God kennen 3

Dagelijkse woorden van God Fragment 83

God gebruikt woorden om alle dingen te creëren

Gen. 1:3-5 God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.

Gen. 1:6-7 God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven.

Gen. 1:9-11 God zei: ‘Het water onder de hemel moet naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt.’ En zo gebeurde het. Het droge noemde hij aarde, het samengestroomde water noemde hij zee. En God zag dat het goed was. God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde het.

Gen. 1:14-15 God zei: ‘Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, en ze moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’ En zo gebeurde het.

Gen. 1:20-21 God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was.

Gen. 1:24-25 God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. God maakte alle soorten in het wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was.

Op de eerste dag zijn de dag en nacht van de mensheid geboren en ze stonden vast dankzij het gezag van God

Laten we naar de eerste passage kijken: “God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag” (Gen. 1:3-5). Deze passage beschrijft Gods eerste daad aan het begin van de schepping en de eerste dag die God doorbracht waarin er een avond en een ochtend was. Maar het was een buitengewone dag: God begon het licht voor alle dingen voor te bereiden en scheidde bovendien het licht van de duisternis. Op deze dag begon God te spreken en Zijn woorden en gezag stonden zij aan zij. Zijn gezag werd zichtbaar in alle dingen, en Zijn kracht verspreidde zich over alle dingen als het resultaat van Zijn woorden. Vanaf deze dag werden alle dingen gevormd en stonden ze vast vanwege de woorden van God, het gezag van God en de kracht van God, en ze begonnen te functioneren dankzij de woorden van God, het gezag van God en de kracht van God. Toen God de woorden sprak “Er moet licht komen”, was er licht. God was niet begonnen aan een project; het licht was verschenen als resultaat van Zijn woorden. Dit was het licht dat God dag noemde, waarvan de mens vandaag nog steeds afhankelijk is in zijn bestaan. Op bevel van God is het wezen en de waarde van het licht nooit veranderd en nooit verdwenen. Het bestaan ervan toont het gezag en de kracht van God, en verkondigt het bestaan van de Schepper, en het bevestigt keer op keer de identiteit en de status van de Schepper. Het is niet ongrijpbaar of denkbeeldig, maar het is echt licht dat door de mens kan worden gezien. Vanaf die tijd, in deze lege wereld – “De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed” – werd het eerste materiële ding geschapen. Dit ding kwam voort uit de woorden uit de mond van God en verscheen als de eerste daad van de schepping van alle dingen door het gezag en de uitspraken van God. Kort daarna beval God de scheiding van licht en duisternis … Alles veranderde en werd voltooid door de woorden van God … God noemde dit licht ‘Dag’ en de duisternis noemde Hij ‘Nacht’. Vanaf dat moment waren de eerste avond en de eerste ochtend gemaakt in de wereld die God wilde scheppen en God zei dat dit de eerste dag was. Deze dag was de de eerste dag van de schepping van alle dingen door de Schepper, en was het begin van de schepping van alle dingen en het was de eerste keer dat het gezag en de kracht van de Schepper in deze wereld die Hij had geschapen werden geopenbaard.

Door deze woorden kan de mens het gezag van God aanschouwen en het gezag van Gods woorden en de kracht van God. Omdat alleen God deze macht bezit, heeft alleen God dit gezag en omdat God dit gezag bezit, heeft alleen God deze kracht. Kan een mens of ding een dergelijk gezag en kracht bezitten als deze? Is er een antwoord in jullie harten? Afgezien van God, heeft enig geschapen of niet-geschapen wezen dit gezag? Hebben jullie ooit een voorbeeld van zoiets gezien in andere boeken of publicaties? Staat er ergens beschreven dat iemand de hemel en de aarde en alle dingen schiep? Het staat niet in andere boeken of documenten beschreven; dit zijn natuurlijk de enige gezaghebbende en krachtige woorden over Gods prachtige schepping van de wereld, die zijn opgenomen in de Bijbel en deze woorden spreken van het unieke gezag van God en de unieke identiteit van God. Kan een dergelijk gezag en kracht de unieke identiteit van God symboliseren? Kun je zeggen dat God en God alleen deze bezit? Zonder enige twijfel heeft alleen God Zelf dit gezag en deze kracht! Dit gezag en deze kracht kunnen niet worden bezeten of vervangen door een geschapen of niet-geschapen wezen! Is dit een van de kenmerken van de unieke God Zelf? Zijn jullie hiervan getuige geweest? Deze woorden laten mensen snel en duidelijk begrijpen dat God uniek gezag en unieke kracht bezit, en dat Hij de allerhoogste identiteit en status bezit. Als jullie naar de communicatie kijken die hier beschreven is, kunnen jullie dan zeggen dat de God waarin jullie geloven de unieke God Zelf is?

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 84

Op de tweede dag, regelt Gods gezag de wateren en maakt het gewelf en een ruimte voor de meest elementaire menselijke overleving verschijnt

“God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven” (Gen. 1:6-7). Welke veranderingen deden zich voor nadat God zei “Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt”? In de Bijbel staat: “God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven.” Wat was het resultaat nadat God had gesproken en dit had gedaan? Het antwoord ligt in het laatste deel van dit gedeelte: “En zo gebeurde het.”

Deze twee korte zinnen beschrijven een magnifieke gebeurtenis en beschrijven een prachtig tafereel − de geweldige onderneming waarbij God de wateren bestuurde en een ruimte schiep waarin de mens kon bestaan …

In dit beeld verschijnen de wateren en het gewelf in een oogwenk voor de ogen van God en worden ze verdeeld door het gezag van Gods woorden en gescheiden in een boven en beneden op de manier die door God is aangewezen. Dat wil zeggen, het door God geschapen gewelf bedekte niet alleen de wateren beneden, maar ondersteunde ook de wateren boven … Hier kan de mens niets anders dan staren, met stomheid geslagen en naar adem snakkend van bewondering voor de macht van Zijn gezag en de pracht van de scène waarin de Schepper de wateren verplaatste, de wateren beval, het gewelf schiep. Door de woorden van God en de kracht van God en het gezag van God, heeft God weer een grote prestatie geleverd. Is dit niet de macht van het gezag van de Schepper? Laten we de Schrift gebruiken om de daden van God uit te leggen: God sprak Zijn woorden en door deze woorden van God was er een gewelf te midden van de wateren. Tegelijkertijd vond er een enorme verandering plaats in deze ruimte door deze woorden van God en het was geen gewone verandering, maar een soort verandering waardoor niets iets werd. Het werd geboren uit de gedachten van de Schepper en werd iets uit het niets door de woorden gesproken door de Schepper en verder zou het vanaf dit punt bestaan en zo blijven, omwille van de Schepper en het zou verschuiven, veranderen en vernieuwen in overeenstemming met de gedachten van de Schepper. Deze passage beschrijft de tweede daad van de Schepper in Zijn schepping van de hele wereld. Het was weer een uitdrukking van het gezag en de kracht van de Schepper en het was weer een baanbrekende onderneming door de Schepper. Deze dag was de tweede dag die de Schepper doorbracht sinds de grondlegging van de wereld en het was weer een prachtige dag voor Hem: Hij wandelde in het licht, Hij bracht het gewelf aan, Hij arrangeerde en bestuurde de wateren en Zijn daden, Zijn gezag, en Zijn kracht werden in de nieuwe dag aan het werk gezet …

Was er gewelf in het midden van de wateren voordat God Zijn woorden uitsprak? Natuurlijk niet! En hoe was het nadat God zei: “Er moet midden in het water een gewelf komen”? De dingen die God had bedoeld, verschenen; er was gewelf in het midden van de wateren en de wateren scheidden omdat God zei “dat de watermassa’s van elkaar scheidt.” Op deze manier, door de woorden van God, verschenen er twee nieuwe objecten, twee nieuwgeboren dingen temidden van alle dingen als gevolg van het gezag en de kracht van God. En wat vinden jullie van de verschijning van deze twee nieuwe dingen? Voelen jullie de grootsheid van de kracht van de Schepper? Voelen jullie de unieke en buitengewone macht van de Schepper? De grootsheid van een dergelijke macht en kracht is te danken aan het gezag van God en dit gezag is een weergave van God Zelf en een unieke eigenschap van God Zelf.

Heeft deze passage jullie weer een diepgaand besef gegeven van het unieke karakter van God? Maar dit is nog lang niet genoeg; het gezag en de kracht van de Schepper gaan veel verder dan dit. Hij is niet alleen uniek omdat Hij van een wezen is dat anders is dan van enig ander schepsel, maar ook omdat Zijn gezag en kracht buitengewoon zijn, onbegrensd, en alles overtreffen en overal boven staan, en bovendien, omdat Zijn gezag en wat Hij heeft en is, leven kan scheppen en wonderen voortbrengen en Hij kan elke spectaculaire en buitengewone minuut en seconde creëren en op hetzelfde moment is Hij in staat om het leven dat Hij schept te regeren en soevereiniteit te behouden over de wonderen en elke minuut en seconde die Hij creëert.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 85

Op de derde dag laten de woorden van God de aarde en de zeeën geboren worden en het gezag van God zorgt ervoor dat de wereld vol leven is

De eerste zin van Genesis 1:9-11: “God zei: ‘Het water onder de hemel moet naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt.’” Welke veranderingen deden zich voor nadat God simpelweg gezegd had: “Het water onder de hemel moet naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt”? En wat was er in deze ruimte afgezien van het licht en het hemelgewelf? In de Schrift staat geschreven: “Het droge noemde hij aarde, het samengestroomde water noemde hij zee. En God zag dat het goed was.” Dat wil zeggen, er waren nu land en zeeën in deze ruimte en het land en de zeeën waren gescheiden. De verschijning van deze nieuwe dingen kwam voort uit het gebod gesproken door God, “En zo gebeurde het.” Beschrijft de Schrift God die druk bezig is terwijl Hij dit aan het doen was? Beschrijft de Schrift Hem als iemand die fysieke arbeid verricht? Hoe werd dit alles dus door God gedaan? Hoe zorgde God ervoor dat deze nieuwe dingen werden geschapen? Het is duidelijk dat God woorden gebruikte om dit alles te bereiken, om het geheel te scheppen.

………

Laten we doorgaan naar de laatste zin van deze passage: “God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde het.” Terwijl God sprak, kwamen al deze dingen tot stand als gevolg van de gedachten van God en in een oogwenk kwam er een heel assortiment van delicate kleine levensvormen onvast uit de grond omhoog, en nog voordat ze zelfs de stukjes vuil van hun lichaampjes hadden geschud, zwaaiden ze enthousiast naar elkaar, ze groetten elkaar en knikten en glimlachten naar de wereld. Ze bedankten de Schepper voor het leven dat Hij aan hen schonk en verkondigden aan de wereld dat zij een onderdeel van alle dingen waren, en dat zij elk hun leven zouden wijden om het gezag van de Schepper te laten zien. Terwijl de woorden van God werden gesproken, werd het land weelderig en groen, allerlei soorten planten waarvan de mens kon genieten, spruitten uit de grond, en de bergen en de vlakten werden dichtbevolkt door bomen en bossen. … Deze kale wereld, waarin geen spoor van leven was geweest, werd snel bedekt door een overvloed aan gras, planten en bomen en overstroomd met groen. … De geur van gras en het aroma van de grond verspreidden zich via de lucht, en een scala aan planten begon te ademen en gelijk met de luchtcirculatie was hun groeiproces begonnen. Tegelijkertijd begonnen de planten, dankzij de woorden van God en als gevolg van de gedachten van God, met de eeuwige levenscycli waarin ze groeien, bloeien, vrucht dragen en zich vermenigvuldigen. Ze volgden strikt hun respectieve levensloop en namen hun respectieve rol in tussen alle dingen. … Ze werden allemaal geboren en leefden als gevolg van de woorden van de Schepper. Ze zouden onophoudelijk hun voeding en alles wat ze nodig hadden van de Schepper ontvangen en ze zouden altijd hardnekkig in elke hoek van het land overleven om het gezag en de kracht van de Schepper te laten zien en ze zouden altijd de levenskracht laten zien die hun door de Schepper werd geschonken. …

Het leven van de Schepper is buitengewoon, Zijn gedachten zijn buitengewoon en Zijn gezag is buitengewoon, dus, toen Zijn woorden werden uitgesproken, was het uiteindelijke resultaat “En zo gebeurde het.” Het is duidelijk dat God niet met Zijn handen hoeft te werken wanneer Hij iets doet; Hij gebruikt slechts Zijn gedachten en Zijn woorden om te bevelen, en op deze manier worden dingen tot stand gebracht. Op deze dag verzamelde God de wateren en gaf Hij ze hun plaats, Hij liet het droge land verschijnen, waarna God gras schiep dat uit het land ontsproot en er groeiden planten die zaden opleverden en bomen die vruchten droegen en God deelde ze elk naar soort in en zorgde ervoor dat elk zijn eigen zaad bevatte. Dit alles werd gerealiseerd als gevolg van de gedachten van God en het gebod van de woorden van God en ze verschenen allemaal na elkaar in deze nieuwe wereld.

Toen Hij Zijn werk nog moest beginnen, had God al een beeld in Zijn geest van wat Hij van plan was te bereiken en toen God aan het werk ging om deze dingen voort te brengen, opende God ook Zijn mond om te spreken over de inhoud van dit beeld en begon er van alles te veranderen, dankzij het gezag en de kracht van God. Ongeacht hoe God het deed, of Zijn gezag uitoefende, alles werd stap voor stap geschapen volgens Gods plan en door middel van de woorden van God en stap voor stap kwamen er veranderingen tussen hemel en aarde door de woorden en het gezag van God. Al deze veranderingen en gebeurtenissen toonden het gezag van de Schepper en het buitengewone en de grootsheid van de kracht van het leven van de Schepper. Zijn gedachten zijn geen eenvoudige ideeën, of lege beelden, maar een gezag dat beschikt over een vitaliteit en een buitengewone energie en ze hebben de kracht om te zorgen dat alle dingen veranderen, opnieuw levend worden, vernieuwen en vergaan. Om deze reden werken alle dingen door Zijn gedachten en tegelijkertijd worden ze verwezenlijkt door de woorden uit Zijn mond. …

Voordat alle dingen tevoorschijn kwamen, was er in de gedachten van God al lang geleden een compleet plan gevormd en was er al lang geleden een nieuwe wereld verwezenlijkt. Hoewel er op de derde dag allerlei planten op het land verschenen, had God geen reden om met het scheppen van deze wereld te stoppen; Hij was van plan Zijn woorden te blijven spreken en door te gaan met het scheppen van alle nieuwe dingen. Hij wilde spreken, Zijn geboden uitspreken en Zijn gezag uitoefenen en Zijn macht tonen en Hij bereidde alles voor wat Hij gepland had om voor te bereiden voor alle dingen en de mensheid die Hij wilde creëren. …

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 86

Op de vierde dag komen de seizoenen, dagen en jaren van de mensheid tot leven als God nogmaals Zijn gezag uitoefent

De Schepper gebruikte Zijn woorden om Zijn plan te volbrengen en op deze manier bracht Hij de eerste drie dagen van Zijn plan door. Gedurende deze drie dagen was God niet hard bezig, noch putte Hij Zichzelf uit, integendeel, Hij bracht de prachtige eerste drie dagen van Zijn plan door en bracht de grote onderneming van de radicale transformatie van de wereld tot stand. Er verscheen een gloednieuwe wereld voor Zijn ogen en stukje bij beetje werd het prachtige beeld dat was verzegeld in Zijn gedachten uiteindelijk onthuld in de woorden van God. Het verschijnen van elk nieuw ding leek op de geboorte van een pasgeboren baby en de Schepper had plezier in het beeld dat ooit in Zijn gedachten was geweest, maar dat nu tot leven was gewekt. Op dit moment was Zijn hart al enigszins tevreden, maar Zijn plan was nog maar net begonnen. In een oogwenk was er een nieuwe dag aangebroken – en wat was de volgende pagina in het plan van de Schepper? Wat zei Hij? En hoe oefende Hij Zijn gezag uit? En welke nieuwe dingen kwamen er tegelijkertijd in deze nieuwe wereld? In overeenstemming met de leiding van de Schepper valt onze blik op de vierde dag van Gods schepping van alle dingen, een dag die alweer een nieuw begin was. Natuurlijk was het voor de Schepper ongetwijfeld nog een prachtige dag en een nieuwe dag van het grootste belang voor de mensheid van vandaag. Het was natuurlijk een dag van onschatbare waarde. In welk opzicht was deze dag geweldig, in welk opzicht zo belangrijk en van onschatbare waarde? Laten we eerst luisteren naar de woorden die door de Schepper werden gesproken. …

“God zei: ‘Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, en ze moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’” (Gen. 1:14-15). Dit was weer een uitoefening van Gods gezag die werd getoond door de wezens die Zijn schepping van droog land en de planten daarop opvolgden. Voor God was zo’n daad even gemakkelijk als wat Hij al had verricht, omdat God zoveel macht heeft; God houdt Zich aan Zijn woord, en Zijn woord zal volbracht worden. God beval dat er lichten aan de hemel zouden verschijnen en deze lichten schenen niet alleen in de lucht en op de aarde, maar dienden ook als tekenen voor dag en nacht, voor de seizoenen, dagen en jaren. Op deze manier, terwijl God Zijn woorden uitsprak, werd elke daad die God wilde bereiken vervuld volgens de betekenis van God en op de manier waarop God het had bepaald.

De lichten aan de hemel zijn van een materie in de lucht die licht kan uitstralen; ze kunnen de lucht verlichten en het land en de zeeën verlichten. Ze draaien volgens het ritme en de frequentie die door God werd verordend en verlichten verschillende tijdsperioden op het land en op die manier zorgt de omloop van het licht voor dag en nacht van het oosten tot het westen van het land en zijn het niet alleen tekenen voor dag en nacht, maar door deze verschillende cycli markeren ze ook de feesten en verschillende speciale dagen van de mensheid. Ze vormen de perfecte aanvulling en begeleiding van de vier seizoenen − lente, zomer, herfst en winter − afgekondigd door God, waarbij de lichten op harmonieuze wijze dienen als regelmatige en nauwkeurige tekens voor de maanstanden en de dagen en jaren van de mensheid. Hoewel pas na de komst van de landbouw de mensheid begon te begrijpen, toen ze werden geconfronteerd met de verschillen van de maanstanden, dat de dagen en jaren veroorzaakt werden door de door God geschapen lichten, zijn in feite de maanstanden, dagen en jaren die de mens van vandaag begrijpt, al lang geleden tot stand gekomen op de vierde dag van Gods schepping van alle dingen, net zoals de afwisselende cyclus van de lente, de zomer, de herfst en de winter die de mensheid nu ervaart, lang geleden is begonnen, op de vierde dag van Gods schepping van alle dingen. De door God geschapen lichten stelde de mens in staat om regelmatig, precies en duidelijk verschil te maken tussen dag en nacht, en de dagen te tellen, en om duidelijk de maanstanden en jaren bij te houden. (De dag van de volle maan was de voltooiing van een maand, en daaraan wist de mens dat de manier waarop het licht scheen een nieuwe cyclus aankondigde, de dag van de halve maan was de voltooiing van een halve maand, die de mens vertelde dat een nieuwe maanstand begon, waaruit kon worden afgeleid hoeveel dagen en nachten er in een maanstand zaten, hoeveel maanstanden er in een seizoen waren en hoeveel seizoenen er in een jaar waren en alles kwam regelmatig terug.) Op deze manier kon de mens met gemak de maanstanden, dagen en jaren volgen die worden gemarkeerd door de omwentelingen van de lichten aan de hemel. Vanaf dit moment leefden de mensheid en alle dingen onbewust tussen de ordelijke uitwisseling van dag en nacht en de wisselingen van de seizoenen die door de omwentelingen van de lichten werden bepaald. Dit was de betekenis van de schepping van de lichten door de Schepper op de vierde dag. Evenzo waren het doel en de betekenis van deze daad van de Schepper nog steeds onafscheidelijk van Zijn gezag en macht. Dus waren de lichten gemaakt door God en de waarde die zij spoedig voor de mens zouden betekenen, wederom een meesterzet bij het uitoefenen van het gezag van de Schepper.

In deze nieuwe wereld, waarin de mensheid nog moest verschijnen, had de Schepper avond en ochtend voorbereid, het hemelgewelf, land en zeeën, gras, planten en verschillende soorten bomen en de lichten, seizoenen, dagen en jaren voor het nieuwe leven dat Hij binnenkort zou creëren. Het gezag en de kracht van de Schepper kwamen tot uiting in elk nieuw ding dat Hij schiep, en Zijn woorden en prestaties vonden gelijktijdig plaats, zonder de minste wanverhouding en tussenpozen. Het verschijnen en de geboorte van al deze nieuwe dingen waren het bewijs van het gezag en de kracht van de Schepper: Zijn woorden zijn betrouwbaar en Zijn woord zal volbracht worden en dat wat volbracht is, duurt voor eeuwig. Dit is nooit veranderd: zo was het in het verleden, zo is het vandaag en zo zal het ook voor eeuwig zijn. Wanneer jullie nog eens kijken naar de woorden van de Schrift, voelen ze dan als nieuw voor jullie? Hebben jullie een nieuwe inhoud gezien en nieuwe ontdekkingen gedaan? Dat komt doordat de daden van de Schepper jullie harten hebben beroerd en richting hebben gegeven aan jullie kennis van Zijn gezag en macht en Zijn daden de deur voor jullie hebben geopend voor begrip van de Schepper en doordat Zijn daden en gezag het leven aan deze woorden hebben geschonken. En dus heeft de mens in deze woorden een echte, levendige uiting gezien van het gezag van de Schepper en is hij werkelijk getuige geweest van de heerschappij van de Schepper en zag hij het buitengewone van het gezag en de macht van de Schepper.

Het gezag en de macht van de Schepper produceren het ene wonder na het andere en Hij trekt de aandacht van de mens en de mens kan niet anders dan verbaasd staren naar de verbazingwekkende daden die voortkomen uit de uitoefening van Zijn gezag. Zijn fenomenale kracht brengt verrukking na verrukking en de mens is verblind en dolblij en hij hapt in bewondering naar adem, is vol ontzag en vreugde; bovendien is de mens zichtbaar ontroerd en wordt er in hem respect, eerbied en gehechtheid gewekt. Het gezag en de daden van de Schepper hebben een grote invloed op de geest van de mens en reinigen de geest van de mens en bovendien, verzadigen zij de geest van de mens. Elk van Zijn gedachten, elk van Zijn uitingen en elke openbaring van Zijn gezag is een meesterwerk onder alle dingen en het is een grote onderneming die het diepste begrip en de kennis van de geschapen mensheid waardig is.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 87

Op de vijfde dag toont het leven van gevarieerde en diverse vormen het gezag van de Schepper op verschillende manieren

De Schrift zegt: “God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was” (Gen. 1:20-21). De Schrift vertelt ons duidelijk dat, op deze dag, God de wezens in de wateren en de vogels van de lucht schiep, dat wil zeggen dat Hij de verschillende vissen en vogels geschapen heeft, en ze elk volgens soort heeft ingedeeld. Op deze manier werden de aarde, de lucht en de wateren verrijkt door Gods schepping …

Terwijl Gods woorden werden uitgesproken, kwam er fris nieuw leven, elk met een andere vorm, te midden van de woorden van de Schepper. Ze kwamen de wereld in en sprongen, en stoeiden van vreugde en ze verdrongen elkaar om hun plaats in te nemen … Vissen in alle soorten en maten zwommen door het water, allerlei soorten schaaldieren groeiden uit het zand, schaaldieren, schelpen en ongewervelde dieren groeiden snel in verschillende vormen, groot of klein, lang of kort. Ook begonnen verschillende soorten zeewier krachtig te groeien, meebewegend in de beweging van de verschillende waterdieren, golvend, dringend in de stilstaande wateren, alsof ze tegen hen wilden zeggen: In de benen en breng je vrienden mee! Want je zult nooit meer alleen zijn! Vanaf het moment dat de verschillende door God geschapen levende wezens in het water verschenen, bracht elk nieuw leven nieuwe vitaliteit in wateren die al zo lang kalm waren geweest en ze luidden een nieuw tijdperk in. … Vanaf dat moment nestelden ze zich tegen elkaar en hielden ze elkaar gezelschap en bewaarden ze onderling geen afstand. Het water was voor de schepselen er in en voedde elk leven dat binnen zijn omhelzing verbleef en elk leven was er omwille van het water vanwege de voeding die het water bood. Elk verleende leven aan de ander en tegelijkertijd, op dezelfde manier, getuigde dit leven van de wonderbaarlijkheid en grootsheid van de schepping van de Schepper en de onoverwinnelijke kracht van het gezag van de Schepper …

Toen de zee niet langer stil was, begon het leven de hemel te vullen. Stuk voor stuk vlogen vogels, groot en klein, vanaf de grond de lucht in. In tegenstelling tot de schepselen van de zee, hadden ze vleugels en veren die hun slanke en gracieuze lichamen bedekten. Ze fladderden met hun vleugels, trots en hooghartig hun prachtige verenkleed en hun speciale functies en vaardigheden tentoonspreidend, die de Schepper ze had geschonken. Ze zweefden vrijuit en pendelden vaardig tussen hemel en aarde, over weiden en bossen. … Zij waren de lievelingen van de lucht, zij waren de lievelingen van alle dingen. Ze zouden snel de verbinding tussen hemel en aarde worden en de boodschappen aan alle dingen doorgeven. … Ze zongen, ze doken vrolijk rond, ze brachten gejuich, gelach en levendigheid in deze eens zo lege wereld. … Ze gebruikten hun heldere, melodieuze zang, gebruikten de woorden in hun hart om de Schepper te prijzen voor het leven dat aan hen was geschonken. Ze dansten opgewekt om de perfectie en wonderbaarlijkheid van de schepping van de Schepper te tonen, en zouden hun hele leven wijden aan het dragen van het getuigenis van het gezag van de Schepper door het speciale leven dat Hij aan hen had geschonken …

Ongeacht of ze in het water of in de lucht waren, door het bevel van de Schepper, bestond deze overvloed aan levende wezens in de verschillende configuraties van het leven en door het bevel van de Schepper verzamelden ze zich volgens hun eigen soort. En deze wet, deze regel, was onveranderlijk voor alle wezens. Nooit durfden ze verder te gaan dan de grenzen die de Schepper hen had gesteld, noch waren ze daartoe in staat. Zoals verordend door de Schepper, leefden ze en vermenigvuldigden ze zich en hielden ze zich strikt aan de levensloop en wetten die hen door de Schepper waren opgelegd en ze hielden zich bewust vast aan Zijn onuitgesproken geboden en de hemelse voorschriften en mandaten die Hij hun gaf, tot op de dag van vandaag. Ze spraken op hun eigen speciale manier met de Schepper en gingen de betekenis van de Schepper naar waarde schatten en gehoorzaamden Zijn geboden. Geen van hen overtrad ooit het gezag van de Schepper en Zijn soevereiniteit en het bevel over hen werd in Zijn gedachten uitgeoefend; er werden geen woorden gebruikt, maar het gezag dat uniek was voor de Schepper beheerste alle dingen in een stilte die geen taal bezat en die verschilde van de mensheid. De uitoefening van Zijn gezag op deze speciale manier dwong de mens om een nieuwe kennis te verwerven en een nieuwe interpretatie te geven van het unieke gezag van de Schepper. Hier moet ik jullie vertellen dat op deze nieuwe dag, de uitoefening van het gezag van de Schepper nogmaals het unieke karakter van de Schepper aantoonde.

Laten we vervolgens de laatste zin van dit schriftgedeelte bekijken: “En God zag dat het goed was.” Wat denken jullie dat dit betekent? Gods emoties zijn vervat in deze woorden. God zag hoe alle dingen die Hij had geschapen, tot stand kwamen en stand hielden door Zijn woorden en geleidelijk veranderden. Was God op dat moment tevreden met de verschillende dingen die Hij met Zijn woorden had geschapen en met de verschillende handelingen die Hij had verricht? Het antwoord is: “En God zag dat het goed was.” Wat zien jullie hier? Wat betekent het dat “En God zag dat het goed was”? Wat symboliseert het? Het betekent dat God de kracht en de wijsheid had om datgene te volbrengen wat Hij had gepland en voorgeschreven, om de doelen te bereiken die Hij had willen bereiken. Toen God elke taak had voltooid, voelde Hij toen spijt? Het antwoord luidt nog steeds: “En God zag dat het goed was.” Met andere woorden, Hij voelde niet alleen geen spijt, maar was in plaats daarvan tevreden. Wat betekent het dat Hij geen spijt voelde? Het betekent dat Gods plan volmaakt is, dat Zijn kracht en wijsheid volmaakt zijn en dat alleen door Zijn gezag een dergelijke volmaaktheid kan worden bereikt. Wanneer de mens een taak vervult, kan hij dan, net als God, zien dat het goed is? Kan alles wat de mens doet volmaaktheid bereiken? Kan de mens iets voor eens en voor altijd voltooien? Net zoals de mens zegt: “niets is perfect, alleen beter”, niets wat de mens doet, kan perfectie bereiken. Toen God zag dat alles wat Hij gedaan en bereikt had goed was, werd alles wat door God werd gedaan bepaald door Zijn woorden, wat wil zeggen dat toen “En God zag dat het goed was”, alles wat Hij had gemaakt een blijvende vorm aannam, werd ingedeeld naar type en een vaste positie, doel en functie kreeg, voor eens en voor altijd. Bovendien was hun rol in alle dingen, en de reis die ze moesten ondernemen tijdens Gods management van alle dingen, al door God vastgesteld en die was onveranderlijk. Dit was de hemelse wet die door de Schepper aan alle dingen werd gegeven.

“En God zag dat het goed was.” deze eenvoudige, ondergewaardeerde woorden, die zo vaak worden genegeerd, zijn de woorden van de hemelse wet en het hemelse bevel dat door God aan alle schepselen is gegeven. Ze zijn wederom een belichaming van het gezag van de Schepper, een die praktischer en diepgaander is. Door Zijn woorden was de Schepper niet alleen in staat om alles te verkrijgen wat Hij wilde verkrijgen, en alles te bereiken wat Hij wilde bereiken, maar Hij kon ook alles wat Hij had geschapen in Zijn hand houden en over alle dingen regeren die Hij had gemaakt onder Zijn gezag en bovendien was alles systematisch en regelmatig gemaakt. Door Zijn woord vermenigvuldigden alle dingen zich ook en bestonden en stierven zij en bovendien bestonden ze door Zijn gezag te midden van de wet die Hij had opgesteld, niets en niemand uitgezonderd! Deze wet begon precies op het moment dat ‘God zag dat het goed was’, en deze zal bestaan, doorgaan en functioneren in het belang van Gods plan van management tot op de dag dat deze wordt herroepen door de Schepper! Het unieke gezag van de Schepper manifesteerde zich niet alleen in Zijn vermogen om alle dingen te scheppen en alle dingen te bevelen om tot leven te komen, maar ook in Zijn vermogen om alle dingen te beheren en soevereiniteit over alle dingen te behouden, en leven en vitaliteit aan alle dingen te schenken en bovendien, in Zijn bekwaamheid om de dingen voor eens en voor altijd te regelen, alle dingen die Hij wilde scheppen in Zijn plan tot leven te laten komen en te laten bestaan in de wereld, door Hem gemaakt in een perfecte vorm en een perfecte levensstructuur en een perfecte rol. Zo was het ook te zien in de manier waarop de gedachten van de Schepper niet onderhevig waren aan enige beperkingen, niet beperkt waren door tijd, ruimte of plaats. Net als Zijn gezag zal de unieke identiteit van de Schepper onveranderd blijven van eeuwigheid tot eeuwigheid. Zijn gezag zal altijd een vertegenwoordiging en symbool zijn van Zijn unieke identiteit en Zijn gezag zal voor eeuwig naast Zijn identiteit bestaan!

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 88

Op de zesde dag spreekt de Schepper en elk soort levend schepsel in Zijn geest maakt zijn opwachting, de een na de ander

Het werk van de Schepper om alle dingen te maken gedurende vijf dagen was onmerkbaar voortgezet, waarna de Schepper onmiddellijk de zesde dag van Zijn schepping van alle dingen verwelkomde. Deze dag was weer een nieuw begin en nog een buitengewone dag. Wat was dan het plan van de Schepper aan de vooravond van deze nieuwe dag? Welke nieuwe schepselen zou Hij produceren, zou Hij scheppen? Luister, dat is de stem van de Schepper …

“God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. God maakte alle soorten in het wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was” (Gen. 1:24-25). Over welke levende wezens hebben we het? De Schrift zegt: vee en kruipend gedierte, en dieren van de aarde, elk naar zijn aard. Dat wil zeggen dat er op deze dag niet alleen allerlei levende wezens op aarde kwamen, maar ze werden ook allemaal ingedeeld naar soort en: “En God zag dat het goed was.”

