom krijgen mensen die eveneens werk doen, verschillende identiteiten en statussen toegemeten. De mensen die door de Heilige Geest worden gebruikt, kunnen ook wat nieuw werk doen en wat werk uit het voorgaande tijdperk elimineren, maar ze kunnen niet de gezindheid en de wil van God in het nieuwe tijdperk verwoorden. Ze werken alleen om het werk van het voorgaande tijdperk af te danken en niet om het nieuwe werk te doen met het doel de gezindheid van God Zelf rechtstreeks te vertegenwoordigen. Dus, hoeveel achterhaalde praktijken ze ook afschaffen of hoeveel nieuwe praktijken ze ook introduceren, ze vertegenwoordigen nog steeds de mens en schepselen. Wanneer God Zelf echter werk uitvoert, verklaart Hij niet openlijk de afschaffing van de praktijken van het oude tijdperk of kondigt Hij het begin van een nieuw tijdperk niet rechtstreeks aan. Hij is direct en duidelijk in Zijn werk. Hij is openhartig in de uitvoering van het werk dat Hij voor ogen heeft, Hij brengt het werk dat Hij verricht heeft direct tot uiting, doet direct Zijn oorspronkelijk beoogde werk, waardoor Hij Zijn wezen en gezindheid laat zien. In de ogen van de mens verschillen Zijn gezindheid en daarmee ook Zijn werk van die in voorbije tijdperken. Maar vanuit Gods eigen perspectief is dit slechts een voortzetting en verdere ontwikkeling van Zijn werk. Wanneer God Zelf werkt, uit Hij Zijn woord en begint Hij het nieuwe werk direct. Wanneer de mens werkt, daarentegen, is het na overdenking en studie, of is het een voortvloeisel van kennis en systematisering van praktijken op basis van het werk van anderen. Dat wil zeggen: de essentie van het werk dat de mens doet, is het volgen van een gevestigde orde en “oude paden bewandelen in nieuwe schoenen”. Dit betekent dat zelfs het pad dat de mensen bewandelen die door de Heilige Geest worden gebruikt, is gebaseerd op het pad dat God Zelf geopend heeft. De conclusie is dus: de mens blijft mens en God blijft God.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (1)

316. Tijdens het Tijdperk van Genade uitte Jezus enige woorden en voerde Hij één fase van het werk uit. Ze waren alle ingebed in een context en ze waren alle geschikt voor de gesteldheid van de mensen van die tijd. Jezus sprak en werkte op een manier die paste bij de context van die tijd. Hij sprak ook enige profetieën uit. Hij profeteerde dat de Geest van waarheid tijdens de laatste dagen zou komen en een fase van het werk zou uitvoeren. Dat wil zeggen dat Hij niets begreep van het werk behalve het werk dat Hijzelf tijdens dat tijdperk moest doen. Met andere woorden, het werk dat door de vleesgeworden God wordt gebracht is beperkt. Zo doet Hij dus alleen het werk van het tijdperk waarin Hij Zich bevindt en doet geen werk dat geen betrekking heeft op Hem. In die tijd werkte Jezus niet volgens gevoelens of visioenen, maar zoals passend was bij de tijd en context. Niemand leidde Hem of wees Hem de weg. De totaliteit van Zijn werk was Zijn eigen wezen – het was het werk dat moest worden uitgevoerd door de vleesgeworden Geest van God, dat was al het werk dat werd ingeluid met de vleeswording. Jezus werkte uitsluitend naar aanleiding van wat Hij Zelf zag en hoorde. Met andere woorden, de Geest werkte rechtstreeks. Het was niet nodig dat er boodschappers aan Hem verschenen en Hem dromen schonken, en het was ook niet nodig dat er een groot licht op Hem scheen en Hem liet zien. Hij werkte vrij en ongedwongen, omdat Zijn werk niet op gevoelens gebaseerd was. Met andere woorden, Hij tastte en giste niet tijdens Zijn werk, maar volbracht de dingen met gemak, werkend en sprekend volgens Zijn eigen ideeën en wat Hij met Zijn eigen ogen zag, waarbij Hij rechtstreeks voedsel gaf aan elk van de discipelen die Hem volgden. Dit is het verschil tussen het werk van God en het werk van mensen: Wanneer mensen werken, zoeken en tasten ze in het rond, waarbij ze om dieper in te treden altijd anderen imiteren en zich bewust baseren op de fundering die door andere is gelegd. Gods werk is het voorzien van wat Hij is, en Hij doet het werk dat Hij Zelf dient te doen. Hij voedt de kerk niet met kennis die afkomstig is uit het werk van enig mens. In plaats daarvan presenteert Hij werk dat is gebaseerd op de gesteldheid van mensen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Praktijk (5)

317. Het werk van de mens vertegenwoordigt zijn eigen ervaring en zijn menselijkheid. Wat de mens biedt en het werk dat de mens doet vertegenwoordigt hem. Het zicht, de beredenering, de logica en het rijke inbeeldingsvermogen van de mens worden allemaal in zijn werk betrokken. De beleving van de mens is met name meer in staat om zijn werk te vertegenwoordigen en de dingen die een mens heeft ervaren zullen de onderdelen zijn van zijn werk. Het werk van de mens kan zijn ervaring uitdrukken. Wanneer sommige mensen in een passieve staat iets beleven, zal het grootste gedeelte van hun communicatie uit negatieve elementen bestaan. Als hun beleving voor een tijd positief is en ze vooral paden aan de positieve kant hebben, zal hun communicatie zeer bemoedigend zijn en kunnen mensen positieve voeding van hen ontvangen. Als een werker voor een tijd passief wordt op dit punt, zal zijn communicatie altijd negatieve elementen met zich meedragen. Dit soort communicatie is deprimerend en anderen zullen onbewust gedeprimeerd raken als zij zijn communicatie volgen. De toestand van de volgelingen verandert, afhankelijk van die van de leider. Hoe een werker van binnen is, is wat hij uitdrukt en het werk van de Heilige Geest verandert vaak met zijn toestand. Hij werkt naargelang de menselijke ervaring en dwingt mensen niet, maar verlangt van de mens in overeenstemming met de normale gang van zijn ervaring. Dit wil zeggen dat de communicatie van mensen verschilt van het woord van God. De communicatie van mensen betuigt hun individuele zicht en beleving, waarmee ze uiten wat zij zien en beleven op het fundament van Gods werk. Hun verantwoordelijkheid is om, nadat God werkt of spreekt, uit te vinden wat zij behoren te praktiseren of binnen horen te gaan, en het vervolgens aan volgelingen door te geven. Daarom vertegenwoordigt het werk van de mens zijn eigen intrede en handelswijze. Natuurlijk is dergelijk werk vermengd met menselijke lessen en ervaring of iets van de menselijke gedachten. Het maakt niet uit hoe de Heilige Geest werkt, of Hij nu werkt door een mens of door de geïncarneerde God, het zijn altijd de werkers die uiten wat zij zijn. Ook al is het de Heilige Geest die werkt, het werk is gebaseerd op wat de mens van nature is, omdat de Heilige Geest niet werkt zonder fundament. Met andere woorden, het werk wordt niet gedaan uit het niets maar is altijd in overeenstemming met werkelijke omstandigheden en echte situaties. Alleen op deze manier kan de menselijke gezindheid worden getransformeerd, dat wil zeggen dat oude opvattingen en oude gedachten kunnen worden veranderd. Wat een man uitdrukt is wat hij ziet, beleeft en zich kan inbeelden. Zelfs als het doctrines of opvattingen zijn, deze zijn allemaal bereikbaar door de gedachten van de mens. Los van de grootte van het werk van de mens, kan het niet de reikwijdte van zijn beleving overstijgen, dat wat hij ziet, of wat hij zich kan inbeelden of zich kan voorstellen. Wat God uitdrukt, is wat God Zelf is en het is buiten het bereik van de mens, dat wil zeggen, het gaat verder dan een mens kan bedenken. Hij drukt Zijn werk van het leiden van de gehele mensheid uit; dit is niet relevant voor de details van de menselijke ervaring, maar betreft daarentegen Zijn eigen management. De mens drukt zijn beleving uit, terwijl God Zijn wezen uitdrukt – dit wezen is Zijn eigenlijke gezindheid en het is buiten het bereik van de mens. De ervaring van de mens is zijn zicht en kennis die hij heeft verworven op basis van Gods uitdrukking van Zijn wezen. Dergelijk zicht en dergelijke kennis worden het wezen van de mens genoemd. Ze worden uitgedrukt op het fundament van de eigenlijke gezindheid van de mens en zijn werkelijke kaliber; derhalve worden zij ook het wezen van de mens genoemd. De mens is in staat te communiceren over wat hij ervaart en ziet. Over wat hij niet heeft ervaren of gezien, of iets wat zijn verstand niet kan bevatten, namelijk de dingen die hij niet in zich heeft, kan hij niet communiceren. Als wat een man uitdrukt niet tot zijn ervaring behoort, is het zijn inbeelding of doctrine. Kortom, er zit geen realiteit in zijn woorden. Als je nooit in contact bent geweest met de dingen van de samenleving, zou je niet in staat zijn om te communiceren over de complexe relaties in de samenleving. Als je geen familie hebt en anderen praten over hun familieproblemen, kan jij het grootste deel van wat zij zeggen niet begrijpen. Dus de communicatie van de mens en het werk dat hij doet vertegenwoordigen zijn innerlijke wezen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