Zoals tijdens de voorgaande vijf dagen, op dezelfde toon, liet de Schepper op de zesde dag de levende wezens geboren worden, zoals Hij dat wenste dat zij op aarde verschenen, elk naar zijn soort. Wanneer de Schepper Zijn gezag uitoefent, wordt geen van Zijn woorden tevergeefs gesproken en dus verscheen op de zesde dag elk levend wezen dat Hij wilde scheppen op de afgesproken tijd. Zoals de Schepper zei: “De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen” was de aarde meteen gevuld met leven en op het land verscheen plotseling de adem van alle soorten levende wezens. … In de met gras begroeide groene wildernis verschenen dikke koeien, die hun staarten heen en weer zwaaiden, de een na de ander, blatende schapen verzamelden zich in kuddes, en hinnikende paarden begonnen te galopperen … In een oogwenk explodeerden de uitgestrekte stille weiden van leven … Het verschijnen van deze verschillende dieren was een prachtig gezicht op de rustige weiden en bracht een grenzeloze vitaliteit met zich mee. … Zij zouden de metgezellen zijn van de weiden en de meesters van de weiden, elk van elkaar afhankelijk; ook zouden zij de bewakers en bewaarders worden van deze landen, die hun blijvende habitat zouden zijn en die hen zouden voorzien van alles wat ze nodig hadden, een bron van eeuwige voeding voor hun bestaan …

Op dezelfde dag dat al dit vee ontstond, verscheen er ook een groot aantal insecten, de een na de ander, door het woord van de Schepper. Ook al waren ze de kleinste van de levende wezens onder alle schepselen, hun levenskracht was nog steeds de wonderbaarlijke schepping van de Schepper en ze kwamen op de juiste tijd. … Sommigen fladderden met hun vleugeltjes, terwijl anderen langzaam kropen; sommigen sprongen en stuiterden, anderen strompelden; sommigen liepen naar voren, terwijl anderen zich snel terugtrokken; sommigen bewogen zich zijwaarts, anderen sprongen hoog en laag. … Allemaal waren ze druk bezig om huizen voor zichzelf te vinden: sommigen drongen zich een weg door het gras, sommigen gingen in holle gaten in de grond liggen, sommigen vlogen omhoog in de bomen, verborgen in de bossen. … Hoewel ze klein waren, wilden ze niet de kwelling van een lege maag doorstaan en na het vinden van hun eigen huis, haastten ze zich om voedsel te zoeken om zich te voeden. Sommigen klommen op het gras om de zachte sprieten op te eten, sommigen grepen happen vuil en propten het in hun magen, ze aten met veel enthousiasme en plezier (voor hen is zelfs vuil een smakelijke traktatie); sommige waren verborgen in de bossen, maar ze stopten niet om uit te rusten, omdat het sap in de glanzende donkergroene bladeren een sappige maaltijd opleverde. … Toen ze verzadigd waren, hielden de insecten niet op met hun activiteit; hoewel ze klein waren, bezaten ze een enorme energie en grenzeloze uitbundigheid en van alle schepselen zijn ze dus het meest actief en het meest bedrijvig. Ze waren nooit lui en rustten nooit. Als ze verzadigd waren, zwoegden ze nog steeds voort omwille van hun toekomst, bezig rondrennend voor morgen, om te overleven. … Ze zoemden zachte balladen in verschillende melodieën en ritmes om zichzelf aan te moedigen. Ze gaven vreugde aan het gras, bomen en elke centimeter grond, en maakten daarmee elke dag, elk jaar uniek. … Met hun eigen taal en met hun eigen manieren, gaven ze informatie door aan alle levende wezens op het land. En gebruikmakend van hun eigen speciale levensloop, markeerden ze alle dingen, waarop ze sporen achterlieten. … Ze stonden op intieme voet met de grond, het gras en de bossen en ze brachten kracht en vitaliteit naar de bodem, het gras en de bossen en brachten de vermaningen en groeten van de Schepper over aan alle levende wezens …

De blik van de Schepper ging over alle dingen die Hij had geschapen en op dit moment bleven Zijn ogen rusten op de bossen en bergen en Hij dacht diep na. Hij sprak Zijn woorden en in de dichte wouden en op de bergen, verschenen er een soort wezens die niet te vergelijken waren met wat er eerder was geweest: het waren de wilde dieren die door het woord van God werden geschapen. Veel te laat, schudden ze met hun kop, zwaaiden met hun staart en hadden allemaal een uniek uiterlijk. Sommigen hadden harige jassen, sommigen waren gepantserd, een paar ontblootten hun hoektanden, sommigen hadden een grijns op hun kop, sommigen hadden een lange nek, en er waren er een paar met korte staarten, sommigen met wilde ogen, sommigen met een timide blik, sommigen gebogen om gras te eten, sommigen met bloed om hun bek, sommige stuiterend op twee benen, sommigen liepen rond op vier hoeven, sommigen keken in de verte over de bomen heen, sommigen lagen op de loer in de bossen, sommigen zochten naar grotten om te rusten, sommigen renden en stoeiden op de vlakten, sommigen snuffelden rond in de bossen … ; sommigen brulden, sommigen huilden, sommigen blaften, sommigen jankten … ; sommigen waren sopraan, andere bariton, anderen maakten keelklanken, anderen klonken helder en melodieus, sommigen waren grimmig, sommigen waren mooi, sommigen waren walgelijk, sommigen waren schattig, sommigen waren angstaanjagend, sommigen waren charmant naïef. … Stuk voor stuk kwamen ze allemaal tevoorschijn. Zie hoe ze bliezen, vrijgevochten, onverschillig tegenover elkaar, niet de moeite nemend om elkaar een blik te gunnen. … Elk met het bijzondere leven dat hun door de Schepper was geschonken, met hun eigen wildheid en bruutheid verschenen ze in de bossen en op de bergen. Met minachting voor iedereen, zo volledig heerszuchtig – wie maakte hen de echte heersers over de bergen en bossen? Vanaf het moment dat hun verschijnen werd bepaald door de Schepper, ‘namen ze bezit van de bossen’ en ‘namen ze bezit van de bergen’, want de Schepper had hun grenzen al vastgelegd en de reikwijdte van hun bestaan bepaald. Zij alleen waren de ware heersers van de bergen en bossen en daarom waren ze zo wild en zo minachtend. Ze werden ‘wilde dieren’ genoemd, puur omdat, van alle schepselen, zij echt wild, bruut en ontembaar waren. Ze konden niet getemd worden, dus ze konden niet worden gefokt en konden niet in harmonie leven met de mensheid of arbeid verrichten voor de mensheid. Omdat ze niet konden worden gefokt, niet konden werken voor de mensheid, moesten ze leven op een afstand van de mensheid en ze konden niet door de mens worden benaderd. En dat was weer omdat ze op afstand van de mensheid leefden en niet door de mens benaderd konden worden, waren ze in staat om de verantwoordelijkheid te vervullen die de Schepper hen had geschonken: het bewaken van de bergen en de wouden. Hun wildheid beschermde de bergen en bewaakte de bossen en was de beste bescherming en verzekering van hun bestaan en voortplanting. Tegelijkertijd handhaafde en verzekerde hun wildheid de balans tussen alle dingen. Hun komst bracht steun en een ankerplaats voor de bergen en bossen; hun komst vulde de stille, en lege bergen en bossen met een grenzeloze kracht en vitaliteit. Vanaf dit moment werden de bergen en bossen hun blijvende habitat en ze zouden nooit hun thuis verliezen, want de bergen en bossen verschenen en bestonden voor hen en de wilde dieren zouden hun plicht vervullen en alles doen wat ze konden om ze te bewaken. Dus ook de wilde dieren zouden zich strikt houden aan de vermaningen van de Schepper om vast te houden aan hun territorium en hun beestachtige aard blijven gebruiken om de balans te bewaren van alle dingen die door de Schepper zijn gevestigd en het gezag en de kracht van de Schepper te laten zien!

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 89

Onder het gezag van de Schepper zijn alle dingen perfect

Alle dingen die door God zijn geschapen, zowel die welke konden bewegen als degenen die dat niet konden, zoals vogels en vissen, zoals bomen en bloemen en met inbegrip van vee, insecten en wilde dieren die geschapen waren op de zesde dag − ze konden het allemaal goed met God vinden en bovendien, hadden deze dingen, in Gods ogen, in overeenstemming met Zijn plan, alle het toppunt van perfectie bereikt en de normen bereikt die God wilde bereiken. Stap voor stap deed de Schepper het werk dat Hij wilde doen volgens Zijn plan. Een voor een verschenen de dingen die Hij wilde scheppen en de verschijning van elk van hen was een weerspiegeling van het gezag van de Schepper en een kristallisatie van Zijn gezag en vanwege deze kristallisaties konden alle schepselen niet anders dan dankbaar zijn voor de genade van de Schepper en de zorg van de Schepper. Terwijl de wonderbaarlijke daden van God zich manifesteerden, vulde deze wereld zich stuk voor stuk met alle dingen die door God waren geschapen en veranderde deze van chaos en duisternis in helderheid en klaarheid, van doodse stilte naar levendigheid en onbeperkte vitaliteit. Van alle dingen in de schepping, van groot tot klein, van klein tot microscopisch, was er niets wat niet was geschapen door het gezag en de macht van de Schepper en het bestaan van elk wezen was uniek en noodzakelijk en had zijn eigen waarde. Ongeacht de verschillen in vorm en structuur, moesten ze door de Schepper worden geschapen om te kunnen bestaan onder het gezag van de Schepper. Soms zullen mensen een insect zien dat erg lelijk is en ze zullen zeggen: “Dat insect is zo vreselijk, zo’n lelijk ding kan nooit door God gemaakt zijn – zo iets lelijks zou Hij nooit creëren.” Wat een domme opmerking! Wat ze moeten zeggen is: “Hoewel dit insect zo lelijk is, werd het door God gemaakt en dus moet het zijn eigen unieke doel hebben.” In het denken van God maakte Hij het plan om allerlei soorten dingen verschillende functies en verschijningsvormen te geven, aan de verschillende levende dingen die Hij schiep en dus werden geen van de dingen die God maakte gesneden uit dezelfde vorm. Van hun buitenkant tot hun interne samenstelling, van hun leefgewoonten tot de plaats die ze innemen – ze zijn allemaal anders. Koeien hebben het uiterlijk van koeien, ezels lijken op ezels, herten hebben het uiterlijk van herten en olifanten hebben het uiterlijk van olifanten. Kun je zeggen welke het mooist is en welke het lelijkst? Kun je zeggen welke het nuttigst is en van welke het bestaan het minst noodzakelijk is? Sommige mensen houden van de manier waarop olifanten eruit zien, maar niemand gebruikt olifanten om akkers te planten; sommige mensen houden van de manier waarop leeuwen en tijgers er uit zien, want hun uiterlijk is het meest indrukwekkend van alle dingen, maar kun je ze als huisdier houden? Kortom, als het op alle dingen aankomt, moet de mens zich onderwerpen aan het gezag van de Schepper, dat wil zeggen, de orde aanvaarden die door de Schepper aan alle dingen is toegewezen; dit is de meest wijze houding. Alleen een houding van zoeken naar en gehoorzaamheid aan, de oorspronkelijke bedoelingen van de Schepper is de ware acceptatie en zekerheid van het gezag van de Schepper. God zegt dat het goed is, dus welke reden hebben mensen dan om naar fouten te zoeken?

Zo zullen alle dingen onder het gezag van de Schepper een nieuwe symfonie voor de soevereiniteit van de Schepper spelen, zullen een schitterend voorspel beginnen voor Zijn werk van de nieuwe dag en dan zal de Schepper ook een nieuwe pagina in het werk van Zijn management openslaan! Volgens de wet van de scheuten van de lente, de rijping van de zomer, de herfstoogst en de opslag van de winter die door de Schepper is vastgesteld, zullen alle dingen weergalmen van het plan van het management van de Schepper, en zij zullen hun eigen nieuwe dag, nieuw begin en nieuwe levensloop verwelkomen en ze zullen zich spoedig in eindeloze reeksen vermenigvuldigen om elke dag onder de soevereiniteit van het gezag van de Schepper te verwelkomen …

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 90

Geen van de gemaakte en niet-gecreëerde wezens kan de identiteit van de Schepper vervangen

Vanaf het moment dat Hij de schepping van alle dingen begon, werd de kracht van God uitgedrukt en onthuld, want God gebruikte woorden om alles te scheppen. Ongeacht op welke manier Hij ze heeft geschapen, ongeacht waarom Hij ze heeft geschapen, alle dingen zijn ontstaan en stonden vast en bestonden door de woorden van God en dit is het unieke gezag van de Schepper. In de tijd voordat de mensheid op de wereld verscheen, gebruikte de Schepper Zijn macht en gezag om alle dingen voor de mensheid te scheppen en gebruikte Hij Zijn unieke methoden om een geschikte leefomgeving voor de mensheid te bereiden. Alles wat Hij deed was in voorbereiding op de mensheid, die spoedig Zijn adem zou ontvangen. Dat wil zeggen, in de tijd voordat de mensheid werd geschapen, werd het gezag van God getoond in alle wezens die anders waren dan de mensheid, in dingen die zo groot zijn als de hemelen, de lichten, de zeeën en het land en in dingen die zo klein zijn als dieren en vogels, evenals in alle soorten insecten en micro-organismen, waaronder verschillende bacteriën die onzichtbaar zijn voor het blote oog. Elk van hen werd door de woorden van de Schepper tot leven gewekt en elk van hen verspreidde zich door de woorden van de Schepper en elk van hen leefde onder de soevereiniteit van de Schepper door de woorden van de Schepper. Hoewel ze de adem van de Schepper niet ontvingen, toonden ze nog steeds het leven en de vitaliteit die de Schepper hen schonk door hun verschillende vormen en structuren; hoewel ze niet het vermogen ontvingen om net als de mensen te spreken, kregen ze allen een manier om hun leven te laten zien dat door de Schepper aan hen was geschonken op een manier die verschilde van de taal van de mens. Het gezag van de Schepper geeft niet alleen de vitaliteit van het leven aan ogenschijnlijk statische materiële objecten, zodat ze nooit zullen verdwijnen, maar geeft bovendien het instinct om zich te vermenigvuldigen aan elk levend wezen, zodat ze nooit zullen verdwijnen en zodat zij generatie na generatie de wetten en beginselen van overleving zullen overdragen die hun door de Schepper zijn geschonken. De manier waarop de Schepper Zijn gezag uitoefent, houdt niet star vast aan een macro- of micro-gezichtspunt en is niet beperkt tot welke vorm dan ook; Hij is in staat om de handelingen van het universum te gebieden en de soevereiniteit te behouden over het leven en de dood van alle dingen en bovendien is Hij in staat om alle dingen te arrangeren zodat zij Hem dienen; Hij kan de werking van alle bergen, rivieren en meren managen en alle dingen die erin zijn regeren en bovendien kan Hij voorzien in alles wat nodig is voor alle dingen. Dit is de manifestatie van het unieke gezag van de Schepper over alle dingen naast de mensheid. Zo'n openbaring is niet alleen voor een heel leven en zal nooit ophouden of rusten en kan niet worden veranderd of beschadigd door een persoon of ding, noch kan het worden toegevoegd aan of verminderd door een persoon of ding − want niemand kan de identiteit vervangen van de Schepper en daarom kan het gezag van de Schepper niet worden vervangen door een geschapen wezen en is het onbereikbaar voor een niet-geschapen wezen. Neem bijvoorbeeld Gods boodschappers en engelen. Zij bezitten niet de kracht van God en evenmin hebben zij het gezag van de Schepper en de reden waarom zij niet de macht en het gezag van God hebben, is omdat zij niet het wezen van de Schepper bezitten. De niet-geschapen wezens, zoals Gods boodschappers en engelen, hoewel ze sommige dingen namens God kunnen doen, kunnen ze God niet vertegenwoordigen. Hoewel ze soms krachten bezitten die de mens niet bezit, bezitten ze niet het gezag van God, ze bezitten niet het gezag van God om alle dingen te scheppen en alle dingen te bevelen, en de soevereiniteit over alle dingen te behouden. En dus kan het unieke karakter van God niet worden vervangen door een niet-geschapen wezen, en evenzo kan het gezag en de kracht van God niet worden vervangen door een niet-geschapen wezen. Heb je in de Bijbel gelezen over een boodschapper van God die alle dingen heeft geschapen? En waarom stuurde God geen van Zijn boodschappers of engelen om alle dingen te scheppen? Omdat ze niet het gezag van God hadden en dus niet het vermogen hadden om het gezag van God uit te oefenen. Net als alle schepselen staan ze allemaal onder de soevereiniteit en het gezag van de Schepper en op dezelfde manier is de Schepper ook hun God en is Hij ook hun Koning. Onder elk van hen − of ze nu nobel of nederig zijn, met een grote of minder grote macht − is er niet één die het gezag van de Schepper kan overtreffen, en onder hen is er ook niet één, die de identiteit van de Schepper kan vervangen. Ze zullen nooit God worden genoemd en zullen nooit de Schepper kunnen worden. Dit zijn onveranderbare waarheden en feiten!

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 91

God gebruikt Zijn woorden om een verbond met de mens tot stand te brengen

Gen. 9:11-13 ‘Deze belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen. En dit,’ zei God, ‘zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde.’

Nadat Hij alle dingen heeft gemaakt, wordt het gezag van de Schepper nogmaals bevestigd en getoond in het verbond van de regenboog

Het gezag van de Schepper wordt altijd getoond aan en uitgeoefend voor alle schepselen en Hij bepaalt niet alleen het lot van alle dingen, maar regeert ook de mensheid, het speciale schepsel dat Hij met Zijn eigen handen schiep en wat een andere levensstructuur bezit en in een andere levensvorm bestaat. Nadat Hij alle dingen had gemaakt, bleef de Schepper Zijn gezag en macht uitdrukken; voor Hem begon het gezag waarmee Hij soevereiniteit had over alle dingen en het lot van de gehele mensheid, formeel pas toen de mensheid werkelijk door Zijn hand werd geboren. Hij was van plan om de mensheid te managen en de mensheid te regeren. Hij was van plan de mensheid te redden, met de bedoeling om echt een mensheid te verkrijgen, een mensheid te verwerven die alle dingen zou kunnen besturen en Hij was van plan om zulk een mensheid onder Zijn gezag te laten leven en Zijn gezag te kennen en Zijn gezag te gehoorzamen. Dus begon God officieel Zijn gezag onder de mens te uiten door Zijn woorden te gebruiken en begon Zijn gezag te gebruiken om Zijn woorden te realiseren. Natuurlijk werd Gods gezag tijdens dit proces op alle plaatsen getoond; ik heb slechts enkele specifieke, bekende voorbeelden uitgekozen waaruit jullie het unieke karakter van God kunnen begrijpen en kennen en het unieke gezag van God kunnen begrijpen en kennen.

Er is een overeenkomst tussen de passage in Genesis 9: 11-13 en de passages hierboven met betrekking tot het verslag van Gods schepping van de wereld, maar er is ook een verschil. Wat is de gelijkenis? De gelijkenis ligt in Gods woordgebruik om dat te doen wat Hij bedoelde en het verschil is dat deze passage Gods gesprek met de mens is, waarin Hij een verbond met de mens heeft gesloten en de mens heeft verteld wat er in het verbond besloten ligt. Hieruit blijkt dat Gods gezag werd voltooid tijdens Zijn dialoog met de mens, wat wil zeggen dat, vóór de schepping van de mensheid, Gods woorden instructies en bevelen waren, die aan de schepselen waren gegeven die Hij wilde scheppen. Maar nu was er iemand die de woorden van God kon horen, en daarom waren Zijn woorden zowel een dialoog met de mens, als een vermaning en aansporing voor de mens en bovendien werden er geboden gegeven aan alle dingen die Zijn gezag droegen.

Welke daad van God wordt in deze passage vastgelegd? Het registreert het verbond dat God met de mens sloot na Zijn vernietiging van de wereld door de zondvloed, het vertelt de mens dat God niet opnieuw zo’n vernietiging van de wereld zou aanrichten en dat God daartoe een teken gaf − en wat was dit teken? In de Schrift wordt gezegd: “ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde.” Dit zijn de oorspronkelijke woorden die de Schepper tot de mensheid heeft gesproken. Terwijl Hij deze woorden uitsprak, verscheen er een regenboog voor de ogen van de mens, die tot op de dag van vandaag zichtbaar is. Iedereen heeft wel eens zo’n regenboog gezien en wanneer je die ziet, weet je ook hoe deze verschijnt? De wetenschap is niet in staat om dat aan te tonen, of om de bron ervan te vinden, of om de verblijfplaats te identificeren. Dat komt omdat de regenboog een teken is van het verbond tussen de Schepper en de mens; het vereist geen wetenschappelijke basis, het is niet gemaakt door de mens, noch is de mens in staat om het te veranderen. Het is een voortzetting van het gezag van de Schepper nadat Hij Zijn woorden sprak. De Schepper gebruikte Zijn eigen specifieke methode om Zich aan Zijn verbond met de mens en Zijn belofte te houden en daarom was Zijn gebruik van de regenboog een teken van het verbond dat Hij had gevestigd, een hemels bevel en een wet die voor altijd onveranderd zal blijven, of het nu gaat om de Schepper of de geschapen mensheid. Toch is deze onveranderlijke wet, het moet gezegd worden, wederom een ware manifestatie van het gezag van de Schepper na Zijn schepping van alle dingen en het moet gezegd worden dat het gezag en de kracht van de Schepper geen grenzen kent; Zijn gebruik van de regenboog als een teken is een voortzetting en uitbreiding van het gezag van de Schepper. Dit was weer een handeling uitgevoerd door God die Zijn woorden gebruikte en het was een teken van het verbond dat God met de mens had gesloten met woorden. Hij vertelde de mens van hetgeen Hij besloot tot stand te brengen en op welke manier het zou worden vervuld en bereikt en op deze manier gebeurde het volgens het woord van God. Alleen God is zo machtig en vandaag, vele duizenden jaren nadat Hij deze woorden sprak, kan de mens nog steeds naar de regenboog kijken zoals die is ontstaan door het woord van God. Vanwege die woorden, uitgesproken door God, is dit onveranderd gebleven tot op de dag van vandaag. Niemand kan deze regenboog verwijderen, niemand kan zijn wetten veranderen en deze is ontstaan door het woord van God. Dit is precies het gezag van God. “Gods woord is betrouwbaar en Zijn woord zal worden volbracht en dat wat volbracht is, duurt voor eeuwig.” Dergelijke woorden worden hier duidelijk gemanifesteerd en het is een duidelijk teken en kenmerk van het gezag en de macht van God. Zo'n teken of kenmerk is niet het bezit van, of wordt gezien in een van de geschapen wezens, noch wordt het gezien in een van de niet-geschapen wezens. Het behoort alleen toe aan de unieke God en onderscheidt de identiteit en het wezen dat alleen de Schepper bezit, van die van de schepselen. Tegelijkertijd is het ook een teken en kenmerk dat, afgezien van God Zelf, nooit kan worden overtroffen door een geschapen of niet-geschapen wezen.

Het sluiten van Gods verbond met de mens was een daad van groot belang en één die Hij wilde gebruiken om een feit met de mens te communiceren en de mens Zijn wil te vertellen en met dit doel gebruikte Hij een unieke methode, Hij maakte gebruik van een speciaal teken voor een verbond met de mens, een teken dat een belofte was van het verbond dat Hij met de mens had gesloten. Dus was de oprichting van dit verbond een grote gebeurtenis? En hoe geweldig was het eigenlijk? Dit is precies wat zo bijzonder is aan het verbond: het is geen verbond tussen de ene mens en de andere, of de ene groep en de andere, of het ene land en het andere, maar een verbond tussen de Schepper en de hele mensheid, en het blijft geldig tot de dag dat de Schepper aan alle dingen een einde maakt. De uitvoerder van dit verbond is de Schepper en Degene die het onderhoudt is ook de Schepper. Kortom, het geheel van het regenboogverbond dat met de mensheid was gesloten, werd vervuld en bereikt volgens de dialoog tussen de Schepper en de mensheid en is tot nu toe zo gebleven. Wat kunnen de schepselen anders doen dan zich onderwerpen aan, gehoorzamen en geloven en waarderen, getuigenis geven en het gezag van de Schepper loven? Want niemand anders dan de unieke God bezit de kracht om zo’n verbond te sluiten. Het verschijnen van de regenboog kondigt het keer op keer aan de mensheid aan en vestigt zijn aandacht op het verbond tussen de Schepper en de mensheid. In de voortdurende verschijning van de regenboog als teken van het verbond tussen de Schepper en de mensheid is wat de mensheid wordt getoond geen regenboog of het verbond zelf, maar het onveranderlijke gezag van de Schepper. Het verschijnen van de regenboog, keer op keer, toont de enorme en wonderbaarlijke daden van de Schepper op verborgen plaatsen en is tegelijkertijd een essentiële weerspiegeling van het gezag van de Schepper dat nooit zal vervagen en nooit zal veranderen. Is dit niet een weergave van een ander aspect van het unieke gezag van de Schepper?

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 92

De zegeningen van God

Gen. 17:4-6 Ik doe jou deze belofte: je zult de stamvader worden van een menigte volken. Je zult voortaan niet meer Abram heten maar Abraham, want ik maak je de vader van vele volken. Ik zal je bijzonder vruchtbaar maken. Er zullen veel volken uit je voortkomen en onder je nazaten zullen koningen zijn.

Gen. 18:18-19 Abraham zal immers zeker tot een groot en machtig volk uitgroeien. Alle volken van de aarde zullen bovendien met hem zegen ontvangen. Want ik ken hem, ik weet dat hij aan zijn kinderen en de generaties daarna opdracht zal geven om de weg van Jehova in acht te nemen, om gerechtigheid en recht te doen. Dan zal Jehova Abraham zegenen met wat Hij hem heeft beloofd.

Gen. 22:16-18 ‘Ik heb bij mijzelf gezworen,’ zegt Jehova: ‘Omdat je dit gedaan hebt en je zoon, je enige zoon, niet van mij hebt weggehouden, zal ik je volop zegenen. Ik zal je nakomelingen zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels van het strand aan de zee. Je nakomelingen zullen de poort van hun vijanden in bezit nemen. En door jouw nageslacht zullen alle volken van de aarde worden gezegend, omdat jij mijn stem hebt gehoorzaamd.’

Job. 42:12 En Jehova zegende Job later nog meer dan in het begin. Hij bezat uiteindelijk veertienduizend schapen, zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen.

De unieke manier en kenmerken van de uitspraken van de Schepper zijn een symbool van de unieke identiteit en het gezag van de Schepper

Velen willen de zegeningen van God zoeken en krijgen, maar niet iedereen kan deze zegeningen krijgen, want God heeft Zijn eigen principes en zegent de mens op Zijn eigen manier. De beloften die God de mens doet en de omvang van de genade die Hij de mens schenkt, worden toegewezen naar aanleiding van de gedachten en daden van de mens. Wat wordt er dus aangetoond door de zegeningen van God? Wat kunnen mensen daarin zien? Laten we op dit gebied de discussie over wat voor soort mensen God zegent, of de principes van Gods zegening van de mens terzijde schuiven. Laten we in plaats daarvan naar Gods zegen voor de mens kijken met de bedoeling om het gezag van God te kennen, vanuit het perspectief van het leren kennen van het gezag van God.

De vier gedeeltes uit de Schrift hierboven zijn allemaal verhalen over Gods zegen voor de mens. Ze geven een gedetailleerde beschrijving van de ontvangers van Gods zegeningen, zoals Abraham en Job, evenals van de redenen waarom God Zijn zegeningen schonk en van wat er in deze zegeningen besloten ligt. De toon en de manier waarop God zich uitspreekt en het perspectief en de positie van waaruit Hij sprak, stellen mensen in staat te waarderen dat Degene die zegeningen geeft en de ontvanger van dergelijke zegeningen, een duidelijk verschillende identiteit, status en wezen hebben. De toon en manier waarop deze uitspaken worden gedaan en de positie van waaruit ze werden gesproken, zijn uniek voor God, die de identiteit van de Schepper bezit. Hij heeft gezag en macht, Hem komt de eer toe van de Schepper, Hij bezit majesteit waar niemand aan twijfelt.

Laten we eerst naar Gen. 17: 4-6 kijken: “Ik doe jou deze belofte: je zult de stamvader worden van een menigte volken. Je zult voortaan niet meer Abram heten maar Abraham, want ik maak je de vader van vele volken. Ik zal je bijzonder vruchtbaar maken. Er zullen veel volken uit je voortkomen en onder je nazaten zullen koningen zijn.” Dit waren de woorden van het verbond dat God met Abraham vestigde, evenals de zegen van God aan Abraham: God zou Abraham tot vader maken van naties, zou hem buitengewoon vruchtbaar maken en naties en koningen zouden uit hem voortkomen. Hoe zie je het gezag van God in deze woorden? En hoe zie je een dusdanig gezag? Welk aspect van het wezen van Gods gezag zie je? Als je deze woorden goed leest, is het niet moeilijk om te ontdekken dat het gezag en de identiteit van God duidelijk geopenbaard zijn in de bewoordingen waarmee God Zich uit. Bijvoorbeeld, wanneer God zegt: “Ik doe jou deze belofte: je zult … ik maak je … Ik zal je … maken …”, uitdrukkingen als “je zult” en “Ik zal”, waarvan de bewoording de bevestiging van Gods identiteit en gezag dragen, zijn in één opzicht een indicatie van de trouw van de Schepper; in een ander opzicht zijn het speciale woorden die door God worden gebruikt, die de identiteit van de Schepper bezitten − en die ook deel uitmaken van het conventionele vocabulaire. Als iemand zegt dat hij of zij hoopt dat een ander heel vruchtbaar zal zijn, dat naties en koningen uit hem of haar zullen voortkomen, dan is dat ongetwijfeld een soort wens en geen belofte of zegening. Dus mensen durven niet te zeggen: “Ik zal je … maken van dergelijke en dergelijke, en ik zal … zus en zo”, want zij weten dat zij niet die macht bezitten; het is niet aan hen en zelfs als ze zoiets zeggen, zouden hun woorden leeg zijn en onzin, ingegeven door hun verlangen en ambitie. Durft iemand op zo’n hoge toon spreken als hij weet dat hij of zij die wensen niet kan vervullen? Iedereen wenst zijn nakomelingen het beste en hoopt dat ze zullen uitblinken en veel succes zullen hebben. Wat een groot geluk zou het voor een van hen zijn om keizer te worden! Als iemand gouverneur zou worden, zou dat ook al goed zijn − zo lang iemand maar belangrijk is! Dit zijn menselijke wensen, maar mensen kunnen alleen zegeningen toewensen aan hun nazaten en kunnen dit soort beloftes niet vervullen of waarmaken. In zijn hart weet iedereen heel goed dat hij of zij niet de macht heeft om zulke dingen te bereiken, want wanneer dit alles al buiten hun macht ligt, hoe zouden ze dan het lot van anderen kunnen bepalen? Terwijl de reden waarom God zulke woorden kan zeggen, ligt in het feit dat God dit gezag bezit en in staat is om alle beloften die Hij de mens doet te vervullen en te realiseren en om alle zegeningen die Hij de mens schenkt uit te laten komen. De mens is door God geschapen en het is voor God kinderspel om iemand buitengewoon vruchtbaar te maken; om iemands afstammelingen welvarend te maken is slechts een woord van Hem genoeg. Hij zou Zich voor zoiets nooit in het zweet hoeven werken, of Zijn geest op de proef stellen, of Zichzelf in bochten te draaien; hierin ligt juist de kracht en het gezag van God.