318. Mijn spraak vertegenwoordigt mijn wezen, maar wat ik zeg gaat de mens te boven. Wat ik zeg is niet wat de mens ervaart en is niet iets dat de mens kan zien en is ook niet iets dat de mens aan kan raken, maar het is wat ik ben. Sommige mensen erkennen alleen dat datgene wat ik communiceer is wat ik ervaren heb, maar ze herkennen niet dat het de directe uitdrukking van de Geest is. Natuurlijk is wat ik zeg wat ik heb ervaren. Ik ben het die het managementwerk meer dan zesduizend jaar heeft uitgevoerd. Ik heb alles ervaren van het begin van de schepping van de mensheid tot nu; hoe zou ik niet in staat kunnen zijn om erover te spreken? Wanneer het gaat om de aard van de mens, heb ik die duidelijk gezien en heb ik die sindsdien lang geobserveerd; hoe zou ik niet in staat zijn om er duidelijk over te spreken? Aangezien ik de essentie van de mens duidelijk heb gezien, ben ik gekwalificeerd om de mens te tuchtigen en hem te oordelen, omdat alles van de mens van Mij kwam maar door Satan is aangetast. Uiteraard ben ik ook gekwalificeerd om het werk dat ik heb gedaan te beoordelen. Hoewel dit werk niet wordt gedaan door mijn vlees, is het de directe uitdrukking van de Geest, en dit is wat ik heb en wat ik ben. Daarom ben ik gekwalificeerd om het te uiten en het werk te doen dat ik behoor te doen. Wat de mens zegt is wat zij hebben ervaren. Het is wat zij hebben gezien, wat hun verstand kan begrijpen en wat hun zintuigen kunnen voelen. Dat is waar zij over kunnen communiceren. De woorden die door Gods vleesgeworden vlees worden gesproken zijn de directe uitdrukking van de Geest en drukken het werk uit dat door de Geest is gedaan. Het vlees heeft het niet ervaren of gezien, maar uit toch Zijn wezen, omdat de substantie van het vlees de Geest is, en Hij het werk van de Geest uitdrukt. Hoewel het vlees niet in staat is het te bereiken, is het werk al gedaan door de Geest. Na de vleeswording, door de uitdrukking van het vlees, stelt Hij mensen in staat om Gods wezen te kennen en laat mensen Gods gezindheid zien, met de werken die Hij heeft gedaan. Het werk van de mens stelt mensen in staat om meer duidelijkheid te hebben over waar zij binnen zouden moeten gaan en wat zij zouden moeten begrijpen; het behelst het leiden van mensen naar het begrip en de ervaring van de waarheid. Het werk van de mens is de mens te ondersteunen; Gods werk is nieuwe paden te openen en nieuwe tijdperken voor de mensheid te openen, en om aan mensen dat wat stervelingen niet bekend is te openbaren, waardoor zij Zijn gezindheid zouden kennen. Gods werk is de gehele mensheid te leiden.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

319. Het werk van de Heilige Geest draait helemaal om mensen profijt te bieden; het draait om het opbouwen van de mens; er is geen werk dat de mens geen profijt geeft. Of de waarheid nou diep of oppervlakkig is, of wat het kaliber is van diegenen die de waarheid accepteren, wat de Heilige Geest doet is allemaal profijtelijk voor mensen. Maar het werk van de Heilige Geest kan niet direct worden gedaan; het moet worden gedaan door de mensen die met Hem samenwerken. Het is alleen op deze manier mogelijk dat de resultaten van het werk van de Heilige Geest kunnen worden verkregen. Wanneer het om het directe werk van de Heilige Geest gaat, is het natuurlijk in zijn geheel onvervalst; maar wanneer het de mens als medium gebruikt, is het voor een groot deel vermengd en is het niet het originele werk van de Heilige Geest. Op deze manier verandert de waarheid tot op verschillende hoogtes. Volgelingen ontvangen niet de oorspronkelijke bedoeling van de Heilige Geest, maar een combinatie van het werk van de Heilige Geest en de ervaring en kennis van de mens. Het deel van het werk van de Heilige Geest dat ontvangen wordt door volgelingen is correct. De ervaring en de kennis van de mens, die zij ontvangen, variëren omdat de werkers verschillend zijn. Wanneer werkers eenmaal verlichting en leiding ontvangen van de Heilige Geest, ervaren ze vervolgens op basis van deze verlichting en leiding. Binnen deze ervaringen worden het verstand en de ervaringen van de mens gecombineerd, evenals het wezen van de mensheid, waarna zij de kennis of het zicht verkrijgen die ze horen te verkrijgen. Dit is de manier van beoefenen nadat de mens de waarheid heeft ervaren. Deze manier van beoefenen is niet altijd dezelfde, omdat mensen verschillende ervaringen hebben en de dingen die mensen ervaren verschillend zijn. Op deze manier resulteert dezelfde verlichting van de Heilige Geest in verschillende kennis en praktijk, omdat degenen die de verlichting ontvangen verschillend zijn. Sommige mensen maken kleine fouten in de praktijk, terwijl sommige anderen grote fouten maken en weer anderen niets dan fouten maken. Dit is doordat het vermogen om te begrijpen bij ieder persoon verschilt en omdat hun werkelijke kaliber ook verschilt. Sommige mensen begrijpen op de ene manier nadat zij een boodschap hebben gehoord en andere mensen begrijpen op een andere manier nadat zij een waarheid hebben gehoord. Sommige mensen wijken lichtelijk af en sommigen begrijpen de ware betekenis van de waarheid in zijn geheel niet. Daarom is de manier waarop iemand het heeft begrepen de manier waarop hij anderen zal leiden; dit is letterlijk waar, omdat het werk van zijn hand simpelweg zijn wezen uitdrukt. Mensen die worden geleid door hen die de waarheid op de juiste manier begrijpen, zullen de waarheid zelf ook op de juiste manier begrijpen. Zelfs als er mensen zijn die op een verkeerde manier denken, zijn er daar maar weinig van, en niet alle mensen zullen verkeerd denken. Als iemand bij zijn begrip van de waarheid zich vergist heeft, zullen degenen die hem volgen er ongetwijfeld ook naast zitten. Deze mensen zullen fout zijn in elke zin van het woord. De mate van begrip van de waarheid onder volgelingen is grotendeels afhankelijk van de werkers. Natuurlijk is de waarheid van God correct, zonder fouten en volkomen zeker. Maar de werkers zijn niet volkomen correct en kunnen niet volkomen betrouwbaar worden genoemd. Als werkers een zeer praktische manier hebben om de waarheid in praktijk te brengen, zullen volgelingen ook een manier hebben om haar in praktijk te brengen. Als werkers geen manier hebben om de waarheid in praktijk te brengen en alleen doctrine hebben, zullen volgelingen totaal geen realiteit bezitten. Het kaliber en de natuur van volgelingen worden bepaald bij de geboorte en worden niet geassocieerd met werkers. Maar in hoeverre de volgelingen de waarheid begrijpen en God kennen hangt af van de werkers. (Dit geldt enkel voor sommige mensen.) Hoe een werker is, zo zullen de volgelingen die hij leidt ook zijn. Wat een werker uitdrukt is zijn eigen wezen, zonder voorbehoud. Wat hij vraagt van zijn volgelingen is wat hij zelf bereid is te bereiken of wat hij kan bereiken. De meeste werkers vragen dingen van hun volgelingen op basis van wat zij zelf doen, ook al zijn er vele mensen die dat helemaal niet kunnen bereiken. Wat mensen niet kunnen bereiken, wordt een obstakel om ergens binnen te gaan.