Wanneer je leest “Abraham zal immers zeker tot een groot en machtig volk uitgroeien. Alle volken van de aarde zullen bovendien met hem zegen ontvangen” in Genesis 18:18, kunnen jullie dan het gezag van God voelen? Kunnen jullie het buitengewone van de Schepper voelen? Kunnen jullie de heerschappij van de Schepper voelen? De woorden van God zijn zeker. God zegt dergelijke woorden niet vanwege, of als een weergave van Zijn vertrouwen in succes; ze zijn juist een bewijs van het gezag van Gods uitspraken en zijn een gebod dat de woorden van God waarmaakt. Er zijn twee uitdrukkingen waar jullie hier aandacht aan moeten besteden. Wanneer God zegt: “Abraham zal immers zeker tot een groot en machtig volk uitgroeien. Alle volken van de aarde zullen bovendien met hem zegen ontvangen.” is er dan enige dubbelzinnigheid in deze woorden? Is er enig punt van zorg? Is er enig element van angst? Omdat de woorden “zal immers zeker” en “zullen” onderdeel zijn van Gods uitspraken, hebben deze elementen, die kenmerkend zijn voor mensen en vaak in hen worden getoond, nooit enige relatie met die van de Schepper gehad. Niemand zou dergelijke woorden durven gebruiken als hij anderen het beste wenst, niemand zou met een dergelijke zekerheid iemand anders durven zegenen met een grote en machtige natie, of beloven dat alle naties van de aarde in hem gezegend zullen zijn. Hoe zekerder de belofte in de woorden van God, hoe meer ze iets bewijzen − en wat is dat iets? Ze bewijzen dat God dit gezag heeft, dat Zijn gezag deze dingen kan volbrengen en dat hun vervulling volkomen zeker is. God was zeker in Zijn hart van alles waar Hij Abraham mee zegende, Hij vertoonde niet de minste aarzeling. Bovendien zou dit alles in overeenstemming met Zijn woorden worden bereikt en zou geen enkele kracht de vervulling ervan kunnen veranderen, belemmeren, schaden of verstoren. Ongeacht wat er gebeurde, niets kon de vervulling van Gods woorden intrekken of beïnvloeden. Dit is juist de macht van de woorden die van de Schepper komen en het gezag van de Schepper die geen ontkenning van de mens duldt! Twijfel je nog steeds als je deze woorden hebt gelezen? Deze woorden werden gesproken door de mond van God, en er is kracht, majesteit en gezag in de woorden van God. Zulke macht en zulk gezag, en de onvermijdelijkheid van de vervulling van feiten, zijn onbereikbaar voor een geschapen of niet-geschapen wezen, en onovertrefbaar door een geschapen of niet-geschapen wezen. Alleen de Schepper kan op zo’n toon en met zo’n intonatie met de mensheid praten en feiten hebben bewezen dat Zijn beloften geen lege woorden zijn, of nutteloze opschepperij, maar de uitdrukking zijn van het unieke gezag dat niet te overtreffen is door een persoon, ding of object.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 93

Gen. 17:4-6 Ik doe jou deze belofte: je zult de stamvader worden van een menigte volken. Je zult voortaan niet meer Abram heten maar Abraham, want ik maak je de vader van vele volken. Ik zal je bijzonder vruchtbaar maken. Er zullen veel volken uit je voortkomen en onder je nazaten zullen koningen zijn.

Gen. 18:18-19 Abraham zal immers zeker tot een groot en machtig volk uitgroeien. Alle volken van de aarde zullen bovendien met hem zegen ontvangen. Want ik ken hem, ik weet dat hij aan zijn kinderen en de generaties daarna opdracht zal geven om de weg van Jehova in acht te nemen, om gerechtigheid en recht te doen. Dan zal Jehova Abraham zegenen met wat Hij hem heeft beloofd.

Gen. 22:16-18 ‘Ik heb bij mijzelf gezworen,’ zegt Jehova: ‘Omdat je dit gedaan hebt en je zoon, je enige zoon, niet van mij hebt weggehouden, zal ik je volop zegenen. Ik zal je nakomelingen zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels van het strand aan de zee. Je nakomelingen zullen de poort van hun vijanden in bezit nemen. En door jouw nageslacht zullen alle volken van de aarde worden gezegend, omdat jij mijn stem hebt gehoorzaamd.’

Job. 42:12 En Jehova zegende Job later nog meer dan in het begin. Hij bezat uiteindelijk veertienduizend schapen, zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen.

Wat is het verschil tussen de woorden die door God worden gesproken en de woorden die door de mens worden gesproken? Wanneer je deze woorden leest die door God zijn gesproken, voel je de kracht van Gods woorden en het gezag van God. Hoe voel je je wanneer je mensen zulke woorden hoort zeggen? Vind je dat ze extreem arrogant en opschepperig zijn en een show van zichzelf maken? Want zij hebben deze macht niet, zij bezitten niet dit gezag en daarom zijn zij helemaal niet in staat om dergelijke dingen te bereiken. Dat ze zo zeker zijn van hun beloftes, toont alleen de zorgeloosheid van hun opmerkingen aan. Als iemand zulke woorden zegt, dan zijn ze ongetwijfeld arrogant en overmoedig en onthullen ze gelijk dat dit een klassiek voorbeeld is van de gezindheid van de aartsengel. Deze woorden kwamen uit de mond van God; voel je hier enig element van arrogantie? Heb je het gevoel dat Gods woorden gewoon een grap zijn? De woorden van God hebben gezag, de woorden van God zijn feitelijk, en voordat de woorden uit Zijn mond komen, wat wil zeggen, wanneer Hij de beslissing neemt om iets te doen, dan is dat wat Hij zegt al volbracht. Men kan zeggen dat alles wat God tegen Abraham zei een verbond was dat God met Abraham had gesloten en een belofte die God aan Abraham had gedaan. Deze belofte was een vaststaand feit, maar ook een voldongen feit en deze feiten werden geleidelijk vervuld volgens het plan dat God in gedachten had. Dus als God zulke woorden zegt, betekent dat niet dat Hij een arrogante gezindheid heeft, want God is in staat om zulke dingen te doen. Hij heeft zoveel macht en gezag en is volledig in staat om deze daden te bereiken, en hun vervulling ligt volledig binnen Zijn bereik. Wanneer woorden zoals deze worden uitgesproken door God, zijn ze een openbaring en een uitdrukking van Gods ware gezindheid, een perfecte openbaring en manifestatie van het wezen en het gezag van God en er is niets dat geschikter is als bewijs van de identiteit van de Schepper. De manier, toon en bewoording van dergelijke uitspraken zijn nou juist het kenmerk van de identiteit van de Schepper en ze komen perfect overeen met de uitdrukking van Gods eigen identiteit en daarin is geen schijn of onzuiverheid; ze zijn, volkomen de perfecte demonstratie van het wezen en het gezag van de Schepper. Wat de schepselen betreft, zij bezitten noch dit gezag, noch het wezen, en nog minder bezitten zij de kracht die door God is gegeven. Als de mens dergelijk gedrag vertoont, dan zou het zeker de explosie van zijn verdorven gezindheid zijn en dat zou te maken hebben met de bemoeizuchtige invloed van de arrogantie en de wilde ambitie van de mens en de blootstelling van de kwaadaardige bedoelingen van niemand minder dan de duivel, Satan, die mensen wil bedriegen en verleiden om God te verraden. En hoe beoordeelt God datgene wat door dergelijke taal geopenbaard wordt? God zou zeggen dat je je Zijn plaats wilt toe-eigenen en dat je Hem wilt nabootsen en vervangen. Wanneer je de toon van Gods uitspraken imiteert is het je bedoeling om de plaats van God in te nemen in de harten van mensen, om je de mensheid toe te eigenen die rechtmatig behoort aan God. Dit is Satan, puur en eenvoudig; dit zijn de daden van de afstammelingen van de aartsengel, en onverdraaglijk voor de hemel! Zijn er onder jullie mensen die ooit God hebben nagebootst door een paar woorden te spreken, met de bedoeling mensen te misleiden en te bedriegen, en hen het gevoel te geven dat de woorden en daden van deze persoon het gezag en de macht van God droegen, alsof het wezen en de identiteit van deze persoon uniek was, en zelfs alsof de toon van de woorden van deze persoon vergelijkbaar was met die van God? Hebben jullie ooit zoiets gedaan? Hebben jullie ooit de toon van God nagebootst in jullie toespraken, met de gebaren die ogenschijnlijk de gezindheid van God vertegenwoordigen, met de veronderstelde macht en het veronderstelde gezag? Handelen de meesten van jullie vaak op zo’n manier, of zijn jullie dat van plan? Nu, wanneer jullie echt het gezag van de Schepper zien, waarnemen en kennen en terugkijken op wat jullie deden, en van jezelf lieten zien, voelen jullie je dan misselijk? Erkennen jullie je laaghartigheid en schaamteloosheid? Als je de gezindheid en het wezen van zulke mensen hebt ontleed, kan er dan van worden gezegd dat ze vervloekte hellekinderen zijn? Kan men zeggen dat iedereen die zulke dingen doet, zichzelf vernedert? Weten jullie hoe ernstig dit is? Hoe ernstig dan? De bedoeling van mensen die op deze manier handelen is om God te imiteren. Ze willen God zijn en mensen zich als God laten aanbidden. Ze willen Gods plaats in het hart van mensen teniet doen en de God die bij de mens werkt afschaffen om te bereiken dat ze mensen beheersen, verslinden en in bezit nemen. Iedereen heeft zulke onbewuste verlangens en ambities en in iedereen leeft in zo’n verdorven satanische manier van doen en leeft in zo’n satanische aard waarin ze vijandig tegenover God staan en God verraden en God willen worden. Als jullie mijn communicatie volgen, over het onderwerp van Gods gezag, hebben jullie nu nog steeds de wens of het streven om God te imiteren? En willen jullie nog steeds God zijn? Willen jullie nog steeds God worden? Het gezag van God kan door de mens niet worden nagebootst en de identiteit en status van God kan niet door de mens worden geimiteerd. Hoewel je in staat bent om de toon waarmee God spreekt te imiteren, kun je het wezen van God niet imiteren. Hoewel je in staat bent om in Gods plaats te staan en jezelf als God voor te doen, zul je nooit in staat zijn om datgene te doen wat God van plan is te doen en zul je nooit in staat zijn om over alles te heersen en te bevelen. In de ogen van God, zul je voor altijd een klein schepsel zijn en ongeacht hoe geweldig je vaardigheden en bekwaamheden zijn, ongeacht hoeveel talenten je hebt, als geheel sta je onder de heerschappij van de Schepper. Hoewel je in staat bent om enkele brutale woorden te zeggen, kan dat niet aantonen dat je het wezen van de Schepper hebt, noch dat je het gezag van de Schepper bezit. Het gezag en de macht van God zijn het wezen van God Zelf. Ze werden niet geleerd, of extern toegevoegd, maar zijn het inherente wezen van God Zelf. En daarom kan de relatie tussen de Schepper en de schepselen nooit worden veranderd. Als een van schepselen moet de mens zijn eigen positie behouden en zich gewetensvol gedragen en plichtsgetrouw waken over wat hem is toevertrouwd door de Schepper. En de mens moet niet uit de pas gaan lopen of dingen doen die zijn bereik te boven gaan of dingen doen die walgelijk zijn in de ogen van God. De mens moet niet proberen groot of uitzonderlijk te zijn of boven anderen te staan, noch moet hij God proberen te worden. Zo zouden mensen niet moeten willen zijn. Groot of uitzonderlijk willen worden is absurd. God willen worden is nog schandelijker; het is walgelijk en verachtelijk. Wat prijzenswaardig is en waar de schepselen zich boven alles aan zouden moeten houden, is een waarachtig schepsel te worden; dit is het enige doel dat alle mensen moeten nastreven.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 94

Het gezag van de Schepper wordt niet beperkt door tijd, ruimte of plaats, en het gezag van de Schepper is van onschatbare waarde

Laten we naar Genesis 22: 17-18 kijken. Dit is nog een passage waarin Jehova God spreekt, en waarin Hij tegen Abraham zei: “zal ik je volop zegenen. Ik zal je nakomelingen zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels van het strand aan de zee. Je nakomelingen zullen de poort van hun vijanden in bezit nemen. En door jouw nageslacht zullen alle volken van de aarde worden gezegend, omdat jij mijn stem hebt gehoorzaamd.” Jehova God zegende Abraham vele malen zodat zijn nageslacht zich zou vermenigvuldigen − en in welke mate? In de Schrift staat: “als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels van het strand aan de zee.” Dat wil zeggen dat God Abraham een nageslacht wilde geven dat zo talrijk was als de sterren van de hemel en zo overvloedig als het zand aan de kust. God sprak in beelden, en met deze beelden is het niet moeilijk te zien dat God niet slechts één, twee of zelfs duizenden nakomelingen aan Abraham zou schenken, maar een ontelbaar aantal, zodanig dat ze een veelheid van naties zouden worden, want God beloofde Abraham dat hij de vader van vele naties zou zijn. En werd dat aantal door de mens bepaald, of werd het door God bepaald? Kan de mens bepalen hoeveel nakomelingen hij heeft? Is dat aan hem? Het is zelfs niet aan de mens of hij er een aantal heeft of niet, laat staan zoveel als “de sterren aan de hemel en als de zandkorrels van het strand aan de zee.” Wie wenst niet dat zijn nakomelingen zo talrijk zullen zijn als de sterren? Helaas, dingen gebeuren niet altijd zoals jij wilt. Ongeacht hoe bekwaam of capabel de mens is, het is niet aan hem; niemand kan ontkomen aan datgene dat door God is ingesteld. Hoezeer Hij je geeft is hoeveel je hebt: Als God je een beetje geeft, zul je nooit veel hebben, en als God je veel geeft, heeft het geen zin jezelf kwalijk te nemen dat je veel hebt gekregen. Nietwaar? Dit alles is aan God, niet aan de mens! De mens wordt geregeerd door God en niemand is daarvan vrijgesteld!

Toen God zei: “Ik zal je nakomelingen zo talrijk maken”, was dit een verbond dat God met Abraham sloot, en net als het regenboogverbond zou het tot in eeuwigheid worden volbracht, en het was ook een belofte die God aan Abraham had gedaan. Alleen God is gekwalificeerd en in staat om deze belofte waar te maken. Ongeacht of de mens het al dan niet gelooft, ongeacht of de mens het aanvaardt of niet, en ongeacht hoe de mens het ziet, en hoe hij er tegenaan kijkt, zal dit alles in de letterlijke zin worden vervuld, volgens de woorden van God. De woorden van God zullen niet veranderd worden vanwege veranderingen in de wil of opvattingen van de mens en zullen niet veranderd worden vanwege veranderingen in een persoon, ding of object. Alle dingen kunnen verdwijnen, maar de woorden van God zullen voor altijd blijven. Integendeel, de dag dat alle dingen verdwijnen, is precies de dag waarop de woorden van God volledig zijn vervuld, want Hij is de Schepper en Hij bezit het gezag van de Schepper en de kracht van de Schepper en Hij controleert alle dingen en alle levenskracht; Hij is in staat om iets uit niets tevoorschijn te brengen, of iets niets te laten worden, en Hij regeert de transformatie van alle dingen van levend naar dood, en dus voor God kan er niets eenvoudiger zijn dan iemands zaad vermenigvuldigen. Dit klinkt fantastisch voor de mens, als een sprookje, maar voor God is datgene wat Hij besluit te doen en belooft te doen, niet fantastisch, noch een sprookje. In plaats daarvan is het een feit dat God al heeft gezien en dat zeker zal worden volbracht. Hebben jullie dit begrepen? Tonen de feiten aan dat de afstammelingen van Abraham talrijk waren? En hoe talrijk? Zoveel als “de sterren aan de hemel en als de zandkorrels van het strand aan de zee” zoals God heeft gezegd? Hebben ze zich verspreid over alle landen en streken, naar elke plaats in de wereld? En waardoor is dit bereikt? Door het gezag van Gods woorden? Gedurende enkele honderden of duizenden jaren nadat de woorden van God waren uitgesproken, werden de woorden van God blijvend vervuld en werden steeds feiten; dit is de macht van Gods woorden en het bewijs van het gezag van God. Toen God alle dingen in het begin schiep, zei God: er zij licht en er was licht. Dit gebeurde zeer snel, het werd in een zeer korte tijd vervuld en er was geen vertraging voor de vervulling; Gods woorden hadden onmiddellijk gevolgen. Beide waren een tentoonspreiding van Gods gezag, maar toen God Abraham zegende, liet Hij de mens een andere kant zien van het wezen van Gods gezag, en Hij stond de mens toe om de onschatbaarheid van het gezag van de Schepper te zien, en bovendien liet Hij de mens een meer reële, voortreffelijke kant van het gezag van de Schepper zien.

Zodra de woorden van God zijn uitgesproken, neemt het gezag van God de leiding over dit werk, en datgene wat God beloofd heeft wordt geleidelijk een realiteit. Allereerst komen er overal veranderingen als resultaat van de woorden van God: de lente komt, het gras kleurt groen, de bloemen bloeien, de knoppen uit de bomen ontspringen, de vogels beginnen te zingen, de ganzen komen terug en de velden wemelen van de mensen … Met de komst van de lente worden alle dingen verjongd en dit is de wonderbaarlijke daad van de Schepper. Wanneer God Zijn beloften gestand doet, vernieuwen en veranderen alle dingen in de hemel en op aarde in overeenstemming met de gedachten van God – niets en niemand uitgezonderd. Wanneer een verbintenis of belofte wordt uitgesproken door God, dienen alle dingen haar vervulling en worden ze gerangschikt omwille van die vervulling en alle schepselen worden georkestreerd en gearrangeerd onder de heerschappij van de Schepper en spelen hun respectievelijke rol en dienen hun respectievelijke functie. Dit is de openbaring van het gezag van de Schepper. Wat zie je hierin? Hoe ken je het gezag van God? Is er een omvang aan Gods gezag? Is er een tijdslimiet? Kan er gezegd worden dat het een bepaalde hoogte of een bepaalde lengte is? Kan er gezegd worden dat deze een bepaalde maat of sterkte heeft? Kan deze worden gemeten aan de hand van de afmetingen van de mens? Het gezag van God flitst niet aan en uit, komt en gaat niet, en er is niemand die kan meten hoe groot Zijn gezag is. Ongeacht hoeveel tijd er verstrijkt, wanneer God een persoon zegent, zal deze zegening voortgaan en de voortzetting daarvan zal getuigen van het onschatbare gezag van God en de mensheid de mogelijkheid geven te aanschouwen dat de onuitblusbare levenskracht van de Schepper, telkens weer terugkeert. Elk vertoon van Zijn gezag is de perfecte demonstratie van Zijn woorden en dit wordt aan alle dingen en aan de mensheid getoond. Wat meer is, alles wat is bereikt door Zijn gezag is voortreffelijk, ongeëvenaard en volkomen volmaakt. Men kan zeggen dat Zijn gedachten, Zijn woorden, Zijn gezag en al het werk dat Hij volbrengt een onvergelijkelijk mooi beeld vormen en voor de schepselen is de taal van de mensheid niet in staat om de betekenis en waarde ervan te verwoorden. Wanneer God een belofte doet aan een persoon, of het nu is waar ze wonen, of wat ze doen, hun achtergrond voor of nadat ze de belofte hebben ontvangen, of hoe groot de ontreddering in hun leefomgeving is geweest − dit is allemaal zo vertrouwd voor God als de palm van Zijn hand. Het maakt niet uit hoeveel tijd verstrijkt nadat Gods woorden zijn gesproken, voor Hem is het alsof ze zojuist zijn uitgesproken. Dat wil zeggen dat God de macht heeft en zulk gezag heeft, dat Hij elke belofte die Hij aan de mensheid doet, kan volgen, beheersen en realiseren en ongeacht wat de belofte is, ongeacht hoe lang het duurt om deze volledig na te komen en bovendien, ongeacht hoe groot de reikwijdte van de verwezenlijking ervan is − bijvoorbeeld tijd, plaats, ras, enzovoort − deze belofte zal worden vervuld en gerealiseerd en bovendien zal de verwezenlijking en realisatie ervan Hem niet de minste inspanning kosten. En wat bewijst dit? Dat de omvang van Gods gezag en macht voldoende is om het hele universum en de hele mensheid te beheersen. God heeft het licht gemaakt, maar dat betekent niet dat God alleen het licht beheert, of dat Hij alleen het water beheert, omdat Hij het water heeft geschapen, en dat al het andere niets met God te maken heeft. Is dit geen misverstand? Hoewel Gods zegen aan Abraham geleidelijk aan was verdwenen uit de gedachten van de mens na enkele honderden jaren, voor God bleef deze belofte hetzelfde. Deze belofte werd nog steeds nagekomen, dat was nog niet ten einde. De mens heeft nooit geweten of gehoord hoe God Zijn gezag uitoefende, hoe alle dingen georkestreerd en gearrangeerd waren en hoeveel prachtige verhalen zich gedurende deze tijd tussen alle dingen van Gods schepping hebben afgespeeld, maar elk prachtig stuk van de weergave van Gods gezag en de openbaring van Zijn daden werd doorgegeven en verheven onder alle dingen, alles toonde de wonderbaarlijke daden van de Schepper en sprak er over, en elk veel verteld verhaal over de soevereiniteit van de Schepper over alle dingen zal door alle dingen voor altijd verkondigd worden. Het gezag waarmee God alle dingen bestuurt en de kracht van God, toont in alle dingen dat God overal en altijd aanwezig is. Wanneer je getuige bent geweest van de alomtegenwoordigheid van het gezag en de macht van God, zul je zien dat God overal en altijd aanwezig is. Het gezag en de kracht van God worden niet beperkt door tijd, plaats, ruimte of welke persoon, materie of ding dan ook. De omvang van Gods gezag en macht overtreft de verbeeldingskracht van de mens; deze is onmetelijk voor de mens, onvoorstelbaar voor de mens en zal nooit volledig door de mens worden gekend.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 95

Sommige mensen willen het graag bevatten en het zich voor kunnen stellen, maar hoe ver reikt de verbeelding van de mens? Kan deze verbeelding deze wereld overstijgen? Is de mens in staat de authenticiteit en nauwkeurigheid van Gods gezag te bevatten en zich er een voorstelling van te maken? Zijn de conclusies en de verbeeldingskracht van de mens in staat om hem kennis van Gods gezag te laten begrijpen? Kan deze het gezag van God echt naar waarde schatten en zich eraan onderwerpen? De feiten bewijzen dat de conclusies en de verbeeldingskracht van de mens slechts een product zijn van het menselijke intellect en deze bieden niet de minste hulp of voordeel voor het verkrijgen van de kennis van de mens over Gods gezag. Na het lezen van science fiction, kunnen sommigen zich voorstellen hoe de maan en de sterren eruitzien. Maar dit betekent niet dat de mens enig begrip heeft van het gezag van God. De verbeelding van de mens is alleen dat maar: verbeeldingskracht. Van de feiten over deze dingen, dat wil zeggen van hun verbinding met Gods gezag, heeft hij absoluut geen idee. En als je nou naar de maan geweest bent? Toont dit aan dat je een multidimensionaal begrip van Gods gezag hebt? Toont dit aan dat je je de omvang van Gods gezag en macht kunt voorstellen? Aangezien de conclusie en de verbeeldingskracht van de mens niet toereikend zijn om hem het gezag van God te laten kennen, wat moet de mens dan doen? De verstandigste optie zou zijn om geen conclusies te trekken, en je er geen beeld van te vormen, wat betekent dat de mens nooit op zijn verbeelding of conclusies moet vertrouwen als het gaat om het kennen van Gods gezag. Wat wil ik hier tegen jullie zeggen? Kennis van Gods gezag, Gods kracht, Gods eigen identiteit, en Gods wezen kan niet worden bereikt door te vertrouwen op je verbeelding. Aangezien je niet kunt vertrouwen op je verbeeldingskracht om het gezag van God te kennen, hoe kun je dan een ware kennis van Gods gezag bereiken? Door het eten en drinken van de woorden van God, door communicatie en door de woorden van God te ervaren, zul je een geleidelijke ervaring hebben en verificatie van Gods gezag en daardoor zul je een geleidelijk begrip en toenemende kennis ervan verwerven. Dit is de enige manier om de kennis van Gods gezag te verwerven; er is geen kortere weg. Wanneer er aan je gevraagd wordt je geen voorstelling te maken, dan is dat niet hetzelfde als passief blijven zitten en je ondergang af wachten, of niets meer doen. Dat je je brein niet moet gebruiken om over deze dingen te nadenken en je er iets bij voor te stellen, betekent dat je geen logica kunt gebruiken voor het trekken van conclusies, dat je kennis niet kunt gebruiken om te analyseren, niet wetenschap als basis kunt gebruiken, maar in plaats daarvan kun je naar waarde schatten, narekenen en bevestigen dat de God waar jij in gelooft gezag heeft, dat Hij soevereiniteit heeft over je lot, en dat Zijn macht te allen tijde bewijst dat Hij de ware God is, door de woorden van God, de waarheid, door alles wat je in het leven tegenkomt. Dit is de enige manier waarop iemand enig begrip van God kan bereiken. Sommigen zeggen dat ze een eenvoudige manier willen vinden om dit doel te bereiken, maar kunnen jullie zo’n manier bedenken? Ik zeg je dat je niet hoeft na te denken: er is geen andere weg! De enige weg is om gewetensvol en standvastig te weten en na te gaan wat God heeft en is door elk woord dat Hij tot uitdrukking brengt en alles wat Hij doet. Dit is de enige manier om God te kennen. Want wat God heeft en is, en alles wat met God te maken heeft, is niet hol en leeg − maar echt.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 96

De feiten over het bestuur en de heerschappij van de Schepper over alle dingen en levende wezens zeggen alles over het ware bestaan van het gezag van de Schepper

Er wordt over Jehova’s zegen aan Job verteld in het boek Job. Wat heeft God aan Job geschonken? “En Jehova zegende Job later nog meer dan in het begin. Hij bezat uiteindelijk veertienduizend schapen, zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen” (Job 42:12). Wat waren deze dingen, die aan Job werden gegeven, vanuit het perspectief van de mens? Waren het de bezittingen van de man? Zou Job met deze bezittingen heel rijk zijn geweest in die tijd? En hoe verwierf hij dergelijke bezittingen? Wat veroorzaakte zijn rijkdom? Het spreekt voor zich dat het dankzij de zegen van God was dat Job deze bezittingen verwierf. Hoe Job deze bezittingen zag, en hoe hij de zegeningen van God beschouwde, is niet iets waar we hier op in zullen gaan. Als het gaat om de zegeningen van God, smachten alle mensen er dag en nacht naar om gezegend te worden door God, toch heeft de mens geen controle over hoeveel bezit hij tijdens zijn leven kan krijgen, of dat hij zegeningen van God kan ontvangen − en dit is een onbetwistbaar feit! God heeft gezag en de macht om alle bezittingen aan de mens te schenken, om mensen toe te staan alle zegen te verkrijgen, maar er is een grondbeginsel in Gods zegeningen. Wat voor soort mensen zegent God? De mensen die Hij leuk vindt, natuurlijk! Abraham en Job waren beiden gezegend door God, maar de zegeningen die ze ontvingen waren niet hetzelfde. God zegende Abraham met nazaten zo talrijk als het zand en de sterren. Toen God Abraham zegende, zorgde Hij ervoor dat het nageslacht van één man, één natie, krachtig en welvarend werd. Hierin regeerde het gezag van God de mensheid, die de adem van God ademde onder alle dingen en levende wezens. Onder de soevereiniteit van Gods gezag leefde en verspreidde deze mensheid zich met een snelheid en een reikwijdte die door God werd bepaald. Met name de levensvatbaarheid, de mate van expansie en de levensverwachting van deze naties maakten allemaal deel uit van Gods plan, en het grondbeginsel van dit alles was volledig gebaseerd op de belofte die God aan Abraham had gedaan. Dat wil zeggen dat, ongeacht de omstandigheden, Gods beloften ongehinderd zouden worden nagekomen en gerealiseerd zouden worden onder de geboden van Gods gezag. In de belofte die God aan Abraham deed, ongeacht de omwentelingen van de wereld, ongeacht het tijdperk, ongeacht de catastrofes die de mensheid zou doorstaan, zouden de afstammelingen van Abraham niet het risico lopen te worden vernietigd, en zou hun natie niet uitsterven. Gods zegen voor Job maakte hem echter buitengewoon rijk. Wat God hem gaf, was een reeks levende, ademende wezens, waarvan de bijzonderheden − hun aantal, hun snelheid van voortplanting, overlevingspercentages, de hoeveelheid vet die ze hadden, enzovoort − ook door God werden beheerst. Hoewel deze levende wezens niet het vermogen hadden om te spreken, maakten zij ook deel uit van de regelingen van de Schepper en Gods regelingen werden uitgevoerd in overeenstemming met de zegen die God aan Job beloofde. In de zegeningen die God aan Abraham en Job gaf, hoewel het beloofde anders was, was het gezag waarmee de Schepper alle dingen en levende wezens regeerde hetzelfde. Elk detail van Gods gezag en macht komt tot uiting in Zijn verschillende beloften en zegeningen voor Abraham en Job en toont de mensheid nogmaals dat het gezag van God de verbeeldingskracht van de mens ver te boven gaat. Deze details vertellen de mensheid nogmaals dat wanneer hij Gods gezag wil kennen, dit alleen kan worden bereikt door Gods woorden en door Gods werk te ervaren.

Gods gezag van soevereiniteit over alle dingen geeft de mens de kans om een feit te zien: Gods gezag is niet alleen belichaamd in de woorden “En God zei: Laat er licht zijn, en er was licht, laat er een hemelgewelf zijn en er was hemelgewelf, en laat er land zijn, en er was land,” maar bovendien, in hoe Hij het licht deed voortduren, zorgde dat het hemelgewelf niet verdween en het land voor altijd gescheiden bleef van het water, evenals in de details van hoe Hij Zijn schepping regeerde en beheerde: licht, hemelgewelf en land. Wat zien jullie nog meer in Gods zegen aan de mensheid? Het is duidelijk dat, nadat God Abraham en Job had gezegend, Gods voetstappen niet ophielden, want Hij was nog maar net begonnen Zijn gezag uit te oefenen en Hij was van plan al Zijn woorden waar te maken en alle details waar te maken waarvan Hij gesproken had en dus bleef Hij de komende jaren alles doen wat Hij van plan was. Omdat God gezag heeft, lijkt het misschien voor de mens dat God alleen spreekt, en dat Hij geen vinger uit hoeft te steken voor alle zaken en dingen die bereikt moeten worden. Zo’n voorstelling is enigszins belachelijk! Als je zo’n eenzijdige kijk op Gods verbond met mensen hebt dat je denkt dat er alleen maar woorden aan te pas kwamen en denkt dat God alles tot stand brengt door alleen maar woorden te gebruiken, en je niet in staat bent om de verschillende tekens en feiten te zien dat God het gezag en de heerschappij heeft over het bestaan van alle dingen, dan is je begrip van Gods gezag hol en belachelijk! Als de mens denkt dat God zo is, dan moet gezegd worden dat de kennis van de mens van God op een doodlopende weg is gekomen, en het eindpunt heeft bereikt, want de God die de mens zich dan voorstelt is slechts een machine die bevelen geeft en niet de God die gezag bezit. Wat heb je gezien door de voorbeelden van Abraham en Job? Heb je de echte kant van Gods gezag en macht gezien? Nadat God Abraham en Job had gezegend, bleef God niet waar Hij was, noch zette Hij Zijn boodschappers aan het werk in afwachting van wat de uitkomst zou zijn. Integendeel, zodra God Zijn woorden uitsprak, begonnen onder de leiding van Gods gezag alle dingen te voldoen aan datgene dat God van plan was te doen en werden de mensen, dingen en voorwerpen voorbereid die God nodig had. Dat wil zeggen dat, zodra de woorden door God werden uitgesproken, Gods gezag werd uitgevoerd in alle landen, en Hij maakte een plan om de beloften die Hij aan Abraham en Job had gedaan te volbrengen en te vervullen en Hij maakte alle juiste plannen en trof de juiste voorbereidingen voor alles wat nodig was voor elke belangrijke fase en elke stap die Hij van plan was uit te voeren. Gedurende deze tijd arrangeerde God niet alleen Zijn boodschappers, maar ook alle dingen die door Hem waren geschapen. Dat wil zeggen dat de reikwijdte waarbinnen Gods gezag werd uitgeoefend niet alleen de boodschappers omvatte, maar bovendien alle dingen die geregeld werden om te voldoen aan datgene wat Hij wilde bereiken; dit waren de specifieke manieren waarop het gezag van God werd uitgeoefend. In jullie verbeelding, kunnen sommigen het volgende idee hebben over Gods gezag: God heeft gezag en God heeft macht, en dus hoeft God alleen te blijven zitten in de derde hemel, of alleen maar op een vaste plaats te blijven en God hoeft geen specifiek werk te doen en al Gods werk wordt voltooid in Zijn gedachten. Sommigen geloven misschien ook dat, hoewel God Abraham zegende, God verder niets hoefde te doen, en het voldoende was dat Hij alleen maar Zijn woorden sprak. Is dit wat er echt is gebeurd? Zeker niet! Hoewel God gezag en macht bezit, is Zijn gezag waarachtig en echt, niet leeg. De authenticiteit en realiteit van Gods gezag en macht worden geleidelijk geopenbaard en belichaamd in Zijn schepping van alle dingen, in de controle over alle dingen, en in het proces waarmee Hij de mensheid leidt en beheert. Elke methode, elk gezichtspunt en elk detail van Gods soevereiniteit over de mensheid en alle dingen en al het werk dat Hij heeft gedaan, evenals Zijn begrip van alle dingen − ze bewijzen allemaal letterlijk dat het gezag en de kracht van God niet uit lege woorden bestaan. Zijn gezag en macht worden constant getoond en onthuld, in alle dingen. Deze manifestaties en openbaringen spreken over het werkelijke bestaan van Gods gezag, want Hij gebruikt Zijn gezag en kracht om Zijn werk voort te zetten en om alle dingen te bevelen en om op elk moment over alle dingen te heersen en Zijn macht en gezag kunnen niet worden vervangen door de engelen, of de boodschappers van God. God besliste welke zegeningen Hij zou geven aan Abraham en Job − het was aan God. Hoewel de boodschappers van God persoonlijk Abraham en Job bezochten, waren hun daden overeenkomstig de geboden van God en ze stonden onder het gezag van God en zij vielen ook onder de soevereiniteit van God. Hoewel de mens de boodschappers van God bij Abraham ziet komen en Jehova God Zelf niets ziet doen in deze Bijbelgedeelten, is in feite de enige die echt macht en gezag uitoefent God Zelf en dit zal ongetwijfeld iedereen beamen! Hoewel je hebt gezien dat de engelen en de boodschappers grote macht bezitten, en wonderen hebben verricht, of een aantal dingen hebben gedaan in opdracht van God, kunnen zij dit alleen maar omwille van het voltooien van Gods opdracht en zij vertonen op geen enkele manier het gezag van God − want geen mens of ding bezit het gezag van de Schepper om alle dingen te scheppen en alle dingen te regeren. En dus kan geen mens of ding het gezag van de Schepper uitoefenen of tonen.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 97

Het gezag van de Schepper is onveranderlijk en onbeledigbaar

1. God gebruikt woorden om alle dingen te creëren

Gen. 1:3-5 God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.