Er is veel minder sprake van afwijking in het werk van diegenen die snoeiing, behandeling, oordeel en tuchtiging hebben ondergaan. En de uiting van hun werk is veel accurater. Zij die vertrouwen op hun natuurlijkheid om te werken, maken behoorlijk grote fouten. Er is te veel natuurlijkheid in het werk van niet vervolmaakte mensen, wat een groot obstakel opwerpt voor het werk van de Heilige Geest. Maar hoe goed iemands kaliber ook is, zij moeten toch ook het snoeien, de behandeling en het oordeel ondergaan voordat zij het werk kunnen doen dat God hun heeft opgedragen. Als zij geen dergelijk oordeel hebben ondergaan kan hun werk, hoe goed het ook gedaan wordt, niet in overeenstemming zijn met de principes van de waarheid en is het in zijn geheel natuurlijkheid en menselijke goedheid. Het werk van hen die het snoeien, het behandelen en oordeel hebben ondergaan is veel accurater dan het werk van hen die niet zijn gesnoeid en geoordeeld. Diegenen die geen oordeel hebben ondergaan, uiten niets dan menselijk vlees en gedachten, vermengd met een grote hoeveelheid menselijke intelligentie en aangeboren talenten. Het is niet de accurate uitdrukking door de mens van Gods werk. De mensen die hen volgen worden bij hen gebracht door hun aangeboren kaliber. Omdat zij te veel opvattingen en ervaringen van de mens uitdrukken, die vrijwel los staan van Gods oorspronkelijke bedoeling en hier te ver van afwijken, is het werk van dit type persoon niet in staat om mensen voor God te brengen, maar zal dit ze eerder voor de mens brengen. Dus zij die geen oordeel en tuchtiging hebben ondergaan zijn niet geschikt om het werk van Gods opdracht te verrichten. […] Als een mens niet is vervolmaakt en zijn verdorven gezindheid is niet gesnoeid of aangepakt, zal er een groot gat zijn tussen wat hij uitdrukt en de waarheid; het zal zijn vermengd met vage dingen, zoals zijn verbeelding en eenzijdige ervaring, etc. Bovendien voelen mensen, los van hoe hij werkt, dat er geen overkoepelend doel is en geen waarheid die geschikt is voor het binnengaan van alle mensen. Het merendeel van de eisen die aan de mens gesteld worden, vraagt van hen dat ze iets doen dat hun pet te boven gaat – een onmogelijke opdracht. Dit is het werk van menselijke wil. De verdorven gezindheid van de mens, zijn gedachten en zijn opvattingen doordringen alle delen van zijn lichaam. De mens is niet geboren met het instinct om de waarheid in praktijk te brengen, noch heeft hij het instinct om direct de waarheid te begrijpen. Voeg dat bij de verdorven gezindheid van de mens – zorgt het dan niet voor onderbrekingen wanneer zo’n natuurlijk persoon werkt? Maar een man die vervolmaakt is heeft ervaring met de waarheid die mensen moeten begrijpen, evenals kennis van hun verdorven gezindheid, waardoor de vage en onwerkelijke dingen in zijn werk geleidelijk verminderen, de toevoegingen van de mens minder worden, en zijn werk en dienst zelfs dichter bij de maatstaven komt die door God worden vereist. Dus heeft zijn werk de realiteit van de waarheid betreden en is het ook realistisch geworden. Vooral de gedachten van het menselijke verstand blokkeren het werk van de Heilige Geest. De mens heeft een rijke verbeelding en redelijke logica en oude ervaringen in het afhandelen van situaties. Als zij geen snoeien en correctie ondergaan, zijn het allemaal obstakels voor het werk. Daarom kan het werk van de mens niet het meest accurate niveau bereiken, vooral niet het werk van niet vervolmaakte mensen.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

320. Het werk van de mens heeft een bepaald bereik en beperkingen. Een persoon is alleen in staat om werk te doen van een bepaalde fase en kan niet het werk doen van het gehele tijdperk, want anders zou hij mensen leiden tot regels. Het werk van de mens kan enkel worden toegepast op een bepaalde tijd of fase. Dit komt doordat de menselijke ervaring een bepaalde reikwijdte heeft. Men kan het werk van de mens niet met het werk van God vergelijken. De praktijk van de mens en zijn kennis van de waarheid zijn allemaal toepasbaar op een bepaalde reikwijdte. Je kunt niet zeggen dat het pad dat de mens gaat compleet de wil is van de Heilige Geest, want de mens kan enkel worden verlicht door de Heilige Geest en kan niet volledig worden gevuld met de Heilige Geest. De dingen die de mens kan ervaren liggen allemaal binnen de reikwijdte van de normale menselijkheid en kunnen het bereik van gedachten in het normale menselijke verstand niet overstijgen. Eenieder die de werkelijkheid van de waarheid kan uitleven, ervaart binnen dit bereik. Wanneer zij de waarheid ervaren, is het altijd een ervaring van normaal menselijk leven onder de verlichting van de Heilige Geest, niet een ervaring die afwijkt van het normale menselijke leven. Zij ervaren de waarheid, verlicht door de Heilige Geest op het fundament van het leven van hun menselijke leven. Bovendien varieert deze waarheid van persoon tot persoon en is de diepte ervan gerelateerd aan de toestand van de persoon. Men kan enkel zeggen dat het pad dat zij bewandelen het normale menselijke leven is van een mens die de waarheid najaagt en dat is het pad dat wordt bewandeld door een normaal persoon die verlichting heeft ontvangen van de Heilige Geest. Je kunt niet zeggen dat het pad dat zij bewandelen het pad is dat wordt genomen door de Heilige Geest. In de normale menselijke ervaring is het werk van de Heilige Geest, omdat de mensen die het najagen niet hetzelfde zijn, ook niet hetzelfde. Daar komt bij dat, omdat de omstandigheden die zij ervaren en het bereik van hun ervaring niet hetzelfde zijn, omdat het een mengelmoes is van hun verstand en gedachten, hun ervaring tot verschillende hoogtes is vermengd. Elke persoon begrijpt een waarheid die in overeenstemming is met hun individuele verschillende omstandigheden. Hun begrip van de ware betekenis van de waarheid is niet compleet en bestaat slechts uit één of een paar onvolledige aspecten ervan. De reikwijdte waarbinnen de waarheid wordt ervaren door de mens is altijd gebaseerd op de verschillende omstandigheden van individuen en is daarom niet hetzelfde. Op deze manier is kennis van dezelfde waarheid die wordt uitgedrukt door verschillende mensen niet hetzelfde. Dat wil zeggen dat de ervaring van de mens altijd beperkingen met zich meebrengt en de wil van de Heilige Geest niet volledig kan vertegenwoordigen. Het werk van de mens kan niet worden opgevat als het werk van God, zelfs al komt datgene dat wordt uitgedrukt door de mens zeer goed overeen met Gods wil, zelfs al is de ervaring van de mens bijna gelijk aan het vervolmakingswerk dat door de Heilige Geest moet worden uitgevoerd. De mens kan enkel Gods dienaar zijn, door het werk te doen dat God aan hem toevertrouwt. De mens kan enkel de kennis uiten onder de verlichting van de Heilige Geest en de waarheden die hij uit zijn persoonlijke ervaringen heeft opgedaan. De mens is niet geschikt en voldoet niet aan de voorwaarden om een mond te zijn voor de Heilige Geest. Hij is niet bevoegd om te zeggen dat het werk van de mens het werk van God is. De mens heeft de werkprincipes van een mens en ieder mens heeft verschillende ervaringen en variërende omstandigheden. Het werk van de mens omvat al zijn ervaringen onder de verlichting van de Heilige Geest. Deze ervaringen kunnen enkel het wezen van de mens vertegenwoordigen en vertegenwoordigen niet het wezen van God of de wil van de Heilige Geest. Daarom kan het pad dat door de mens wordt bewandeld niet het pad dat de Heilige Geest bewandelt worden genoemd, want het werk van de mens kan niet het werk van God vertegenwoordigen en het werk van de mens en zijn ervaringen zijn niet de volledige wil van de Heilige Geest. Het werk van de mens is geneigd om in regels te vervallen en de methode van zijn werk wordt gemakkelijk beperkt tot een beperkte reikwijdte en is niet in staat om mensen tot een vrije weg te leiden. De meeste volgelingen leven binnen een beperkte reikwijdte en hun manier van ervaren heeft ook een beperkte reikwijdte. De ervaring van de mens is altijd beperkt; de methode van zijn werk is ook altijd beperkt tot een paar types en kan niet worden vergeleken met het werk van de Heilige Geest of het werk van God Zelf – dit komt doordat de ervaring van de mens uiteindelijk beperkt is. Hoe God Zijn werk ook doet, er zijn geen regels in te vinden; hoe het ook wordt uitgevoerd, het is niet beperkt tot één manier. Er zijn in zijn geheel geen regels in Gods werk – al Zijn werk wordt uitgegeven en is gratis. Het maakt niet uit hoeveel tijd de mens spendeert in het volgen van Hem, ze kunnen niet één wet opnoemen in de wegen van Zijn werken. Hoewel Zijn werk principieel is, wordt het altijd weer op nieuwe manieren uitgevoerd en ondergaat het elke keer weer nieuwe ontwikkelingen, die de mens niet kan vatten. Tijdens een bepaalde periode kan God op veel verschillende manieren werken en op verschillende manieren leiden, waardoor mensen altijd op nieuwe manieren kunnen binnengaan en verandering kunnen ondergaan. Je kunt de wetten van Zijn werk niet ontdekken, omdat Hij altijd op nieuwe manieren werkt. Alleen zo vervallen Gods volgelingen niet in regels. Het werk van God Zelf vermijdt altijd de opvattingen van mensen en gaat daar juist tegenin. Alleen zij die Hem volgen en najagen met een oprecht hart kunnen hun gezindheden zien transformeren en zijn in staat om vrijelijk te leven zonder aan wat voor regels dan ook onderhevig te zijn, of door enige religieuze opvattingen te worden beperkt. Datgene dat het werk van de mens van mensen verlangt, is gebaseerd op zijn eigen ervaring en wat hijzelf kan bereiken. De standaard van deze vereisten is beperkt binnen een bepaalde reikwijdte en de methodes van praktijk zijn ook zeer beperkt. Volgelingen leven dus onbewust binnen deze beperkte reikwijdte; naarmate de tijd vordert worden het regels en rituelen. Als het werk van een bepaalde periode wordt geleid door een persoon die niet Gods persoonlijke vervolmaking heeft ondergaan en geen oordeel heeft ontvangen, zullen zijn volgelingen allemaal godsdienstijveraars en experts in het zich verzetten tegen God worden. Daarom moet een gekwalificeerde leider oordeel hebben ondergaan en vervolmaking hebben geaccepteerd. Zij die geen oordeel ondergingen, ook al hebben zij het werk van de Heilige Geest, uiten enkel vage en onwerkelijke dingen. Over een tijdje zullen zij mensen leiden tot vage en bovennatuurlijke regels. Het werk dat God uitvoert komt niet overeen met het vlees van de mens, het komt niet overeen met de gedachten van de mens maar het gaat tegen de opvattingen van de mens in; het is niet vermengd met vage religieuze kleuren. De resultaten van Zijn werk kunnen niet worden bereikt door een man die niet is vervolmaakt door Hem en gaan verder dan de mens kan bedenken.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

321. Werk in het verstand van de mens wordt te gemakkelijk bereikt door de mens. Pastors en leiders in de religieuze wereld, bijvoorbeeld, vertrouwen op hun gaven en posities om hun werk te doen. Mensen die hen een lange tijd volgen, zullen worden geïnfecteerd door hun gaven en zullen worden beïnvloed door delen van wat zij zijn. Zij richten zich op de gaven, vaardigheden en kennis van mensen en ze geven aandacht aan sommige bovennatuurlijke dingen en vele diepgaande onrealistische doctrines (deze diepgaande doctrines zijn natuurlijk onbereikbaar). Ze richten zich niet op veranderingen aan de gezindheid van de mens, maar richten zich liever op het trainen van het preken, de werkvaardigheden van de mens en verbeteren daarbij de kennis van de mens en zijn overvloedige religieuze doctrines. Zij richten zich niet op hoezeer de gezindheid van mensen wordt veranderd, of hoezeer mensen de waarheid begrijpen. Ze geven geen aandacht aan de substantie van mensen, en proberen nog minder de normale en abnormale toestanden van de mens te kennen. Ze gaan niet in tegen de opvattingen van de mens, openbaren deze niet en snoeien mensen vanwege hun tekortkomingen of verdorvenheid al helemaal niet. De meeste die hen volgen, dienen met hun gaven en het enige wat zij uitbrengen bestaat uit religieuze opvattingen en theologische theorieën, die de realiteit uit het oog zijn verloren en absoluut niet in staat zijn mensen van leven te voorzien. In werkelijkheid is de substantie van hun werk het koesteren van talent, het voeden van een persoon die niets heeft tot een afgestudeerd seminarist die later doorgaat in het werk en leiding gaat geven. Kan jij in zesduizend jaar van Gods werk één enkele wet vinden? Er zijn veel regels en beperkingen in het werk dat de mens doet en het menselijk brein is te dogmatisch. Dus wat een mens uitdrukt is wat kennis en besef binnen al zijn ervaringen. De mens is niet in staat om iets hierbuiten uit te drukken. De ervaringen van de mens of zijn kennis komen niet voort uit zijn aangeboren gaven of zijn instinct; ze ontstaan door Gods leiding en Gods directe werk als herder. De mens heeft enkel het orgaan om deze hoede te accepteren en niet het orgaan om op directe wijze uit te drukken wat goddelijkheid is. De mens is niet in staat de bron te zijn, hij kan enkel een vat zijn dat water accepteert van de bron; dit is het menselijke instinct, het orgaan dat iemand dient te hebben als menselijk wezen. Als een persoon het orgaan verliest om Gods woord te accepteren en het menselijke instinct verliest, zal die persoon ook verliezen wat het meeste waard is en de plicht van de geschapen mens verliezen. Als een persoon geen kennis of ervaring van Gods woord of Zijn werk heeft, zal die persoon zijn plicht verliezen, de plicht die hij behoort uit te voeren als een schepsel, en zal hij de waardigheid van een geschapen wezen verliezen. Het is Gods instinct om te uiten wat goddelijkheid is, of het nou wordt uitgedrukt door het vlees of direct door de Geest; dit is Gods bediening. De mens drukt zijn eigen ervaringen of kennis uit (dat wil zeggen dat hij uitdrukt wat hij is) tijdens Gods werk of daarna; dit is het instinct van de mens en zijn plicht, het is wat de mens behoort te bereiken. Zelfs al komt de uiting van de mens tekort in wat God uitdrukt en zijn er vele regels in wat de mens uitdrukt, dan nog moet de mens zijn plicht vervullen en doen wat hij moet doen. De mens behoort alles te doen wat menselijkerwijs mogelijk is om zijn plicht te vervullen en er zou niet eens het kleinste beetje voorbehoud in mogen bestaan.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