Gen. 1:6-7 God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven.

Gen. 1:9-11 God zei: ‘Het water onder de hemel moet naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt.’ En zo gebeurde het. Het droge noemde hij aarde, het samengestroomde water noemde hij zee. En God zag dat het goed was. God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde het.

Gen. 1:14-15 God zei: ‘Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, en ze moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’ En zo gebeurde het.

Gen. 1:20-21 God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was.

Gen. 1:24-25 God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. God maakte alle soorten in het wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was.

2. God gebruikt Zijn woorden om een verbond met de mens tot stand te brengen

Gen. 9:11-13 ‘Deze belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen. En dit,’ zei God, ‘zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde.’

3. De zegeningen van God

Gen. 17:4-6 Ik doe jou deze belofte: je zult de stamvader worden van een menigte volken. Je zult voortaan niet meer Abram heten maar Abraham, want ik maak je de vader van vele volken. Ik zal je bijzonder vruchtbaar maken. Er zullen veel volken uit je voortkomen en onder je nazaten zullen koningen zijn.

Gen. 18:18-19 Abraham zal immers zeker tot een groot en machtig volk uitgroeien. Alle volken van de aarde zullen bovendien met hem zegen ontvangen. Want ik ken hem, ik weet dat hij aan zijn kinderen en de generaties daarna opdracht zal geven om de weg van Jehova in acht te nemen, om gerechtigheid en recht te doen. Dan zal Jehova Abraham zegenen met wat Hij hem heeft beloofd.

Gen. 22:16-18 ‘Ik heb bij mijzelf gezworen,’ zegt Jehova: ‘Omdat je dit gedaan hebt en je zoon, je enige zoon, niet van mij hebt weggehouden, zal ik je volop zegenen. Ik zal je nakomelingen zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels van het strand aan de zee. Je nakomelingen zullen de poort van hun vijanden in bezit nemen. En door jouw nageslacht zullen alle volken van de aarde worden gezegend, omdat jij mijn stem hebt gehoorzaamd.’

Job. 42:12 En Jehova zegende Job later nog meer dan in het begin. Hij bezat uiteindelijk veertienduizend schapen, zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen.

Wat hebben jullie gezien in deze drie delen van de Schrift? Hebben jullie gezien dat er een grondbeginsel is waarmee God Zijn gezag uitoefent? God gebruikte bijvoorbeeld een regenboog om een verbond met de mens te sluiten, waarbij Hij een regenboog in de wolken plaatste om de mens te vertellen dat Hij nooit meer een zondvloed zou gebruiken om de wereld te vernietigen. Is de regenboog die de mensen zien vandaag nog steeds hetzelfde als toen God deze woorden sprak? Zijn de aard en betekenis veranderd? Nee, zonder twijfel. God gebruikte Zijn gezag om deze daad uit te voeren, en het verbond dat Hij met de mensheid heeft gesloten, is tot vandaag van kracht en de tijd waarop dit verbond wordt veranderd is natuurlijk aan God. Nadat God had gezegd “ik plaats mijn boog in de wolken” heeft God Zich altijd aan dit verbond gehouden, tot op de dag van vandaag. Wat zie je hierin? Hoewel God gezag en macht bezit, is Hij zeer rigoureus en principieel in Zijn daden en blijft Hij trouw aan Zijn woord. Zijn rigoureusheid en de beginselen van Zijn daden tonen de onbeledigbare aard van de Schepper en de onoverwinnelijkheid van het gezag van de Schepper. Hoewel Hij het hoogste gezag bezit en alle dingen onder Zijn heerschappij staan, en hoewel Hij de macht heeft om over alle dingen te regeren, heeft God Zijn eigen plan nooit beschadigd of ontwricht en elke keer dat Hij Zijn gezag uitoefent, is het in strikte overeenstemming met Zijn eigen principes, en volgt precies dat wat Hij heeft gezegd, en volgt Hij de stappen en doelstellingen van Zijn plan. Het is onnodig om te zeggen dat alle dingen die door God worden bestuurd, ook de beginselen volgen waarmee Gods gezag wordt uitgeoefend en geen mens of ding is vrijgesteld van de regelingen van Zijn gezag, noch kunnen zij de principes veranderen waarmee Zijn gezag wordt uitgeoefend. In Gods ogen ontvangen degenen die gezegend zijn het geluk dat door Zijn gezag tot stand is gebracht en degenen die vervloekt zijn ontvangen hun straf vanwege Gods gezag. Onder de soevereiniteit van Gods gezag is geen mens of ding vrijgesteld van de uitoefening van Zijn gezag, noch kunnen zij de principes veranderen waarmee Zijn gezag wordt uitgeoefend. Het gezag van de Schepper wordt niet veranderd door veranderingen van welke factor ook en ook de principes waarmee Zijn gezag wordt uitgeoefend, veranderen om geen enkele reden. Hemel en aarde ondergaan mogelijk grote omwentelingen, maar het gezag van de Schepper zal niet veranderen; alle dingen kunnen verdwijnen, maar het gezag van de Schepper zal nooit verdwijnen. Dit is het wezen van het onveranderlijke en onbeledigbare gezag van de Schepper en dit is het unieke karakter van de Schepper!

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 98

Gods bevel aan Satan

Job 2:6 En Jehova zei tegen Satan: “Zie, ik lever hem aan je over, maar behoud wel zijn leven.”

Satan heeft nooit het gezag van de Schepper durven bevechten, en daarom leeft alles in de juiste orde

Dit is een uittreksel uit het boek Job en de “hij” in deze woorden verwijst naar Job. Hoewel deze zin kort is, verheldert hij veel. Deze zin beschrijft een specifieke uitwisseling tussen God en Satan in de geestelijke wereld en vertelt ons dat het voorwerp van Gods woorden Satan was. Er staat ook wat er specifiek door God werd gezegd. Gods woorden waren een bevel en een order aan Satan. De specifieke details van dit bevel hebben betrekking op het sparen van het leven van Job en waar God de grens trok bij Satans behandeling van Job − Satan moest Jobs leven sparen. Het eerste wat we uit deze zin leren, is dat dit woorden waren die God tot Satan sprak. De oorspronkelijke tekst van het boek Job, vertelt ons de achtergrond van deze woorden: Satan wilde Job beschuldigen en dus moest hij de goedkeuring van God verkrijgen voordat hij hem kon verleiden. Toen God instemde met Satans verzoek om Job te verleiden, stelde God de volgende voorwaarde aan Satan: “Ik lever Job aan je over, maar behoud wel zijn leven.” Wat is de aard van deze woorden? Ze zijn duidelijk een gebod, een bevel. Als je de aard van deze woorden begrepen hebt, zou je natuurlijk ook moeten begrijpen dat Degene die deze opdracht gaf God was en dat degene die deze opdracht ontving en gehoorzaamde, Satan was. Onnodig te zeggen dat in dit gebod de relatie tussen God en Satan duidelijk is voor iedereen die deze woorden leest. Natuurlijk is dit ook de relatie tussen God en Satan in de spirituele wereld en het verschil tussen de identiteit en status van God en Satan, te vinden in de verhalen over de uitwisselingen tussen God en Satan in de Schrift tot op heden, staat in dit specifieke voorbeeld en tekstuele verslag waarin de mens het verschil tussen de identiteit en status van God en Satan kan zien. Over dit onderwerp moet ik zeggen dat de vermelding van deze woorden een belangrijk document is voor de kennis van de mensheid over de identiteit en status van God en het biedt belangrijke informatie voor de kennis van de mensheid over God. Door deze uitwisseling tussen de Schepper en Satan in de spirituele wereld, is de mens in staat om nog een specifiek aspect in het gezag van de Schepper te begrijpen. Deze woorden zijn wederom een getuigenis van het unieke gezag van de Schepper.

Van buitenaf gezien houd Jehova God zich bezig met een gesprek met Satan. In werkelijkheid is de houding waarmee Jehova God spreekt en de positie waar Hij staat hoger dan die van Satan. Dat wil zeggen dat Jehova God Satan gebiedt op bevelende toon en Satan vertelt wat hij wel en niet moet doen, dat Job in zijn handen is en dat hij vrij is om Job te behandelen zoals hij het wenst – maar dat hij wel Jobs leven moet sparen. De subtekst is dat, hoewel Job in de handen van Satan is gegeven, zijn leven niet aan Satan wordt overgedragen; niemand kan het leven van Job uit Gods handen nemen, tenzij God het toestaat. Gods houding is duidelijk verwoord in deze opdracht aan Satan en deze opdracht manifesteert en onthult ook de positie van waaruit Jehova God met Satan converseert. Hierin heeft Jehova God niet alleen de status van de God die het licht en de lucht schiep en alle dingen en levende wezens, van de God die de soevereiniteit over alle dingen en levende wezens bezit, maar ook van de God die de mensheid regeert en de Hades regeert, de God die het leven en de dood van alle levende dingen beheerst. Wie anders dan God in de spirituele wereld zou zo'n order aan Satan durven geven? En waarom gaf God persoonlijk Zijn bevel aan Satan? Omdat het leven van de mens, inclusief dat van Job, wordt bestuurd door God. God stond Satan niet toe om het leven van Job te schaden of te beëindigen, wat wil zeggen dat net voordat God Satan toestond om Job te verleiden, God er nog aan dacht om speciaal zo’n bevel uit te vaardigen en beval Satan nogmaals om het leven van Job te sparen. Satan heeft nooit tegen het gezag van God durven opstaan en bovendien heeft hij zorgvuldig geluisterd naar en gehoorzaamd aan de bevelen en specifieke geboden van God. Hij durfde deze nooit trotseren en hij zou natuurlijk niet vrijelijk Gods geboden durven veranderen. Dat zijn de grenzen die God heeft gesteld aan Satan, en dus heeft Satan nooit over deze grenzen heen durven gaan. Is dit niet de macht van Gods gezag? Is dit geen getuigenis van Gods gezag? Over hoe je je moet gedragen tegenover God en hoe je God moet zien, heeft Satan een veel duidelijker idee dan de mensheid en dus, in de spirituele wereld, ziet Satan de status en het gezag van God heel duidelijk en hij heeft een volledig begrip van de macht van Gods gezag en de principes achter de uitoefening van Zijn gezag. Hij durft ze helemaal niet te negeren, noch durft hij ze op een of andere manier te schenden, of iets te doen wat tegen het gezag van God zondigt en hij durft op geen enkele manier Gods toorn aan te vechten. Hoewel hij kwaadaardig en arrogant van aard is, heeft Satan nooit de grenzen overschreden die hem door God zijn gegeven. Miljoenen jaren lang heeft hij zich strikt gehouden aan deze grenzen, heeft hij zich gehouden aan elk gebod en elk bevel dat hem door God is gegeven en heeft hij nooit over de grens durven gaan. Hoewel hij kwaadaardig is, is Satan veel wijzer dan de verdorven mensheid; hij kent de identiteit van de Schepper en kent zijn eigen grenzen. Uit de ‘onderdanige’ handelingen van Satan kan worden gezien dat het gezag en de macht van God hemelse edicten zijn die niet door Satan kunnen worden overtreden en dat juist vanwege het unieke karakter en het gezag van God alle dingen op een ordelijke manier veranderen en zich verspreiden, dat de mensheid kan leven en zich vermenigvuldigen binnen de koers die door God is vastgesteld, zonder een persoon of ding dat deze orde kan verstoren, en geen persoon of ding is in staat om deze wet te veranderen − want ze komen allemaal uit de handen van de Schepper en de orde en het gezag van de Schepper.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 99

De speciale identiteit van Satan heeft ertoe geleid dat veel mensen een sterke interesse in zijn manifestaties van verschillende aspecten hebben getoond. Er zijn zelfs veel dwaze mensen die geloven dat Satan, evenals God, ook gezag bezit, want Satan is in staat om wonderen te doen en is in staat om dingen te doen die onmogelijk zijn voor de mensheid. En dus, naast het aanbidden van God, reserveert de mensheid ook een plaats voor Satan in zijn hart, en aanbidt Satan zelfs als God. Deze mensen zijn zowel jammerlijk als verfoeilijk. Ze zijn jammerlijk vanwege hun onwetendheid en verfoeilijk vanwege hun ketterij en inherent slechte inborst. Op dit punt ben ik van mening dat het noodzakelijk is om jullie te informeren over wat gezag is, wat het symboliseert en wat het vertegenwoordigt. In grote lijnen is God Zelf gezag, Zijn gezag symboliseert de suprematie en de substantie van God en het gezag van God Zelf vertegenwoordigt de status en identiteit van God. In welk geval durft Satan te zeggen dat hij zelf God is? Durft Satan te zeggen dat hij alle dingen schiep en soeverein is over alle dingen? Natuurlijk niet! Want hij is niet in staat om alle dingen te scheppen; tot op heden heeft hij nooit iets geschapen dat door God gemaakt is en nooit iets geschapen dat leeft. Omdat hij niet Gods gezag heeft, zal hij nooit de status en identiteit van God bezitten, en dat wordt bepaald door zijn wezen. Heeft hij dezelfde kracht als God? Natuurlijk niet! Hoe noemen we de daden van Satan en de wonderen die Satan tentoonspreidt? Is het kracht? Zou het gezag kunnen heten? Natuurlijk niet! Satan regeert het getij van het kwade, hij verstoort, schaadt en onderbreekt elk aspect van Gods werk. Heeft Satan ook maar iets gedaan wat ook maar de minste waarde heeft om te gedenken, aan te bevelen of te koesteren, nog afgezien van het bederven en misbruiken van de mens, het bedriegen en verlokken tot de afwijzing van God, zodat de mensen in het dal van de schaduw van de dood terecht komen, de afgelopen duizenden jaren? Als Satan gezag en macht bezat, zou de mensheid daardoor zijn verdorven? Als Satan gezag en macht bezat, zou de mensheid hierdoor zijn geschaad? Als Satan macht en gezag bezat, zou de mensheid dan God hebben verlaten en zich naar de dood hebben gekeerd? Aangezien Satan geen gezag of macht heeft, wat moeten we concluderen over het wezen van alles wat hij doet? Er zijn er die alles wat Satan doet als onbeduidende vaardigheid definiëren, toch geloof ik dat een dergelijke definitie niet helemaal klopt. Zijn de slechte daden van de verdorvenheid van de mensheid slechts onbeduidende vaardigheid? De kwade kracht waarmee Satan Job heeft misbruikt en zijn felle verlangen om hem te mishandelen en te verslinden, konden onmogelijk worden bereikt door onbeduidende vaardigheid. Als je terugkijkt, waren de kudden van Job, ver verspreid over heuvels en bergen, in een oogwenk verdwenen; in een oogwenk verdween Jobs grote fortuin. Zou dat kunnen worden bereikt door onbeduidende vaardigheid? De aard van alles wat Satan doet, past bij negatieve termen zoals schaden, onderbreken, vernietigen, beschadigen, kwaadaardigheid, boosaardigheid en duisternis en dus is het voorkomen van alles wat onrechtvaardig en kwaad is, onlosmakelijk verbonden met de daden van Satan en is onafscheidelijk van de slechte inborst van Satan. Ongeacht hoe ‘krachtig’ Satan is, ongeacht hoe stoutmoedig en ambitieus hij ook is, ongeacht hoe groot zijn vermogen is om schade toe te brengen, ongeacht hoe uitgebreid de technieken zijn waarmee hij de mens verderft en verleidt, ongeacht hoe slim de trucjes en plannen zijn waarmee hij de mens intimideert, ongeacht hoe veranderlijk de vorm is waarin hij bestaat, hij is nooit in staat geweest om één enkel levend ding te scheppen, heeft nooit wetten of regels kunnen vaststellen voor het bestaan van alle dingen en is nooit in staat geweest om een ding, zowel levend als levenloos, te regeren en te beheersen. Binnen de hele kosmos en het enorme firmament is er geen enkel persoon of ding dat uit Satan is geboren, of door hem bestaat; er is geen enkel persoon of ding dat door hem wordt bestuurd of wordt beheerst. Integendeel, hij moet niet alleen leven onder de heerschappij van God, maar bovendien moet hij gehoorzamen aan alle geboden en bevelen van God. Zonder de toestemming van God is het moeilijk voor Satan om zelfs een druppel water of zandkorrel op het land aan te raken; zonder de toestemming van God is Satan niet eens vrij om de mieren op het land te bewegen − laat staan de mensheid, die door God is geschapen. In de ogen van God is Satan minder dan de lelies op de berg, dan de vogels die in de lucht vliegen, dan de vissen in de zee en dan de maden op de aarde. Zijn rol onder alle dingen is om alle dingen te dienen en voor de mensheid te werken en Gods werk en Zijn managementplan te dienen. Ongeacht hoe kwaadaardig zijn aard is en hoe slecht zijn inborst is, het enige wat hij kan doen is zich plichtsgetrouw aan zijn functie houden: van dienst zijn aan God en een tegenhanger zijn van God. Dat is de essentie en positie van Satan. Zijn wezen staat los van het leven, staat los van macht en staat los van gezag; hij is slechts een speelbal in Gods handen, slechts een machine in dienst van God!

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 100

Het gezag zelf kan worden uitgelegd als de kracht van God. Ten eerste kan met zekerheid worden gezegd dat zowel gezag als macht positief zijn. Ze hebben geen verbinding met iets negatiefs en zijn niet gerelateerd aan geschapen of ongeschapen wezens. De kracht van God is in staat om dingen te scheppen van elke vorm die leven en vitaliteit bezitten en dit wordt bepaald door het leven van God. God is leven, dus is Hij de bron van alle levende wezens. Bovendien kan het gezag van God alle levende wezens doen gehoorzamen aan elk woord van God, dat wil zeggen, ontstaan overeenkomstig Gods woorden, en leven en zich vermenigvuldigen door Gods gebod, waarna God alle levende wezens bestuurt en gebiedt, en daar zal nooit van worden afgeweken, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Geen persoon of ding heeft dit; alleen de Schepper bezit en draagt deze kracht en daarom wordt het gezag genoemd. Dit is het unieke karakter van de Schepper. Als zodanig, ongeacht of dit het woord ‘gezag’ zelf is of het wezen van dit gezag, kan dit alleen in verband worden gebracht met de Schepper, omdat het een symbool is van de unieke identiteit en substantie van de Schepper en het de identiteit en status van de Schepper vertegenwoordigt; afgezien van de Schepper, kan geen persoon of ding geassocieerd worden met het woord ‘gezag’. Dit is een interpretatie van het unieke gezag van de Schepper.

Hoewel Satan Job met begerige ogen aankeek, durfde hij zonder Gods toestemming geen haar op Jobs lichaam te krenken. Hoewel hij van nature slecht en wreed is, nadat God Zijn bevel daartoe had uitgevaardigd, had Satan geen andere keus dan zich aan Gods gebod te houden. En dus, ook al was Satan zo razend als een wolf onder schapen, als het op Job aankwam, durfde hij de door God gestelde grenzen niet te vergeten, durfde niet de bevelen van God te overtreden en in alles wat hij deed durfde Satan niet af te wijken van de principes en beperkingen van Gods woorden − is dit geen feit? Hieruit kan worden afgeleid dat Satan geen van de woorden van Jehova God durft te overtreden. Voor Satan is elk woord van God een bevel en een hemelse wet en een uitdrukking van Gods gezag − want achter elk woord van God wordt Gods straf voor degenen die de bevelen van God overtreden bedoeld, en degenen die ongehoorzaam zijn en zich tegen de hemelse wetten verzetten. Satan weet heel goed dat wanneer hij Gods geboden overtreedt, hij de consequenties moet aanvaarden van het overtreden van het gezag van God en het zich verzetten tegen de hemelse wetten. En wat zijn deze consequenties? Onnodig te zeggen dat ze natuurlijk de straf van God zijn. Satans daden tegenover Job waren slechts een microkosmos van zijn verdorvenheid van de mens en toen Satan deze daden uitvoerde, waren de grenzen die God stelde en de bevelen die Hij aan Satan gaf slechts een microkosmos van de principes achter alles wat hij doet. Bovendien was de rol en positie van Satan in deze zaak slechts een microkosmos van zijn rol en positie in het werk van Gods management, en Satans volledige gehoorzaamheid aan God in zijn verleiding van Job was slechts een microkosmos van hoe Satan zich niet ook maar een beetje durfde te verzetten tegen God in het werk van Gods management. Welke waarschuwing geven deze microkosmossen jullie? Onder alle dingen, inclusief Satan, is er geen persoon of ding dat de hemelse wetten en edicten van de Schepper kan overtreden en geen persoon of ding dat deze hemelse wetten en edicten durft te schenden, want geen enkele persoon of object kan veranderen of ontsnappen aan de straf die de Schepper toebrengt aan hen die ongehoorzaam zijn aan deze wetten. Alleen de Schepper kan hemelse wetten en edicten uitvaardigen, alleen de Schepper heeft de macht om ze in werking te stellen, en alleen de kracht van de Schepper kan door geen enkele persoon of ding worden overtreden. Dit is het unieke gezag van de Schepper, dit gezag is het allerhoogste onder alle dingen, en dus is het onmogelijk om te zeggen dat ‘God de grootste is en Satan nummer twee is’. Behalve de Schepper die dit unieke gezag bezit, is er geen andere God!

Hebben jullie nu nieuwe kennis van Gods gezag? Ten eerste, is er een verschil tussen het zojuist genoemde gezag van God en de macht van de mens? En wat is het verschil? Sommige mensen zeggen dat er geen vergelijking tussen beide is. Dat is juist! Hoewel mensen zeggen dat er geen vergelijking is tussen deze twee, in de gedachten en opvattingen van de mens, wordt de macht van de mens vaak verward met het gezag, en worden die twee vaak met elkaar vergeleken. Wat is hier aan de hand? Maken mensen niet de fout om per ongeluk de ene door de andere te vervangen? Deze twee zijn niet verbonden, en je kunt ze niet vergelijken, maar toch kunnen mensen zichzelf niet helpen. Hoe moet dit worden opgelost? Als je echt een oplossing wilt vinden, is de enige manier om het unieke gezag van God te begrijpen en te kennen. Nu je het gezag van de Schepper kent en begrijpt, zul je de macht van de mens en het gezag van God niet in één adem noemen.

Waar verwijst de kracht van de mens naar? Simpel gezegd, het is een bekwaamheid of vaardigheid die het mogelijk maakt dat de verdorven gezindheid, verlangens en ambities van de mens zo groot mogelijk worden uitgebreid of bereikt. Geldt dit als gezag? Ongeacht hoe gezwollen of lucratief de ambities en verlangens van de mens zijn, er kan niet worden gezegd dat die persoon gezag heeft; hooguit is dit opgeblazen gevoel en succes slechts een demonstratie van de rare grappenmakerij van Satan onder de mens, hooguit een farce waarin Satan als zijn eigen voorouder optreedt om zijn ambitie om God te zijn te vervullen.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 101

Wat symboliseert Gods gezag? Symboliseert het de identiteit van God Zelf? Staat het symbool voor de kracht van God Zelf? Symboliseert het de unieke status van God Zelf? In alle dingen, bij welke dingen heb je het gezag van God gezien? Hoe keek je er tegen aan? Als je naar de vier seizoenen kijkt, die door de mens worden ervaren, kan iemand dan de wet van de samenhang tussen lente, zomer, herfst en winter veranderen? In de lente bloeien de bomen en botten uit; in de zomer zijn ze bedekt met bladeren; in de herfst dragen ze vruchten, en in de winter vallen de bladeren. Kan iemand deze wet veranderen? Weerspiegelt dit een aspect van Gods gezag? God zei: “Laat er licht zijn”, en er was licht. Bestaat dit licht nog steeds? Waarom bestaat dit nog steeds? Het bestaat natuurlijk door de woorden van God en door het gezag van God. Bestaat de door God geschapen lucht nog steeds? Komt de lucht die de mens inademt van God? Kan iemand de dingen die van God komen wegnemen? Kan iemand zijn wezen en functie veranderen? Kan iemand de door God ingestelde nacht en dag ongedaan maken en de wet van dag en nacht die door God is bevolen? Kan Satan zoiets doen? Zelfs als je ‘s nachts niet slaapt en de nacht als dag gebruikt, dan is het nog steeds nacht; je kunt je dagelijkse routine veranderen, maar je bent niet in staat de wet van de wisselwerking tussen dag en nacht te veranderen, en dit feit kan niet worden veranderd door een persoon, nietwaar? Is iemand in staat om een leeuw het land te laten ploegen zoals een os? Kan iemand een olifant in een ezel veranderen? Kan iemand een kip als een arend hoog door de lucht laten zweven? Is iemand in staat om een wolf gras te laten eten zoals een schaap? (Nee.) Is iemand in staat om de vis in het water op het land te laten leven? Mensen kunnen dit niet doen. En waarom niet? Omdat God de vissen opdroeg om in water te leven, en dus leven ze in water. Op het land zouden ze niet kunnen overleven en zouden ze sterven; ze zijn niet in staat de grenzen van Gods gebod te overschrijden. Alle dingen hebben een wet en een limiet voor hun bestaan, en ze hebben elk hun eigen instinct. Dit is door de Schepper verordineerd en is onveranderlijk en onoverwinnelijk voor elk mens. De leeuw zal bijvoorbeeld altijd in het wild leven, op een afstand van de gemeenschap van de mens en nooit zo volgzaam en trouw zijn als de os die samenleeft met en werkt voor de mens. Hoewel olifanten en ezels beide dieren zijn en beide vier poten hebben en wezens zijn die lucht ademen, zijn het verschillende soorten, want ze zijn door God in verschillende soorten verdeeld, ze hebben elk hun eigen instinct, en dus zullen ze nooit uitwisselbaar zijn. Hoewel de kip twee poten heeft en vleugels net als een adelaar, zal zij nooit in de lucht kunnen vliegen; zij kan hooguit alleen in een boom vliegen − en dit wordt bepaald door haar instinct. Onnodig te zeggen, dat dit allemaal zo is vanwege de geboden van het gezag van God.

In de ontwikkeling van de mensheid van vandaag kan gezegd worden dat de wetenschap van de mensheid floreert en dat de resultaten van de wetenschappelijke verkenning van de mens als indrukwekkend kunnen worden omschreven. Het vermogen van de mens, dat moet gezegd worden, wordt steeds groter, maar er is één wetenschappelijke doorbraak die de mensheid niet heeft kunnen maken: de mensheid heeft vliegtuigen gemaakt, vliegdekschepen en de atoombom, de mensheid is de ruimte ingegaan, heeft op de maan gelopen, vond het internet uit en leefde in de hi-tech levensstijl, maar de mensheid is niet in staat om een levend, ademend ding te scheppen. Het instinct van elk levend wezen en de wetten waardoor ze leven, en de cyclus van leven en dood van elke soort van leven, al deze dingen zijn onmogelijk te maken en niet te beheersen door de wetenschap van de mensheid. Op dit gebied moet gezegd worden dat ongeacht welke grote hoogten bereikt worden door de wetenschap van de mens, het onvergelijkbaar is met ook maar één van de gedachten van de Schepper en de mens is niet in staat om de wonderbaarlijkheid van de schepping van de Schepper en de macht van Zijn gezag te onderscheiden. Er zijn zoveel oceanen op de aarde, toch hebben ze nooit hun grenzen overschreden en komen ze naar believen op het land en dat is omdat God voor elk van hen grenzen heeft gesteld; ze bleven waar Hij hen beval en zonder Gods toestemming kunnen ze zich niet vrij bewegen. Zonder Gods toestemming mogen ze elkaar niet overspoelen en kunnen ze alleen in beweging komen als God dat zegt, en waar ze gaan en blijven wordt bepaald door het gezag van God.

Om het duidelijk te stellen, betekent ‘het gezag van God’ dat het aan God is. God heeft het recht om te beslissen hoe iets moet worden gedaan en het gebeurt op de manier die Hij wenst. De wet van alle dingen is aan God en niet aan de mens; evenmin kan deze door de mens worden veranderd. Dit kan niet worden veranderd door de wil van de mens, maar wordt in plaats daarvan veranderd door de gedachten van God en de wijsheid van God en de geboden van God en dit is een feit dat voor niemand te ontkennen valt. De hemelen en de aarde en alle dingen, het universum, de sterrenhemel, de vier seizoenen van het jaar, dat wat zichtbaar en onzichtbaar is voor de mens − ze bestaan allemaal, functioneren en veranderen, zonder enige fout, onder het gezag van God volgens de geboden van God, volgens de bevelen van God en volgens de wetten van het begin van de schepping. Geen enkele persoon of object kan deze wetten veranderen of de inherente koers waarin ze werken veranderen; ze ontstonden vanwege het gezag van God en gaan verloren door het gezag van God. Dit is het eigenlijke gezag van God. Nu er zoveel over is gezegd, kun je voelen dat het gezag van God een symbool is van de identiteit en status van God? Kan het gezag van God ooit het bezit zijn van enig geschapen of niet-geschapen wezen? Kan het worden geïmiteerd, nagebootst of vervangen door een persoon, ding of object?

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 102

De identiteit van de Schepper is uniek en je moet het idee van polytheïsme niet aanhangen

Hoewel de vaardigheden en capaciteiten van Satan groter zijn dan die van de mens, hoewel hij dingen kan doen die onbereikbaar zijn voor de mens, ongeacht of je jaloers bent of streeft naar wat Satan doet, ongeacht of je dit haat of er van walgt, ongeacht of je wel of niet in staat bent om dat te zien en ongeacht hoeveel Satan kan bereiken, of hoeveel mensen hij kan misleiden om hem te aanbidden en vereren en ongeacht hoe je hem definieert, je kunt onmogelijk zeggen dat hij het gezag en de kracht van God heeft. Je moet weten dat God God is, dat er slechts één God is en bovendien, moet je weten dat alleen God gezag heeft en de macht heeft om alle dingen te beheersen en te regeren. Alleen omdat Satan het vermogen heeft om mensen te bedriegen en God kan nabootsen, de tekenen en wonderen van God kan nabootsen en soortgelijke dingen doen die God heeft gedaan, geloven jullie ten onrechte dat God niet uniek is, dat er veel goden zijn, dat ze alleen maar meer of minder vaardigheden hebben en dat er verschillen zijn in de omvang van de kracht die ze hanteren. Je rangschikt hun grootheid in de volgorde van hun aankomst en volgens hun leeftijd, en je gelooft ten onrechte dat er andere godheden zijn buiten God en denkt dat de kracht en het gezag van God niet uniek zijn. Als je dergelijke ideeën hebt, als je de uniciteit van God niet erkent, als je niet gelooft dat alleen God gezag bezit, en als je je alleen vasthoudt aan polytheïsme, dan zeg ik dat je het uitschot van de schepselen bent, dat je de ware belichaming van Satan bent en je een absoluut kwaadaardig persoon bent! Begrijpen jullie wat ik jullie probeer te leren door dit allemaal te zeggen? Ongeacht tijd, plaats of achtergrond, je mag God niet verwarren met een ander persoon, ding of object. Ongeacht hoe onkenbaar en ongenaakbaar je het gezag van God vindt en het wezen van God Zelf, ongeacht hoeveel de daden en woorden van Satan overeenkomen met jouw opvatting en verbeelding, ongeacht hoeveel voldoening ze je geven, wees niet dom, verwar deze dingen niet, ontken het bestaan van God niet, ontken de identiteit en de status van God niet, zet God niet de deur uit en breng Satan niet ter vervanging van God in je hart om jouw God te zijn. Ik twijfel er niet aan dat jullie in staat zijn om je voor te stellen wat dan de gevolgen zouden zijn!