322. Sommige mensen zullen vragen: “Wat is het verschil tussen het werk dat wordt gedaan door de geïncarneerde God en dat van de profeten en apostelen uit het verleden? David werd ook Heer genoemd, net als Jezus. Hoewel het werk dat ze deden verschillend was, werden ze hetzelfde genoemd. Waarom, zeg je, was hun identiteit niet gelijk? Wat Johannes zag was een visioen, afkomstig van de Heilige Geest, en hij was in staat om de woorden te spreken die de Heilige Geest wilde zeggen. Waarom is de identiteit van Johannes anders dan die van Jezus?” De woorden die door Jezus werden gesproken konden God volledig representeren en representeerden volledig het werk van God. Wat Johannes zag was een visioen en hij was niet in staat om het werk van God volledig te representeren. Hoe kan het dat Johannes, Petrus en Paulus vele woorden spraken – net als Jezus – maar niet dezelfde identiteit hadden als Jezus? Dat is vooral omdat het werk dat zij deden verschillend was. Jezus representeerde de Geest van God en was de Geest van God rechtstreeks aan het werk. Hij deed het werk van een nieuwe tijd, het werk dat niemand eerder had gedaan. Hij opende een nieuwe weg, Hij representeerde Jehova en Hij representeerde God Zelf. Terwijl Petrus, Paulus en David, ongeacht hoe ze genoemd werden, slechts de identiteit van een schepsel van God representeerden, en werden gezonden door Jezus of Jehova. Dus hoe veel werk ze ook deden, hoe groot de wonderen die ze deden ook waren, ze waren uiteindelijk slechts schepselen van God en niet in staat om de Geest van God te representeren. Zij werkten in de naam van God of na gezonden te zijn door God. Bovendien werkten zij in de tijdperken die was begonnen door Jezus of Jehova en het werk dat zij deden stond niet los. Zij waren uiteindelijk slechts schepselen van God.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Over titels en identiteit

323. In het Tijdperk van Genade heeft Jezus ook veel gesproken en veel werk verricht. Waarin verschilde Hij van Jesaja? Waarin verschilde Hij van Daniël? Was Hij een profeet? Waarom wordt er gezegd dat Hij Christus is? Wat zijn de verschillen tussen hen? Het waren allemaal mannen die woorden spraken, en voor de mens leken hun woorden min of meer hetzelfde. Ze spraken allemaal en verrichtten werk. De profeten van het Oude Testament verkondigden profetieën en Jezus kon dat eender doen. Waarom is dat? Het onderscheid is gebaseerd op de aard van het werk. Om dit duidelijk te zien, kun je de aard van het vlees niet in beschouwing nemen en moet je ook niet de diepte of oppervlakkigheid van hun woorden in beschouwing nemen. Je moet altijd eerst hun werk en de effecten van hun werk op de mens in beschouwing nemen. De profetieën die destijds door de profeten werden uitgesproken voorzagen niet in het leven van de mens, en de boodschappen die ontvangen werden door mensen als Jesaja en Daniël waren slechts profetieën en niet de levensweg. Zonder de rechtstreekse openbaring van Jehova had geen van hen dat werk kunnen doen, wat onmogelijk is voor stervelingen. Ook Jezus sprak veel, maar zulke woorden waren de levensweg waardoor de mens een weg naar het praktiseren kon vinden. Dat wil zeggen: allereerst kon Hij voorzien in het leven van de mens, want Jezus is leven; ten tweede kon Hij de afwijkingen van de mens omkeren; ten derde kon Zijn werk dat van Jehova opvolgen om het tijdperk voort te zetten; ten vierde kon Hij de innerlijke behoeften van de mens bevatten en begrijpen wat de mens tekortkomt; ten vijfde kon Hij een nieuw tijdperk inluiden en het vorige afsluiten. Daarom wordt Hij God en Christus genoemd. Hij is niet alleen anders dan Jesaja, maar ook anders dan alle andere profeten. Neem Jesaja als vergelijking voor het werk van de profeten. Ten eerste kon hij niet in het leven van de mens voorzien; ten tweede kon hij geen nieuw tijdperk inluiden. Hij werkte onder het leiderschap van Jehova en niet om een nieuw tijdperk in te luiden. Ten derde, wat hij zelf sprak ging zijn eigen bevattingsvermogen te boven. Hij ontving openbaringen rechtstreeks van de Geest van God, en anderen zouden het niet begrepen hebben, zelfs als ze ernaar geluisterd hadden. Alleen al deze paar dingen zijn genoeg om te bewijzen dat zijn woorden niet meer waren dan profetieën, niet meer dan een aspect van het werk uitgevoerd namens Jehova. Hij kon echter Jehova niet helemaal vertegenwoordigen. Hij was Jehova’s dienaar, een werktuig van Jehova’s werk. Hij deed alleen werk in het Tijdperk van de Wet en binnen het bereik van Jehova’s werk; buiten het Tijdperk van de Wet deed hij geen werk. Het werk van Jezus was daarentegen anders. Hij overtrof het bereik van Jehova’s werk, Hij werkte als de vleesgeworden God en onderging kruisiging om heel de mensheid te verlossen. Dat wil zeggen, Hij deed nieuw werk, buiten het werk dat door Jehova was gedaan. Dit was het inluiden van een nieuw tijdperk. Een andere omstandigheid is dat Hij kon spreken over wat de mens niet kon bereiken. Zijn werk was werk binnen het management van God en had betrekking op heel de mensheid. Hij werkte niet in maar enkele mensen, en evenmin was het Zijn werk om een beperkt aantal mensen te leiden. Ten aanzien van de vraag hoe God vlees werd als een mens, hoe de Geest in die tijd openbaringen gaf, en hoe de Geest neerdaalde op een mens om het werk te doen, dat zijn zaken die de mens niet kan zien of kan aanraken. Het is volstrekt onmogelijk dat deze waarheden als bewijs dienen dat Hij de vleesgeworden God is. Het onderscheid kan daarom alleen gemaakt worden bij de woorden en het werk van God die voor de mens tastbaar zijn. Alleen dit is echt. Dit is omdat kwesties van de Geest voor jou niet zichtbaar zijn en omdat die alleen door God Zelf echt gekend worden, en zelfs Gods geïncarneerde vlees weet niet alles; je kunt alleen verifiëren of Hij God is uit het werk dat Hij gedaan heeft. Uit Zijn werk blijkt ten eerste dat Hij een nieuw tijdperk kan laten ingaan; en ten tweede dat Hij in het leven van de mens kan voorzien en de mens kan tonen welke weg hij moet volgen. Dit is genoeg om vast te stellen dat Hij God Zelf is. Op zijn minst kan het werk dat Hij doet de Geest van God helemaal vertegenwoordigen, en uit zulk werk blijkt dat de Geest van God in Hem is. Aangezien het werk dat uitgevoerd werd door de vleesgeworden God voornamelijk bedoeld was om een nieuw tijdperk in te luiden, nieuw werk te leiden en een nieuw rijk te ontsluiten, zijn deze paar omstandigheden op zich al voldoende om vast te stellen dat Hij God Zelf is. Dit onderscheidt Hem dus van Jesaja, Daniël en de andere grote profeten.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het verschil tussen de bediening van vleesgeworden God en de plicht van de mens

324. In het Tijdperk van Genade bereidde Johannes de weg voor Jezus. Hij kon niet het werk van God Zelf doen en vervulde slechts de taak van een mens. Johannes was wel de voorloper van de Heer, maar hij kon God niet vertegenwoordigen; hij was slechts een mens die door de Heilige Geest werd gebruikt. Na de doop van Jezus daalde de Heilige Geest als een duif op Hem neer. Hij begon toen Zijn werk, dat wil zeggen: Hij begon aan de bediening van Christus. Daarom nam Hij de identiteit van God aan, want Hij kwam van God. Hoe Zijn geloof hiervoor ook was – soms zwak misschien, of soms sterk – dat hoorde allemaal bij het normale mensenleven dat Hij leidde vóór Zijn bediening. Na Zijn doop (dat wil zeggen zalving), rustten de macht en de glorie van God meteen op Hem, en zo begon Hij aan Zijn bediening. Hij kon tekenen en wonderen verrichten, en Hij had macht en gezag, want Hij werkte direct namens God Zelf; Hij deed het werk van de Geest in Zijn plaats en verwoordde de stem van de Geest. Daarom was Hij God Zelf; dit staat buiten kijf. Johannes werd gebruikt door de Heilige Geest. Hij kon God niet vertegenwoordigen en het was voor hem ook niet mogelijk om God te vertegenwoordigen. Had hij dat willen doen, dan zou de Heilige Geest dat niet hebben toegestaan, want hij kon het werk niet doen dat God Zelf tot stand wilde brengen. Misschien was er veel in hem dat naar de wil van de mens was, of iets wat afweek; hij kon God nooit rechtstreeks vertegenwoordigen. Zijn fouten en tekortkomingen vertegenwoordigden alleen hemzelf, maar zijn werk vertegenwoordigde de Heilige Geest. Toch kun je niet zeggen dat hij in alles God vertegenwoordigde. Konden zijn afwijking en tekortkomingen God eveneens vertegenwoordigen? Fouten maken in het vertegenwoordigen van een mens is normaal, maar als iemand afwijkt in het vertegenwoordigen van God, zou dat God dan niet onteren? Zou dat geen godslastering tegen de Heilige Geest zijn? De Heilige Geest laat niet zomaar toe dat iemand de plaats van God inneemt, zelfs niet als hij door anderen wordt bejubeld. Als hij God niet is, zou hij op het einde niet standvastig kunnen blijven. De Heilige Geest laat niet toe dat een mens God naar eigen goeddunken vertegenwoordigt! Zo was het de Heilige Geest die tot Johannes getuigde en was het ook de Heilige Geest die hem openbaarde dat hij de weg voor Jezus moest bereiden, maar het werk van de Heilige Geest op hem was goed afgebakend. Alles wat Johannes moest doen, was de wegbereider zijn voor Jezus, om de weg voor Hem te bereiden. Dat wil zeggen: de Heilige Geest stond hem alleen bij in zijn werk om de weg te bereiden en stond hem alleen toe dat werk te doen – iets anders werd hem niet toegestaan. Johannes vertegenwoordigde Elia en hij vertegenwoordigde een profeet die de weg bereidde. De Heilige Geest stond hem daarin bij; zolang zijn werk het bereiden van de weg was, stond de Heilige Geest hem bij. Als hij echter had beweerd dat hij God Zelf was en gezegd dat hij was gekomen om het verlossingswerk te volbrengen, zou de Heilige Geest hem moeten bestraffen. Hoe belangrijk het werk van Johannes ook was, en ook al werd het door de Heilige Geest gesteund, zijn werk was wel afgebakend. De Heilige Geest verleende Zijn steun weliswaar aan zijn werk, maar de macht die hem toen gegeven werd, beperkte zich tot het bereiden van de weg. Hij kon geen enkel ander werk doen, want hij was slechts Johannes die de weg bereidde, niet Jezus. Het getuigenis van de Heilige Geest is dan ook belangrijk, maar het werk dat de Heilige Geest de mens toestaat om te doen, is nog crucialer. Had Johannes destijds geen onmiskenbaar getuigenis ontvangen? Was zijn werk ook niet belangrijk? Maar het werk dat hij deed, kon dat van Jezus niet overtreffen, want hij was slechts een man die door de Heilige Geest werd gebruikt en kon God niet rechtstreeks vertegenwoordigen, dus was het werk dat hij deed afgebakend. Nadat hij het werk had voltooid om de weg te bereiden, heeft de Heilige Geest zijn getuigenis niet langer gesteund, er volgde geen nieuw werk voor hem en hij verdween toen het werk van God Zelf begon.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (1)

325. Hoewel Johannes ook zei: “Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!” en hij eveneens het evangelie van het koninkrijk van de hemel predikte, ontwikkelde zijn werk zich niet verder en vormde het slechts een begin. Jezus, daarentegen, luidde een nieuw tijdperk in en sloot het oude tijdperk af, maar Hij vervulde tevens de wet van het Oude Testament. Het werk dat Hij deed, was groter dan dat van Johannes en bovendien kwam Hij om de hele mensheid te verlossen – Hij volbracht die fase van het werk. Johannes bereidde slechts de weg. Hoewel zijn werk belangrijk was, zijn woorden veel waren en de discipelen die hem volgden talrijk, bracht zijn werk de mensen alleen een nieuw begin. Mensen kregen van hem nooit leven, de weg of diepere waarheden, evenmin kregen mensen door hem inzicht in de wil van God. Johannes van een groot profeet (Elia) die baanbrekend werk deed voor Jezus’ werk en de uitverkorenen voorbereidde; hij was de voorloper van het Tijdperk van Genade. Dergelijk zaken zijn niet zomaar te onderscheiden aan hun normale menselijke verschijningen. Dit geldt nog meer aangezien Johannes’ werk best aanzienlijk was en bovendien door de Heilige Geest beloofd was en door de Heilige Geest werd gesteund. Gezien dit feit kan men alleen door het werk dat ze doen onderscheid maken tussen hun respectieve identiteit, want men kan iemands wezen niet aflezen aan zijn uiterlijke verschijning, noch kan de mens vaststellen wat het getuigenis van de Heilige Geest is. Het werk dat Johannes deed en het werk dat Jezus deed, waren niet hetzelfde en hadden zelfs een ander karakter. Hieruit kan men opmaken of hij God is of niet. Het werk van Jezus was initiëren, voortgaan, afronden en tot bloei brengen. Hij voerde deze stappen allemaal uit, terwijl het werk van Johannes slechts een begin maakte. In het begin verspreidde Jezus het evangelie en predikte Hij de weg van bekering, daarna doopte Hij mensen, genas Hij de zieken en wierp Hij demonen uit. Uiteindelijk verloste Hij de mensheid van zonde en voltooide Hij Zijn werk voor het hele tijdperk. Hij trok ook in elke plaats rond, predikte daarbij tot de mensen en verspreidde het evangelie van het koninkrijk van de hemel. In dit opzicht leken Hij en Johannes op elkaar, met het verschil dat Jezus een nieuw tijdperk inluidde en het Tijdperk van Genade voor de mens introduceerde. Uit Zijn mond kwam het woord over wat de mens in praktijk moest doen en de weg die de mens diende te volgen in het Tijdperk van Genade, en uiteindelijk volbracht Hij het verlossingswerk. Johannes had dit werk nooit kunnen uitvoeren. En dus was het Jezus die het werk van God Zelf deed, is Hij het die God Zelf is en Hij vertegenwoordigt God rechtstreeks.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (1)