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 103

Hoewel de mensheid verdorven is, leeft hij nog steeds onder de soevereiniteit van het gezag van de Schepper

Satan heeft de mensheid al duizenden jaren verdorven. Hij heeft onnoemelijke hoeveelheden kwaad gedaan, heeft generatie na generatie misleid en heeft gruwelijke misdaden begaan in de wereld. Hij heeft de mens misbruikt, misleid en verleid om zich tegen God te verzetten en heeft slechte daden begaan die keer op keer Gods plan van management in de war hebben gestuurd en verzwakt. Maar onder het gezag van God blijven alle dingen en levende wezens zich houden aan de regels en wetten die door God zijn vastgesteld. Vergeleken met het gezag van God is Satans slechte aard en woestheid zo lelijk, zo walgelijk en verachtelijk en zo klein en kwetsbaar. Hoewel Satan tussen alle door God geschapen dingen wandelt, is hij niet in staat om de kleinste verandering in de mensen, dingen en voorwerpen die door God zijn geboden, uit te voeren. Er zijn duizenden jaren verstreken en de mensheid geniet nog steeds van het licht en de lucht die door God zijn geschonken, ademt nog steeds de adem uit die God Zelf heeft uitgeademd, geniet nog steeds van de bloemen, vogels, vissen en insecten die door God zijn geschapen en geniet van alle dingen die door God zijn gegeven; dag en nacht vervangen elkaar nog steeds voortdurend; de vier seizoenen wisselen elkaar af zoals gebruikelijk; de ganzen in de lucht vertrekken deze winter en keren nog steeds terug in de volgende lente; de vissen in het water verlaten nooit de rivieren en meren − hun huis; de cicades op de grond zingen het hoogste lied tijdens de zomerdagen; de krekels in het gras brommen zachtjes in de tijd naar de wind in de herfst; de ganzen verzamelen zich in kudden, terwijl de arenden eenzaam blijven; de trots van leeuwen houdt stand door te jagen; de eland verdwijnt niet van het gras en de bloemen. … Elk levend wezen onder alle dingen vertrekt en keert terug en vertrekt weer, een miljoen veranderingen die in een oogwenk gebeuren − maar wat niet verandert, zijn hun instinct en de wetten om te overleven. Ze leven onder de zorg en voeding van God en niemand kan hun instinct veranderen en niemand kan hun overlevingsregels schaden. Hoewel de mens, die tussen alle dingen leeft, door Satan is verdorven en bedrogen, kan de mens nog steeds niet zonder het water dat door God is gemaakt en de lucht die door God is gemaakt en alle dingen die door God zijn gemaakt en de mens leeft nog steeds en vermenigvuldigt zich in deze ruimte gemaakt door God. Het instinct van de mensheid is niet veranderd. De mens vertrouwt nog steeds op zijn ogen om te zien, op zijn oren om te horen, op zijn hersenen om te denken, op zijn hart om te begrijpen, op zijn benen en voeten om te lopen, op zijn handen om te werken, enzovoort; alle instincten die God de mens schonk zodat hij de voorzieningen van God kon aanvaarden, blijven onveranderd, de vermogens waardoor de mens met God samenwerkt zijn niet veranderd, het vermogen van de mens om de plicht van een geschapen wezen te vervullen is niet veranderd, de geestelijke behoeften van de mensheid zijn niet veranderd, het verlangen van de mens om zijn oorsprong te vinden is niet veranderd, het verlangen van de mens om gered te worden door de Schepper is niet veranderd. Dit zijn de huidige omstandigheden van de mensheid, die leeft onder het gezag van God en die de bloedige vernietiging heeft ondergaan die door Satan is aangericht. Hoewel de mensheid is onderworpen aan de onderdrukking van Satan en niet langer Adam en Eva is vanaf het begin van de schepping, in plaats daarvan vol van dingen die vijandig tegenover God staan, zoals kennis, verbeeldingskracht, opvattingen enzovoort en vol van de verdorven satanische gezindheid, in de ogen van God, is de mensheid nog steeds dezelfde mensheid die Hij schiep. De mensheid wordt nog steeds geregeerd en georkestreerd door God en leeft nog steeds binnen de koers die God heeft uitgezet en dus in de ogen van God, is de mensheid, die door Satan is verdorven, slechts bedekt met vuil, met een rommelende buik, met reacties die een beetje traag zijn, een geheugen dat niet zo goed is als vroeger en van een iets oudere leeftijd − maar alle functies en instincten van de mens zijn volkomen onbeschadigd. Dit is de mensheid die God van plan is te redden. Deze mensheid hoeft slechts de roep van de Schepper te horen en de stem van de Schepper te horen en hij zal opstaan en zich haasten om de bron van deze stem te vinden. Deze mensheid hoeft slechts de figuur van de Schepper te zien en hij zal onverschillig worden voor alles en alles verzaken, om zichzelf aan God te wijden en zal zelfs zijn leven voor Hem neerleggen. Wanneer het hart van de mensheid de oprechte woorden van de Schepper begrijpt, zal de mensheid Satan verwerpen en aan de kant van de Schepper staan; wanneer de mensheid het vuil volledig van zijn lichaam heeft gewassen en opnieuw de voorzieningen en voeding van de Schepper heeft ontvangen, zal de herinnering van de mensheid worden hersteld en op dit moment zal de mensheid echt terugkeren naar de heerschappij van de Schepper.

uit ‘God Zelf, de unieke I’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 104

Gen. 19:1-11 De twee engelen kwamen ’s avonds in Sodom aan. Lot zat juist in de stadspoort. Zodra hij hen zag stond hij op, ging hun tegemoet en boog zich diep voor hen neer. ‘Heren,’ zei hij, ‘komt u toch mee. Het huis van uw dienaar staat voor u open; overnacht daar en was er uw voeten. Dan kunt u morgenvroeg uw weg vervolgen.’ ‘Nee, dank u,’ antwoordden ze, ‘we overnachten wel op het plein.’ Omdat hij echter sterk bleef aandringen, gingen ze met hem mee naar zijn huis. Daar maakte hij een maaltijd voor hen klaar; hij bakte brood en ze aten bij hem. Maar nog voordat Lot en zijn gasten konden gaan slapen, liepen alle mannen van Sodom bij Lots huis te hoop, jong en oud, niemand uitgezonderd. ‘Waar zijn die mannen die bij je overnachten?’ riepen ze Lot toe. ‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’ Lot ging naar buiten en deed de deur achter zich dicht. ‘Maar vrienden, zoiets kunnen jullie toch niet doen!’ zei hij. ‘Luister, ik heb twee dochters die nog nooit met een man geslapen hebben. Die zal ik bij jullie brengen, doe met hen wat jullie willen. Maar laat die mannen met rust, ik heb hun niet voor niets een veilig onderkomen geboden.’ Maar ze schreeuwden: ‘Uit de weg!’ Ook riepen ze: ‘Dat woont hier als vreemdeling en moet ons zo nodig de wet voorschrijven. Wacht maar, jij zult er ook van lusten, en nog meer dan zij!’ En ze drongen Lot ruw opzij en wilden de deur openbreken. Maar de twee mannen trokken Lot het huis in en deden de deur weer dicht, en ze sloegen alle mannen die bij de ingang van het huis waren, jong en oud, met blindheid, zodat ze tevergeefs probeerden de ingang te vinden.

Gen 19:24-25 Toen liet Jehova Zijn zwavel en vuur uit de hemel op Sodom en Gomorra neerkomen. Hij keerde die steden en de hele vlakte eromheen om, met alle inwoners van de steden en de gewassen op het land.

Uit deze gedeeltes is het niet moeilijk in te zien dat het met de ongerechtigheid en verdorvenheid van Sodom al zodanig gesteld was dat het zowel de mens als God verafschuwde, en dat in de ogen van God de stad daarom vernietigd moest worden. Maar wat gebeurde er in de stad voordat deze werd vernietigd? Wat voor inspiratie kunnen mensen van deze gebeurtenissen krijgen? Wat laat Gods houding ten opzichte van deze gebeurtenissen mensen zien over Zijn gezindheid? Laten we, om het hele verhaal te begrijpen, zorgvuldig lezen wat er in de Schrift is opgetekend …

De verdorvenheid van Sodom: het maakt de mens woedend en God razend

Die avond ontving Lot twee boodschappers van God en bereidde een feestmaal voor hen. Na het eten, voordat ze gingen slapen, omringden mensen uit de hele stad de woning van Lot en riepen ze Lot. De Schrift vermeldt dat ze zeiden: “Waar zijn die mannen die bij je overnachten? … Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!” Wie zei deze woorden? Tot wie werden ze gesproken? Dit waren de woorden van het volk van Sodom, die ze riepen buiten de woning van Lot en ze waren bestemd voor Lot. Hoe voelt het om deze woorden te horen? Ben je woedend? Maken deze woorden je ziek? Kook je van woede? Stinken deze woorden niet naar Satan? Kun je door hun woorden het kwaad en de duisternis in deze stad aanvoelen? Kun je de diepte van de wreedheid en barbaarsheid van het gedrag van deze mensen voelen in hun woorden? Kun je de diepte van hun verdorvenheid voelen in hun gedrag? Uit de inhoud van wat ze zeggen, is het niet moeilijk om te zien dat hun inslechte aard en wilde gezindheid een niveau had bereikt dat ze zichzelf niet meer in de hand hadden. Behalve Lot, was iedereen in deze stad niet anders dan Satan; alleen al het zien van een andere persoon maakte dat deze mensen deze wilden beschadigen en verslinden. … Deze dingen geven niet alleen een idee van de afschuwelijke en angstaanjagende aard van de stad, en van de aura des doods om deze stad; ze geven ook een gevoel van zijn ongerechtigheid en bloeddorstigheid.

Hoe reageerde Lot toen hij oog in oog stond met een bende onmenselijke boeven, mensen die vervuld waren van zielvernietigende eerzucht? Volgens de Schrift: “‘Zoiets kunnen jullie toch niet doen!’ … ‘Luister, ik heb twee dochters die nog nooit met een man geslapen hebben. Die zal ik bij jullie brengen, doe met hen wat jullie willen. Maar laat die mannen met rust, ik heb hun niet voor niets een veilig onderkomen geboden.’” Lot bedoelde het volgende met zijn woorden: hij was bereid zijn twee dochters op te offeren om de boodschappers te beschermen. Als ze redelijk waren, hadden deze mensen moeten instemmen met de voorwaarden van Lot en de twee boodschappers met rust moeten laten; de boodschappers waren tenslotte volslagen vreemden voor hen, mensen die absoluut niets met hen te maken hadden; deze twee boodschappers hadden hun belangen nooit geschaad. Maar gedreven door hun slechtheid lieten ze de zaak niet rusten. Integendeel, ze versterkten alleen hun pogingen. Hier kan nog een van hun gesprekken zonder meer een nader inzicht verschaffen in de ware boosaardigheid van deze mensen; tegelijkertijd laat het je ook de reden weten en begrijpen waarom God deze stad wilde vernietigen.

Dus wat zeiden ze daarna? Zoals de Bijbel zegt: “‘Uit de weg!’ Ook riepen ze: ‘Dat woont hier als vreemdeling en moet ons zo nodig de wet voorschrijven. Wacht maar, jij zult er ook van lusten, en nog meer dan zij!’ En ze drongen Lot ruw opzij en wilden de deur openbreken.” Waarom wilden ze de deur intrappen? De reden is dat ze die twee boodschappers kwaad graag wilden doen. Wat deden die boodschappers in Sodom? Hun doel was om Lot en zijn familie te redden; de mensen in de stad dachten echter ten onrechte dat ze officiële ambten wilden innemen. Zonder naar hun doel te vragen, alleen om een vermoeden wilde de stad deze twee boodschappers wreed schade toebrengen; ze wilden twee mensen kwaad doen die helemaal niets met hen te maken hadden. Het is duidelijk dat de mensen in deze stad hun menselijkheid en verstand volkomen verloren hadden. De mate van hun waanzin en wildheid verschilde al niet meer van de wrede aard waarmee Satan mensen verwondt en verslindt.

Wat deed Lot toen deze mensen van hem eisten dat hij ze aan hen overdroeg? Uit de tekst weten we dat Lot ze niet heeft overgedragen. Kende Lot deze twee boodschappers van God? Natuurlijk niet! Maar waarom was hij in staat om deze twee mensen te redden? Wist hij wat ze kwamen doen? Hoewel hij zich niet bewust was van de reden van hun komst, wist hij dat ze Gods dienstknechten waren, en daarom ontving hij ze. Dat hij deze dienaren van God heren kon noemen, laat zien dat Lot gewoonlijk een volgeling van God was, in tegenstelling tot de anderen in Sodom. Daarom riskeerde hij, toen de boodschappers van God tot hem kwamen, zijn eigen leven om deze twee dienaren te ontvangen; bovendien bood hij ook zijn twee dochters in ruil aan om deze twee dienaren te beschermen. Dit is Lots rechtvaardige daad; het is ook een tastbare uitdrukking van Lots aard en wezen, en het is ook de reden waarom God Zijn dienaren stuurde om Lot te redden. Toen hij werd geconfronteerd met gevaar, beschermde Lot deze twee dienaren zonder ergens anders aan te denken; hij probeerde zelfs zijn twee dochters aan te bieden in ruil voor de veiligheid van de dienaren. Was er, behalve Lot, iemand anders in de stad die zoiets had kunnen doen? Nee! Zoals de feiten uitwijzen. Daarom is het vanzelfsprekend dat iedereen in Sodom, behalve Lot, een doelwit voor vernietiging was, en dat ook verdiende.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 105

Gen. 19:1-11 De twee engelen kwamen ’s avonds in Sodom aan. Lot zat juist in de stadspoort. Zodra hij hen zag stond hij op, ging hun tegemoet en boog zich diep voor hen neer. ‘Heren,’ zei hij, ‘komt u toch mee. Het huis van uw dienaar staat voor u open; overnacht daar en was er uw voeten. Dan kunt u morgenvroeg uw weg vervolgen.’ ‘Nee, dank u,’ antwoordden ze, ‘we overnachten wel op het plein.’ Omdat hij echter sterk bleef aandringen, gingen ze met hem mee naar zijn huis. Daar maakte hij een maaltijd voor hen klaar; hij bakte brood en ze aten bij hem. Maar nog voordat Lot en zijn gasten konden gaan slapen, liepen alle mannen van Sodom bij Lots huis te hoop, jong en oud, niemand uitgezonderd. ‘Waar zijn die mannen die bij je overnachten?’ riepen ze Lot toe. ‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’ Lot ging naar buiten en deed de deur achter zich dicht. ‘Maar vrienden, zoiets kunnen jullie toch niet doen!’ zei hij. ‘Luister, ik heb twee dochters die nog nooit met een man geslapen hebben. Die zal ik bij jullie brengen, doe met hen wat jullie willen. Maar laat die mannen met rust, ik heb hun niet voor niets een veilig onderkomen geboden.’ Maar ze schreeuwden: ‘Uit de weg!’ Ook riepen ze: ‘Dat woont hier als vreemdeling en moet ons zo nodig de wet voorschrijven. Wacht maar, jij zult er ook van lusten, en nog meer dan zij!’ En ze drongen Lot ruw opzij en wilden de deur openbreken. Maar de twee mannen trokken Lot het huis in en deden de deur weer dicht, en ze sloegen alle mannen die bij de ingang van het huis waren, jong en oud, met blindheid, zodat ze tevergeefs probeerden de ingang te vinden.

Gen 19:24-25 Toen liet Jehova Zijn zwavel en vuur uit de hemel op Sodom en Gomorra neerkomen. Hij keerde die steden en de hele vlakte eromheen om, met alle inwoners van de steden en de gewassen op het land.

Sodom wordt vernietigd omdat het Gods toorn over zich heeft afgeroepen

Toen de mensen van Sodom deze twee dienaren zagen, vroegen ze niet waarvoor ze kwamen, noch vroeg iemand of ze gekomen waren om Gods wil te verspreiden. Integendeel, ze vormden een bende en kwamen, zonder een verklaring af te wachten, om deze twee dienaren als wilde honden of wrede wolven te grijpen. Zag God deze dingen op het moment dat ze gebeurden? Wat dacht God in Zijn hart over zulk menselijk gedrag, zulke dingen? God besloot deze stad te vernietigen; Hij zou niet aarzelen of wachten, noch zou Hij geduld blijven tonen. Zijn dag was gekomen en dus deed Hij het werk dat Hij wenste te doen. Genesis 19: 24-25 zegt daarom: “Toen liet Jehova Zijn zwavel en vuur uit de hemel op Sodom en Gomorra neerkomen. Hij keerde die steden en de hele vlakte eromheen om, met alle inwoners van de steden en de gewassen op het land.” Deze twee verzen vertellen mensen de manier waarop God deze stad vernietigde; ze vertellen ook aan de mensen wat God heeft vernietigd. Ten eerste vertelt de Bijbel dat God de stad met vuur verbrandde, en dat de omvang van het vuur voldoende was om alle mensen en dat wat op de grond groeide te vernietigen. Dat wil zeggen dat het vuur dat uit de hemel viel niet alleen de stad vernietigde; het vernietigde ook alle mensen en levende dingen in de stad, allemaal zonder een spoor achter te laten. Nadat de stad was verwoest, was het land ontdaan van levende wezens. Er was geen leven meer, noch enig levensteken. De stad was een woestenij geworden, een lege plaats gevuld met doodse stilte. Er zouden geen kwaadaardige daden tegen God meer zijn op deze plaats; er zou geen slachting meer zijn, er zou geen bloed meer vloeien.

Waarom wilde God deze stad zo grondig verbranden? Wat kunnen jullie hieruit opmaken? Zou God het verdragen om de mensheid en de natuur, Zijn eigen scheppingen, zo vernietigd te zien worden? Als je Jehova Gods toorn kunt opmaken uit het vuur dat uit de hemel werd neergeworpen, dan is het niet moeilijk om het peil van Zijn woede af te lezen uit het doelwit van Zijn vernietiging, evenals uit de mate waarin deze stad werd vernietigd. Wanneer God een stad veracht, zal Hij Zijn straf daarover doen gelden. Wanneer God walgt van een stad, zal Hij herhaaldelijk waarschuwingen geven om mensen op de hoogte te stellen van Zijn toorn. Wanneer God echter beslist dat Hij een einde aan een stad zal maken en deze zal vernietigen – dat wil zeggen, wanneer Zijn toorn en majesteit beledigd zijn – dan zal Hij geen verdere straffen of waarschuwingen geven. In plaats daarvan zal Hij de stad gelijk vernietigen. Hij zal de stad volkomen laten verdwijnen. Dit is Gods rechtvaardige gezindheid.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 106

Gen. 19:1-11 De twee engelen kwamen ’s avonds in Sodom aan. Lot zat juist in de stadspoort. Zodra hij hen zag stond hij op, ging hun tegemoet en boog zich diep voor hen neer. ‘Heren,’ zei hij, ‘komt u toch mee. Het huis van uw dienaar staat voor u open; overnacht daar en was er uw voeten. Dan kunt u morgenvroeg uw weg vervolgen.’ ‘Nee, dank u,’ antwoordden ze, ‘we overnachten wel op het plein.’ Omdat hij echter sterk bleef aandringen, gingen ze met hem mee naar zijn huis. Daar maakte hij een maaltijd voor hen klaar; hij bakte brood en ze aten bij hem. Maar nog voordat Lot en zijn gasten konden gaan slapen, liepen alle mannen van Sodom bij Lots huis te hoop, jong en oud, niemand uitgezonderd. ‘Waar zijn die mannen die bij je overnachten?’ riepen ze Lot toe. ‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’ Lot ging naar buiten en deed de deur achter zich dicht. ‘Maar vrienden, zoiets kunnen jullie toch niet doen!’ zei hij. ‘Luister, ik heb twee dochters die nog nooit met een man geslapen hebben. Die zal ik bij jullie brengen, doe met hen wat jullie willen. Maar laat die mannen met rust, ik heb hun niet voor niets een veilig onderkomen geboden.’ Maar ze schreeuwden: ‘Uit de weg!’ Ook riepen ze: ‘Dat woont hier als vreemdeling en moet ons zo nodig de wet voorschrijven. Wacht maar, jij zult er ook van lusten, en nog meer dan zij!’ En ze drongen Lot ruw opzij en wilden de deur openbreken. Maar de twee mannen trokken Lot het huis in en deden de deur weer dicht, en ze sloegen alle mannen die bij de ingang van het huis waren, jong en oud, met blindheid, zodat ze tevergeefs probeerden de ingang te vinden.

Gen 19:24-25 Toen liet Jehova Zijn zwavel en vuur uit de hemel op Sodom en Gomorra neerkomen. Hij keerde die steden en de hele vlakte eromheen om, met alle inwoners van de steden en de gewassen op het land.

Nadat Sodom herhaalde weerstand en vijandigheid jegens Hem heeft laten zien, roeit God de stad volledig uit

Vanuit menselijk oogpunt gezien was Sodom een stad die het verlangen van de mens en het kwaad van de mens volledig kon bevredigen. Met haar verleiding en betovering, met muziek en dans, nacht na nacht, dreef de welvaart mensen tot fascinatie en waanzin. Haar kwaad tastte de harten van mensen aan en betoverde hen tot ontaarding. Dit was een stad waar onreine geesten en boze geesten raasden; ze werd omringd door zonde en moord en was gevuld met een bloedige, bedorven geur. Het was een stad die mensen verkilde tot op het bot, een stad waarvan je zou terugdeinzen. Niemand in deze stad – man noch vrouw, jong noch oud – zocht de ware weg; niemand verlangde naar het licht of wilde de zonde uit de weg gaan. Ze leefden onder Satans macht, verdorvenheid en bedrog. Ze hadden hun menselijkheid verloren; ze hadden hun gezonde verstand verloren en ze hadden het oorspronkelijke doel van het bestaan van de mens verloren. Ze begingen talloze slechte daden van verzet tegen God; ze weigerden Zijn leiding en verzetten zich tegen Zijn wil. Het waren hun slechte daden die deze mensen, de stad en elk levend wezen in de stad, stap voor stap, naar het pad van de vernietiging voerden.

Hoewel deze twee gedeelten niet de details beschrijven van de omvang van de verdorvenheid van het volk van Sodom, maar in plaats daarvan hun gedrag tegenover Gods twee dienaren na hun aankomst in de stad, kan een simpele waarheid onthullen in hoeverre de mensen van Sodom verdorven en slecht waren en God weerstonden. Hiermee worden ook het ware gezicht en het wezen van de mensen van de stad blootgelegd. Ze accepteerden niet alleen Gods waarschuwingen niet, ze vreesden ook Zijn straf niet. Integendeel, ze minachtten Gods woede. Ze weerstonden God blindelings. Wat Hij ook deed of hoe Hij het ook deed, hun wrede aard nam alleen maar toe en zij verzetten zich herhaaldelijk tegen God. De mensen van Sodom stonden vijandig tegenover het bestaan van God, Zijn komst, Zijn straf en, nog meer, Zijn waarschuwingen. Ze zagen niets anders dat de moeite waard was om hen heen. Ze verslonden en kwetsten alle mensen die konden worden verslonden en gekwetst, en ze behandelden Gods dienstknechten niet anders. Als je kijkt naar alle slechte daden van de mensen uit Sodom, dan was het kwaad doen van Gods dienaren slechts het topje van de ijsberg en hun slechte natuur die dit onthulde betekende feitelijk niet veel meer dan een miniem detail. Daarom koos God ervoor om hen met vuur te vernietigen. God heeft geen overstroming gebruikt, noch heeft Hij een orkaan, aardbeving, tsunami of een andere methode gebruikt om de stad te vernietigen. Wat betekende het feit dat God vuur gebruikte om deze stad te vernietigen? Het betekende de totale vernietiging van de stad; het betekende dat de stad volledig van de aardbol verdween en niet meer bestond. Hier verwijst ‘vernietiging’ niet alleen naar het verdwijnen van de vorm en de structuur van de stad of zijn uiterlijk; het betekent ook dat de zielen van de mensen in de stad ophielden te bestaan en volledig uitgeroeid waren. Simpel gezegd: alle mensen, gebeurtenissen en dingen die verband hielden met de stad werden vernietigd. Er zou geen volgend leven of reïncarnatie voor hen zijn; God had hen voor eens en voor altijd uitgeroeid uit de mensheid, Zijn schepping. Het ‘gebruik van vuur’ riep de zonde een halt toe, en het betekende een einde aan de zonde; deze zonde zou ophouden te bestaan en zich niet meer verspreiden. Het betekende dat het kwaad van Satan zijn voedingsbodem had verloren, evenals het kerkhof waarin het een plek had om te verblijven en te blijven leven. In de oorlog tussen God en Satan is Gods gebruik van vuur het merk van Zijn overwinning waarmee Satan wordt gebrandmerkt. De vernietiging van Sodom is een grote misstap in Satans ambitie om God te weerstaan door mensen te verderven en te verslinden, en het is eveneens een vernederend teken van een periode in de ontwikkeling van de mensheid waarin de mens Gods leiding verwierp en zichzelf overgaf aan zondigheid. Bovendien is het een verslag van een ware openbaring van Gods rechtvaardige gezindheid.

Toen het vuur dat God uit de hemel stuurde Sodom tot niet meer dan as had teruggebracht, betekende het dat de stad met de naam “Sodom” zou ophouden te bestaan, net zoals alles in de stad zelf. De stad werd vernietigd door Gods toorn; ze verdween onder Gods toorn en majesteit. Vanwege Gods rechtvaardige gezindheid ontving Sodom haar rechtvaardige straf; vanwege Gods rechtvaardige gezindheid ontving de stad haar rechtvaardige einde. Het einde van het bestaan van Sodom was te wijten aan haar kwaad, en het was ook terug te voeren op Gods verlangen om deze stad nooit meer te hoeven zien, evenals de mensen die erin woonden of enig leven dat in de stad was ontstaan. Gods “verlangen om de stad nooit meer te zien” is Zijn toorn, evenals Zijn majesteit. God verbrandde de stad omdat haar ongerechtigheid en zonde ervoor zorgde dat Hij woede, afkeer en walging voelde en Hij de stad of de mensen en levende dingen in de stad nooit meer wenste te zien. Toen de stad eenmaal was afgebrand en er alleen as achterbleef, was deze echt opgehouden te bestaan in Gods ogen; zelfs Zijn herinneringen aan de stad waren weg, uitgewist. Dit betekent dat het vuur dat uit de hemel werd gezonden niet alleen de hele stad Sodom en de van ongerechtigheden vervulde mensen in de stad vernietigde, en ook niet alleen alle dingen vernietigde in de stad die door de zonde waren bevlekt; maar meer nog, deze brand vernietigde de herinneringen aan het kwaad en het verzet van de mensheid tegen God. Dit was Gods reden waarom Hij de stad verbrandde.

Een mensheid was tot in het extreme verdorven geworden. Ze wisten niet wie God was of waar ze vandaan kwamen. Als je God noemde, reageerden deze mensen met aanvallen, kwaadsprekerij en godslastering. Zelfs toen Gods dienaren waren gekomen om Zijn waarschuwing te verspreiden, vertoonden deze verdorven mensen niet alleen geen tekenen van berouw en gaven ze hun slechte gedrag niet op, maar berokkenden zij juist schaamteloos schade aan Gods dienstknechten. Wat zij uitdrukten en openbaarden, was de extreme vijandschap in hun natuur en wezen jegens God. We kunnen zien dat het verzet van deze verdorven mensen tegen God meer was dan een openbaring van hun verdorven gezindheid, net zoals het meer was dan een geval van laster of spotternij als gevolg van een gebrek aan begrip van de waarheid. Stompzinnigheid noch onwetendheid veroorzaakte hun slechte gedrag; het was niet omdat deze mensen waren bedrogen, en het was zeker niet omdat ze waren misleid. Hun gedrag had het niveau bereikt van schaamteloze, brutale vijandigheid, tegenstand en oproer tegen God. Zonder twijfel zou dit soort menselijk gedrag God woedend maken, en het zou Zijn gezindheid woedend maken – een gezindheid die niet beledigd mag worden. Daarom heeft God direct en openlijk Zijn toorn en Zijn majesteit op de stad losgelaten; dit is een ware openbaring van Zijn rechtvaardige gezindheid. Geconfronteerd met een stad die overliep van zonde, wenste God deze te vernietigen op de snelst mogelijke manier; Hij wenste de mensen in de stad en al hun zonden op de meest volledige manier uit te roeien, om de mensen van deze stad op te laten houden te bestaan en te voorkomen dat de zonde binnen deze plaats zich zou vermenigvuldigen. De snelste en meest volledige manier om dit te doen was om de stad plat te branden. Gods houding ten opzichte van de mensen van Sodom was er niet een van verlating of veronachtzaming; veeleer gebruikte Hij Zijn toorn, majesteit en gezag om deze mensen te straffen, neer te slaan en volledig te vernietigen. Zijn houding tegenover hen was niet alleen fysieke vernietiging, maar ook vernietiging van de ziel, eeuwige uitroeiing. Dit is de ware implicatie van Gods verlangen dat ze zouden ‘ophouden te bestaan’.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 107

Hoewel Gods toorn verborgen en onbekend is voor de mens, tolereert deze geen belediging

Gods omgang met de hele dwaze en onwetende mensheid is voornamelijk gebaseerd op genade en tolerantie. Zijn toorn daarentegen is verborgen in de overgrote meerderheid van tijd en dingen; deze is onbekend voor de mens. Dientengevolge is het moeilijk voor de mens om Gods toorn te zien, en het is ook moeilijk om Zijn toorn te begrijpen. Als zodanig neemt de mens Gods toorn te licht op. Wanneer de mensen oog in oog staan met Gods laatste werk en laatste stap, het tolereren en vergeven van de mens – dat wil zeggen, wanneer Gods laatste voorbeeld van genade en Zijn laatste waarschuwing hen bereiken – wanneer ze dan nog steeds dezelfde methoden gebruiken om God te weerstaan en geen enkele moeite doen om tot inkeer te komen, een andere weg in te slaan of Zijn genade te aanvaarden, dan zal God niet langer tolerant en geduldig tegenover hen zijn. Integendeel, op dat moment zal God Zijn genade intrekken. Hierna zal Hij alleen Zijn toorn uitzenden. Hij kan Zijn toorn op verschillende manieren uiten, net zoals Hij verschillende methoden kan gebruiken om mensen te straffen en te vernietigen.

Gods gebruik van vuur om de stad Sodom te vernietigen is Zijn snelste methode om een mensheid of iets volkomen te vernietigen. Het verbranden van de bevolking van Sodom vernietigde meer dan hun fysieke lichamen; het vernietigde ook volledig hun geesten, hun zielen en hun lichamen, en verzekerde daarmee dat de mensen in deze stad ophielden te bestaan in zowel de materiële wereld als de wereld die onzichtbaar is voor de mens. Dit is een manier waarop God Zijn toorn openbaart en uitdrukt. Deze manier van openbaren en uitdrukken is een aspect van het wezen van Gods toorn, net zoals het natuurlijk ook een openbaring is van het wezen van Gods rechtvaardige gezindheid. Wanneer God Zijn toorn uitzendt, stopt Hij met het openbaar maken van enige vorm van genade of goedertierenheid, noch vertoont Hij meer van Zijn tolerantie of geduld; er is geen persoon, ding of reden die Hem kan overhalen om geduldig te blijven, om Zijn genade opnieuw te schenken, om opnieuw Zijn tolerantie te doen gelden. In plaats van deze dingen, zal God zonder enige aarzeling Zijn toorn en majesteit zenden, doen wat Hij wenst, en Hij zal deze dingen op een snelle en pure manier doen in overeenstemming met Zijn eigen wensen. Dit is de manier waarop God Zijn toorn en majesteit zendt, welke de mens niet mag beledigen, en het is ook een uitdrukking van één aspect van Zijn rechtvaardige gezindheid. Wanneer mensen getuige zijn van het feit dat God zorg en liefde betoont jegens de mens, zijn zij niet in staat Zijn wraak te ontdekken, Zijn majesteit te zien of Zijn intolerantie voor belediging te voelen. Deze dingen hebben mensen er altijd toe gebracht te geloven dat Gods rechtvaardige gezindheid alleen bestaat uit genade, verdraagzaamheid en liefde. Wanneer iemand echter ziet dat God een stad verwoest of een mensheid verafschuwt, dan geven Zijn toorn in de vernietiging van de mens en Zijn majesteit mensen de kans om een glimp op te vangen van de andere kant van Zijn rechtvaardige gezindheid. Dit is Gods onverdraagzaamheid tegenover belediging. Gods gezindheid die geen belediging tolereert, overtreft de verbeeldingskracht van enig geschapen wezen, en onder de niet-geschapen wezens is geen enkel wezen in staat om zich ermee te bemoeien of deze te beïnvloeden; sterker nog, deze kan niet worden voorgewend of geïmiteerd. Daarom is dit aspect van Gods gezindheid het aspect dat de mensheid het beste zou moeten kennen. Alleen God Zelf heeft een dergelijke gezindheid en alleen God Zelf bezit dit soort gezindheid. God bezit dit soort rechtvaardige gezindheid omdat Hij boosaardigheid, duisternis, opstandigheid en Satans slechte daden – die de mens verderven en verslinden – veracht, omdat Hij alle daden van zonde die tegen Hem gericht zijn verafschuwt en omwille van Zijn heilige en onbezoedelde wezen. Het is hierom dat Hij geen van de geschapen of niet-geschapen wezens zal toestaan om openlijk tegen Hem in te gaan of Hem te betwisten. Zelfs iemand die Hij eenmaal genade geschonken heeft, of geselecteerd heeft, hoeft slechts Zijn gezindheid te provoceren en Zijn principe van geduld en verdraagzaamheid te overtreden, en Hij zal Zijn rechtvaardige gezindheid vrijlaten en onthullen zonder de minste vorm van genade of aarzeling – een gezindheid die geen belediging tolereert.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 108

Gods toorn is een waarborg voor alle rechtvaardige krachten en alle positieve dingen

Gods intolerantie voor belediging is Zijn exclusieve wezen; Gods toorn is Zijn exclusieve gezindheid; Gods majesteit is Zijn exclusieve wezen. Het principe achter Gods woede toont de identiteit en status aan die alleen Hij bezit. Je hoeft niet te vermelden dat het ook een symbool is van het wezen van de unieke God Zelf. Gods gezindheid is Zijn eigen inherente wezen. Deze verandert helemaal niet met het verstrijken van de tijd, en verandert ook niet telkens wanneer de locatie verandert. Zijn inherente gezindheid is Zijn intrinsieke wezen. Ongeacht aan wie Hij werkt, Zijn wezen verandert niet en Zijn rechtvaardige gezindheid evenmin. Wanneer iemand God kwaad maakt, is hetgeen Hij zendt Zijn inherente gezindheid; op zo’n moment verandert het principe achter Zijn woede niet, noch Zijn unieke identiteit en status. Hij wordt niet boos vanwege een verandering in Zijn wezen of omdat Zijn gezindheid verschillende elementen heeft voortgebracht, maar omdat de tegenstand van de mens tegen Hem Zijn gezindheid beledigt. Het onbeschaamde tarten van de mens tegenover God vormt een ernstige uitdaging van Gods identiteit en status. God is van mening dat de mens Hem betwist en Zijn toorn test, wanneer de mens Hem uitdaagt. Wanneer de mens zich tegen God verzet, wanneer de mens God betwist, wanneer de mens voortdurend de woede van God test – en dat is ook wanneer de zonde ongebreideld wordt – dan zal Gods toorn natuurlijk worden onthuld en zich presenteren. Daarom symboliseert Gods uitdrukking van Zijn toorn dat alle kwade machten zullen ophouden te bestaan; het symboliseert dat alle vijandige krachten zullen worden vernietigd. Dit is het unieke karakter van Gods rechtvaardige gezindheid en het is het unieke van Gods toorn. Wanneer Gods waardigheid en heiligheid in het geding zijn, wanneer rechtvaardige krachten worden belemmerd en niet worden gezien door de mens, dan zal God Zijn toorn zenden. Vanwege het wezen van God zijn alle krachten op aarde die God betwisten, en zich tegen Hem verzetten en met Hem strijden, slecht, verdorven en onrechtvaardig; ze komen van Satan en behoren hem toe. Omdat God rechtvaardig, behorend tot het licht en onberispelijk heilig is, zullen alle boze, verdorven en aan Satan toebehorende dingen verdwijnen na de vrijlating van Gods toorn.

Hoewel de uitstorting van Gods toorn één aspect is van de uitdrukking van Zijn rechtvaardige gezindheid, is Gods toorn absoluut niet willekeurig wat betreft het doelwit ervan, of zonder principe. Integendeel, God is helemaal niet snel boos, en Hij onthult ook niet roekeloos Zijn toorn en Zijn majesteit. Bovendien is Gods toorn aanzienlijk beheerst en gematigd; deze is helemaal niet te vergelijken met hoe de mens in woede uitbarst of zijn woede uit. Veel gesprekken tussen de mens en God zijn in de Bijbel vastgelegd. De woorden van sommige van deze personen waren oppervlakkig, onwetend en infantiel, maar God sloeg hen niet neer, noch veroordeelde Hij hen. Om in het bijzonder te kijken naar de beproeving van Job: hoe behandelde Jehova God de drie vrienden van Job en de anderen nadat Hij de woorden hoorde die ze tegen Job spraken? Heeft Hij hen veroordeeld? Werd Hij woedend op hen? Niets van dat alles! In plaats daarvan zei Hij tegen Job dat hij voor hen moest bidden en smeken; God daarentegen rekende ze hun fouten niet aan. Deze voorbeelden vertegenwoordigen allemaal de primaire houding waarmee God de verdorven, onwetende mensheid behandelt. Daarom is het vrijlaten van Gods toorn in geen geval een manier om lucht te geven aan Zijn gemoedstoestand. Gods toorn is geen volledige uitbarsting van woede zoals de mens die opvat. Het is niet zo, dat God Zijn toorn vrij laat omdat Hij niet in staat is om Zijn eigen gemoedstoestand te beheersen of omdat Zijn toorn het kookpunt heeft bereikt en moet worden geventileerd. Integendeel, Zijn toorn is een weergave van Zijn rechtvaardige gezindheid en een oprechte uitdrukking van Zijn rechtvaardige gezindheid; het is een symbolische openbaring van Zijn heilige wezen. God is toorn, Hij tolereert geen belediging – dit wil niet zeggen dat Gods toorn geen onderscheid maakt tussen oorzaken, of onprincipieel is. Het is de verdorven mensheid die een exclusief patent heeft op onbezonnen, willekeurige uitbarstingen van woede die geen onderscheid maken tussen oorzaken. Als een man eenmaal een bepaalde status heeft, zal hij het vaak moeilijk vinden om zijn gemoedstoestand te beheersen, en dus zal hij het leuk vinden om zijn ontevredenheid en emoties te uiten; hij zal vaak zonder reden ontsteken in woede, om blijk te geven van zijn mogelijkheden en anderen te laten weten dat zijn status en identiteit anders zijn dan die van gewone mensen. Natuurlijk zullen verdorven mensen zonder enige status ook regelmatig hun zelfbeheersing verliezen. Hun woede wordt vaak veroorzaakt door schade aan hun individuele voordelen. Om zijn eigen status en waardigheid te beschermen, zal de verdorven mensheid vaak zijn emoties uiten en zijn arrogante natuur onthullen. De mens zal in woede ontsteken en uiting geven aan zijn emoties om het bestaan van zonde te rechtvaardigen, en deze daden zijn de manieren waarop de mens zijn ontevredenheid uitdrukt; die zijn vol onzuiverheden, vol plannen en intriges, vol verdorvenheid en het kwaad van de mens; meer nog, ze zijn vol wilde ambities en verlangens van de mens. Wanneer het recht zich teweerstelt tegen de kwaadaardigheid, zal de mens niet in woede ontsteken om het bestaan van rechtvaardigheid te verdedigen; wanneer daarentegen de krachten van rechtvaardigheid worden bedreigd, vervolgd en aangevallen, is de houding van de mens er een van negeren, ontwijken of terugdeinzen. Echter, wanneer de mens tegenover de krachten van het kwaad staat, is de houding van de mens er een van toegeven, buigen en schaven. Daarom is het lucht geven aan de emoties van de mens een ontsnapping van kwade krachten, een uitdrukking van het ongebreidelde en onhoudbare slechte gedrag van de zinnelijke mens. Wanneer God Zijn toorn zendt, zullen echter alle kwade krachten worden tegengehouden; alle zonden van het beschadigen van de mens zullen worden tegengehouden; alle vijandige krachten die Gods werk belemmeren zullen duidelijk worden gemaakt, gescheiden en vervloekt; alle medeplichtigen van Satan die zich tegen God keren, zullen gestraft en uitgeroeid worden. In hun plaats zal Gods werk vrij van obstakels doorgaan; Gods managementplan zal zich stap voor stap volgens schema verder ontwikkelen; Gods uitverkoren volk zal vrij zijn van Satans verstoring en bedrog; zij die God volgen zullen Gods leiderschap en voorziening genieten in een rustige en vredige omgeving. Gods toorn is een waarborg die alle kwade krachten ervan weerhoudt zich te vermenigvuldigen en ongebreideld door te kunnen gaan, en het is ook een waarborg die het bestaan en de verspreiding van alle rechtvaardige en positieve dingen beschermt en hen eeuwig beschermt tegen onderdrukking en ondermijning.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 109

Kunnen jullie het wezen van Gods toorn zien in Zijn vernietiging van Sodom? Is er iets vermengd met Zijn woede? Is Gods woede puur? Om de bewoording van de mens te gebruiken, is Gods toorn onvervalst? Zit er enige list achter Zijn toorn? Is er een samenzwering? Zijn er onuitspreekbare geheimen? Ik kan jullie streng en plechtig vertellen: er is geen deel van Gods toorn dat iemand tot twijfel kan brengen. Zijn woede is pure, onvervalste woede en herbergt geen andere intenties of doelen. De reden voor Zijn woede is zuiver, onberispelijk en boven kritiek verheven. Het is een natuurlijke openbaring en weergave van Zijn heilige wezen; het is iets wat geen enkel wezen in de schepping bezit. Dit is onderdeel van Gods unieke rechtvaardige gezindheid, en het is ook een opvallend verschil tussen het respectievelijke wezen van de Schepper en Zijn schepping.

Ongeacht of men boos wordt voor iemands aanzicht of achter zijn rug, iedereen heeft een andere intentie en een ander doel. Misschien bouwt men zijn prestige op, of misschien verdedigt men zijn eigen belangen, houdt men zijn imago in stand of wil men zijn gezicht niet verliezen. Sommigen zijn terughoudend in hun woede, terwijl anderen roekelozer zijn en in woede ontsteken wanneer ze er zin in hebben zonder de minste terughoudendheid. Kortom, de woede van de mens komt voort uit zijn verdorven gezindheid. Wat het doel ook is, het is van het vlees en van de natuur; het heeft niets te maken met rechtvaardigheid of onrecht omdat niets in de aard en het wezen van de mens overeenkomt met de waarheid. Daarom moeten het slechte humeur van de verdorven mensheid en Gods toorn niet in één adem genoemd worden. Zonder uitzondering begint het gedrag van een mens die door Satan is verdorven met het verlangen om verdorvenheid te beschermen en het is gebaseerd op verdorvenheid; daarom kan de woede van de mens niet in één adem worden genoemd met Gods toorn, hoe gerechtvaardigd dit in theorie ook mag lijken. Wanneer God Zijn woede zendt, wordt kwade krachten een halt toegeroepen, worden kwade dingen vernietigd, terwijl rechtvaardige en positieve dingen Gods zorg en bescherming genieten en mogen doorgaan. God zendt Zijn toorn omdat onrechtvaardige, negatieve en slechte dingen de normale activiteit en ontwikkeling van rechtvaardige en positieve dingen belemmeren, verstoren of vernietigen. Het doel van Gods woede is niet om Zijn eigen status en identiteit te beschermen, maar om het bestaan van rechtvaardige, positieve, mooie en goede dingen te beschermen, om de wetten en de orde van het normale voortbestaan van de mensheid te beschermen. Dit is de hoofdoorzaak van Gods toorn. Gods woede is een zeer juiste, natuurlijke en ware openbaring van Zijn gezindheid. Er zit geen bedoeling achter Zijn woede, noch is er sprake van bedrog of samenzwering; Bovendien bevat Zijn woede niets van de verlangens, sluwheid, boosaardigheid, geweld, kwaad of wat ook dat de gehele verdorven mensheid kenmerkt. Voordat God Zijn woede zendt, heeft Hij de kern van elke zaak al heel duidelijk en volledig waargenomen en heeft Hij al nauwkeurige, duidelijke definities en conclusies geformuleerd. Gods doelstelling in alles wat Hij doet is dus glashelder, evenals Zijn houding. Hij is niet warrig; Hij is niet blind; Hij is niet impulsief; Hij is niet onvoorzichtig; meer nog, Hij is niet beginselloos. Dit is het praktische aspect van Gods toorn, en vanwege dit praktische aspect van Gods toorn heeft de mensheid haar normale bestaan bereikt. Zonder Gods toorn zou de mensheid afglijden tot abnormale levensomstandigheden; alle dingen die juist, mooi en goed zijn zouden worden vernietigd en ophouden te bestaan. Zonder Gods toorn zouden de wetten en de orde waar de schepping aan onderhevig is, worden verbroken of zelfs volledig worden ondermijnd. Sinds de schepping van de mens heeft God voortdurend Zijn rechtvaardige gezindheid gebruikt om het normale bestaan van de mensheid te beschermen en te ondersteunen. Omdat Zijn rechtvaardige gezindheid toorn en majesteit bevat, worden alle slechte mensen, dingen, voorwerpen en alle dingen die het normale bestaan van de mensheid verstoren en beschadigen, gestraft, beheerst en vernietigd vanwege Zijn toorn. In de afgelopen paar millennia heeft God onophoudelijk Zijn rechtvaardige gezindheid gebruikt om alle soorten onreine en boze geesten die tegen God zijn en die als medeplichtigen en lakeien van Satan optreden in Gods werk om de mensheid te beheren, neer te slaan en te vernietigen. Op deze manier heeft Gods werk voor de redding van de mens altijd vooruitgang geboekt volgens Zijn plan. Dit wil zeggen dat vanwege het bestaan van Gods toorn, de meest rechtvaardige zaak onder de mensen nooit is vernietigd.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 110

Hoewel Satan humaan, rechtvaardig en deugdzaam lijkt, is hij wreed en kwaadaardig in wezen

Satan verkrijgt zijn roem door het publiek te misleiden. Hij werpt zich vaak op als een voorvechter en rolmodel van rechtvaardigheid. Onder de vlag van het beschermen van rechtvaardigheid, schaadt hij de mens, verslindt hun ziel, en gebruikt allerlei middelen om de mens te verlammen, bedriegen en aan te sporen. Zijn doel is om zijn slechte gedrag geaccepteerd te krijgen onder de mensen en hen erin mee te lokken, om de mens te betrekken in zijn verzet tegen Gods gezag en soevereiniteit. Wanneer men echter zijn plannen, complotten en doortrapte kenmerken doorziet en niet langer door hem wil worden vertrapt en misleid, niet langer voor hem wil blijven zwoegen, er niet samen met hem gestraft en vernietigd wil worden, verandert Satan zijn eerdere vroom lijkende kenmerken en rukt hij zijn valse masker af om zijn ware slechte, wrede, lelijke en woeste gezicht te onthullen. Hij zou niets liever willen dan al diegenen uit te roeien die weigeren hem te volgen en zich verzetten tegen zijn kwade krachten. Op dit punt kan Satan niet langer een betrouwbaar, hoffelijk uiterlijk aannemen; in plaats daarvan worden de echte lelijke en duivelse trekken onder de schaapskleren onthuld. Zodra de plannen van Satan aan het licht komen, zodra zijn ware gelaatstrekken zijn ontmaskerd, zal hij in woede uitbarsten en zijn barbaarsheid blootgeven; zijn verlangen om mensen te schaden en te verslinden, zal alleen maar sterker worden. Dit komt omdat hij woedend wordt van het ontwaken van de mens; hij ontwikkelt een sterke wraakzucht jegens de mens vanwege diens streven om naar vrijheid en licht te hunkeren en los te breken uit zijn gevangenis. Satans woede is bedoeld om zijn kwaad te verdedigen, en het is ook een ware openbaring van zijn woeste aard.

In elke zaak legt het gedrag van Satan zijn slechte natuur bloot. Steevast leggen alle slechte daden die Satan met de mens heeft uitgevoerd het slechte wezen van Satan bloot – van zijn vroege pogingen om de mens te misleiden om hem te volgen, tot uitbuiting van de mens, waarbij hij de mens in zijn slechte daden meesleurt, en de wraakzucht van Satan jegens de mens nadat zijn ware gelaatstrekken zijn blootgelegd en de mens ze herkend en de rug toe gekeerd heeft. Steevast bewijst elk van zijn slechte daden het feit dat Satan geen relatie heeft met positieve dingen; dat Satan de bron is van alle slechte dingen. Elk van zijn daden beschermt zijn kwaad, handhaaft de voortzetting van zijn slechte daden, druist in tegen rechtvaardige en positieve dingen en ruïneert de wetten en orde van het normale bestaan van de mensheid. Zijn daden zijn vijandig tegenover God en zijn dat wat Gods toorn zal vernietigen. Hoewel Satan zijn eigen woede heeft, is zijn woede een middel om zijn kwade natuur te uiten. De reden waarom Satan geïrriteerd en furieus is, is de volgende: zijn onuitsprekelijke plannen zijn ontmaskerd; hij komt niet makkelijk weg met zijn plannen; zijn wilde ambitie en verlangen om God te vervangen en te handelen zoals God zijn neergeslagen en geblokkeerd; van zijn doel om de hele mensheid te beheersen is niets gekomen en het kan nooit worden bereikt. Het is Gods herhaalde ontbieden van Zijn toorn dat de plannen van Satan ervan heeft weerhouden om tot bloei te komen en de verspreiding en uitbarsting van het kwaad van Satan heeft onderbroken; daarom haat en vreest Satan de toorn van God. Elke toepassing van Gods toorn ontmaskert niet alleen Satans ware gemene uiterlijk; het brengt ook Satans slechte verlangens aan het licht. Tegelijkertijd worden de redenen voor Satans woede tegen de mensheid volledig blootgelegd. De uitbarsting van Satans woede is een ware openbaring van zijn kwaadaardige aard, een blootstelling van zijn plannen. Natuurlijk is elke woede-uitbarsting van Satan een aankondiging van de vernietiging van kwade dingen, van de bescherming en voortzetting van positieve dingen, en van de aard van Gods toorn – die niet beledigd kan worden!

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 111

Men moet niet op ervaring en verbeelding vertrouwen om Gods rechtvaardige gezindheid te kennen

Wanneer je merkt dat je geconfronteerd wordt met Gods oordeel en tuchtiging, zul je dan zeggen dat Gods woord vervalst is? Zul je zeggen dat er een verhaal zit achter Gods woede, en dat Zijn woede vervalst is? Zul je God lasteren, en zeggen dat Zijn gezindheid niet noodzakelijk volledig rechtvaardig is? Wanneer je te maken hebt met elk van Gods daden, moet je eerst zeker zijn dat Gods rechtvaardige gezindheid vrij is van enige andere elementen, dat deze heilig en onberispelijk is; deze daden omvatten het neerhalen, straffen en vernietigen van de mensheid door God. Zonder uitzondering wordt elke daad van God uitgevoerd in strikte overeenstemming met Zijn inherente gezindheid en Zijn plan – dit omvat niet de kennis, traditie en filosofie van de mensheid – en elk van Gods daden is een uitdrukking van Zijn gezindheid en wezen, los van alles wat behoort tot de verdorven mensheid. In de opvattingen van de mens zijn alleen Gods liefde, barmhartigheid en verdraagzaamheid ten opzichte van de mensheid onberispelijk, onvervalst en heilig. Niemand weet echter dat Gods woede en Zijn toorn eveneens onvervalst zijn; bovendien heeft niemand over vragen nagedacht zoals waarom God geen belediging tolereert of waarom Zijn woede zo groot is. Integendeel, sommigen verwarren Gods toorn met het humeur van de verdorven mensheid; ze denken dat Gods woede de woede van de verdorven mensheid is; ze nemen zelfs ten onrechte aan dat Gods woede precies hetzelfde is als de natuurlijke openbaring van de verdorven gezindheid van de mensheid. Zij geloven ten onrechte dat het uiten van Gods toorn net zo is als de woede van de verdorven mensheid, die voortkomt uit ongenoegen; ze geloven zelfs dat het uiten van Gods toorn een uitdrukking is van Zijn gemoedstoestand. Na deze communicatie hoop ik dat geen van jullie nog misvattingen, verbeeldingen of veronderstellingen zal hebben als het gaat om Gods rechtvaardige gezindheid en ik hoop dat jullie na het horen van mijn woorden echt de toorn van Gods rechtvaardige gezindheid in jullie harten kunnen erkennen, dat jullie alle eerdere verkeerde opvattingen over Gods toorn opzij kunnen zetten en dat jullie je eigen misvattingen en verkeerde zienswijzen over het wezen van Gods toorn kunnen veranderen. Verder hoop ik dat jullie een nauwkeurige definitie van Gods gezindheid in jullie harten hebben, dat jullie niet langer twijfelen aan Gods rechtvaardige gezindheid, dat jullie geen menselijke redenering of verbeelding zullen opleggen aan Gods ware gezindheid. Gods rechtvaardige gezindheid is Gods eigen ware wezen. Het is niet iets wat is gevormd of geschreven door de mens. Zijn rechtvaardige gezindheid is Zijn rechtvaardige gezindheid en heeft geen relatie of verbinding met iets van de schepping. God Zelf is God Zelf. Hij zal nooit een deel van de schepping worden en zelfs als Hij lid wordt van de geschapen wezens, zullen Zijn inherente gezindheid en wezen niet veranderen. Daarom is het kennen van God niet het kennen van een voorwerp; het is niet iets ontleden, noch is het een persoon begrijpen. Als de mens zijn begrip of methode gebruikt om een voorwerp te kennen of een persoon te begrijpen om God te leren kennen, dan zul je nooit in staat zijn om kennis van God te verwerven. God kennen is niet afhankelijk van ervaring of verbeeldingskracht en daarom moet je nooit je ervaring of verbeeldingskracht aan God opleggen. Het maakt niet uit hoe rijk je ervaring en verbeeldingskracht zijn, ze zijn nog steeds beperkt; sterker nog, je verbeelding komt niet overeen met feiten en nog minder met de waarheid en is onverenigbaar met Gods ware gezindheid en wezen. Je zult er nooit in slagen om Gods wezen te begrijpen als je op je verbeeldingskracht vertrouwt. De enige weg is zo: alles wat van God komt aanvaarden, dan het geleidelijk ervaren en begrijpen. Er komt een dag dat God je zal verlichten zodat je Hem echt zult kennen en begrijpen, vanwege je samenwerking en vanwege je honger en dorst naar de waarheid.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 112

Jehova Gods waarschuwing bereikt de Ninevieten

Laten we verdergaan naar de tweede passage, het derde hoofdstuk van het boek van Jona: “En Jona trok na een dag lang reizen de stad in. Daarbij predikte hij luid: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve vernietigd.’” Dit zijn de woorden die God direct doorgaf aan Jona om aan de Ninevieten te vertellen. Het zijn natuurlijk ook de woorden die Jehova tegen de Ninevieten wilde zeggen. Deze woorden vertellen mensen dat God de mensen van de stad begon te verafschuwen en haten omdat hun slechtheid God onder ogen was gekomen, en daarom wilde Hij deze stad vernietigen. Maar voordat God de stad verwoestte, zou Hij de Ninevieten een aankondiging doen en Hij zou hen tegelijkertijd de gelegenheid geven zich te bekeren vanwege hun slechtheid en opnieuw te beginnen. Deze kans zou veertig dagen duren. Met andere woorden, als de mensen in de stad zich niet bekeerden, hun zonden niet toegaven of zich niet binnen veertig dagen neerwierpen voor Jehova God, zou God de stad vernietigen zoals Hij met Sodom had gedaan. Dit was wat Jehova God de mensen van Nineve wilde vertellen. Het is duidelijk dat dit niet simpelweg een verklaring was. Niet alleen bracht dit Jehova’s toorn over, het bracht ook Zijn houding jegens de Ninevieten over; tegelijkertijd diende deze eenvoudige verklaring ook als een ernstige waarschuwing aan de mensen die in de stad woonden. Deze waarschuwing vertelde hen dat hun slechte daden hen de haat van Jehova God op de hals hadden gehaald, en vertelde hen dat hun slechte daden hen spoedig aan de rand van hun eigen vernietiging zouden brengen; daarom waren de levens van iedereen in Nineve in onmiddellijk gevaar.

Het schrille contrast tussen de reactie van Nineve en Sodom op Jehova Gods waarschuwing

Wat betekent het om ten val gebracht te worden? In informele zin betekent het om te verdwijnen. Maar op welke manier? Wie zou een hele stad ten val kunnen brengen? Het is natuurlijk onmogelijk voor de mens om zo’n handeling uit te voeren. Deze mensen waren geen dwazen; zodra ze deze verkondiging hoorden, begrepen ze het. Ze wisten dat deze van God afkomstig was; ze wisten dat God Zijn werk zou uitvoeren; ze wisten dat hun goddeloosheid Jehova God woedend had gemaakt en Zijn toorn op hen had doen neerkomen, zodat ze spoedig met hun stad zouden worden vernietigd. Hoe gedroegen de mensen in de stad zich nadat ze Jehova’s waarschuwing hadden gehoord? De Bijbel beschrijft in precies detail hoe deze mensen reageerden, van hun koning tot de gewone man. Zoals in de Schrift staat: “De inwoners van Nineve geloofden God. Zij riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, trok een boetekleed aan. Toen de koning van Nineve ervan hoorde, stond hij op van zijn troon. Hij deed zijn mantel af en trok een boetekleed aan, waarna hij berouwvol op de grond ging zitten. De koning liet op zijn bevel en dat van zijn edellieden het volgende omroepen en bekendmaken: ‘Mensen en dieren, runderen en schapen, mogen niets te eten of te drinken tot zich nemen. De dieren mogen niet grazen en geen water drinken. Mensen en dieren moeten een boetekleed aantrekken en God krachtig aanroepen. Iedereen moet het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen. …”

Na het horen van de verkondiging van Jehova God toonden de mensen van Nineve een houding die volkomen tegengesteld was aan die van het volk van Sodom – het volk van Sodom verzette zich openlijk tegen God en dat ging van kwaad tot erger, maar na deze woorden te hebben gehoord, negeerden de Ninevieten de zaak niet en ze verzetten zich ook niet; in plaats daarvan geloofden ze God en verklaarden dat ze zouden vasten. Waar verwijst “geloofden” hier naar? Het woord zelf suggereert geloof en onderwerping. Als we het feitelijke gedrag van de Ninevieten gebruiken om dit woord uit te leggen, betekent dit dat zij geloofden dat God kon en zou doen wat Hij zei, en dat zij bereid waren zich te bekeren. Voelden de inwoners van Nineve angst voor dreigende rampen? Het was hun geloof dat angst in hun hart bracht. Welnu, wat kunnen we gebruiken om het geloof en de angst van de Ninevieten te bewijzen? Het is zoals de Bijbel zegt: “Zij riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, trok een boetekleed aan.” Dit wil zeggen dat de Ninevieten echt geloofden, en dat uit dit geloof angst voortkwam, wat toen leidde tot vasten en het aantrekken van een boetekleed. Zo hebben zij het begin van hun berouw getoond. In volledige tegenstelling met de mensen van Sodom, hebben de Ninevieten zich niet alleen niet tegen God verzet, ze toonden ook duidelijk hun berouw door hun gedrag en daden. Natuurlijk was dit niet alleen van toepassing op het gewone volk van Nineve; hun koning was geen uitzondering.

De bekering van Nineve’s koning verdient de lof van Jehova God

Toen de koning van Nineve dit nieuws hoorde, stond hij op van zijn troon, trok zijn mantel uit, kleedde zich in boetekleed en ging in as zitten. Hij verkondigde toen dat niemand in de stad iets mocht eten en dat geen vee, lammeren en ossen zouden grazen of water zouden drinken. Mens en vee moesten een boetekleed aantrekken; de mensen richtten gemeende smeekbeden tot God. De koning riep ook uit dat ieder van hen het slechte pad zou verlaten en het geweld uit zijn handen zou laten varen. Deze reeks van daden geeft aan dat de koning van Nineve blijk gaf van zijn oprechte berouw. De reeks daden die hij ondernam – hij kwam van zijn troon, trok zijn koningsmantel uit, kleedde zich in boetekleed en ging in as zitten – vertelt de mensen dat de koning van Nineve zijn koninklijke status opzij zette en net als het gewone volk een boetekleed droeg. Dit wil zeggen dat de koning van Nineve zijn koninklijke functie niet gebruikte om zijn slechte daden of het geweld van zijn handen voort te zetten nadat hij de aankondiging van Jehova God had gehoord; hij legde juist het gezag dat hij bekleedde neer en had berouw tegenover Jehova God. Op dit moment had de koning van Nineve geen berouw als koning; hij was voor God gekomen om zijn zonden te belijden en er berouw voor te hebben als een gewoon onderdaan van God. Bovendien vertelde hij ook de hele stad dat ze tegenover Jehova God hun zonden moesten belijden en er berouw voor moesten hebben op dezelfde manier als hij; bovendien had hij een specifiek plan hoe dat te doen, zoals te zien is in de Schrift: “Mensen en dieren, runderen en schapen, mogen niets te eten of te drinken tot zich nemen. … en God krachtig aanroepen. Iedereen moet het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen.” Als heerser van de stad, bezat de koning van Nineve de allerhoogste status en macht en kon hij alles doen wat hij maar wilde. Toen hij te maken kreeg met Jehova Gods aankondiging, had hij de zaak kunnen negeren of eenvoudigweg berouw tonen en alleen zijn zonden belijden; of de mensen in de stad ervoor kozen om berouw te tonen, had hij volledig kunnen negeren. De koning van Nineve deed dit echter helemaal niet. Niet alleen stond hij op van zijn troon, trok hij het boetekleed met as aan, beleed hij zijn zonden voor Jehova God en toonde er berouw voor, hij beval ook alle mensen en vee binnen de stad om hetzelfde te doen. Hij beval zelfs het volk “krachtig God aan te roepen.” Door deze reeks daden volbracht de koning van Nineve werkelijk wat een heerser zou moeten doen; zijn reeks daden was moeilijk voor enige koning in de menselijke geschiedenis om te verwezenlijken en is ook door geen van hen verwezenlijkt. Deze daden kunnen ongekende ondernemingen in de menselijke geschiedenis worden genoemd; ze zijn het waard om door de mensheid zowel herdacht als nagevolgd te worden. Sinds de dageraad van de mens had elke koning zijn onderdanen ertoe gebracht zich te verzetten tegen God en zich tegen Hem te keren. Niemand had ooit zijn onderdanen ertoe gebracht God te smeken om verlossing van hun slechtheid, om Jehova Gods gratie te ontvangen en een dreigende straf te vermijden. De koning van Nineve was echter in staat om zijn onderdanen ertoe te brengen zich tot God te wenden, hun respectievelijke slechte wegen te verlaten en het geweld uit hun handen te laten varen. Bovendien was hij ook in staat om zijn troon opzij te zetten en in ruil daarvoor draaide Jehova God bij, kreeg spijt van Zijn toorn en trok deze in, waardoor de mensen van de stad konden overleven en voor vernietiging behoed werden. De daden van de koning kunnen alleen een zeldzaam wonder in de menselijke geschiedenis worden genoemd; ze kunnen zelfs een voorbeeld worden genoemd van een verdorven mensheid die haar zonden belijdt en berouw toont voor God.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 113

Jona 3 Jehova sprak nog een keer tot Jona. Hij zei: ‘Sta op, ga naar de grote stad Nineve en predik daar wat ik je tegen je zeg.’ Toen stond Jona op en ging gehoorzaam aan de woorden van Jehova naar Nineve. De stad Nineve was buitengewoon groot. Het duurde drie dagen om erdoorheen te trekken. En Jona trok na een dag lang reizen de stad in. Daarbij predikte hij luid: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve vernietigd.’ De inwoners van Nineve geloofden God. Zij riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, trok een boetekleed aan. Toen de koning van Nineve ervan hoorde, stond hij op van zijn troon. Hij deed zijn mantel af en trok een boetekleed aan, waarna hij berouwvol op de grond ging zitten. De koning liet op zijn bevel en dat van zijn edellieden het volgende omroepen en bekendmaken: ‘Mensen en dieren, runderen en schapen, mogen niets te eten of te drinken tot zich nemen. De dieren mogen niet grazen en geen water drinken. Mensen en dieren moeten een boetekleed aantrekken en God krachtig aanroepen. Iedereen moet het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen. Misschien verandert God dan van gedachte en komt Hij van Zijn besluit terug. Wie weet laat Hij Zijn toorn varen, zodat wij niet omkomen.’ God zag wat ze deden, dat ze zich van hun slechte pad bekeerden. God veranderde dan ook van gedachte: de straf die Hij had aangekondigd, voerde Hij niet uit.