326. De woorden en het werk van de profeten en van hen die door de Heilige Geest gebruikt werden, vervulden allemaal de plicht van de mens, voerden zijn functie als schepsel uit, en deden wat een mens hoort te doen. Maar de woorden en het werk van de vleesgeworden God waren bedoeld om Zijn bediening uit te dragen. Ook al was Zijn uiterlijke vorm die van een schepsel, Zijn werk was niet Zijn functie uitdragen, maar Zijn bediening. De term ‘plicht’ is van toepassing op schepselen, terwijl van ‘bediening’ wordt gesproken in verband met het vlees van de geïncarneerde God. Er bestaat een wezenlijk verschil tussen deze twee en ze zijn niet onderling verwisselbaar. Het werk van de mens bestaat slechts uit het vervullen van zijn plicht, terwijl het werk van God het beheren en uitdragen van Zijn bediening is. Dus, ook al werden er door de Heilige Geest veel apostelen gebruikt en waren veel profeten van Hem vervuld, hun werk en woorden waren alleen maar het vervullen van hun plicht als schepselen. Hoewel hun profetieën misschien hoger waren dan de weg van leven waarover de vleesgeworden God sprak, en misschien zelfs hun menselijkheid uitsteeg boven die van de vleesgeworden God, dan nog voerden ze hun plicht uit en vervulden ze niet hun bediening. De plicht van de mens verwijst naar de functie van de mens, en is voor de mens bereikbaar. Maar de bediening die door de vleesgeworden God wordt uitgevoerd, heeft te maken met Zijn management en is voor de mens onbereikbaar. Of de vleesgeworden God nu spreekt, werkt of wonderen verricht, Hij doet groot werk binnen Zijn management, en zulk werk kan niet in Zijn plaats door een mens worden gedaan. Het werk van de mens bestaat alleen uit het vervullen van zijn plicht als schepsel in enige fase van Gods managementwerk. Zonder Gods management, dat wil zeggen, als de bediening van de vleesgeworden God verloren zou gaan, zou ook de plicht van een schepsel verloren gaan. Gods werk in het uitvoeren van Zijn bediening bestaat uit het beheren van de mens, terwijl de mens die zijn plicht vervult, zijn verplichtingen nakomt om aan de eisen van de Schepper te voldoen, en dat kan op geen enkele manier opgevat worden als het uitdragen van iemands bediening. Voor de intrinsieke essentie van God, dat wil zeggen, Zijn Geest, is het werk van God Zijn management, maar voor de vleesgeworden God, die het uiterlijk van een schepsel heeft, is Zijn werk het uitdragen van Zijn bediening. Wat voor werk Hij ook doet, het is om Zijn bediening uit te dragen, en de mens kan alleen maar zijn best doen binnen het kader van Zijn management en onder Zijn leiderschap.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het verschil tussen de bediening van vleesgeworden God en de plicht van de mens

327. Gods werk is tenslotte anders dan het werk van de mens, en bovendien hoe zouden Zijn uitdrukkingen hetzelfde kunnen zijn als die van hen? God heeft Zijn eigen bijzondere gezindheid, terwijl de mens plichten heeft die hij dient te vervullen. Gods gezindheid komt tot uitdrukking in Zijn werk, terwijl de plicht van de mens vorm krijgt in de ervaringen van de mens en wordt uitgedrukt in het streven van de mens. Daarom wordt het duidelijk door middel van het werk dat wordt gedaan of iets een uitdrukking is van God of van de mens. Het hoeft niet door God Zelf uitgelegd te worden, noch is het nodig dat de mens streeft naar het afleggen van getuigenissen. God Zelf hoeft niemand te beteugelen. Dit komt allemaal als een natuurlijke openbaring; het is niet opgelegd noch is het iets waarbij de mens kan ingrijpen. De plicht van de mens kan worden herkend aan zijn ervaringen en hij hoeft daar geen extra ervaringsgericht werk voor te verrichten. De hele essentie van de mensen kan aan het licht komen wanneer zij hun plicht vervullen, terwijl God Zijn eigenlijke gezindheid uitdrukt tijdens de uitvoering van Zijn werk. Als het mensenwerk is, kan dat niet verdoezeld worden. Als het Gods werk is, dan is het nog onmogelijker dat iemand Gods gezindheid verbergt, laat staan dat de mens er enige zeggenschap over heeft. Van niemand kan worden gezegd dat hij God is, en niemands werk en woorden kunnen worden gezien als heilig of onveranderbaar. Van God kan worden gezegd dat Hij menselijk is, omdat Hij Zichzelf in het vlees heeft gekleed, maar Zijn werk kan niet als het werk of de plicht van de mens worden beschouwd. Evenmin kunnen de uitspraken van God worden gelijkgesteld aan de brieven van Paulus, of kun je in gelijke termen spreken over het oordeel en de tuchtiging van God en de woorden van instructie van de mens. Er zijn dus principes waarmee je het werk van God en het werk van de mens kunt onderscheiden. Ze onderscheiden zich naar hun essentie, niet naar de reikwijdte of tijdelijke doelmatigheid van het werk. Over dit onderwerp maken de meeste mensen principiële vergissingen. Dit komt doordat de mens naar de buitenkant kijkt, die ze kunnen bereiken, terwijl God naar de essentie kijkt die niet door de fysieke ogen van de mens kan worden waargenomen. Als je Gods woorden en werk als de plicht van een gemiddeld mens beschouwt, en het omvangrijke werk van de mens eerder ziet als het werk van de in het vlees geklede God dan als de plicht die de mens vervult, maak je dan geen principiële vergissing? Brieven en biografieën van de mens zijn makkelijk te schrijven, maar alleen op basis van het werk van de Heilige Geest. Maar de uitspraken en het werk van God kunnen niet makkelijk door de mens tot stand worden gebracht of bereikt door menselijke wijsheid en denken. Ook kunnen mensen ze niet grondig verklaren nadat ze deze hebben onderzocht. Als deze principiële kwesties geen reactie in jullie oproepen, dan is jullie geloof kennelijk niet erg waar of verfijnd. Er kan alleen worden gezegd dat jullie geloof vol vaagheid is en zowel verward als zonder principes. Wanneer jullie zelfs de meest essentiële basiskwesties van God en de mens niet begrijpen, is dit soort geloof dan niet een geloof dat het aan iedere ontvankelijkheid ontbreekt?

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Waar sta jij ten aanzien van de dertien brieven?

328. Jullie moeten weten hoe je Gods werk onderscheidt van het werk van de mens. Wat kan je zien uit het werk van de mens? Er zijn een hoop elementen van de ervaring van de mens in het werk van de mens; wat een mens uitdrukt is wat hij is. Gods eigen werk uit ook wat Hij is, maar wat Hij is, is verschillend van wat de mens is. Wat de mens is, vertegenwoordigt de ervaring en het leven van de mens (wat de mens ervaart of tegenkomt in zijn leven, of filosofieën die hij heeft om volgens te leven). Mensen die in verschillende omgevingen leven, drukken verschillende wezens uit. Of je wel of geen sociale ervaringen hebt en hoe je daadwerkelijk leeft en dingen ervaart in je familie kan worden gezien in wat je uitdrukt, hoewel je niet kan zien aan het werk van de geïncarneerde God of Hij wel of geen sociale ervaringen heeft. Hij is Zich wel bewust van de essentie van de mens, Hij kan alle soorten praktijken openbaren met betrekking tot alle soorten mensen. Hij is zelfs nog beter in het openbaren van menselijke verdorven gezindheden en rebels gedrag. Hij leeft niet onder de wereldse mensen, maar Hij is Zich bewust van de aard van de stervelingen en alle verdorvenheden in de wereldse mensen. Dit is wat Hij is. Hoewel hij zich niet inlaat met de wereld, kent hij de regels van omgang met de wereld, omdat Hij volledig de menselijke aard begrijpt. Hij weet van het werk van de Geest dat het mensenoog niet kan zien en mensenoren niet kunnen horen, zowel vandaag als in het verleden. Hier hoort wijsheid bij die niet een filosofie is om volgens te leven, evenals wonderen die voor mensen te moeilijk zijn om te bevatten. Dit is wat Hij is, onthuld aan mensen en ook verborgen voor mensen. Wat Hij uitdrukt is niet wat een buitengewoon persoon is, maar de innerlijke eigenschappen en het wezen van de Geest. Hij reist niet over de wereld, maar Hij weet alles erover. Hij legt contact met de ‘mensachtigen’ die geen kennis of inzicht hebben, maar Hij uit woorden die hoger zijn dan kennis en vooraanstaande mensen te boven gaan. Hij leeft onder een groep onnozele, afgestompte mensen die geen menselijkheid bezitten en die de menselijke conventies en levens niet begrijpen, maar Hij kan de mensheid vragen uit normale menselijkheid te leven, terwijl Hij tegelijkertijd de minderwaardige en lage menselijkheid van de mensheid openbaart. Dit alles is wat Hij is, hoger dan enig persoon van vlees en bloed is. Voor Hem is het niet nodig om een gecompliceerd, omslachtig en smerig sociaal leven te ervaren om het werk te doen dat Hij moet doen en de essentie van de verdorven mensheid volledig te onthullen. Het smerige sociale leven is niet goed voor Zijn vlees. Zijn werk en woorden onthullen de ongehoorzaamheid van de mens alleen maar en bieden de mens geen ervaring en lessen om met de wereld om te gaan. Hij hoeft de maatschappij of het gezin van de mens niet te onderzoeken wanneer hij de mens van leven voorziet. Het blootstellen en oordelen van de mens is niet een uitdrukking van de ervaringen van Zijn vlees; het is bedoeld om de ongerechtigheid van de mens te openbaren na al lange tijd de ongehoorzaamheid van de mens te kennen en de verdorvenheid van de mensheid te verafschuwen. Het werk dat Hij doet is allemaal bedoeld om Zijn gezindheid aan de mens te openbaren en Zijn wezen uit te drukken. Alleen Hij kan dit werk doen, het is niet iets dat een persoon van vlees en bloed zou kunnen bereiken.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