God ziet het oprechte berouw diep in de harten van de Ninevieten

Na het horen van Gods verklaring voerden de koning van Nineve en zijn onderdanen een reeks handelingen uit. Wat is de aard van hun gedrag en daden? Met andere woorden, wat is de essentie van alles wat ze deden? Waarom deden ze wat ze deden? In Gods ogen hadden ze oprecht berouw getoond, niet alleen omdat ze God ernstig hadden gesmeekt en hun zonden voor Hem hadden beleden, maar ook omdat ze hun slechte gedrag hadden opgegeven. Ze handelden zo omdat ze na het horen van Gods woorden ongelofelijk bang waren en geloofden dat Hij zou doen wat Hij zei. Door te vasten, het boetekleed aan te trekken en in as te zitten, wilden ze hun bereidheid uiten om hun manier van doen te veranderen en zich van slechtheid te onthouden, om tot Jehova God te bidden om Zijn toorn te beteugelen, om Jehova God te smeken Zijn beslissing terug te trekken zowel als de ramp die op het punt stond hen te overkomen. Als we al hun gedrag onderzoeken, kunnen we zien dat ze al begrepen dat hun vorige slechte daden verfoeilijk waren in de ogen van Jehova God en dat ze begrepen waarom Hij hen binnenkort zou vernietigen. Om deze redenen wilden ze zich allemaal volledig bekeren, zich van hun verkeerde wegen afkeren en het geweld uit hun handen laten varen. Met andere woorden, zodra zij zich bewust werden van Jehova Gods verklaring, voelde ieder van hen angst in zijn hart; zij gingen niet langer door met hun slechte gedrag en ze gingen niet door met het begaan van die daden die Jehova God haatte. Bovendien smeekten ze Jehova God om hun zonden uit het verleden te vergeven en hen niet te behandelen naar hun daden uit het verleden. Ze waren bereid nooit meer kwaad te doen en te handelen volgens de aanwijzingen van Jehova God, zolang ze zich de woede van Jehova God maar nooit meer op de hals zouden halen. Hun berouw was oprecht en diep. Het kwam diep uit hun hart en was niet geveinsd, noch tijdelijk.

Toen het volk van Nineve, van de allerhoogste koning tot zijn onderdanen, ontdekte dat Jehova God boos op hen was, was elk van hun daden, en hun hele gedrag, evenals al hun beslissingen en keuzes, helder en duidelijk in de ogen van God. Gods hart veranderde naar aanleiding van hun gedrag. Wat was Gods gemoedstoestand op dat precieze moment? De Bijbel kan die vraag voor je beantwoorden. Zoals is vastgelegd in de Schrift: “God zag wat ze deden, dat ze zich van hun slechte pad bekeerden. God veranderde dan ook van gedachte: de straf die Hij had aangekondigd, voerde Hij niet uit.” Hoewel God van gedachten veranderde, was er niets ingewikkelds aan Zijn gemoedstoestand. Hij ging gewoon van het uiten van Zijn toorn over op het kalmeren van Zijn toorn, en besloot toen de ramp niet aan de stad Nineve te voltrekken. De reden waarom Gods beslissing – om de Ninevieten te sparen voor de ramp – zo snel werd genomen, was dat God het hart van elke persoon in Nineve gadesloeg. Hij zag wat zij diep in hun hart voelden: hun oprechte belijdenis en berouw voor hun zonden, hun oprechte geloof in Hem, hun diepe gevoel dat hun slechte daden Zijn gezindheid woedend hadden gemaakt, en de daaruit voortvloeiende vrees voor Jehova’s dreigende straf. Tegelijkertijd hoorde Jehova God ook de gebeden vanuit het diepst van hun hart, hun smeekbeden om Zijn woede tegen hen te staken, zodat zij deze ramp zouden kunnen vermijden. Toen God al deze feiten opmerkte, verdween beetje bij beetje Zijn woede. Ongeacht hoe groot Zijn toorn eerder was geweest, toen Hij de oprechte bekering zag diep in de harten van deze mensen, werd Zijn hart hierdoor geraakt en daarom kon Hij het niet verdragen deze ramp over hen te laten komen en was Hij niet langer boos op hen. In plaats daarvan zette Hij Zijn genade en verdraagzaamheid jegens hen voort en bleef hen leiden en voor hen zorgen.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 114

Jona 3 Jehova sprak nog een keer tot Jona. Hij zei: ‘Sta op, ga naar de grote stad Nineve en predik daar wat ik je tegen je zeg.’ Toen stond Jona op en ging gehoorzaam aan de woorden van Jehova naar Nineve. De stad Nineve was buitengewoon groot. Het duurde drie dagen om erdoorheen te trekken. En Jona trok na een dag lang reizen de stad in. Daarbij predikte hij luid: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve vernietigd.’ De inwoners van Nineve geloofden God. Zij riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, trok een boetekleed aan. Toen de koning van Nineve ervan hoorde, stond hij op van zijn troon. Hij deed zijn mantel af en trok een boetekleed aan, waarna hij berouwvol op de grond ging zitten. De koning liet op zijn bevel en dat van zijn edellieden het volgende omroepen en bekendmaken: ‘Mensen en dieren, runderen en schapen, mogen niets te eten of te drinken tot zich nemen. De dieren mogen niet grazen en geen water drinken. Mensen en dieren moeten een boetekleed aantrekken en God krachtig aanroepen. Iedereen moet het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen. Misschien verandert God dan van gedachte en komt Hij van Zijn besluit terug. Wie weet laat Hij Zijn toorn varen, zodat wij niet omkomen.’ God zag wat ze deden, dat ze zich van hun slechte pad bekeerden. God veranderde dan ook van gedachte: de straf die Hij had aangekondigd, voerde Hij niet uit.

Als je geloof in God echt is, zul je Zijn zorg vaak ontvangen

Gods verandering van Zijn intenties ten opzichte van de mensen in Nineve bracht geen aarzeling of dubbelzinnigheid met zich mee. Het was eerder een transformatie van pure woede naar pure tolerantie. Dit is een ware openbaring van Gods wezen. God is nooit besluiteloos of aarzelend in Zijn daden; de principes en doelen achter Zijn daden zijn allemaal helder en transparant, puur en foutloos, absoluut zonder dat listen of plannetjes daar deel van uitmaken. Met andere woorden, het wezen van God bevat geen duisternis of kwaad. God werd boos op de Ninevieten omdat hun slechte daden Hem onder ogen waren gekomen; op dat moment was Zijn woede afgeleid van Zijn wezen. Toen Gods toorn echter verdween en Hij opnieuw Zijn verdraagzaamheid aan het volk van Nineve schonk, was alles wat Hij openbaarde nog steeds Zijn eigen wezen. Deze hele verandering was het gevolg van een verandering in de houding van de mens tegenover God. Gedurende deze hele periode veranderde de niet te beledigen gezindheid van God niet; Gods tolerante wezen veranderde niet; Gods liefhebbende en genadige wezen veranderde niet. Wanneer mensen slechte daden begaan en God beledigen, zal Hij Zijn toorn over hen brengen. Wanneer mensen zich echt bekeren, zal Gods hart veranderen en zal Zijn woede bedaren. Wanneer mensen zich koppig blijven verzetten tegen God, zal Zijn woede onophoudelijk Zijn; Zijn toorn zal beetje bij beetje op hen drukken totdat ze worden vernietigd. Dit is het wezen van Gods gezindheid. Ongeacht of God toorn of genade en goedertierenheid uitdrukt, de handelwijze, het gedrag en de houding van de mens ten opzichte van God vanuit het diepst van zijn hart bepaalt wat wordt uitgedrukt door de openbaring van Gods gezindheid. Als God voortdurend één persoon onderwerpt aan Zijn toorn, staat het hart van deze persoon ongetwijfeld lijnrecht tegenover God. Omdat hij nooit echt berouw heeft gehad, zijn hoofd nooit echt gebogen heeft voor God en nooit een waar geloof in God heeft bezeten, heeft hij nooit Gods genade en verdraagzaamheid verkregen. Als iemand vaak Gods zorg ontvangt en vaak Zijn genade en verdraagzaamheid verkrijgt, dan heeft deze persoon ongetwijfeld een waarachtig geloof in God in zijn hart, en staat zijn hart niet tegenover God. Hij voelt vaak echt berouw tegenover God; daarom zal, zelfs als Gods discipline dikwijls op deze persoon neerdaalt, Zijn wraak niet op hem neerdalen.

Dit korte verslag stelt mensen in staat om Gods hart te zien, om de echtheid van Zijn wezen te zien, om te zien dat Gods toorn en de verandering van Zijn hart een reden hebben. Ondanks het schrille contrast dat God liet zien toen Hij boos was en toen Hij Zijn hart veranderde, wat mensen doet geloven dat er een grote kloof of een groot contrast lijkt te bestaan tussen deze twee aspecten van Gods wezen – Zijn toorn en Zijn tolerantie – stelt Gods houding tegenover het berouw van de Ninevieten mensen opnieuw in staat om een andere kant van Gods ware gezindheid te zien. Gods verandering van Zijn hart stelt de mensheid echt in staat om opnieuw de waarheid van Gods genade en goedertierenheid te zien en de ware openbaring van Gods wezen. De mensheid moet erkennen dat Gods barmhartigheid en goedertierenheid geen mythen zijn, en ook geen verzinsels. Dit komt omdat Gods gevoel op dat moment waar was; Gods verandering van hart was echt; God heeft Zijn genade en verdraagzaamheid waarlijk nogmaals aan de mensheid geschonken.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 115

Jona 3 Jehova sprak nog een keer tot Jona. Hij zei: ‘Sta op, ga naar de grote stad Nineve en predik daar wat ik je tegen je zeg.’ Toen stond Jona op en ging gehoorzaam aan de woorden van Jehova naar Nineve. De stad Nineve was buitengewoon groot. Het duurde drie dagen om erdoorheen te trekken. En Jona trok na een dag lang reizen de stad in. Daarbij predikte hij luid: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve vernietigd.’ De inwoners van Nineve geloofden God. Zij riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, trok een boetekleed aan. Toen de koning van Nineve ervan hoorde, stond hij op van zijn troon. Hij deed zijn mantel af en trok een boetekleed aan, waarna hij berouwvol op de grond ging zitten. De koning liet op zijn bevel en dat van zijn edellieden het volgende omroepen en bekendmaken: ‘Mensen en dieren, runderen en schapen, mogen niets te eten of te drinken tot zich nemen. De dieren mogen niet grazen en geen water drinken. Mensen en dieren moeten een boetekleed aantrekken en God krachtig aanroepen. Iedereen moet het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen. Misschien verandert God dan van gedachte en komt Hij van Zijn besluit terug. Wie weet laat Hij Zijn toorn varen, zodat wij niet omkomen.’ God zag wat ze deden, dat ze zich van hun slechte pad bekeerden. God veranderde dan ook van gedachte: de straf die Hij had aangekondigd, voerde Hij niet uit.

Door de ware bekering in de harten van de Ninevieten valt Gods genade hen ten deel en verandert hun eigen einde

Bestond er enige tegenspraak tussen Gods verandering van hart en Zijn toorn? Natuurlijk niet! Dit komt omdat er een reden was voor Gods tolerantie op dat bepaalde moment. Welke reden zou dit kunnen zijn? De reden die in de Bijbel staat: “Iedereen verliet het slechte pad” en “liet het geweld uit zijn handen varen”.

Dit “slechte pad” verwijst niet naar een handvol slechte daden, maar naar de slechte bron achter het gedrag van mensen. “Het slechte pad verlaten” betekent dat degenen in kwestie deze dingen nooit meer zullen doen. Met andere woorden, ze zullen zich nooit meer op deze slechte manier gedragen; de methode, de bron, het doel, de bedoeling en het principe van hun daden zijn allemaal veranderd; ze zullen nooit meer die methoden en principes gebruiken om genieting en geluk in hun harten te brengen. Het “laten varen” in “liet het geweld uit zijn handen varen” betekent neerleggen of terzijde werpen, volledig breken met het verleden en nooit meer terugkeren. Toen de inwoners van Nineve het geweld afzworen, bewees en vertegenwoordigde dit hun echte berouw. God kijkt zowel naar de buitenkant van de mensen als naar hun harten. Toen God het ware berouw zonder twijfel in de harten van de Ninevieten zag en ook opmerkte dat zij hun slechte wegen hadden verlaten en het geweld achter zich hadden gelaten, kwam er een verandering in Zijn hart. Dit wil zeggen dat het gedrag en de houding van deze mensen en de verschillende manieren om dingen te doen, evenals het ware berouw van hun zonden en de ware bekentenis in hun hart, God ertoe brachten Zijn hart te veranderen, Zijn voornemens te veranderen, Zijn beslissing in te trekken en hen niet te straffen of vernietigen. Zo bereikten de mensen van Nineve een ander einde. Ze redden hun eigen levens en verkregen tegelijkertijd Gods genade en verdraagzaamheid, waarop God ook Zijn toorn introk.

Gods genade en tolerantie Zijn niet zeldzaam – het ware berouw van de mens wel

Ongeacht hoe boos God op de Ninevieten was geweest, zodra ze een periode van vasten afkondigden en in zak en as liepen, verzachtte Zijn hart zich geleidelijk en begon Hij Zijn hart te veranderen. Toen Hij hun verkondigde dat Hij hun stad zou vernietigen – het moment voorafgaand aan hun belijdenis en berouw van hun zonden – was God nog steeds boos op hen. Toen ze eenmaal een aantal berouwvolle handelingen hadden verricht, veranderde Gods woede voor het volk van Nineve geleidelijk in genade en verdraagzaamheid. Er is niets tegenstrijdigs aan de samenvallende openbaring van deze twee aspecten van Gods gezindheid in dezelfde gebeurtenis. Hoe moet iemand dit gebrek aan tegenstrijdigheid opvatten en kennen? God heeft deze twee volstrekt tegengestelde dingen achtereenvolgens tot uitdrukking gebracht en geopenbaard toen het volk van Nineve zich bekeerde, waardoor mensen de echtheid en de onaantastbaarheid van Gods wezen konden zien. God gebruikte Zijn houding om mensen het volgende te vertellen: het is niet zo dat God mensen niet tolereert, of dat Hij hun geen genade wil tonen; het is dat ze zelden echt berouw tonen jegens God, en het is zeldzaam dat mensen echt het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen. Met andere woorden, wanneer God boos is op de mens, hoopt Hij dat deze in staat zal zijn echt berouw te tonen en hoopt Hij het ware berouw van de mens te zien, in welk geval Hij dan royaal Zijn genade en verdraagzaamheid aan de mens blijft schenken. Dit wil zeggen dat het slechte gedrag van de mens Gods toorn veroorzaakt, terwijl Gods barmhartigheid en verdraagzaamheid worden geschonken aan hen die naar God luisteren en oprecht berouw tonen tegenover Hem, en aan hen die het slechte pad kunnen verlaten en het geweld uit hun handen kunnen laten varen. Gods houding werd heel duidelijk onthuld in de manier waarop Hij de Ninevieten behandelde: Gods genade en verdraagzaamheid zijn helemaal niet moeilijk te verkrijgen; Hij verlangt iemands oprechte berouw. Zolang mensen het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen, zal God Zijn hart veranderen en Zijn houding ten opzichte van hen.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 116

De rechtvaardige gezindheid van de Schepper is echt en levendig

Waren Zijn genade en verdraagzaamheid onoprecht toen God Zijn hart veranderde voor het volk van Nineve? Natuurlijk niet! Wat laat de transformatie tussen deze twee aspecten van Gods gezindheid in dezelfde aangelegenheid je dan zien? Gods gezindheid is een volledig geheel; deze is totaal niet verdeeld. Ongeacht of Hij woede of genade en tolerantie tegenover mensen uitdrukt, zijn het allemaal uitingen van Zijn rechtvaardige gezindheid. Gods gezindheid is echt en levendig. Hij verandert Zijn gedachten en houdingen in overeenstemming met de ontwikkeling van de dingen. De transformatie van Zijn houding ten opzichte van de Ninevieten vertelt de mensheid dat Hij Zijn eigen gedachten en ideeën heeft; Hij is geen robot of geboetseerd beeld, maar de levende God Zelf. Hij zou boos kunnen zijn op de mensen van Nineve, net zoals Hij hun verleden kon vergeven naar aanleiding van hun houding; Hij zou kunnen beslissen om rampspoed over de Ninevieten te brengen, en Hij zou Zijn beslissing kunnen veranderen vanwege hun berouw. Mensen passen regels graag strikt toe en gebruiken zulke regels ook graag om God af te bakenen en te definiëren, net zoals ze er de voorkeur aan geven formules te gebruiken om Gods gezindheid te kennen. Volgens het rijk van het menselijk denken, denkt God daarom niet en heeft Hij ook geen inhoudelijke ideeën. In werkelijkheid transformeren Gods gedachten voortdurend naar aanleiding van veranderingen in dingen en in de omgeving; terwijl deze gedachten transformeren, zullen verschillende aspecten van Gods wezen worden onthuld. Op het moment dat God Zijn hart verandert tijdens dit transformatieproces, onthult Hij aan de mensheid de waarheid over het bestaan van Zijn leven, en onthult Hij dat Zijn rechtvaardige gezindheid echt en levendig is. Bovendien gebruikt God Zijn eigen ware openbaringen om de mensheid de waarheid van het bestaan van Zijn toorn, Zijn genade, Zijn goedertierenheid en Zijn tolerantie te bewijzen. Zijn wezen zal op enig moment en enige plaats worden onthuld in overeenstemming met de ontwikkeling van de dingen. Hij bezit de toorn van een leeuw en de genade en tolerantie van een moeder. Zijn rechtvaardige gezindheid mag door geen enkele persoon ter discussie gesteld, geschonden, veranderd of vervormd worden. Onder alle zaken en alle dingen kan Gods rechtvaardige gezindheid, dat wil zeggen Gods toorn en Gods genade, op enig moment en op enige plaats worden geopenbaard. Hij drukt deze aspecten levendig uit in alle hoeken en gaten van de natuur en voert ze levendig uit op elk moment. Gods rechtvaardige gezindheid wordt niet beperkt door tijd of ruimte, of met andere woorden, Gods rechtvaardige gezindheid wordt niet mechanisch uitgedrukt of geopenbaard naar gelang de grenzen van tijd of ruimte. In plaats daarvan wordt Gods rechtvaardige gezindheid vrijelijk uitgedrukt en geopenbaard op enig moment en enige plaats. Wanneer je ziet dat God Zijn hart verandert en Zijn woede niet meer uit en Zich onthoudt van het vernietigen van de stad Nineve, kun je dan zeggen dat God alleen genadig en liefdevol is? Kun je zeggen dat Gods toorn uit lege woorden bestaat? Wanneer God in brandende toorn ontsteekt en Zijn genade aan mensen onthoudt, kun je dan zeggen dat Hij geen ware liefde heeft voor de mensheid? God spreekt een felle toorn uit als reactie op slechte daden van mensen; Zijn toorn is feilloos. Gods hart wordt bewogen door het berouw van mensen, en het is dit berouw dat aldus Zijn hart verandert. Zijn bewogenheid, Zijn verandering van hart evenals Zijn genade en verdraagzaamheid jegens de mens zijn volkomen onberispelijk; ze zijn schoon, puur, smetteloos en onvervalst. Gods tolerantie is pure tolerantie; Zijn genade is pure genade. Zijn gezindheid zal toorn onthullen, evenals genade en verdraagzaamheid, in overeenstemming met het berouw van de mens en zijn verschillende gedrag. Wat Hij ook onthult en tot uitdrukking brengt, alles is zuiver; het is allemaal direct; het wezen ervan is verschillend van wat dan ook in de schepping. De principes van daden die God tot uitdrukking brengt, Zijn gedachten en ideeën of een bepaalde beslissing, evenals elke daad, zijn vrij van gebreken of onvolkomenheden. Zoals God besluit en zoals Hij handelt, zo voltooit Hij wat Hij onderneemt. Dit soort resultaten is nauwkeurig en foutloos omdat hun bron foutloos en smetteloos is. Gods toorn is onberispelijk. Op dezelfde manier zijn Gods genade en verdraagzaamheid, die geen enkel schepsel bezit, heilig en onberispelijk, en kunnen ze iedere vorm van ervaring en overleg doorstaan.

Zien jullie, nu jullie het verhaal van Nineve hebben begrepen, de andere kant van het wezen van Gods rechtvaardige gezindheid? Zien jullie de andere kant van Gods unieke rechtvaardige gezindheid? Heeft iemand onder de mensheid zo’n gezindheid? Heeft iemand zulke toorn als die van God? Bezit iemand genade en verdraagzaamheid als die van God? Wie in de schepping kan zoveel toorn oproepen en besluiten om de mensheid te vernietigen of rampspoed over haar af te roepen? En wie is gekwalificeerd om genade te schenken, de mens te tolereren en te vergeven en daardoor zijn beslissing om de mens te vernietigen te veranderen? De Schepper drukt Zijn rechtvaardige gezindheid uit door middel van Zijn eigen unieke methoden en principes; Hij is niet onderworpen aan de besturing of beperkingen van welke mensen, gebeurtenissen of dingen dan ook. Door Zijn unieke gezindheid is niemand in staat om Zijn gedachten en ideeën te veranderen, noch is wie dan ook in staat Hem te overtuigen en enige van Zijn beslissingen te veranderen. Het totale gedrag en de gedachten van de schepping vallen onder het oordeel van Zijn rechtvaardige gezindheid. Niemand kan bepalen of Hij toorn of genade uitoefent; alleen het wezen van de Schepper − of met andere woorden, de rechtvaardige gezindheid van de Schepper − kan dit beslissen. Dit is de unieke aard van de rechtvaardige gezindheid van de Schepper!

Wanneer we eenmaal de transformatie van Gods houding ten opzichte van de inwoners van Nineve hebben geanalyseerd en begrepen, zijn jullie dan in staat om het woord ‘uniek’ te gebruiken om de genade die je vindt in Gods rechtvaardige gezindheid te beschrijven? We hebben eerder gezegd dat Gods toorn één aspect is van het wezen van Zijn unieke rechtvaardige gezindheid. Nu zal ik twee aspecten definiëren, Gods toorn en Gods genade, als Zijn rechtvaardige gezindheid. Gods rechtvaardige gezindheid is heilig; deze is zowel niet te beledigen als onbetwistbaar; het is iets dat niemand bezit onder de geschapen of niet-geschapen wezens. Deze is zowel uniek als exclusief voor God. Dit wil zeggen dat Gods toorn heilig en niet te beledigen is. Op dezelfde manier is het andere aspect van Gods rechtvaardige gezindheid − Gods genade − heilig en niet te beledigen. Geen van de geschapen of niet-geschapen wezens kan God vervangen of vertegenwoordigen in Zijn daden, noch kan iemand Hem vervangen of vertegenwoordigen in de vernietiging van Sodom of de redding van Nineve. Dit is de ware uitdrukking van Gods unieke rechtvaardige gezindheid.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 117

De oprechte gevoelens van de Schepper voor de mensheid

Mensen zeggen vaak dat het niet gemakkelijk is om God te leren kennen. Ik zeg echter dat het kennen van God helemaal geen moeilijke zaak is, want God staat de mens vaak toe om getuige te zijn van Zijn daden. God heeft Zijn dialoog met de mensheid nooit beëindigd; Hij heeft Zich nooit voor de mens verborgen gehouden, noch heeft Hij Zich verstopt. Zijn gedachten, Zijn ideeën, Zijn woorden en Zijn daden zijn allemaal onthuld aan de mensheid. Daarom kan de mens, zolang hij God wenst te kennen, Hem door allerlei middelen en methoden leren begrijpen en kennen. De reden waarom de mens blindelings denkt dat God hem opzettelijk heeft gemeden, dat God Zich opzettelijk voor de mensheid heeft verborgen, dat God niet van plan is de mens toe te staan Hem te begrijpen en te kennen, is dat hij niet weet wie God is en God ook niet wenst te begrijpen; erger nog, hij houdt zich niet bezig met de gedachten, woorden of daden van de Schepper. … Eerlijk gezegd, als iemand alleen maar zijn vrije tijd gebruikt om zich op de woorden of daden van de Schepper te concentreren en deze te begrijpen, en wat aandacht schenkt aan de gedachten van de Schepper en de stem van Zijn hart, zal het niet moeilijk voor diegene zijn om zich te realiseren dat de gedachten, woorden en daden van de Schepper zichtbaar en transparant zijn. Op dezelfde manier zal het weinig moeite kosten om te beseffen dat de Schepper te allen tijde onder de mensen is, dat Hij altijd in gesprek is met de mens en met de gehele schepping, en dat Hij elke dag nieuwe daden verricht. Zijn wezen en gezindheid komen tot uitdrukking in Zijn dialoog met de mens; Zijn gedachten en ideeën worden volledig onthuld in Zijn daden; Hij begeleidt en observeert de mensheid te allen tijde. Hij spreekt stil met de mensheid en heel de schepping met Zijn stille woorden: Ik ben in de hemel en ik ben onder mijn schepselen. Ik waak; ik wacht; ik ben aan jullie zijde. … Zijn handen zijn warm en sterk; Zijn voetstappen zijn licht; Zijn stem is zacht en gracieus; Zijn vorm komt voorbij en keert zich om en omhelst de hele mensheid; Zijn gezicht is mooi en zachtaardig. Hij is nooit weggegaan en ook niet verdwenen. Van zonsopgang tot zonsondergang is Hij de constante metgezel van de mensheid die nooit van hun zijde wijkt. Zijn toegewijde zorg en speciale genegenheid voor de mensheid, evenals Zijn ware zorg en liefde voor de mens, werden beetje bij beetje getoond toen Hij de stad Nineve redde. In het bijzonder legde de uitwisseling tussen Jehova God en Jona bloot dat de Schepper medelijden had met de mensheid die Hij Zelf geschapen heeft. Door deze woorden kun je een diep begrip krijgen van Gods oprechte gevoelens voor de mensheid …

Het volgende staat opgetekend in het boek van Jona 4: 10-11: “Toen zei Jehova: ‘Jij hebt medelijden gehad met de wonderboom, waar je niets voor hebt hoeven doen. Die groeide vanzelf in één nacht op en is ook in één nacht vergaan. Waarom zou ik dan die grote stad Nineve niet sparen? Daarin wonen meer dan honderdtwintigduizend mensen die het verschil tussen hun rechter- en linkerhand niet weten. Bovendien is er ook nog veel vee.” Dit Zijn de echte woorden van Jehova God, een gesprek tussen Hem en Jona. Hoewel deze uitwisseling kort is, bruist het van de zorg van de Schepper voor de mensheid en Zijn tegenzin om de mensheid op te geven. Deze woorden drukken de ware houding en gevoelens uit die God in Zijn hart heeft voor Zijn schepping, en met deze duidelijk geformuleerde woorden, een soort woorden dat zelden door de mens wordt gehoord, verklaart God Zijn ware intenties voor de mensheid. Dit gesprek vertegenwoordigt een houding die God had tegenover de mensen van Nineve − maar wat voor houding is dit? Het is de houding die Hij tegenover de mensen van Nineve had vóór en na hun berouw. God behandelt de mensheid op dezelfde manier. In deze woorden kan men Zijn gedachten vinden, evenals Zijn gezindheid.

Welke gedachten van God worden geopenbaard in deze woorden? Als je zorgvuldig leest dan zie je onmiddellijk dat Hij het woord “medelijden” gebruikt; het gebruik van dit woord toont Gods ware houding tegenover de mensheid.

Als je naar de letterlijke betekenis kijkt, kunnen mensen het woord ‘medelijden’ op verschillende manieren interpreteren: ten eerste, liefhebben en beschermen, tederheid jegens iets voelen; ten tweede, er heel veel van houden; tenslotte, het geen pijn willen doen en evenmin kunnen verdragen om dat te doen. Kortom, het wijst op tedere genegenheid en liefde, evenals onwil om iemand of iets op te geven; het betekent Gods genade en verdraagzaamheid jegens de mens. Hoewel God een woord gebruikte dat gewoonlijk door mensen wordt gesproken, legt het gebruik van dit woord de stem van Gods hart en Zijn houding ten opzichte van de mensheid bloot.

Terwijl de stad Nineve vervuld was van mensen die net zo verdorven, kwaadaardig en gewelddadig waren als die van Sodom, zorgde hun berouw ervoor dat God Zijn hart veranderde en Hij besloot ze niet te vernietigen. Omdat hun reactie op Gods woorden en aanwijzingen een houding toonde die in schril contrast staat met die van de burgers van Sodom, en vanwege hun oprechte onderwerping aan God en oprechte berouw over hun zonden, evenals hun ware en oprechte gedrag in alle opzichten, toonde God nogmaals Zijn oprechte medelijden en verleende dit aan hen. Gods beloning en Zijn medelijden met de mensheid zijn onmogelijk voor wie dan ook om te evenaren; niemand kan Gods genade of verdraagzaamheid bezitten, noch Zijn oprechte gevoelens jegens de mensheid. Is er iemand die je een belangrijke man of vrouw, of zelfs een superman vindt, die van bovenaf, sprekend als een belangrijke man of vrouw vanaf een grote hoogte, zo’n soort verklaring zou afleggen aan de mensheid of de schepping? Welke mens is vertrouwd met de levensomstandigheden van de mensheid? Wie kan een last en verantwoordelijkheid dragen voor het bestaan van de mensheid? Wie is bevoegd om de vernietiging van een stad te verkondigen? En wie is bevoegd om een stad te vergeven? Wie kan zeggen dat hij zijn eigen creatie koestert? Alleen de Schepper! Alleen de Schepper heeft medelijden met deze mensheid. Alleen de Schepper toont deze mensheid tederheid en genegenheid. Alleen de Schepper heeft een echte, onverbreekbare genegenheid voor deze mensheid. Evenzo kan alleen de Schepper genade schenken aan deze mensheid en Zijn hele schepping koesteren. Zijn hart springt op en doet pijn bij elk van de daden van de mens: Hij is boos, bedroefd en verdrietig over het kwaad en de verdorvenheid van de mens; Hij is tevreden, vreugdevol, vergevingsgezind en juichend om het menselijke berouw en geloof; elk van Zijn gedachten en ideeën bestaat voor en draait om de mensheid; wat Hij is en heeft komt volledig tot uitdrukking voor de mensheid; al Zijn emoties zijn verweven met het bestaan van de mensheid. Omwille van de mensheid reist Hij rond en spoedt Hij Zich rond; Hij geeft stilletjes elk stukje van Zijn leven door; Hij wijdt elke minuut en seconde van Zijn leven aan de mensheid. … Hij heeft nooit geweten hoe Hij ontferming moest hebben over Zijn eigen leven, toch heeft Hij altijd ontferming gevoeld voor de door Hemzelf geschapen mensheid en deze gekoesterd. … Hij geeft alles wat Hij heeft aan deze mensheid. … Hij verleent Zijn genade en tolerantie onvoorwaardelijk en zonder een beloning te verwachten. Hij doet dit alleen zodat de mensheid kan blijven overleven voor Zijn ogen, en Zijn voorziening van het Leven ontvangt; Hij doet dit alleen zodat de mensheid zich ooit aan Hem zal kunnen onderwerpen en zal kunnen erkennen dat Hij degene is die het bestaan van de mens voedt en het leven van de hele schepping verzorgt.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 118

Jona 4 Maar daar was Jona helemaal niet van gediend en hij werd erg boos. Hij bad tot Jehova en zei: ‘Dat zei ik toch al, o Jehova, toen ik nog in mijn eigen land was? Daarom wilde ik eerder naar Tarsis uitwijken. Ik wist immers wel dat u een genadig en barmhartig God bent, lankmoedig, ontzettend vriendelijk en dat u mensen niet graag straft. Nu dan, o Jehova, neem mijn leven maar weg, want ik sterf liever – dan zo mijn leven voort te moeten zetten.’ Toen zei Jehova: ‘Ben je terecht boos?’ Jona ging de stad uit en ging ergens aan de oostkant van de stad zitten. Hij maakte daar een afdak zodat hij eronder in de schaduw kon zitten toekijken wat er met de stad zou gebeuren. En Jehova God liet een wonderboom boven Jona’s hoofd uit groeien. De schaduw van die boom zorgde ervoor dat hij zijn hartzeer vergat. Jona was heel erg blij met de wonderboom. Maar bij het aanbreken van de volgende dag liet God een worm de wonderboom aanvreten zodat die verdorde. En toen de zon opkwam, liet God ook nog eens een verzengende oostenwind opsteken. De zon brandde fel op Jona’s hoofd, zodat hij het niet meer uithield. Hij verlangde naar de dood en zei: ‘Ik sterf liever dan zo verder te moeten leven.’ Maar God zei tegen Jona: ‘Ben je terecht kwaad om de wonderboom?’ Hij zei: ‘Ik ben terecht kwaad, tot de dood toe.’ Toen zei Jehova: ‘Jij hebt medelijden gehad met de wonderboom, waar je niets voor hebt hoeven doen. Die groeide vanzelf in één nacht op en is ook in één nacht vergaan. Waarom zou ik dan die grote stad Nineve niet sparen? Daarin wonen meer dan honderdtwintigduizend mensen die het verschil tussen hun rechter- en linkerhand niet weten. Bovendien is er ook nog veel vee.”

De Schepper drukt Zijn ware gevoelens voor de mensheid uit

Dit gesprek tussen Jehova God en Jona is ongetwijfeld een uiting van de ware gevoelens van de Schepper voor de mensheid. Aan de ene kant informeert het mensen over het begrip van de Schepper van de hele schepping onder Zijn bevel; zoals Jehova God zei: “Waarom zou ik dan die grote stad Nineve niet sparen? Daarin wonen meer dan honderdtwintigduizend mensen die het verschil tussen rechts en links niet weten. Bovendien is er ook nog veel vee.” Met andere woorden, Gods begrip van Nineve was verre van oppervlakkig. Hij kende niet alleen het aantal levende wezens in de stad (inclusief mensen en vee), Hij wist ook hoeveel er geen onderscheid kenden tussen hun rechter- en linkerhand − dat wil zeggen, hoeveel kinderen en jongeren aanwezig waren. Dit is een concreet bewijs van Gods uitstekende begrip van de mensheid. Aan de andere kant informeert dit gesprek mensen over de houding van de Schepper ten opzichte van de mensheid, dat wil zeggen het gewicht van de mensheid in het hart van de Schepper. Het is net zoals Jehova God zei: “Jij hebt medelijden gehad met de wonderboom, waar je niets voor hebt hoeven doen. Die groeide vanzelf in één nacht op en is ook in één nacht vergaan. Waarom zou ik dan die grote stad Nineve niet sparen?” Dit Zijn Jehova’s verwijtende woorden jegens Jona, maar ze zijn allemaal waar.

Hoewel het aan Jona was toevertrouwd Jehova Gods woorden aan de mensen van Nineve te verkondigen, begreep hij de bedoelingen van Jehova God niet, noch begreep hij Zijn zorgen en verwachtingen voor de mensen van de stad. Met deze berisping bedoelde God aan Jona te zeggen dat de mensheid het product van Zijn eigen handen was, en dat God een nauwgezette inspanning had geleverd voor iedere persoon afzonderlijk; iedere persoon droeg Gods hoop in zich; iedereen genoot van de voorziening van Gods leven; voor elke persoon had God een zorgvuldige prijs betaald. Deze berisping liet Jona ook weten dat God de mensheid, het werk van Zijn eigen handen koesterde, net zoals Jona zelf de wonderboom koesterde. God zou hen in geen geval gemakkelijk in de steek laten maar zou tot het laatste moment wachten; bovendien waren er zoveel kinderen en onschuldige dieren in de stad. Nu Hij te maken had met deze jonge en onwetende producten van Gods schepping, die zelfs hun rechterhand niet van hun linkerhand konden onderscheiden, was God zoveel te minder in staat om hun leven te beëindigen en hun uitkomst zo haastig te bepalen. God hoopte hen te zien opgroeien; Hij hoopte dat ze niet dezelfde paden zouden bewandelen als hun oudsten, dat ze Jehova Gods waarschuwing niet opnieuw hoefden te horen, en dat ze zouden getuigen van het verleden van Nineve. Meer zelfs nog hoopte God om Nineve te zien nadat het berouw had gehad, om de toekomst van Nineve te zien na zijn berouw, en wat nog belangrijker is, om Nineve weer onder Gods genade te zien leven. Daarom waren in Gods ogen die schepselen die nog geen onderscheid konden maken tussen hun rechter- en linkerhand de toekomst van Nineve. Ze zouden het verachtelijke verleden van Nineve op zich nemen, net zoals ze de belangrijke taak zouden vervullen om getuigenis te geven van het verleden en de toekomst van Nineve onder leiding van Jehova God. In deze verklaring van Zijn ware gevoelens presenteerde Jehova God de genade van de Schepper voor de mensheid in zijn geheel. Het toonde aan de mensheid dat ‘de genade van de Schepper’ geen lege uitdrukking is, noch een lege belofte; deze heeft concrete principes, methoden en doelstellingen. Hij is waar en echt, en gebruikt geen onwaarheden of vermommingen, en op dezelfde manier wordt Zijn genade eindeloos aan de mensheid geschonken in elke periode en elk tijdperk. Tot op de dag van vandaag is de uitwisseling van de Schepper met Jona echter Gods enige, exclusieve mondelinge verklaring waarom Hij genade toont aan de mensheid, hoe Hij genade toont aan de mensheid, hoe tolerant Hij is tegenover de mensheid en wat Zijn ware gevoelens zijn voor de mensheid. Het beknopte gesprek van Jehova God drukt al Zijn gedachten uit voor de mensheid; het is een ware uitdrukking van de houding van Zijn hart ten opzichte van de mensheid, en het is ook een concreet bewijs van Zijn schenking van overvloedige genade aan de mensheid. Zijn genade wordt niet alleen verleend aan de oudere generaties van de mensheid; deze wordt ook toegekend aan de jongere leden van de mensheid, net zoals altijd het geval is geweest, van de ene generatie op de andere. Hoewel Gods toorn vaak in bepaalde hoeken en bepaalde tijdperken van de mensheid neerdaalt, is Gods genade nooit opgehouden. Met Zijn genade leidt en voert Hij de ene generatie van Zijn schepping na de volgende aan, voedt en koestert Hij de ene generatie van de schepping na de andere, omdat Zijn ware gevoelens voor de mensheid nooit zullen veranderen. Net zoals Jehova God zei: “Waarom zou ik … Nineve niet sparen?” Hij heeft Zijn eigen schepping altijd gekoesterd. Dit is de genade van de rechtvaardige gezindheid van de Schepper, en het is ook de pure uniekheid van de Schepper!

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 119

Vijf soorten mensen

Ik zal Gods volgelingen indelen in verschillende categorieën, afhankelijk van hun begrip van God en hun kennis van en ervaring met Zijn rechtvaardige gezindheid, zodat jullie het stadium kennen waar je op dit moment toe behoort evenals jullie huidige gestalte. Wat betreft hun kennis van God en hun begrip van Zijn rechtvaardige gezindheid, kunnen de verschillende stadia en gestaltes die mensen innemen over het algemeen in vijf typen worden verdeeld. Dit onderwerp is gebaseerd op het kennen van de unieke God en Zijn rechtvaardige gezindheid; Wanneer jullie de volgende inhoud lezen, moeten jullie daarom zorgvuldig proberen om erachter te komen hoeveel begrip en kennis jullie hebben met betrekking tot Gods uniekheid en Zijn rechtvaardige gezindheid, en dit dan gebruiken om te beoordelen in welk stadium jullie echt thuishoren, hoe groot jullie gestalte werkelijk is, en welk type persoon jullie echt zijn.

Het eerste type: de fase van de ingebakerde baby

Wat is een ingebakerde baby? Een ingebakerde baby is een baby die zojuist in deze wereld is gekomen, een pasgeboren baby. Op dat moment zijn mensen op hun kleinst en meest onvolwassen.

Mensen in deze fase bezitten in wezen geen besef of bewustzijn van zaken betreffende het geloof in God. Ze zijn verbijsterd en onwetend over alles. Deze mensen hebben misschien al heel lang of helemaal niet lang in God geloofd, maar hun verbijsterde en onwetende gesteldheid en hun ware gestalte plaatsen hen in het stadium van een ingebakerde baby. De precieze definitie van de omstandigheden van een ingebakerd kind is als volgt: hoe lang zo’n soort persoon ook in God heeft geloofd, hij zal altijd warrig, verward en eenvoudig denken; hij weet niet waarom hij in God gelooft, noch weet hij wie God is, noch kan hij God identificeren. Hoewel hij God volgt, is er geen exacte definitie van God in zijn hart, en kan hij niet bepalen of wie hij volgt, God is, laat staan of hij echt in God moet geloven en Hem moet volgen. Dit is de ware toestand van dit type mens. De gedachten van deze mensen zijn vertroebeld en eenvoudig gezegd bestaat hun geloof uit verwarring. Ze zijn altijd in een gesteldheid van verbijstering en leegte; warrigheid, verwarring en eenvoud is kort samengevat hun gesteldheid. Ze hebben het bestaan van God nooit gezien of gevoeld, en daarom is met hen praten over het kennen van God net zo nuttig als hen een boek laten lezen dat in hiërogliefen is geschreven; zij zullen het niet begrijpen of aannemen. Voor hen is God kennen hetzelfde als het horen van een fantasieverhaal. Terwijl hun gedachten misschien vertroebeld zijn, zijn ze ervan overtuigd dat het kennen van God een totale verspilling van tijd en moeite is. Dit is het eerste type persoon: een ingebakerde baby.

Het tweede type: de fase van de zogende baby

In vergelijking met een ingebakerde baby, heeft dit type persoon enige vooruitgang geboekt. Helaas hebben ze nog steeds geen enkel begrip van God. Ze missen nog steeds een duidelijk begrip van en inzicht in God, en ze zien niet erg duidelijk waarom ze in God zouden moeten geloven, maar in hun hart hebben ze hun eigen doel en heldere ideeën. Ze houden zich niet bezig met de vraag of het juist is om in God te geloven. De doelstelling en het doel dat zij zoeken door geloof in God is om te genieten van Zijn genade, om vreugde en vrede te hebben, om comfortabel te leven, om Gods zorg en bescherming te hebben en om te leven onder Gods zegeningen. Ze houden zich niet bezig met de mate waarin ze God kennen; ze hebben geen drang om begrip van God te zoeken, noch houden ze zich bezig met wat God aan het doen is of wat Hij wil doen. Ze zoeken er slechts blindelings naar zich te verheugen in Zijn genade en meer van Zijn zegeningen te verkrijgen; ze proberen deze honderdvoudig te ontvangen in het huidige tijdperk en het eeuwige leven in het komende tijdperk. Hun gedachten, bestedingen en toewijding, evenals hun lijden, hebben allemaal hetzelfde doel: Gods genade en zegeningen verkrijgen. Ze hebben geen aandacht voor iets anders. Dit type personen is er alleen zeker van dat God hen veilig kan bewaren en Zijn genade aan hen kan schenken. Je kunt zeggen dat ze niet geïnteresseerd zijn in en niet erg duidelijk weten waarom God de mens wil redden of welk resultaat God met Zijn woorden en werk wil bereiken. Ze hebben nooit moeite gedaan om Gods wezen en rechtvaardige gezindheid te kennen, noch kunnen ze de interesse daarvoor opbrengen. Ze hebben geen zin om op deze dingen te letten en willen ze ook niet kennen. Ze willen niet vragen naar Gods werk, Gods eisen aan de mens, Gods wil of wat dan ook dat betrekking heeft op God, en het is voor hen te veel gevraagd om naar deze dingen te vragen. Dit komt omdat zij geloven dat deze zaken niets te maken hebben met hun plezier in Gods genade; ze houden zich alleen bezig met een God die genade kan schenken en die gerelateerd is aan hun persoonlijke belangen. Ze hebben helemaal geen interesse in iets anders, en dus kunnen ze de realiteit van de waarheid niet binnengaan, ongeacht hoeveel jaar ze in God hebben geloofd. Zonder dat iemand hen vaak water geeft of voedt, is het voor hen moeilijk om verder te gaan op het pad van het geloof in God. Als ze niet kunnen genieten van hun vroegere vreugde en vrede of Gods genade genieten, zijn ze nogal onderhevig aan terugkrabbelen. Dit is het tweede type persoon: de persoon die leeft in het stadium van het gespeende kind.

Het derde type: de fase van het gespeende kind, ofwel het stadium van het jonge kind

Deze groep mensen heeft een duidelijk bewustzijn. Deze mensen weten dat het genieten van Gods genade niet betekent dat zij zelf echte ervaring bezitten; ze zijn zich ervan bewust dat als ze nooit moe worden van het zoeken naar vreugde en vrede, van het zoeken naar genade, of als ze kunnen getuigen door het delen van hun ervaring van het genieten van Gods genade of door het prijzen van God vanwege de zegeningen die Hij hen heeft geschonken, deze dingen niet betekenen dat ze het leven bezitten, noch dat ze de realiteit van de waarheid bezitten. Beginnend vanuit hun bewustzijn, houden ze op met het koesteren van wilde hoop dat ze louter vergezeld zullen worden door Gods genade; in plaats daarvan, terwijl ze genieten van Gods genade, willen ze tegelijkertijd iets voor God doen; ze zijn bereid om hun plicht te vervullen, om een beetje ontbering en vermoeidheid te doorstaan, om enige mate van samenwerking met God te hebben. Omdat hun streven in hun geloof in God echter te verwaterd is, omdat de individuele intenties en verlangens die ze herbergen te sterk zijn, omdat hun gezindheid te wild arrogant is, is het erg moeilijk voor hen om aan Gods verlangen tegemoet te komen of om loyaal te zijn aan God; daarom kunnen ze hun individuele wensen vaak niet uitvoeren of hun beloften aan God nakomen. Ze bevinden zich vaak in een tegenstrijdige gesteldheid: ze willen God heel graag in de grootst mogelijke mate tevreden stellen, maar toch gebruiken ze al hun macht om zich tegen Hem te verzetten; ze leggen vaak geloften af aan God, maar onttrekken zich snel aan hun eed. Nog vaker bevinden ze zich in andere tegenstrijdige gesteldheden: ze geloven oprecht in God en toch ontkennen ze Hem en alles wat van Hem komt; ze hopen vurig dat God hen zal verlichten, leiden, voorzien en helpen, maar toch zoeken ze hun eigen uitweg. Ze willen God begrijpen en kennen, maar toch zijn ze niet bereid om dicht bij Hem te komen. In plaats daarvan mijden ze God altijd; hun harten zijn gesloten voor Hem. Hoewel ze een oppervlakkig begrip en ervaring hebben van de letterlijke betekenis van Gods woorden en van de waarheid, en een oppervlakkig concept van God en waarheid, kunnen ze onbewust nog steeds niet bevestigen of bepalen of God de waarheid is; ze kunnen niet bevestigen of God echt rechtvaardig is; noch kunnen zij de echtheid van Gods gezindheid en wezen bepalen, laat staan Zijn ware bestaan. Hun geloof in God bevat altijd twijfels en misverstanden, en het bevat ook ideeën en opvattingen. Terwijl ze genieten van Gods genade, ervaren of praktiseren ze ook met tegenzin sommige waarheden waarvan zij geloven dat ze haalbaar zijn, om hun geloof te verrijken, om hun ervaring in het geloof in God te vergroten, om hun begrip van geloven in God te verifiëren, ter bevrediging van hun ijdelheid over het wandelen op het levenspad dat zij zelf hebben ingesteld en het bereiken van een rechtvaardige zaak van de mensheid. Tegelijkertijd doen ze deze dingen ook om hun eigen verlangen naar het verwerven van zegeningen te bevredigen, om een gok te wagen zodat ze grotere zegeningen van de mensheid kunnen dragen, om het ambitieuze streven en de levenslange wens te bereiken om niet te rusten tot zij God verkregen hebben. Deze mensen zijn zelden in staat om Gods verlichting te verkrijgen, want hun verlangen en hun voornemen om zegeningen te ontvangen zijn voor hen te belangrijk. Ze talen er niet naar om dit op te geven en zouden dat ook niet over hun hart kunnen verkrijgen. Ze zijn bang de motivatie om in God te geloven te verliezen zonder het verlangen om zegeningen te krijgen, zonder de lang gekoesterde ambitie om niet te rusten voordat ze God hebben verkregen. Daarom willen ze de realiteit niet onder ogen zien. Ze willen Gods woorden of Gods werk niet onder ogen zien. Ze willen Gods gezindheid of wezen niet onder ogen zien, laat staan dat ze het onderwerp van het kennen van God ter sprake willen brengen. Dit komt omdat wanneer God, Zijn wezen en Zijn rechtvaardige gezindheid hun verbeelding vervangen, hun dromen in rook zullen opgaan; hun zogenaamd pure geloof en ‘verdiensten’, opgespaard door jarenlang nauwgezet werk, zullen verdwijnen en niets meer waard zijn; hun ‘territorium’ dat ze in de loop van de jaren met hun zweet en bloed hebben veroverd, zal op instorten staan. Dit zal betekenen dat hun vele jaren van hard werken en inspanning nutteloos zijn geweest, dat ze opnieuw met niets moeten beginnen. Dit is de moeilijkste pijn voor hen om in hun hart te verdragen, en het is het resultaat dat zij het minst wensen te zien; daarom zijn ze altijd opgesloten in dit soort patstelling en weigeren ze terug te keren. Dit is het derde type persoon: de persoon die leeft in het stadium van het gespeende kind.

De drie soorten mensen die hierboven zijn beschreven – met andere woorden, de mensen die in deze drie stadia leven – hebben geen echt geloof in Gods identiteit en status of in Zijn rechtvaardige gezindheid, noch hebben ze enige duidelijke, definitieve erkenning of bevestiging van deze dingen. Daarom is het erg moeilijk voor deze drie soorten mensen om de realiteit van de waarheid binnen te gaan, en het is ook moeilijk voor hen om Gods genade, verlichting of illuminatie te ontvangen, omdat de manier waarop zij in God geloven en hun verkeerde houding ten opzichte van God het voor Hem onmogelijk maakt om werk in hun harten te verrichten. Hun twijfels, misvattingen en verbeeldingen met betrekking tot God hebben hun geloof en kennis van God overtroffen. Dit zijn drie soorten mensen die erg veel risico lopen en vormen drie zeer gevaarlijke stadia. Wanneer iemand een houding van twijfel houdt tegenover God, Gods wezen, Gods identiteit, de kwestie of God de waarheid is en de echtheid van Zijn bestaan, en niet zeker van deze dingen kan zijn, hoe kan iemand dan alles accepteren wat van God komt? Hoe kan iemand het feit accepteren dat God de waarheid, de weg en het leven is? Hoe kan iemand Gods tuchtiging en oordeel accepteren? Hoe kan iemand Gods redding accepteren? Hoe kan zo iemand Gods ware leiding en voorziening verkrijgen? Degenen die in deze drie fasen verkeren, kunnen zich verzetten tegen God, oordelen over God, God lasteren of God op enig moment verraden. Ze kunnen de ware weg en God op ieder moment verlaten. Je kunt zeggen dat mensen in deze drie stadia in een kritieke periode zitten, want ze zijn niet op het juiste spoor gekomen om in God te geloven.

Het vierde type: de fase van het volwassen wordende kind, ofwel de kindertijd

Nadat iemand is gespeend, dat wil zeggen, nadat men een ruime hoeveelheid genade heeft genoten, begint men te onderzoeken wat het betekent om in God te geloven, om verschillende vragen te willen begrijpen, zoals waarom de mens leeft, hoe de mens moet leven en waarom God Zijn werk aan de mens uitvoert. Wanneer deze onduidelijke gedachten en verwarde gedachtepatronen bij hen naar boven komen en in hen bestaan, ontvangen ze voortdurend bewatering en zijn ze ook in staat om hun plicht te vervullen. Gedurende deze periode hebben ze geen twijfels meer over de waarheid van Gods bestaan, en hebben ze een nauwkeurig begrip van wat het betekent om in God te geloven. Op dit fundament hebben ze een geleidelijke kennis van God en krijgen ze geleidelijk een aantal antwoorden op hun onduidelijke gedachten en verwarde gedachtepatronen over Gods gezindheid en wezen. Wat betreft hun veranderingen in gezindheid en hun kennis van God, beginnen mensen in deze fase het juiste pad te bewandelen en gaan ze een overgangsperiode in. In deze fase beginnen mensen leven te ontvangen. Duidelijke aanwijzingen van het bezit van leven zijn de geleidelijke oplossing van de verschillende vragen met betrekking tot het kennen van God die mensen in hun hart hebben – misverstanden, verbeeldingen, opvattingen en vage definities van God – dat ze niet alleen werkelijk in de echtheid van Gods bestaan geloven en deze kennen, maar dat ze ook een nauwkeurige definitie van God krijgen en in hun hart de juiste plaats voor God hebben, dat waarachtig volgen van God hun vage geloof vervangt. Tijdens deze fase leren mensen geleidelijk hun misvattingen tegenover God en hun verkeerde bezigheden en manieren van geloven kennen. Ze beginnen naar de waarheid te hunkeren, ze hunkeren naar het ervaren van Gods oordeel, kastijding en discipline, hunkeren naar een verandering in hun gezindheid. Ze verlaten geleidelijk alle soorten opvattingen en verbeeldingen van God in deze fase; tegelijkertijd veranderen en corrigeren ze hun onjuiste kennis van God en verkrijgen ze wat correcte fundamentele kennis van God. Hoewel een deel van de kennis waarover mensen in deze fase beschikken niet al te specifiek of nauwkeurig is, laten ze op zijn minst geleidelijk aan hun opvattingen, verkeerde kennis en misverstanden over God varen; ze handhaven niet langer hun eigen opvattingen en fantasieën ten opzichte van God. Ze beginnen te leren hoe dingen op te geven – dingen verkregen uit hun eigen opvattingen, van kennis en van Satan; ze worden bereid om zich te onderwerpen aan correcte en positieve dingen, zelfs aan dingen die voortkomen uit Gods woorden en in overeenstemming zijn met de waarheid. Ze beginnen ook te proberen om Gods woorden te ervaren, persoonlijk Zijn woorden te kennen en uit te voeren, Zijn woorden te accepteren als de beginselen van hun daden en als basis om hun gezindheid te veranderen. Tijdens deze periode accepteren mensen onbewust Gods oordeel en tuchtiging, accepteren ze onbewust Gods woorden als hun leven. Terwijl ze Gods oordeel en tuchtiging accepteren en Gods woorden accepteren, worden ze zich steeds meer bewust en kunnen ze aanvoelen dat de God waar ze in hun hart in geloven werkelijk bestaat. In Gods woorden, hun ervaringen en hun leven, voelen ze steeds meer dat God altijd de leiding heeft gehad over het lot van de mens, de mens heeft geleid en voor de mens heeft voorzien. Door hun omgang met God bevestigen zij geleidelijk aan Gods bestaan. Daarom, voordat ze het beseffen, hebben ze al onbewust ingestemd met en vast geloofd in Gods werk, en hebben ze Gods woorden goedgekeurd. Als mensen eenmaal Gods woorden goedkeuren en Gods werk goedkeuren, verloochenen zij zichzelf onophoudelijk, verloochenen hun eigen opvattingen, verloochenen hun eigen kennis, verloochenen hun eigen fantasieën en proberen tegelijkertijd onophoudelijk te zoeken naar wat de waarheid en wat Gods wil is. De kennis van mensen over God is vrij oppervlakkig tijdens deze periode van ontwikkeling – ze zijn zelfs niet in staat om deze kennis duidelijk uit te drukken in woorden, noch kunnen ze er specifiek over uitweiden – en ze hebben alleen een scherpzinnig begrip; echter, in tegenstelling tot de voorgaande drie fasen, hebben de onvolwassen levens van mensen in deze periode al bewatering en de toevoer van Gods woorden gekregen en zijn ze al begonnen te ontspruiten. Het is als een in de grond begraven zaadje; na het verkrijgen van vocht en voedingsstoffen zal het uit de grond opkomen; zijn ontkiemen vertegenwoordigt de geboorte van een nieuw leven. Met deze geboorte van een nieuw leven kan iemand een glimp opvangen van de indicaties van het leven. Met het leven zullen mensen daardoor groeien. Daarom zal op deze fundamenten – geleidelijk op weg op het juiste pad van het geloof in God, het opgeven van hun eigen opvattingen, het verkrijgen van Gods leiding – het leven van mensen onvermijdelijk stap voor stap groeien. Op welke basis wordt deze groei gemeten? Deze wordt gemeten naar hun ervaring met Gods woorden en hun ware begrip van Gods rechtvaardige gezindheid. Hoewel ze het heel moeilijk vinden om hun eigen woorden te gebruiken om hun kennis van God en Zijn wezen nauwkeurig te beschrijven tijdens deze groeiperiode, is deze groep mensen niet langer subjectief bereid plezier na te streven door het genieten van Gods genade, of om hun doel achter het geloven in God na te streven, namelijk het verkrijgen van Zijn genade. In plaats daarvan zijn ze bereid om te proberen naar Gods woord te leven, om een voorwerp van Gods redding te worden. Bovendien bezitten ze het vertrouwen en zijn ze klaar om Gods oordeel en tuchtiging te accepteren. Dit is het kenmerk van een persoon in de fase van groei.

Hoewel mensen in deze fase enige kennis hebben van Gods rechtvaardige gezindheid, is deze kennis erg vaag en onduidelijk. Terwijl ze dit niet duidelijk kunnen uitwerken, hebben ze het gevoel dat ze intern al iets hebben gewonnen, want ze hebben een zekere mate van kennis en begrip van Gods rechtvaardige gezindheid verkregen door Gods tuchtiging en oordeel; het is echter allemaal tamelijk oppervlakkig en het bevindt zich nog in een elementaire fase. Deze groep mensen heeft een concreet gezichtspunt waarmee ze Gods genade benaderen. Dit gezichtspunt komt tot uiting in de veranderingen van de doelstellingen die zij nastreven en de manier waarop zij deze nastreven. Ze hebben al gezien – in Gods woorden en werk, in allerlei soorten eisen die Hij stelt aan de mens en in Zijn openbaringen van de mens – dat als ze nog steeds de waarheid niet nastreven, als ze nog steeds niet proberen de realiteit na te streven, als ze nog steeds niet proberen God tevreden te stellen en te kennen terwijl zij Zijn woorden ervaren, dat zij dan de betekenis van het geloven in God zullen verliezen. Ze zien dat, hoezeer ze ook genieten van Gods genade, ze hun gezindheid niet kunnen veranderen, God niet tevreden kunnen stellen en Hem niet kunnen kennen, en dat als mensen voortdurend leven onder Gods genade, ze nooit groei zullen bereiken, nooit leven zullen krijgen en nooit in staat zullen zijn om redding te ontvangen. Kortom, als iemand Gods woorden niet echt kan ervaren en God niet door Zijn woorden kan kennen, zal hij eeuwig in de fase van een heel jong kind blijven en nooit een enkele stap voorwaarts nemen in de groei van zijn leven. Als je voor altijd in de fase van een heel jong kind leeft, als je nooit de realiteit van Gods woord binnengaat, als je nooit Gods woord ervaart als je leven, als je nooit het ware geloof en kennis van God bezit, is het dan mogelijk dat je door God compleet gemaakt wordt? Iedereen die de realiteit van Gods woord binnengaat, iedereen die Gods woord als zijn leven aanvaardt, iedereen die begint met het accepteren van Gods tuchtiging en oordeel, iedereen wiens verdorven gezindheid begint te veranderen, en iedereen die een hart heeft dat hunkert naar waarheid, heeft daarom een verlangen om God te kennen, heeft een verlangen om Gods redding te accepteren – deze mensen zijn degenen die echt het leven bezitten. Dit is echt het vierde type persoon, het volwassen wordende kind, de persoon in de fase van de kindertijd.

Het vijfde type: de fase van het volwassen leven, ofwel de volwassen fase

Nadat ze de dribbelfase van de kindertijd hebben meegemaakt, deze groeifase vol herhaalde kenteringen, zijn de levens van mensen al gestabiliseerd, houden hun stappen vooruit niet langer op en is niemand in staat om hen nog te belemmeren. Hoewel het pad dat voor hen ligt nog ruw en ruig is, zijn ze niet langer zwak of angstig; ze struikelen niet langer vooruit en raken niet langer gedesoriënteerd. Hun fundamenten zijn diep geworteld in de echte ervaring van Gods woord. Hun harten zijn aangetrokken door Gods waardigheid en grootheid. Ze hunkeren ernaar om Gods voetstappen te volgen, Gods wezen te kennen, God in Zijn geheel te kennen.

Mensen in deze fase weten al duidelijk in wie ze geloven en ze weten duidelijk waarom ze in God moeten geloven en wat de betekenis is van hun eigen individuele leven; ze weten ook duidelijk dat alles wat God uitdrukt de waarheid is. In hun vele jaren van ervaring beseffen ze dat men zonder Gods oordeel en tuchtiging nooit in staat zal zijn om God tevreden te stellen of te kennen, noch ooit echt in staat zal zijn om voor God te verschijnen. Binnen de individuele harten van deze mensen is een sterk verlangen om door God te worden beproefd, om Gods rechtvaardige gezindheid te zien terwijl men wordt beproefd, om een zuiverder liefde te bereiken, en tegelijkertijd in staat te zijn God echter te begrijpen en te kennen. Degenen die tot deze fase behoren, hebben van de fase van het jonge kind al volledig afscheid genomen, de fase van het genieten van Gods genade en het eten van brood en het gevuld zijn. Ze hebben niet langer de buitenissige hoop dat God hen zal tolereren en hun genade zal betonen; integendeel, zij vertrouwen er op Gods onophoudelijke tuchtiging en oordeel te ontvangen en hopen daarop, om zich zo te scheiden van hun verdorven gezindheid en God tevreden te stellen. Hun kennis van God, hun bezigheden of de uiteindelijke doelen van hun bezigheden: deze dingen zijn allemaal heel duidelijk in hun hart. Daarom hebben mensen in de volwassen fase al volledig afscheid genomen van de fase van vaag geloof, de fase waarin ze vertrouwen op genade voor redding, de fase van het onvolwassen leven dat niet bestand is tegen beproevingen, de fase van vaagheid, de fase van tasten, de fase van vaak geen pad hebben om te bewandelen, de onstabiele periode van afwisselend plotselinge hitte en kou, en de fase waarin men God volgt met toegedekte ogen. Zo iemand ontvangt vaak Gods verlichting en illuminatie en houdt zich vaak bezig met ware omgang en communicatie met God. Men kan zeggen dat mensen die in deze fase leven al een deel van Gods wil begrepen hebben; ze zijn in staat om de principes van de waarheid te vinden in alles wat ze doen; ze weten hoe Gods verlangen te bevredigen. Bovendien hebben ze ook het pad gevonden om God te kennen en zijn ze begonnen te getuigen van hun kennis van God. Tijdens het proces van geleidelijke groei hebben ze een geleidelijk begrip en kennis van Gods wil, van Gods wil in het scheppen van de mensheid, van Gods wil in het beheren van de mensheid; daarnaast hebben zij ook geleidelijk begrip en kennis van Gods rechtvaardige gezindheid als het om de hoofdzaak gaat. Geen enkele menselijke opvatting of verbeelding kan deze kennis vervangen. Hoewel men niet kan zeggen dat iemands leven in de vijfde fase volledig volwassen is en deze persoon niet rechtvaardig of volledig genoemd kan worden, heeft zo iemand al een stap gezet naar de fase van volwassenheid in het leven; zo’n persoon is al in staat om voor God te verschijnen, om oog in oog te staan met Gods woord en oog in oog met God. Omdat zulk soort mensen zoveel van Gods woord hebben ervaren, ontelbare beproevingen hebben meegemaakt en ontelbare voorbeelden van discipline, oordeel en tuchtiging van God hebben ervaren, is hun onderwerping aan God niet relatief maar absoluut. Hun kennis van God is getransformeerd van onderbewuste naar heldere en precieze kennis, van oppervlakkig naar diep, van wazig en vaag naar nauwgezet en tastbaar, en van zwaar geklungel en passief gezoek zijn ze overgegaan naar moeiteloze kennis en proactief getuigen. Men kan zeggen dat mensen in deze fase de realiteit van de waarheid van Gods woord bezitten, dat zij een pad naar vervolmaking zijn ingeslagen zoals dat van Petrus. Dit is het vijfde type persoon, iemand die leeft in een staat van volwassen zijn – de volwassen fase.

uit ‘God Zelf, de unieke II’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Vorige: God kennen 2

Volgende: God kennen 4

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Wat is jouw begrip van God?

Mensen geloven al heel lang in God, toch hebben de meesten geen begrip van dit woord ‘God’. Ze volgen gewoon de meute zonder verder benul....

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek

Neem contact op via Messenger