329. God wordt alleen vlees om het tijdperk te leiden en nieuw werk in gang te zetten. Het is noodzakelijk dat jullie dit punt begrijpen. Dit is heel anders dan de functie van de mens en die twee zijn niet in één adem te noemen. De mens moet over een lange periode worden gevormd en vervolmaakt voordat hij kan worden gebruikt om werk uit te voeren, en de daarvoor benodigde menselijkheid is van een bijzonder hoge orde. Niet alleen moet de mens in staat zijn om het gezonde verstand van normale menselijkheid te onderhouden, maar hij moet daarnaast ook veel van de principes en regels begrijpen die ten grondslag liggen aan zijn gedrag met betrekking tot anderen, en hij moet zich bovendien nog meer verdiepen in studie van de wijsheid en ethische kennis van de mens. Hiermee dient de mens te zijn uitgerust. Dit is echter niet zo voor de vleesgeworden God, want Zijn werk vertegenwoordigt niet de mens en is ook niet het werk van de mens; het is veeleer een directe uitdrukking van Zijn wezen en een directe implementatie van het werk dat Hij behoort te doen. (Zijn werk wordt uiteraard op de juiste tijd uitgevoerd, niet nonchalant en zomaar willekeurig, en vangt aan wanneer het tijd is om Zijn bediening te vervullen.) Hij neemt niet deel aan het leven van de mens of het werk van de mens, dat wil zeggen, Zijn menselijkheid is hier niet van voorzien (hoewel dit Zijn werk niet belemmert). Hij vervult alleen Zijn bediening wanneer het voor Hem de tijd is om dat te doen; wat Zijn status ook is, Hij gaat gewoon voort met het werk dat Hij behoort te doen. Wat de mens ook over Hem weet en wat de mens ook over Hem denkt, heeft geen enkele invloed op Zijn werk.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (3)

330. Het werk dat God doet, vertegenwoordigt niet de ervaring van Zijn vlees; het werk dat de mens doet vertegenwoordigt de ervaringen van de mens. Iedereen spreekt over zijn persoonlijke ervaring. God kan de waarheid direct uitdrukken, terwijl een mens enkel de bijbehorende ervaringen kan uitdrukken, nadat hij de waarheid heeft ervaren. Gods werk heeft geen regels en is niet onderworpen aan beperkingen van tijd of plaats. Hij kan uitdrukken wat Hij is op elk gegeven moment en overal. Hij werkt zoals Hij dat wil. Het werk van de mens heeft voorwaarden en context; anders is hij niet in staat om te werken en kan hij zijn kennis van God of zijn ervaring van de waarheid niet uitdrukken. Je moet gewoon hun onderlinge verschillen met elkaar vergelijken om te kunnen zeggen of het Gods eigen werk is of het werk van de mens. Als er geen werk wordt gedaan door God Zelf en er enkel werk van de mens is, zal je gewoonweg weten dat de onderwijzingen van de mens hoog zijn en verder gaan dan de capaciteit van ieder ander; hun toon van spreken, hun principes in hoe je dingen aanpakt en hun ervaren en stabiele manier van werken gaan verder dan anderen kunnen bereiken. Jullie zullen deze mensen van hoge menselijkheid bewonderen, maar je kan niet uit Gods werk en woorden zien hoe hoog Zijn menselijkheid is. In plaats daarvan is Hij gewoon en bij het werken is Hij normaal en echt, maar ook onmetelijk voor stervelingen, waardoor mensen een bepaalde eerbied voor Hem voelen. Misschien is de ervaring van de persoon in zijn werk bijzonder hoog, of zijn zijn inbeeldingsvermogen en beredenering bijzonder hoog en is zijn menselijkheid bijzonder goed; zij kunnen enkel de bewondering van mensen winnen, maar zij kunnen niet hun vrees en ontzag opwekken. Alle mensen bewonderen hen die in staat zijn om te werken en die bijzonder diepe ervaring hebben en de waarheid in praktijk kunnen brengen, maar ze kunnen nooit ontzag ontlokken, enkel bewondering en afgunst. Maar mensen die Gods werk hebben ervaren bewonderen God niet, in plaats daarvan voelen ze dat Zijn werk verder reikt dan een mens kan bevatten en dat het fris en wonderbaarlijk is. Wanneer mensen Gods werk ervaren is hun eerste kennis van Hem dat Hij niet te bevatten is, wijs en wonderbaarlijk, en dat zij onbewust ontzag voor Hem hebben en het mysterie voelen van het werk dan Hij doet, wat verder reikt dan het menselijke verstand. Mensen willen gewoon in staat zijn om aan Zijn eisen te voldoen, om Zijn verlangens te vervullen; ze willen Hem niet overtreffen, omdat het werk dat Hij doet verder gaat dan een mens kan bedenken of zich kan inbeelden en dat het niet in Zijn plaats door een mens kan worden gedaan. Zelfs de mens zelf kent zijn eigen tekortkomingen niet, terwijl Hij een nieuw pad heeft geopend en is gekomen om de mens in een nieuwere en mooiere wereld te brengen, zodat de mensheid nieuwe vooruitgang zal boeken en een nieuwe start zou krijgen. Wat mensen voor God voelen is niet bewondering, of liever, niet bewondering alleen. Hun diepste ervaring is ontzag en liefde. Hun gevoel is dat God inderdaad wonderbaarlijk is. Hij doet werk dat de mens niet kan doen, Hij zegt dingen die de mens niet kan zeggen. Mensen die Zijn werk hebben ervaren, ervaren altijd een onbeschrijfelijk gevoel. Mensen met diepere ervaringen, hebben God met name lief. Ze voelen Zijn schoonheid voortdurend en voelen dat Zijn werk zo wijs en wonderbaarlijk is en dit wekt onder hen weer kracht op. Het is niet angst of incidentele liefde en respect, maar een diep gevoel van Gods barmhartigheid en tolerantie jegens de mens. Maar de mensen die Zijn tuchtiging en oordeel hebben ervaren voelen dat Hij majesteitelijk en onbeledigbaar is. Zelfs mensen die veel van Zijn werk hebben ervaren zijn niet in staat om Hem te bevatten; alle mensen die Hem werkelijk vereren, weten dat Zijn werk niet in overeenstemming is met de opvattingen van de mens, maar dat het altijd tegen hun opvattingen ingaat. Hij heeft niet nodig dat mensen volledige bewondering hebben of de indruk wekken dat zij zich aan Hem onderwerpen, maar liever heeft Hij oprechte eerbied en werkelijke onderwerping. In zo veel van Zijn werk, voelt iedereen met echte ervaring eerbied voor Hem, die hoger is dan bewondering. Mensen hebben Zijn gezindheid gezien, als gevolg van Zijn werk van tuchtiging en oordeel, en vereren Hem daarom in hun hart. God dient vereerd en gehoorzaamd te worden, omdat Zijn wezen en Zijn gezindheid niet hetzelfde zijn als die van een schepsel, en zij verder gaan dan die van een schepsel. God is op Zichzelf staand, blijft altijd bestaan, Hij is een niet-geschapen wezen en Hij alleen is alle eerbied en onderwerping waardig; de mens is hier niet voor gekwalificeerd.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods werk en het werk van de mens

Vorige: 8. Woorden over het kennen van Gods werk

Volgende: 10. Woorden over hoe de werkelijkheid van de waarheid binnen te gaan in iemands geloof in God

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek

Neem contact op via Messenger